EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012PC0548

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 273/2004 inzake drugsprecursoren

/* COM/2012/0548 final - 2012/0261 (COD) */

52012PC0548

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EG) nr. 273/2004 inzake drugsprecursoren /* COM/2012/0548 final - 2012/0261 (COD) */


TOELICHTING

1.           ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Algemene context

Veel chemische stoffen worden bij een grote verscheidenheid aan belangrijke industriële processen (bv. bij de synthese van kunststoffen, farmaceutica, cosmetica, parfums, detergenten en aroma's) gebruikt en op regionale en mondiale markten verhandeld voor deze legale toepassingen. Sommige van deze chemische stoffen kunnen echter worden misbruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen. Voor een legaal doel geproduceerde chemische stoffen die kunnen worden misbruikt voor de illegale productie van drugs worden drugsprecursoren genoemd.

Drugsprecursoren worden zelden geproduceerd door de criminelen die ze willen gebruiken voor de illegale vervaardiging van drugs, omdat er in veel gevallen een aanzienlijke industriële infrastructuur nodig is voor de productie ervan. Daarom proberen criminelen misbruik te maken van de legale handel in deze stoffen.

Vanwege de belangrijke legitieme toepassingen ervan is de handel in drugsprecursoren op zich niet verboden. Om evenwel misbruik ervan voor de illegale productie van drugs te voorkomen, is op internationaal niveau een specifiek regelgevingskader opgezet op grond van artikel 12 van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen (hierna "VN-verdrag van 1988"). De Europese Unie is partij bij het verdrag en is haar verplichtingen nagekomen door middel van Verordening (EG) nr. 273/2004 voor wat het toezicht op de handel in drugsprecursoren binnen de EU betreft en Verordening (EG) nr. 111/2005 voor wat de buitenlandse handel betreft. Het EU-regelgevingskader voorziet in het toezicht op en de controle van de legitieme handel in drugsprecursoren. Marktdeelnemers, d.w.z. fabrikanten, distributeurs, makelaars, importeurs, exporteurs en groothandelaren van chemische stoffen die zich bezighouden met de legitieme handel in drugsprecursoren, zijn verplicht maatregelen te nemen tegen diefstal, hun klanten te controleren, verdachte transacties op te sporen en de autoriteiten daarvan in kennis te stellen. Dit partnerschap tussen industrie en autoriteiten is van cruciaal belang voor de goede werking van het regelgevingskader.

Overheidsinstanties zien erop toe dat bedrijven die met drugsprecursoren werken hun verplichtingen uit hoofde van de wetgeving nakomen, door het uitvoeren van inspecties ter plaatse en via administratieve procedures zoals het verlenen van vergunningen en registraties.

Motivering en doel van het voorstel

Drugshandelaars kopen de drugsprecursoren die zij nodig hebben aan in verschillende delen van de wereld en maken gebruik van de zwakke punten in de controle. Dit voorstel beoogt een specifiek zwak punt aan te pakken dat is geconstateerd in de Europese Unie nadat grote hoeveelheden azijnzuuranhydride, de belangrijkste drugsprecursor van heroïne uit de interne handel in de EU werden weggesluist voor de illegale productie van drugs: in 2008 vond wereldwijd 75 % van de inbeslagnamen in de EU plaats. Heroïnegebruik draagt sinds de jaren zeventig bij tot de volksgezondheidsproblemen in Europa. Het is nog steeds de belangrijkste factor in het tot morbiditeit en mortaliteit leidende drugsgebruik in de Europese Unie.

Hoewel de in de EU in beslag genomen hoeveelheden azijnzuuranhydride sinds 2008 zeer aanzienlijk zijn gedaald, blijft het INCB[1] in zijn jaarverslagen vermelden dat de Europese wettelijke controlemaatregelen niet strikt genoeg zijn om te voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van de handel binnen de EU in de belangrijkste precursor voor heroïne.

Op 7 januari 2010 heeft de Europese Commissie een verslag betreffende de uitvoering en de werking van de bestaande EU-wetgeving inzake drugsprecursoren[2] vastgesteld, waarin werd geconcludeerd dat de wetgeving in het algemeen goed functioneert, maar ook enkele zwakke punten werden aangewezen en aanbevelingen werden gedaan om deze aan te pakken[3].

Door Verordening (EG) nr. 273/2004 te wijzigen, maakt dit voorstel werk van de aanbeveling uit het verslag van de Commissie om de preventie van het misbruik van de interne handel in de EU in azijnzuuranhydride, de belangrijkste drugsprecursor voor heroïne, te verbeteren door de registratieverplichting, tot dusver alleen van toepassing op marktdeelnemers die azijnzuuranhydride in de handel brengen, uit te breiden zodat deze ook gaat gelden voor gebruikers van de stof, en door de geharmoniseerde registratiebepalingen te verbeteren om voor een robuuster gelijk speelveld te zorgen waarmee de interne markt in stand wordt gehouden en wordt voorkomen dat afwijkende nationale maatregelen worden ingevoerd.

Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie

Dit voorstel is volledig in overeenstemming met de doelstellingen van de EU-drugsstrategie 2005-2012[4] en het EU-drugsactieplan (2009-2012)[5], waarin tot doel wordt gesteld het misbruik van en de illegale handel binnen of via de Unie in voor de productie van illegale drugs gebruikte drugsprecursoren terug te dringen.

Het drugsvraagstuk is complex en vergt daarom een multidisciplinaire aanpak waarin het terugdringen van de vraag en het verminderen van het aanbod worden gecombineerd[6]. Het voorkomen van misbruik en illegale verhandeling van drugsprecursoren is gericht op het verminderen van het aanbod van illegale drugs – waarbij het uiteindelijke doel is de EU-burgers een hoog niveau van gezondheidsbescherming, welzijn en sociale samenhang te bieden door het voorkomen en terugdringen van drugsgebruik, in overeenstemming met de EU-drugsstrategie. De diensten van de Europese Commissie voeren momenteel een evaluatie uit van de EU-drugsstrategie voor de periode 2005-2012, ter voorbereiding op de EU-drugsstrategie vanaf 2013[7]. Deze evaluatie plaatst echter geen vraagtekens bij de pijler "verminderen van het aanbod" (waaronder ook het voorkomen van misbruik van drugsprecursoren valt) en aangezien de Unie partij is bij artikel 12 van het VN-verdrag van 1988 is zij in ieder geval gehouden te streven naar voorkoming van misbruik van drugsprecursoren.

Een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid is een grondbeginsel van het Verdrag, dat gewaarborgd moet worden bij het opstellen en uitvoeren van alle beleidslijnen en activiteiten van de EU. De controle op misbruik van drugsprecursoren draagt bij tot de bescherming van de menselijke gezondheid, in het bijzonder op het gebied van de schade aan de gezondheid door drugsgebruik, waar het Verdrag de Unie oproept het optreden van de lidstaten ter preventie van drugsgebruik aan te vullen[8].

Het initiatief is bovendien ook in overeenstemming met het beginsel van het Verdrag dat de Unie ernaar streeft een hoog niveau van veiligheid te waarborgen, door middel van maatregelen ter voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en maatregelen inzake coördinatie en samenwerking tussen de politiële en andere bevoegde autoriteiten[9].

2.           RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

Raadpleging van belanghebbende partijen, bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

De diensten van de Commissie hebben in 2009 en begin 2010 alle belanghebbenden geraadpleegd over de uitvoering van Verordening (EG) nr. 273/2004 en hun bevindingen neergelegd in een verslag aan het Europees Parlement en de Raad, dat op 7 januari 2010 is vastgesteld[10]. In mei 2010 heeft de Raad conclusies vastgesteld over het verslag van de Commissie, waarin het belang wordt erkend van een voortdurende actieve samenwerking tussen de autoriteiten en de industrie en een betere uitvoering van de Europese wetgeving. De Raad heeft de Commissie verzocht een werkprogramma op te stellen om in samenwerking met lidstaten de aangewezen zwakke punten in de wetgeving aan te pakken en vóór het einde van 2011 wetswijzigingen voor te stellen waarvan nauwkeurig is nagegaan wat de gevolgen zijn voor de autoriteiten in de lidstaten en de marktdeelnemers[11].

Vervolgens heeft de Commissie zes mogelijke beleidsopties ontwikkeld (zie het volgende punt voor de details) en deze besproken met de lidstaten en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven tijdens een bijzondere bijeenkomst van de werkgroep drugsprecursoren in juni 2010.

