EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32014D0836

2014/836/EU: Besluit van de Raad van 27 november 2014 tot vaststelling van bepaalde regelingen en overgangsregelingen betreffende de beëindiging van de deelname van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland aan een aantal handelingen van de Unie op het gebied van de politiële samenwerking en de justitiële samenwerking in strafzaken die voor de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon zijn vastgesteld

PB L 343 van 28/11/2014, p. 11–16 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2014/836/oj

28.11.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 343/11


BESLUIT VAN DE RAAD

van 27 november 2014

tot vaststelling van bepaalde regelingen en overgangsregelingen betreffende de beëindiging van de deelname van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland aan een aantal handelingen van de Unie op het gebied van de politiële samenwerking en de justitiële samenwerking in strafzaken die voor de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon zijn vastgesteld

(2014/836/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien Protocol nr. 36 betreffende de overgangsmaatregelen (hierna „Protocol nr. 36”), gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 10, lid 4, tweede alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens Protocol nr. 36 had het Verenigd Koninkrijk de mogelijkheid de Raad voor 31 mei 2014 ervan in kennis te stellen dat het de bevoegdheden van de Commissie en van het Hof van Justitie die door het Verdrag van Lissabon zijn ingevoerd met betrekking tot handelingen van de Unie op het gebied van de politiële samenwerking en de justitiële samenwerking in strafzaken die vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon zijn vastgesteld, niet aanvaardt.

(2)

Bij brief aan de voorzitter van de Raad van 24 juli 2013 heeft het Verenigd Koninkrijk de Raad ervan in kennis gesteld dat het de bevoegdheden van de Commissie en van het Hof van Justitie die door het Verdrag van Lissabon zijn ingevoerd op het gebied van de politiële samenwerking en de justitiële samenwerking in strafzaken, niet aanvaardt. Dientengevolge houden de desbetreffende handelingen op het gebied van politiële samenwerking en justitiële samenwerking in strafzaken op 1 december 2014 op van toepassing te zijn op het Verenigd Koninkrijk.

(3)

Het Verenigd Koninkrijk kan kennis geven van zijn wens deel te nemen aan de handelingen die opgehouden zijn van toepassing te zijn op de lidstaat.

(4)

Het Verenigd Koninkrijk heeft blijk gegeven van zijn wil om kennis te geven van zijn wens deel te nemen aan bepaalde handelingen.

(5)

Overeenkomstig artikel 10, lid 4, tweede alinea, van Protocol nr. 36 moet de Raad op voorstel van de Commissie de dientengevolge noodzakelijke regelingen en de overgangsregelingen vaststellen. De Raad kan tevens op grond van artikel 10, lid 4, derde alinea, besluiten dat het Verenigd Koninkrijk de directe financiële gevolgen moet dragen die noodzakelijkerwijs en onvermijdelijk voortvloeien uit de beëindiging van zijn deelname aan de betrokken handelingen.

(6)

Elke verstoring van de tenuitvoerlegging en toepassing van de wetshandelingen waartoe het Verenigd Koninkrijk opnieuw zou wensen toe te treden, moet worden vermeden. Die handelingen dienen van toepassing te blijven op het Verenigd Koninkrijk gedurende een beperkte overgangsperiode totdat de besluiten van de Raad en de Commissie waarbij toestemming wordt gegeven voor deelname van het Verenigd Koninkrijk in werking treden.

(7)

Aangezien het Verenigd Koninkrijk de Raad geen kennis heeft gegeven van zijn wens deel te nemen aan de Besluiten 2008/615/JBZ (1) en 2008/616/JBZ (2) van de Raad en aan Kaderbesluit 2009/905/JBZ van de Raad (3) (hierna „de Prüm-besluiten”), zullen deze besluiten vanaf 1 december 2014 ophouden van toepassing te zijn op het Verenigd Koninkrijk. Als gevolg van het ophouden van hun toepassing, en tot het moment dat het Verenigd Koninkrijk opnieuw deelneemt aan de Prüm-besluiten, heeft het Verenigd Koninkrijk voor rechtshandhavingsdoeleinden geen toegang tot de Eurodac-database, ingesteld bij Verordening (EU) nr. 603/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4).

(8)

Gezien echter de praktische en operationele betekenis van de Prüm-besluiten voor de Unie wat de openbare veiligheid, en meer in het bijzonder de rechtshandhaving en de voorkoming, de opsporing en het onderzoek van strafbare feiten betreft, dient het Verenigd Koninkrijk, in nauw overleg met de operationele partners in het Verenigd Koninkrijk, de lidstaten, de Commissie, Europol en Eurojust, een volledig dossier over de werking en tenuitvoerlegging aan te leggen teneinde te beoordelen welke verdiensten en praktische voordelen verbonden zijn aan de mogelijkheid dat het Verenigd Koninkrijk opnieuw toetreedt tot de Prüm-besluiten, en welke stappen daartoe moeten worden ondernomen. De resultaten daarvan dienen uiterlijk op 30 september 2015 te worden gepubliceerd.