De lidstaten en belanghebbenden uit de industrie zijn verder over de zes opties geraadpleegd door middel van een schriftelijke raadpleging, uitgevoerd van 23 juli tot en met 18 oktober 2010. Er zijn drie belangrijke doelgroepen aangewezen: fabrikanten en handelaren (marktdeelnemers), eindgebruikers en bevoegde instanties van de lidstaten. Bovendien is van 1 oktober 2007 tot en met 24 november 2010 een raadpleging van kleine en middelgrote bedrijven uitgevoerd via het Enterprise Europe Network, om ervoor te zorgen dat de belangen van een specifieke doelgroep – de eindgebruikers van drugsprecursoren, waarvan de meeste kleine en middelgrote bedrijven zijn – in aanmerking werden genomen.

Ten slotte heeft de Commissie een externe adviseur opdracht gegeven de aan elk van de beleidsopties verbonden administratieve kosten voor bedrijven en instanties uitvoerig te beoordelen.

Effectbeoordeling

Aangezien de belangrijkste probleemfactor wordt gevormd door de ontoereikende controle door de bevoegde instanties over alle bij de legitieme handel in drugsprecursoren betrokken economische actoren, hebben alle onderzochte beleidsopties tot doel de controle te verbeteren door middel van aangescherpte verslagleggings-, kennisgevings- of registratieverplichtingen voor de economische actoren. De effecten van de volgende zes beleidsopties zijn geanalyseerd:

– optie 1 (basisscenario): geen maatregelen: de huidige EU-wetgeving blijft ongewijzigd;

– optie 2: aanscherping van de verslagleggingsverplichtingen;

– optie 3: aanscherping van de regels en verplichtingen voor marktdeelnemers met betrekking tot afnemersverklaringen van eindgebruikers;

– optie 4: vereisen dat marktdeelnemers systematisch kennisgeving doen van nieuwe eindgebruikers aan de autoriteiten om verificatie mogelijk te maken;

– optie 5: registratie verplicht stellen voor eindgebruikers en de voorschriften met betrekking tot registratie aanscherpen;

– optie 6: azijnzuuranhydride verplaatsen van categorie 2 naar categorie 1 van geregistreerde stoffen.

Voor de opties 2 tot en met 5 zijn twee subopties geanalyseerd, namelijk één waarin zij specifiek tot azijnzuuranhydride worden beperkt en één waarin zij op alle geregistreerde stoffen van categorie 2 worden toegepast.

De algemene conclusie van de effectbeoordeling[12] was dat zowel optie 4 (alleen voor azijnzuuranhydride) als optie 5 (alleen voor azijnzuuranhydride) een goede keuze zouden zijn om de gestelde doelen te verwezenlijken. Beide opties zouden gevolgen hebben voor kleine en middelgrote bedrijven, aangezien het bij eindgebruikers die met azijnzuuranhydride werken vooral om kleine en middelgrote bedrijven gaat, maar optie 5 zou minder belastend zijn dan optie 4 wat betreft de jaarlijkse kosten voor de ondernemingen (mits de autoriteiten niet alle kosten aan de registranten doorberekenen door leges te heffen), een argument dat met name relevant is voor kleine en middelgrote bedrijven. Al met al doen de krachtige politieke steun waarop optie 5 van de kant van de meeste lidstaten kan rekenen, in combinatie met het op internationaal niveau verkondigde standpunt dat het in de Europese wetgeving ontbreekt aan een systematischere controle van (alle) eindgebruikers van azijnzuuranhydride, alsmede de iets lagere lasten voor kleine en middelgrote bedrijven, de balans omslaan in het voordeel van optie 5.

3.           JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Artikel 114 is erop gericht een interne markt tot stand te brengen en tegelijkertijd een hoog beschermingsniveau voor de menselijke gezondheid en het milieu te waarborgen.

Subsidiariteitsbeginsel

Het subsidiariteitsbeginsel, zoals vastgesteld in artikel 5, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, is van toepassing in zoverre het voorstel niet onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie valt.

De algemene doelstelling van Verordening (EG) nr. 273/2004 is misbruik van uit het legitieme handelsverkeer afkomstige drugsprecursoren te voorkomen, overeenkomstig de verplichtingen van de Unie uit hoofde van artikel 12 van het VN-verdrag van 1988. De verordening draagt bij tot de wereldwijde bestrijding van de illegale productie van en handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, en waarborgt tegelijkertijd de goede werking van de interne markt voor drugsprecursoren door marktdeelnemers binnen de EU dezelfde geharmoniseerde regels op te leggen terwijl onnodige belemmeringen voor legitieme handel en administratieve lasten voor ondernemingen en bevoegde instanties worden vermeden.

Het doel van dit voorstel, namelijk de controlemaatregelen voor azijnzuuranhydride aan te scherpen om te voorkomen dat deze stof voor misbruik van de interne markt van de EU wordt weggesluist, en tegelijkertijd marktverstoringen te vermijden, kan niet voldoende worden verwezenlijkt door de lidstaten alleen en optreden van de Unie zal doelmatiger zijn om de volgende redenen:

– sommige lidstaten menen juridisch niet in staat te zijn nationale controlemaatregelen vast te stellen die verder gaan dan de EU-wetgeving op grond van artikel 10 van Verordening (EG) nr. 273/2004, dat lidstaten machtigt de nodige nationale maatregelen te nemen om de bevoegde instanties in staat te stellen hun en controle- en toezichtstaken uit te voeren. Zij voeren aan dat de EU-wetgeving alleen marktdeelnemers aan controlemaatregelen onderwerpt (er worden geen verplichtingen opgelegd aan eindgebruikers), hetgeen moet worden gezien als een doelbewust en bindend besluit van de EU-wetgever dat eindgebruikers niet moeten worden onderworpen aan de controle van de wetgeving inzake drugsprecursoren;

– daarentegen hebben andere lidstaten reeds materiële nationale controles op artikel 10 gebaseerd of overwegen dit te doen, hetgeen in de eerste plaats leidt tot verschillende benaderingen van de controle in verschillende lidstaten en daarmee nadelig zou kunnen zijn voor de goede werking van de markt van de Unie, en in de tweede plaats het risico oplevert dat geïsoleerde acties in individuele lidstaten een verschuiving van het probleem van de ene lidstaat naar de andere teweegbrengen, aangezien drugshandelaars gebruik zullen maken van de "zwakste schakel" binnen de markt van de Unie. Een combinatie van verschillende nationale maatregelen zal minder doeltreffend zijn dan een geharmoniseerde aanpak op EU-niveau. Dit wordt ook bevestigd door het feit dat zowel de lidstaten als de betrokken industriële sectoren de Commissie hebben opgeroepen te handelen om de interne markt met een gelijk speelveld in stand te houden, en niet te veel te vertrouwen op aanvullende nationale maatregelen.

Evenredigheidsbeginsel

Dit voorstel gaat overeenkomstig het in artikel 5, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde evenredigheidsbeginsel niet verder dan nodig is om het beoogde doel te bereiken. Door te voorkomen dat drugsprecursoren uit de legale handel worden misbruikt voor de productie van illegale drugs, zal dit voorstel naar verwachting de illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen helpen bestrijden, en bijgevolg de burgers beschermen tegen de met drugsverslaving samenhangende gezondheidsschade. Door te waarborgen dat voor marktdeelnemers en gebruikers die betrokken zijn bij de legale handel van die drugsprecursoren geharmoniseerde regels gelden, zou het voorstel verder moeten zorgen voor een goede werking van de markt van de Unie door onnodige belemmeringen voor dergelijke legitieme handel te vermijden en de administratieve lasten voor de marktdeelnemers en de bevoegde autoriteiten te verminderen.

Het voorstel richt zich uitsluitend op de zwakke punten die in de beoordeling van de werking en de uitvoering van de verordeningen inzake drugsprecursoren zijn aangewezen, namelijk door registratie niet alleen voor marktdeelnemers die azijnzuuranhydride in de handel brengen, maar ook voor gebruikers die het voor eigen gebruik of voor hun eigen processen in bezit houden (d.w.z. eindgebruikers) verplicht te stellen. Het voorstel houdt geen uitbreiding in van de beoogde bepalingen voor azijnzuuranhydride tot andere geregistreerde stoffen van categorie 2.

Keuze van het instrument

Het gekozen rechtsinstrument is een verordening, aangezien het voorstel beoogt de regels die gelden voor marktdeelnemers (eindgebruikers) die met azijnzuuranhydride werken voor eigen gebruik of voor hun eigen processen te harmoniseren. De voorgestelde verordening wijzigt de reeds bestaande Verordening (EG) nr. 273/2004.

Belangrijkste bepalingen van het voorstel

Het voorstel voert de verplichting in voor eindgebruikers van azijnzuuranhydride om een registratie te verkrijgen, zoals die reeds bestaat voor marktdeelnemers die deze stof in de handel brengen, en scherpt tevens de regels voor registratie aan.

Daarnaast wordt voorgesteld een Europese databank inzake drugsprecursoren op te zetten en bij te houden ter modernisering van de verzameling van de door de lidstaten verschafte informatie over inbeslagnamen en onderschepte zendingen van drugsprecursoren, overeenkomstig het huidige artikel 13 van Verordening (EG) nr. 273/2004, en een lijst bij te houden van over een EU-vergunning of –registratie beschikkende marktdeelnemers en gebruikers die drugsprecursoren legaal verhandelen of gebruiken, alsmede marktdeelnemers in staat te stellen om de bevoegde instanties beknopt informatie te verstrekken over hun transacties met geregistreerde stoffen, overeenkomstig het huidige artikel 8, lid 2, van Verordening (EG) nr. 273/2004.

Ten slotte past de ontwerpverordening de bepalingen van Verordening (EG) nr. 273/2004 inzake de vroegere comitéprocedure aan de nieuwe regels van het Verdrag van Lissabon aan.

4.           GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Europese Unie omdat er geen extra middelen nodig zijn voor de uitvoering van de voorgestelde actie. De middelen die nodig zijn voor de implementatie van Europese databank zijn reeds opgenomen in de tijdens de begrotingsprocedure toegekende toewijzingen en binnen het begrotingsonderdeel betreffende de interne markt. Dit voorstel heeft derhalve geen extra gevolgen voor de begroting naast die welke voor de komende jaren reeds voorzien zijn in de officiële programmering van de Commissie.

5.           AANVULLENDE INFORMATIE

– Van het voorstel moet kennisgeving worden gedaan aan de WTO in het kader van de Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen (TBT-Overeenkomst).

– De voorgestelde handeling is relevant voor de Europese Economische Ruimte (EER).

– De voorgestelde handeling voorziet in een overgangsperiode voor de inwerkingtreding van de nieuwe registratieverplichting voor eindgebruikers van azijnzuuranhydride.

– De voorgestelde handeling bevat een herzieningsclausule die het mogelijk maakt na te gaan of de gewijzigde verordening doeltreffend is gebleken bij het voorkomen van misbruik van azijnzuuranhydride.

2012/0261 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 273/2004 inzake drugsprecursoren

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[13],

Gezien het advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming[14],

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)       Op grond van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 inzake drugsprecursoren[15], heeft de Commissie op 7 januari 2010 een verslag aan de Raad en het Europees Parlement vastgesteld betreffende de uitvoering en de werking van de bestaande EU-wetgeving inzake drugsprecursoren[16].

(2)       In dat verslag heeft de Commissie aanbevolen nader te analyseren op welke manieren de controle op de handel in azijnzuuranhydride (geregistreerde stof in categorie 2) kan worden verscherpt om het misbruik van azijnzuuranhydride voor de illegale productie van heroïne beter te voorkomen.

(3)       In zijn conclusies over de werking en uitvoering van de EU-wetgeving inzake drugsprecursoren van 25 mei 2010 heeft de Raad de Commissie verzocht wetswijzigingen voor te stellen waarvan nauwkeurig is nagegaan wat de gevolgen zijn voor de bevoegde instanties en de marktdeelnemers.

(4)       De definitie van geregistreerde stoffen moet worden verduidelijkt: de term "farmaceutisch preparaat", afkomstig uit het op 19 december 1988 te Wenen aangenomen Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen (hierna "Verdrag van Wenen"), moet worden vervangen door de desbetreffende terminologie uit de wetgeving van de Unie, te weten "geneesmiddelen", en de term "andere preparaten" moet worden geschrapt aangezien het een doublure is van de reeds in de definitie gebruikte term "mengsels".

(5)       Er moet een definitie van de term "gebruiker" worden opgenomen voor bedrijven die stoffen in bezit houden voor andere doeleinden dan het in de handel brengen ervan.

(6)       Verduidelijkt moet worden dat bedrijven die geregistreerde stoffen van categorie 1 voor andere doeleinden dan het in de handel brengen ervan verplicht zijn om een vergunning te verkrijgen.

(7)       Er moeten meer gedetailleerde regels voor registratie worden ingevoerd om te zorgen voor eenvormige voorwaarden voor registratie in alle lidstaten voor geregistreerde stoffen van categorie 2 van bijlage I. Voor geregistreerde stoffen in een nieuwe subcategorie 2A van bijlage I moet niet alleen voor de marktdeelnemers maar ook voor de gebruikers een registratieverplichting gelden.

(8)       Om de concurrentiepositie van micro-ondernemingen veilig te stellen, moeten deze geen vergoedingen krijgen opgelegd voor het verkrijgen van een registratie of vergunning.

(9)       Er moet worden voorzien in expliciete bepalingen die verduidelijken dat de lidstaten de mogelijkheid hebben om op te treden in het geval van verdachte transacties met niet-geregistreerde stoffen, teneinde hen in staat te stellen sneller te reageren op nieuwe tendensen in de illegale productie van drugs.

(10)     Er moet een Europese databank inzake drugsprecursoren worden opgezet om de verslaglegging door de lidstaten over inbeslagnamen en onderschepte zendingen te vereenvoudigen, om een Europees register op te zetten van marktdeelnemers en gebruikers die in het bezit zijn van een vergunning of een registratie, waarmee de legitimiteit van commerciële transacties met geregistreerde stoffen gemakkelijker kan worden geverifieerd, en om marktdeelnemers in staat te stellen de bevoegde instanties van informatie te voorzien over hun legale transacties met geregistreerde stoffen.

(11)     Verordening (EG) nr. 273/2004 voorziet in de verwerking van gegevens. Deze verwerking van deze gegevens kan ook betrekking hebben op persoonsgegevens en moet dan worden uitgevoerd in overeenstemming met het recht van de Unie.

(12)     Azijnzuuranhydride, momenteel in categorie 2 van bijlage I ingedeeld, moet in een nieuwe subcategorie 2A van bijlage I worden opgenomen om de handel erin scherper te kunnen controleren. De resterende stoffen van categorie 2 moeten als subcategorie 2B worden opgenomen.

(13)     Verordening (EG) nr. 273/2004 verleent de Commissie uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot enkele bepalingen ervan, die moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met de voorwaarden van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden[17], zoals gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG van de Raad[18].

(14)     Als gevolg van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon moeten deze bevoegdheden in overeenstemming worden gebracht met de artikelen 290 en 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

(15)     Teneinde de doelstellingen van Verordening (EG) nr. 273/2004 te verwezenlijken, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen, teneinde de voorschriften en voorwaarden voor het verlenen van de vergunning en registratie, het verkrijgen en gebruiken van afnemersverklaringen, de documentatie en etikettering van mengsels, het verstrekken van informatie door marktdeelnemers over transacties met geregistreerde stoffen, en het opnemen van een lijst van marktdeelnemers en gebruikers die een vergunning of registratie hebben verkregen in het Europese register, en teneinde de bijlagen te wijzigen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau.

(16)     De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad.

(17)     Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 273/2004, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[19].

(18)     De onderzoeksprocedure moet worden gevolgd voor de vaststelling van de uitvoeringshandelingen teneinde in detail vast te stellen op welke wijze de afnemersverklaringen langs elektronische weg moet worden verstrekt en in detail vast te stellen op welke wijze de informatie over transacties van de marktdeelnemers met geregistreerde stoffen bij een Europese databank moet worden ingediend.

(19)     Aangezien de doelstellingen van deze verordening, namelijk aanscherping van de regels voor de registratie van marktdeelnemers die geregistreerde stoffen van categorie 2, in het bijzonder azijnzuuranhydride, op de interne markt brengen of in bezit houden, om te voorkomen dat deze worden misbruikt voor de illegale productie van drugs, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt omdat de drugshandelaars profiteren van nationale verschillen bij de registratie en hun illegale activiteiten daarheen verplaatsen waar het eenvoudigst misbruik van drugsprecursoren kan worden gemaakt, en deze doelstellingen derhalve beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

Verordening (EG) nr. 273/2004 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 273/2004 wordt als volgt gewijzigd:

1)           Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a)      onder a) wordt vervangen door:

"a)        "geregistreerde stof": elke stof die gebruikt wordt bij de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen en die in bijlage I is genoemd, met inbegrip van mengsels en natuurproducten die dergelijke stoffen bevatten. Uitgesloten zijn natuurproducten en mengsels die geregistreerde stoffen bevatten en die zodanig zijn vermengd dat de geregistreerde stoffen niet gemakkelijk met eenvoudige of economisch rendabele middelen kunnen worden gebruikt of geëxtraheerd, alsmede geneesmiddelen in de zin van artikel 1, lid 2, van Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad[20];";

b)      onder h) wordt het volgende ingevoegd:

"h)        "gebruiker": elke natuurlijke of rechtspersoon die een geregistreerde stof in bezit houdt en zich bezighoudt met de verwerking, formulering, consumptie, opslag, bewaring, behandeling, overbrenging in recipiënten, overbrenging van de ene recipiënt naar de andere, vermenging, omzetting of enig ander gebruik van geregistreerde stoffen.".

2)           Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a)      de leden 2 en 3 worden vervangen door:

"2.        Alvorens geregistreerde stoffen van categorie 1 van bijlage I in hun bezit te mogen houden of in de handel te mogen brengen, moeten marktdeelnemers en gebruikers een door de bevoegde instanties afgegeven vergunning verkrijgen. Door de bevoegde instanties kunnen speciale vergunningen worden afgegeven aan apotheken, verkooppunten voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, bepaalde typen overheidsinstanties of aan de strijdkrachten. Dergelijke speciale vergunningen zijn enkel geldig voor het gebruik van geregistreerde stoffen van categorie 1 van bijlage 1 op het gebied waarop de betrokken marktdeelnemers hun officiële taken verrichten.

3.          Marktdeelnemers die houder zijn van de in lid 2 bedoelde vergunning, leveren geregistreerde stoffen van categorie 1 van bijlage I alleen aan marktdeelnemers of gebruikers die zelf houder zijn van een dergelijke vergunning en die een afnemersverklaring als bedoeld in artikel 4, lid 1, hebben ondertekend.";

b)      lid 5 wordt vervangen door:

"5.        Onverminderd lid 9 kunnen de bevoegde instanties de geldigheidsduur van de vergunning tot maximaal drie jaar beperken of van de marktdeelnemer verlangen dat hij ten minste om de drie jaar aantoont dat aan de voorwaarden voor afgifte van de vergunning nog altijd wordt voldaan. De vergunning vermeldt de verrichting(en) waarvoor zij geldig is, alsmede de betreffende stoffen. De in lid 2 bedoelde speciale vergunningen worden in principe afgegeven voor onbepaalde duur, maar kunnen door de bevoegde instanties worden geschorst of ingetrokken onder de voorwaarden van lid 4.";

c)      lid 6 wordt vervangen door:

"6.        Vanaf [18 maanden na de datum van bekendmaking] moeten marktdeelnemers een door de bevoegde autoriteiten afgegeven registratie verkrijgen alvorens geregistreerde stoffen van categorie 2 van bijlage I in de handel te brengen. Verder moeten gebruikers een door de bevoegde instanties afgegeven vergunning verkrijgen alvorens geregistreerde stoffen van subcategorie 2A van bijlage I in bezit te houden. Door de bevoegde instanties kunnen speciale registraties worden afgegeven aan apotheken, verkooppunten voor geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik, bepaalde typen overheidsinstanties of aan de strijdkrachten. Dergelijke registraties worden alleen als geldig beschouwd voor het gebruik van geregistreerde stoffen van categorie 2 van bijlage 1 op het gebied waarop de betrokken marktdeelnemers of gebruikers hun officiële taken verrichten.";

d)      de volgende leden 6 bis en 6 ter worden ingevoegd:

"6 bis.   Marktdeelnemers die houder zijn van de in lid 6 bedoelde registratie, leveren geregistreerde stoffen van subcategorie 2A van bijlage I alleen aan andere marktdeelnemers of gebruikers die zelf houder zijn van een dergelijke registratie en die een afnemersverklaring als bedoeld in artikel 4, lid 1, hebben ondertekend.

6 ter.     Bij de overweging om al dan niet een registratie af te geven, houden de bevoegde autoriteiten met name rekening met de competentie en integriteit van de aanvrager; de registratie moet worden geweigerd indien er gegronde redenen zijn om te twijfelen aan de geschiktheid en betrouwbaarheid van de aanvrager of van de verantwoordelijke voor de handel in geregistreerde stoffen. De bevoegde instanties kunnen de registratie schorsen of intrekken indien er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de houder niet langer geschikt is om een registratie te hebben of dat niet langer aan de registratievoorwaarden wordt voldaan.";

e)      aan lid 7 wordt de volgende zin toegevoegd:

"Van een marktdeelnemer of gebruiker die een micro-onderneming is in de zin van artikel 2, lid 3, van de bijlage bij de aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen[21] wordt niet verlangd dat hij een dergelijke vergoeding betaalt.";

f)       de volgende leden 8 en 9 worden toegevoegd:

"8.        De bevoegde autoriteiten voeren marktdeelnemers en gebruikers die een vergunning zoals bedoeld in lid 2 of een registratie zoals bedoeld in lid 6 hebben verkregen, in in een door de Commissie overeenkomstig artikel 13 bis te ontwikkelen Europese databank inzake drugsprecursoren.

9.          De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 15 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot:

a)       de voorschriften en voorwaarden voor het verlenen van de vergunning zoals bedoeld in lid 2;

b)      de voorschriften en voorwaarden voor het verlenen van de registratie zoals bedoeld in lid 6.

c)       de voorschriften en voorwaarden voor het opnemen in een Europese databank inzake drugsprecursoren, zoals bedoeld in lid 8, van marktdeelnemers en gebruikers die een vergunning of registratie hebben verkregen.".

3)           Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

a)      lid 1 wordt vervangen door:

"1.        Onverminderd lid 4 en de artikelen 6 en 14 vraagt elke in de Gemeenschap gevestigde marktdeelnemer die aan een afnemer een geregistreerde stof van categorie 1 of 2 van bijlage I levert de afnemer om een verklaring waarin de gebruiksdoeleinden van de geregistreerde stof worden gespecificeerd. Voor elke geregistreerde stof is een afzonderlijke verklaring nodig. Deze verklaring moet conform zijn aan het model in punt 1 van bijlage III. Rechtspersonen leggen de verklaring af op papier met briefhoofd.";

b)      het volgende lid 4 wordt toegevoegd:

"4.        De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 15 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de voorschriften en voorwaarden voor het verkrijgen en gebruiken van afnemersverklaringen.".

4)           Aan artikel 5 wordt het volgende lid 7 toegevoegd:

"7.      De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 15 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de voorschriften en voorwaarden voor de documentatie van mengsels die de in bijlage I opgenomen stoffen bevatten.".

5)           Aan artikel 7 wordt de volgende tweede alinea toegevoegd:

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 15 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de voorschriften en voorwaarden voor de etikettering van mengsels die de in bijlage I opgenomen stoffen bevatten.".

6)           Artikel 8 wordt vervangen door:

"1       De marktdeelnemers stellen de bevoegde instanties onverwijld in kennis van elk voorval, zoals ongewone orders voor of transacties met geregistreerde stoffen, dat erop kan wijzen dat deze in de handel te brengen stoffen wellicht worden misbruikt om verdovende middelen of psychotrope stoffen op illegale wijze te vervaardigen. Daartoe verstrekken de marktdeelnemers alle beschikbare informatie aan de hand waarvan de bevoegde autoriteiten de legitimiteit van de desbetreffende order of transactie kunnen verifiëren.

2.       De marktdeelnemers verstrekken de bevoegde autoriteiten beknopt relevante informatie over hun transacties met geregistreerde stoffen.

3.       De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 15 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de voorschriften en voorwaarden voor marktdeelnemers voor het leveren van de in lid 2 bedoelde informatie.".

7)           In artikel 9 wordt lid 1 vervangen door:

"Om de samenwerking tussen de bevoegde instanties, de marktdeelnemers en de chemische industrie te vergemakkelijken, met name ten aanzien van niet-geregistreerde stoffen, moet de Commissie richtsnoeren ten behoeve van de chemische industrie opstellen en bijwerken.".

8)           In artikel 10 wordt lid 2 vervangen door:

"2.      Elke lidstaat kan de nodige maatregelen vaststellen om zijn bevoegde autoriteiten in staat te stellen de controle van en het toezicht op verdachte transacties met niet-geregistreerde stoffen uit te voeren, en met name:

a)      informatie te verkrijgen over alle orders voor of transacties met niet-geregistreerde stoffen;

b)      de bedrijfsruimten van de marktdeelnemers te betreden om bewijzen van verdachte transacties met niet-geregistreerde stoffen te verzamelen.

3.       De bevoegde instanties respecteren vertrouwelijke bedrijfsinformatie.".

9)           Het volgende artikel 13 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 13 bis

Databank

De Commissie ontwikkelt een Europese databank inzake drugsprecursoren die de volgende functies heeft:

a)      de informatieverstrekking overeenkomstig artikel 13, lid 1, de synthese en analyse daarvan op het niveau van de Unie, en de verslaglegging aan het Internationaal Comité van toezicht op verdovende middelen overeenkomstig artikel 13, lid 2, vergemakkelijken;

b)      een Europees register opzetten van marktdeelnemers en gebruikers aan wie een vergunning is verleend overeenkomstig artikel 3, lid 2, of een registratie overeenkomstig artikel 3, lid 6;

c)      marktdeelnemers in staat stellen de bevoegde instanties overeenkomstig artikel 8, lid 2, informatie te verstrekken over hun transacties, in elektronische vorm, zoals nader omschreven in uit hoofde van artikel 14 vastgestelde uitvoeringsmaatregelen.".

10)         Het volgende artikel 13 ter wordt ingevoegd:

"Artikel 13 ter

Gegevensbescherming

1.       De verwerking van persoonsgegevens door de bevoegde autoriteiten in de lidstaten geschiedt in overeenstemming met Richtlijn 95/46/EG[22] en onder het toezicht van de in artikel 28 van die richtlijn bedoelde onafhankelijke toezichthoudende autoriteit van die lidstaat.

2.       De verwerking van persoonsgegevens door de Commissie, onder meer voor de Europese databank zoals bedoeld in artikel 13 bis, geschiedt in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad[23] en onder het toezicht van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming.".

11)         De artikelen 14 en 15 worden vervangen door:

"Artikel 14

Uitvoeringshandelingen

1.       De Commissie kan de volgende uitvoeringshandelingen vaststellen:

a)      regels over de wijze waarop de in artikel 4 bedoelde afnemersverklaring langs elektronische weg kan worden verstrekt, waar zulks passend is;

b)      regels voor de wijze waarop de in artikel 8, lid 2, bedoelde informatie langs elektronische weg aan een Europese databank kan worden verstrekt, waar zulks passend is.

2.       De in lid 1 van dit artikel bedoelde handelingen worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 14 bis, lid 2.

Artikel 14 bis

Comitéprocedure

1.       De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 30 van Verordening (EG) nr. 111/2005 van de Raad[24] ingestelde Comité drugsprecursoren. Dat Comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.       Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 15

Aanpassing van de bijlagen

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 15 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen om de bijlagen I, II en III aan nieuwe tendensen op het gebied van het misbruik van drugsprecursoren aan te passen en om wijzigingen van de tabellen in de bijlage bij het Verdrag van Wenen te kunnen overnemen.

Artikel 15 bis

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.       De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.       De in artikel 3, lid 9, artikel 4, lid 4, artikel 5, lid 7, artikel 7, artikel 8, lid 2, artikel 13 bis, lid 2, en artikel 15 bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt voor onbepaalde tijd verleend met ingang van [datum van inwerkingtreding van deze wijzigingsverordening].

3.       De in artikel 3, lid 9, artikel 4, lid 4, artikel 5, lid 7, artikel 7, artikel 8, lid 2, artikel 13 bis, lid 2, en artikel 15 bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.       Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.       Een overeenkomstig artikel 3, lid 9, artikel 4, lid 4, artikel 5, lid 7, artikel 7, artikel 8, lid 2, artikel 13 bis, lid 2, of artikel 15 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.".

12)         Artikel 16 wordt vervangen door:

"Artikel 16

Informatie over maatregelen van de lidstaten

1.       De lidstaten stellen de Commissie op de hoogte van de maatregelen die zij uit hoofde van deze verordening, en met name uit hoofde van de artikelen 10 en 12 nemen. Tevens stellen zij haar op de hoogte van alle latere wijzigingen op die maatregelen.

2.       De Commissie stelt de andere lidstaten van deze gegevens in kennis.

3.       De Commissie beoordeelt uiterlijk op [78 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze wijzigingsverordening] de uitvoering en goede werking van deze verordening.".

13)         Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

a)      de titel van bijlage I wordt vervangen door:

"Lijst van geregistreerde stoffen";

b)      de tekst voor categorie 2 wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.

14)         In bijlage III wordt de term "machtiging/" geschrapt.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement                       Voor de Raad

De voorzitter                                                  De voorzitter

BIJLAGE

"CATEGORIE 2

SUBCATEGORIE 2A

Stof || GN-benaming (indien afwijkend) || GN-code(1) || CAS-nummer(2)

Azijnzuuranhydride || || 2915 24 00 || 108-24-7

De zouten van de stoffen in deze categorie wanneer het bestaan van deze zouten mogelijk is.

___________________________________________________________________________

(1) PB L 290 van 28.10.2002, blz. 1.

(2) Het CAS-nummer is het "Chemical Abstracts Service Registry Number", een uniek getal ter aanduiding van elke specifieke stof en de structuur ervan. Het CAS-nummer is voor elke isomeer en elk zout van elke isomeer anders. Het CAS-nummer voor de zouten van bovengenoemde stoffen is dus afwijkend.

___________________________________________________________________________

SUBCATEGORIE 2B

Stof || GN-benaming (indien afwijkend) || GN-code(1) || CAS-nummer(2)

Fenylazijnzuur || || 2916 34 00 || 103-82-2

Antranilzuur || || 2922 43 00 || 118-92-3

Piperidine || || 2933 32 00 || 110-89-4

Kaliumpermanganaat || || 2841 61 00 || 7722-64-7

De zouten van de stoffen in deze categorie wanneer het bestaan van deze zouten mogelijk is.

___________________________________________________________________________

(1) PB L 290 van 28.10.2002, blz. 1.

(2) Het CAS-nummer is het "Chemical Abstracts Service Registry Number", een uniek getal ter aanduiding van elke specifieke stof en de structuur ervan. Het CAS-nummer is voor elke isomeer en elk zout van elke isomeer anders. Het CAS-nummer voor de zouten van bovengenoemde stoffen is dus afwijkend.

___________________________________________________________________________

FINANCIEEL MEMORANDUM VOOR VOORSTELLEN

1.           KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

              1.1.    Benaming van het voorstel/initiatief

              1.2.    Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur

              1.3.    Aard van het voorstel/initiatief

              1.4.    Doelstelling(en)

              1.5.    Motivering van het voorstel/initiatief

              1.6.    Duur en financiële gevolgen

              1.7.    Beheersvorm(en)

2.           BEHEERSMAATREGELEN

              2.1.    Regels inzake het toezicht en de verslagen

              2.2.    Beheers- en controlesysteem

              2.3.    Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.           GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

              3.1.    Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

              3.2.    Geraamde gevolgen voor de uitgaven

              3.2.1. Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

              3.2.2. Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

              3.2.3. Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

              3.2.4. Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

              3.2.5. Bijdrage van derden aan de financiering

              3.3.    Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

FINANCIEEL MEMORANDUM VOOR VOORSTELLEN

1.           KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.        Benaming van het voorstel/initiatief

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 273/2004 inzake drugsprecursoren

1.2.        Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur[25]

Titel 2: Ondernemingen

Hoofdstuk 02 03: Interne goederenmarkt en sectoraal beleid

1.3.        Aard van het voorstel/initiatief

¨ Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie

¨ Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie[26]

X Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie

¨ Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie

1.4.        Doelstellingen

1.4.1.     De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie

1a. Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid

Het nieuwe wetgevingsvoorstel, tot stand gekomen op basis van doorlopend onderzoek van bestaande internemarktwetgeving en de uitvoering daarvan, is erop gericht de doelmatigheid van bestaande wetgeving inzake drugsprecursoren te verbeteren.

1.4.2.     Specifieke doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteiten

Specifieke doelstelling nr.

De ontwikkeling van een Europese databank heeft tot doel de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde instanties van de lidstaten en de Commissie, en tussen de marktdeelnemers en de bevoegde instanties van de lidstaten te vergemakkelijken.

Betrokken ABM/ABB-activiteit(en)

Titel 2 – Hoofdstuk 02 03 Interne goederenmarkt en sectoraal beleid

1.4.3.     Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen

Dit voorstel, dat Verordening (EG) nr. 273/2004 wijzigt, heeft voornamelijk tot doel de preventie van het misbruik van de interne handel in de EU in azijnzuuranhydride, de belangrijkste drugsprecursor voor heroïne, te verbeteren door de registratieverplichting, tot dusver alleen van toepassing op marktdeelnemers die azijnzuuranhydride in de handel brengen, uit te breiden zodat deze ook gaat gelden voor gebruikers van de stof, en door de geharmoniseerde registratiebepalingen te verbeteren om voor een robuuster gelijk speelveld te zorgen waarmee de interne markt in stand wordt gehouden en wordt voorkomen dat afwijkende nationale maatregelen worden ingevoerd.

Daarnaast wordt voorgesteld een Europese databank inzake drugsprecursoren op te zetten en bij te houden ter modernisering van de jaarlijkse verzameling van de door de lidstaten verschafte informatie over inbeslagnamen en onderschepte zendingen van drugsprecursoren, overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EG) nr. 273/2004, en een lijst bij te houden van over een EU-vergunning of –registratie beschikkende marktdeelnemers en gebruikers die drugsprecursoren legaal verhandelen of gebruiken.

De EU-databank inzake drugsprecursoren beoogt een modern hulpmiddel te bieden voor de aanscherping van de controle van de legitieme handel in drugsprecursoren:

- voor de bevoegde instanties van de lidstaten, om te voldoen aan hun verslagleggingsverplichtingen ten aanzien van de Commissie overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EG) nr. 273/2004 en artikel 29 van Verordening (EG) nr. 1277/2005 van de Commissie;

- voor de bevoegde instanties van de lidstaten en marktdeelnemers uit de bedrijfstak in de EU, om de legitimiteit van potentiële klanten makkelijker te kunnen controleren en de lasten te verminderen die voor marktdeelnemers samenhangen met de jaarlijkse verslaglegging over hun transacties met drugsprecursoren overeenkomstig artikel 4 en artikel 8, lid 2, van Verordening (EG) nr. 273/2004 en de artikelen 17 en 19 van Verordening (EG) nr. 111/2005 van de Raad;

- voor de Commissie, om makkelijker haar verplichtingen te kunnen nakomen ten aanzien van het Internationaal Comité van toezicht op verdovende middelen op grond van artikel 13, lid 1, van Verordening (EG) nr. 273/2004 en artikel 32, lid 1, van Verordening (EG) nr. 111/2005, en ten aanzien van de lidstaten op grond van artikel 29 van Verordening (EG) nr. 1277/2005 van de Commissie.

Ten slotte past het voorstel de bepalingen van Verordening (EG) nr. 273/2004 inzake de vroegere comitéprocedure aan de nieuwe regels van het Verdrag van Lissabon aan.

1.4.4.     Resultaat- en effectindicatoren

Vermeld de indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is uitgevoerd.

De voorgestelde verordening beoogt een betere preventie van het misbruik van drugsprecursoren – met name azijnzuuranhydride – door het wegsluizen ervan door drugshandelaars vanuit de legitieme handel voor de productie van illegale drugs. De jaarlijkse tendensen op het gebied van misbruik van drugsprecursoren zullen blijven worden verzameld en gerapporteerd aan het grote publiek, de lidstaten en het Internationaal Comité van toezicht op verdovende middelen. Het doel is te zorgen voor een neerwaartse trend wat betreft inbeslagnamen en onderschepte zendingen.

1.5.        Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1.     Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

Het voornaamste doel van het voorstel tot wijziging van Verordening (EG) nr. 273/2004 is om de aangetoonde zwakke punten in de werking van die verordening op het gebied van de preventie van het misbruik van bepaalde drugsprecursoren (met name azijnzuuranhydride) door wegsluizen vanuit de legitieme handel voor de productie van illegale drugs aan te pakken, door middel van controle van en toezicht op deze legitieme handel.

De EU-databank inzake drugsprecursoren moet de toezicht- en controleactiviteiten van de lidstaten, alsmede de verslagleggingstaken voor de lidstaten en de marktdeelnemers vergemakkelijken.

1.5.2.     Toegevoegde waarde van de deelname van de EU

Het doel van dit voorstel, namelijk de controlemaatregelen voor azijnzuuranhydride aan te scherpen om te voorkomen dat deze stof voor misbruik van de interne markt van de EU wordt weggesluist, en tegelijkertijd marktverstoringen te vermijden, kan niet voldoende worden verwezenlijkt door de lidstaten alleen en optreden van de Unie zal doelmatiger zijn om de volgende redenen:

1. sommige lidstaten menen juridisch niet in staat te zijn nationale controlemaatregelen vast te stellen die verder gaan dan de EU-wetgeving op grond van artikel 10 van Verordening (EG) nr. 273/2004, dat lidstaten machtigt de nodige nationale maatregelen te nemen om de bevoegde instanties in staat te stellen hun en controle- en toezichtstaken uit te voeren. Zij voeren aan dat de EU-wetgeving alleen marktdeelnemers aan controlemaatregelen onderwerpt (er worden geen verplichtingen opgelegd aan eindgebruikers), hetgeen moet worden gezien als een doelbewust en bindend besluit van de EU-wetgever dat eindgebruikers niet moeten worden onderworpen aan de controle van de wetgeving inzake drugsprecursoren;

2. daarentegen hebben andere lidstaten reeds materiële nationale controles op artikel 10 gebaseerd of overwegen dit te doen, hetgeen in de eerste plaats leidt tot verschillende benaderingen van de controle in verschillende lidstaten en daarmee nadelig zou kunnen zijn voor de goede werking van de markt van de Unie, en in de tweede plaats het risico oplevert dat geïsoleerde acties in individuele lidstaten een verschuiving van het probleem van de ene lidstaat naar de andere teweegbrengen, aangezien drugshandelaars gebruik zullen maken van de :"zwakste schakel" binnen de markt van de Unie. Een combinatie van verschillende nationale maatregelen zal minder doeltreffend zijn dan een geharmoniseerde aanpak op EU-niveau. Dit wordt ook bevestigd door het feit dat zowel de lidstaten als de betrokken industriële sectoren de Commissie hebben opgeroepen te handelen om de interne markt met een gelijk speelveld in stand te houden, en niet te veel te vertrouwen op aanvullende nationale maatregelen.

1.5.3.     Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

De Europese Commissie heeft een grondige analyse van de werking van de bestaande Verordening (EG) nr. 273/2004 uitgevoerd en heeft op 7 januari 2010 een verslag betreffende de uitvoering en de werking van de bestaande EU-wetgeving inzake drugsprecursoren[27] vastgesteld. Hoewel de conclusie van de beoordeling door de Commissie luidde dat de wetgeving in het algemeen goed functioneert[28], werden enkele zwakke punten aangewezen en aanbevelingen gedaan om deze aan te pakken, in het bijzonder een wijziging van bepaalde vereisten voor stoffen van categorie 2 – dan wel specifiek voor azijnzuuranhydride, dan wel voor alle stoffen van categorie 2 – ter ontmoediging van misbruik door wegsluizen vanuit de interne markt van de EU.

Dit voorstel beoogt werk te maken van deze aanbeveling uit het verslag van de Commissie door Verordening (EG) nr. 273/2004 te wijzigen, met als voornaamste doel de preventie van het misbruik van de interne handel in de EU in azijnzuuranhydride, de belangrijkste drugsprecursor voor heroïne, te verbeteren door de registratieverplichting, tot dusver alleen van toepassing op marktdeelnemers die azijnzuuranhydride in de handel brengen, uit te breiden zodat deze ook gaat gelden voor gebruikers van de stof, en door de geharmoniseerde registratiebepalingen te verbeteren om voor een robuuster gelijk speelveld te zorgen waarmee de interne markt in stand wordt gehouden en wordt voorkomen dat afwijkende nationale maatregelen worden ingevoerd.

1.5.4.     Samenhang en eventuele synergie met andere relevante instrumenten

Dit voorstel is volledig in overeenstemming met de doelstellingen van de EU-drugsstrategie 2005-2012 en het EU-drugsactieplan (2009-2012), waarin tot doel wordt gesteld het misbruik van en de illegale handel binnen of via de Unie in voor de productie van illegale drugs gebruikte drugsprecursoren terug te dringen, waarmee uiteindelijk wordt beoogd het aanbod van illegale drugs waarmee EU-burgers worden geconfronteerd, te verminderen en tegelijkertijd te voorzien in een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid en een hoog niveau van veiligheid.

1.6.        Duur en financiële gevolgen

¨ Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur

– ¨  Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

– ¨  Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ

x Voorstel/initiatief met een onbeperkte geldigheidsduur

– Uitvoering met een opstartperiode van januari 2014 tot december 2014,

– gevolgd door een volledige uitvoering vanaf 1 januari 2015 (naar verwachting).

1.7.        Beheersvorm(en)[29]

x Direct gecentraliseerd beheer door de Commissie

¨ Indirect gecentraliseerd beheer door uitvoeringstaken te delegeren aan:

– ¨  uitvoerende agentschappen

– ¨  door de Unie opgerichte organen[30]

– ¨  nationale publiekrechtelijke organen of organen met een openbaredienstverleningstaak

– ¨  personen aan wie de uitvoering van specifieke acties in het kader van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie is toevertrouwd en die worden genoemd in het betrokken basisbesluit in de zin van artikel 49 van het Financieel Reglement

¨ Gedeeld beheer met lidstaten

¨ Gedecentraliseerd beheer met derde landen

¨ Gezamenlijk beheer met internationale organisaties (geef aan welke)

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder "Opmerkingen".

Opmerkingen

2.           BEHEERSMAATREGELEN

2.1.        Regels inzake het toezicht en de verslagen

Vermeld frequentie en voorwaarden.

(1) De lidstaten delen de Commissie jaarlijks gegevens mee over gevallen waarin leveringen van drugsprecursoren opgeschort of in beslag genomen zijn.

(2) De lidstaten zenden de Commissie periodiek gegevens toe over hun over een EU-vergunning of –registratie beschikkende marktdeelnemers en gebruikers die drugsprecursoren verhandelen of in bezit houden, en over hun respectieve transacties.

(3) Op haar beurt stelt de Commissie periodiek een verslag op op basis van de verzamelde informatie van de lidstaten, en zal zij jaarlijks de gegevens voor de hele EU met betrekking tot inbeslagnamen en onderschepte zendingen van drugsprecursoren in de Unie indienen bij de lidstaten en het Internationaal Comité van toezicht op verdovende middelen. Voorts zal de Commissie haar jaarverslag over inbeslagnamen en onderschepte zendingen van drugsprecursoren in de EU voorbereiden voor openbare bekendmaking.

2.2.        Beheers- en controlesysteem

2.2.1.     Mogelijke risico's

De belangrijkste risico's zijn:

- verzuim van de lidstaten hun verplichtingen na te komen met betrekking tot verslaglegging en/of informatieverstrekking over over een vergunning of registratie beschikkende marktdeelnemers en gebruikers;

- niet-eenvormige uitvoering van de wetgeving in de lidstaten;

- ontoereikende controlesystemen in de lidstaten, met name met betrekking tot over een vergunning of registratie beschikkende marktdeelnemers en gebruikers.

2.2.2.     Controlemiddel(en)

De lidstaten hebben reeds autoriteiten aangewezen die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de uitvoering van de wetgeving, en voor de verlening van vergunningen en registraties aan legitieme marktdeelnemers en gebruikers die bij de handel in drugsprecursoren betrokken zijn.

De uitvoering van de wetgeving wordt gecontroleerd door middel van regelmatige bijeenkomsten van de aangewezen bevoegde nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor de EU-wetgeving inzake drugsprecursoren;

Het dagelijks beheer van de EU-databank inzake drugsprecursoren zal onder de verantwoordelijkheid vallen van de diensten van de Commissie die belast zijn met de opvolging van de EU-wetgeving inzake drugsprecursoren, met name DG ENTR en DG TAXUD.

2.3.        Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen.

Er zijn geen specifieke risico's van fraude of onregelmatigheden vastgesteld.

3.           GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.        Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

· Bestaande begrotingsonderdelen voor uitgaven

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen

Rubriek van het meerjarige financiële kader || Begrotingsonderdeel || Soort krediet || Bijdrage

Nummer [Omschrijving:………………………...……….] || GK/ NGK ([31]) || van EVA-landen[32] || van kandidaat-lidstaten[33] || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement

1a. Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid || Artikel 02 03 01: Werking en ontwikkeling van de interne markt, met name op de gebieden van kennisgeving, certificering en sectorale harmonisatie || GK || JA || NEE || NEE || NEE

· Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen

Rubriek van het meerjarige financiële kader || Begrotingsonderdeel || Soort krediet || Bijdrage

Nummer [Omschrijving………………………………..] || GK/NGK || van EVA-landen || van kandidaat-lidstaten || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement

|| || || || || ||

3.2.        Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.1.     Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële kader || Nummer 1a || Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid

DG: ENTR || || || Jaar 2014[34] || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020[35] || TOTAAL

Ÿ Beleidskredieten || || || || || || || ||

Artikel 02 03 01 – Werking en ontwikkeling van de interne markt, met name op de gebieden van kennisgeving, certificering en sectorale harmonisatie || Vastleggingen || (1) || 0,045 || 0,045 || 0,045 || 0,045 || 0,045 || 0,045 || 0,045 || 0,315

Betalingen || (2) || 0,045 || 0,045 || 0,045 || 0,045 || 0,045 || 0,045 || 0,045 || 0,315

Nummer begrotingsonderdeel || Vastleggingen || (1a) || || || || || || || ||

Betalingen || (2a) || || || || || || || ||

Uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten[36] || || || || || || || ||

Nummer begrotingsonderdeel || || (3) || || || || || || || ||

TOTAAL kredieten voor DG ENTR || Vastleggingen || = 1+1a +3 || 0,045 || 0,045 || 0,045 || 0,045 || 0,045 || 0,045 || 0,045 || 0,315

Betalingen || = 2+2a +3 || 0,045 || 0,045 || 0,045 || 0,045 || 0,045 || 0,045 || 0,045 || 0,315

Ÿ TOTAAL beleidskredieten || Vastleggingen || (4) || || || || || || || ||

Betalingen || (5) || || || || || || || ||

ŸTOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten || (6) || || || || || || || ||

TOTAAL kredieten onder RUBRIEK <….> van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || = 4+ 6 || || || || || || || ||

Betalingen || = 5+ 6 || || || || || || || ||

Wanneer het voorstel/initiatief gevolgen heeft voor meerdere rubrieken

Ÿ TOTAAL beleidskredieten || Vastleggingen || (4) || || || || || || || ||

Betalingen || (5) || || || || || || || ||

ŸTOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten || (6) || || || || || || || ||

TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 4 van het meerjarige financiële kader (Referentiebedrag ) || Vastleggingen || = 4+ 6 || || || || || || || ||

Betalingen || = 5+ 6 || || || || || || || ||

Rubriek van het meerjarige financiële kader || 5 || "Administratieve uitgaven"

in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

DG: ENTR || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL

Ÿ Personele middelen || || 0,108 || 0,108 || 0,108 || 0,108 || 0,108 || 0,108 || 0,108 || 0,756

Ÿ Andere administratieve uitgaven || || || || || || || ||

TOTAAL DG ENTR || Kredieten || 0,108 || 0,108 || 0,108 || 0,108 || 0,108 || 0,108 || 0,108 || 0,756

TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || (totaal vastleggingen = totaal betalingen) || 0,108 || 0,108 || 0,108 || 0,108 || 0,108 || 0,108 || 0,108 || 0,756

in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

|| || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL

TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5 van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || 0,153 || 0,153 || 0,153 || 0,153 || 0,153 || 0,153 || 0,153 || 1,071

Betalingen || 0,153 || 0,153 || 0,153 || 0,153 || 0,153 || 0,153 || 0,153 || 1,071

3.2.2.     Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

– ¨  Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

– x Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven[37]:

Vastleggingskredieten, in miljoenen euro’s (tot op 3 decimalen)

|| Vermeld doelstellingen en outputs ò || || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL ||

|| OUTPUTS ||

|| || Soort output[38] || Gem. kosten van de output || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Totaal aantal outputs || Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1[39]… || || || || || || || || || || || || || || || || ||

- Output || || || 1 || 0,045 || 1 || 0,045 || 1 || 0,045 || 1 || 0,045 || 1 || 0,045 || 1 || 0,045 || 1 || 0,045 || 7 || 0,315 ||

- Output || || || || || || || || || || || || || || || || || || ||

- Output || || || || || || || || || || || || || || || || || || ||

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr.°1 || || || || || || || || || || || || || || || || ||

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2… || || || || || || || || || || || || || || || || ||

- Output || || || || || || || || || || || || || || || || || || ||

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2 || || || || || || || || || || || || || || || || ||

TOTALE KOSTEN || 1 || 0,045 || 1 || 0,045 || 1 || 0,045 || 1 || 0,045 || 1 || 0,045 || 1 || 0,045 || 1 || 0,045 || 7 || 0,315 ||

3.2.3.     Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.3.1.  Samenvatting

– ¨  Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

– x Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

|| Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL

RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || || || || || || || ||

Personele middelen || 0,108 || 0,108 || 0,108 || 0,108 || 0,108 || 0,108 || 0,108 || 0,756

Andere administratieve uitgaven || || || || || || || ||

Subtotaal RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || || || || || || || ||

Buiten RUBRIEK 5[40] van het meerjarige financiële kader || || || || || || || ||

Personele middelen || || || || || || || ||

Andere administratieve uitgaven || || || || || || || ||

Subtotaal buiten RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || || || || || || || ||

TOTAAL || 0,108 || 0,108 || 0,108 || 0,108 || 0,108 || 0,108 || 0,108 || 0,756

3.2.3.2.  Geraamde personeelsbehoeften

– ¨  Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig

– x Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in een geheel getal (of met hoogstens 1 decimaal)

|| || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020

Ÿ Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen) ||

|| 02 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie) || 0,108 || 0,108 || 0,108 || 0,108 || 0,108 || 0,108 || 0,108

|| XX 01 01 02 (delegaties) || || || || || || ||

|| XX 01 05 01 (onderzoek door derden) || || || || || || ||

|| 10 01 05 01 (eigen onderzoek) || || || || || || ||

|| Ÿ Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE)[41] ||

|| XX 01 02 01 (AC, END, INT van de "totale financiële middelen") || || || || || || ||

|| XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties) || || || || || || ||

|| XX 01 04 jj[42] || - zetel[43] || || || || || || ||

|| - delegaties || || || || || || ||

|| XX 01 05 02 (AC, END, INT – onderzoek door derden) || || || || || || ||

|| 10 01 05 02 (AC, END, INT – eigen onderzoek) || || || || || || ||

|| Ander begrotingsonderdeel (te vermelden) || || || || || || ||

|| TOTAAL || 0,108 || 0,108 || 0,108 || 0,108 || 0,108 || 0,108 || 0,108

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel

De benodigde personele middelen zullen worden gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijke functionarissen || Beheer en ontwikkeling van EU-wetgeving ter waarborging van een eengemaakte markt voor chemische stoffen – en met name voor drugsprecursoren. Voorbereiden en voorzitten van en verslagen schrijven over bijeenkomsten van werkgroepen en regelgevende comités om een eenvormige toepassing van de wetgeving te waarborgen. De lidstaten en de industrie ondersteunen. Relevante richtsnoeren en "vragen en antwoorden" opstellen in nauwe samenwerking met de autoriteiten van de lidstaten en andere belanghebbenden. Jaarverslagen publiceren over inbeslagnamen en onderschepte zendingen. Toezicht houden op het onderhoud en de verdere ontwikkeling van de Europese databank inzake drugsprecursoren. Parlementaire vragen beantwoorden. Aanpassingen aan de technische vooruitgang voorbereiden en interdepartementale raadplegingen uitvoeren. Zorgen voor een nauwe samenwerking met DG TAXUD, dat verantwoordelijk is voor het toezicht op de buitenlandse handel in drugsprecursoren.

Extern personeel ||

3.2.4.     Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

– x Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het meerjarige financiële kader voor 2014-2020.

– ¨  Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarige financiële kader

Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

– ¨  Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële kader[44]

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

3.2.5.     Bijdrage van derden aan de financiering

– x Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden

– ¨  Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoenen euro’s (tot op 3 decimalen)

|| Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || ... invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || Totaal

Medefinancieringsbron || || || || || || || ||

TOTAAL medegefinancierde kredieten || || || || || || || ||

3.3.        Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

– x Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

– ¨  Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

– ¨         voor de eigen middelen

– ¨         voor de diverse ontvangsten

in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten: || Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten || Gevolgen van het voorstel/initiatief[45]

Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … invullen: zoveel kolommen als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Artikel …………. || || || || || || || ||

Voor de diverse ontvangsten die worden "toegewezen", vermeld het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.

[1]               Het Internationaal Comité van toezicht op verdovende middelen (International Narcotics Control Board) van de Verenigde Naties.

[2]               Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement op grond van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 en artikel 32 van Verordening (EG) nr. 111/2005 van de Raad over de uitvoering en de werking van de EU-wetgeving betreffende het toezicht en de controle op de handel in drugsprecursoren, COM(2009)709 definitief, beschikbaar op: http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2009:0709:FIN:NL:PDF .

[3]               Voor nadere details, zie punt 4.2.2 "Sterke punten en tekortkomingen van de wetgeving" van het bovengenoemde verslag COM(2009)709 definitief.

[4]               EU-drugsstrategie (2005-2012), bekrachtigd door de Europese Raad van november 2004 (15074/04 CORDROGUE 77 SAN 187 ENFOPOL 187 RELEX 564).

[5]               EU-drugsactieplan voor 2009-2012 (2008/C 326/09).

[6]               In de EU-drugsstrategie worden deze twee hoofdpunten aangevuld met drie overkoepelende thema's: coördinatie; internationale samenwerking en informatie; onderzoek en evaluatie.

[7]               Voor meer details, zie http://ec.europa.eu/justice/newsroom/anti-drugs/opinion/111027_en.htm .

[8]               Artikel 168 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

[9]               Artikel 67 VWEU.

[10]             Zie voetnoot 1.

[11]             Conclusies van de Raad over de werking en uitvoering van de EU-wetgeving inzake drugsprecursoren – 3016e vergadering van de Raad Concurrentievermogen, Brussel, 25 mei 2010.

[12]             Het verslag over de effectbeoordeling kan worden geraadpleegd op: http://ec.europa.eu/governance/impact/ia_carried_out/cia_2012_en.htm .

[13]               PB C van , blz. .

[14]               PB C van , blz. .

[15]               PB L 47 van 18.2.2004, blz. 1.

[16]               Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement op grond van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 en artikel 32 van Verordening (EG) nr. 111/2005 van de Raad over de uitvoering en de werking van de EU-wetgeving betreffende het toezicht en de controle op de handel in drugsprecursoren, COM(2009)709 definitief.

[17]               PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

[18]               PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11.

[19]               PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.

[20]               PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67.

[21]               PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36.

[22]             PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

[23]             PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.

[24]             PB L 22 van 26.1.2005, blz. 1.

[25]             ABM: Activity Based Management – ABB: Activity Based Budgeting.

[26]             In de zin van artikel 49, lid 6, onder a) of b), van het Financieel Reglement.

[27]             Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement op grond van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 273/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 en artikel 32 van Verordening (EG) nr. 111/2005 van de Raad over de uitvoering en de werking van de EU-wetgeving betreffende het toezicht en de controle op de handel in drugsprecursoren, COM(2009)709 definitief, beschikbaar op:       http://eur‑lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2009:0709:FIN:nl:PDF .

[28]             Voor nadere details, zie punt 4.2.2 "Sterke punten en tekortkomingen van de wetgeving" van het bovengenoemde verslag COM(2009)709 definitief.

[29]             Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html .

[30]             In de zin van artikel 185 van het Financieel Reglement.

[31]             GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.

[32]             EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.

[33]             Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan.

[34]             Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.

[35]             Vanwege de aard van het project (onderhoud van de databank) worden ook na 2020 kosten voorzien.

[36]             Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.

[37]             Er is nog geen informatie beschikbaar over de outputs, aangezien het proefproject van de Europese databank nog niet is ontwikkeld.

[38]             Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen, enz.).

[39]             Zoals beschreven in punt 1.4.2. "Specifieke doelstelling(en)…"

[40]             Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.

[41]             AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL= Agent Local (plaatselijk functionaris); END= Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JED= Jeune Expert en Délégation (jonge deskundige in delegaties).

[42]             Onder het maximum voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen).

[43]             Vooral voor structuurfondsen, Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en Europees Visserijfonds (EVF).

[44]             Zie de punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel Akkoord.

[45]             Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 25 % aan inningskosten.

Top