(9)

Indien dit dossier over de werking en tenuitvoerlegging positief is, moet het Verenigd Koninkrijk uiterlijk op 31 december 2015 besluiten of het de Raad binnen een tijdsbestek van de volgende vier weken in kennis zal stellen van zijn wens deel te nemen aan de Prüm-besluiten overeenkomstig artikel 10, lid 5, van Protocol nr. 36. Het Verenigd Koninkrijk heeft aangegeven dat een positieve stemming in zijn parlement vereist is alvorens een dergelijk besluit kan worden genomen.

(10)

De regels betreffende de financiële gevolgen die voortvloeien uit de beëindiging van de deelname van het Verenigd Koninkrijk aan de Prüm-besluiten zullen worden vastgesteld bij Besluit 2014/837/EU van de Raad (5).

(11)

Overeenkomstig artikel 10, lid 4, tweede alinea, van Protocol nr. 36 neemt het Verenigd Koninkrijk niet deel aan de vaststelling van dit besluit, maar is het erdoor gebonden,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De in de bijlage genoemde handelingen blijven van toepassing op het Verenigd Koninkrijk tot en met 7 december 2014.

Artikel 2

1.   Uiterlijk 10 dagen na 30 november 2014 begint het Verenigd Koninkrijk een volledig dossier over de werking en tenuitvoerlegging aan te leggen teneinde te beoordelen welke verdiensten en praktische voordelen verbonden zijn aan de mogelijkheid dat het Verenigd Koninkrijk opnieuw toetreedt tot de Prüm-besluiten en welke stappen daartoe moeten worden ondernomen.

Het doet dit in nauw overleg met de operationele partners in het Verenigd Koninkrijk, de lidstaten, de Commissie, Europol en Eurojust.

2.   Uiterlijk op 30 september 2015 maakt het Verenigd Koninkrijk de resultaten van het in lid 1 bedoelde dossier over de werking en tenuitvoerlegging bekend.

3.   Wanneer dit dossier over werking en tenuitvoerlegging positief is, besluit het Verenigd Koninkrijk uiterlijk op 31 december 2015 of het de Raad in kennis zal stellen van zijn wens deel te nemen aan de Prüm-besluiten overeenkomstig artikel 10, lid 5, van Protocol nr. 36. De kennisgeving geschiedt binnen een tijdsbestek van vier weken vanaf 31 december 2015.

Artikel 3

Tot het moment van de inwerkingtreding van een besluit, waarin wordt bevestigd dat het Verenigd Koninkrijk deelneemt aan de Prüm-besluiten, heeft het Verenigd Koninkrijk voor rechtshandhavingsdoeleinden geen toegang tot de bij Verordening (EU) nr. 603/2013 ingestelde Eurodac-database.

Artikel 4

Wanneer het Verenigd Koninkrijk de Raad niet binnen een tijdsbestek van vier weken vanaf 31 december 2015 in kennis stelt van zijn wens om deel te nemen aan de Prüm-besluiten, dient de Commissie een rapport in bij het Europees Parlement en de Raad inzake de effecten van de niet-deelneming van het Verenigd Koninkrijk aan die besluiten.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking op 30 november 2014.

Gedaan te Brussel, 27 november 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

A. GIACOMELLI


(1)  Besluit 2008/615/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (PB L 210 van 6.8.2008, blz. 1).

(2)  Besluit 2008/616/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 betreffende de uitvoering van Besluit 2008/615/JBZ inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (PB L 210 van 6.8.2008, blz. 12).

(3)  Kaderbesluit 2009/905/JBZ van de Raad van 30 november 2009 over de accreditatie van aanbieders van forensische diensten die laboratoriumactiviteiten verrichten (PB L 322 van 9.12.2009, blz. 14).

(4)  Verordening (EU) nr. 603/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de instelling van „Eurodac” voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van Verordening (EU) nr. 604/2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend en betreffende verzoeken van rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten en Europol om vergelijkingen van Eurodac-gegevens ten behoeve van rechtshandhaving, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1077/2011 tot oprichting van een Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (PB L 180 van 29.6.2013, blz. 1).

(5)  Besluit 2014/837/EU van de Raad van 27 november 2014 tot vaststelling van bepaalde directe financiële gevolgen die voortvloeien uit de beëindiging van de deelname van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland aan een aantal handelingen van de Unie op het gebied van de politiële samenwerking en de justitiële samenwerking in strafzaken die voor de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon zijn vastgesteld (zie bladzijde 17 van dit Publicatieblad).


BIJLAGE

LIJST VAN HANDELINGEN BEDOELD IN ARTIKEL 1

1.

Overeenkomst ter uitvoering van het in 1985 te Schengen gesloten akkoord: artikel 39, artikel 40, de artikelen 42 en 43 (voor zover betrekking hebbend op artikel 40), artikel 44, artikel 46, artikel 47 (met uitzondering van lid 2, onder c), en lid 4), de artikelen 54 tot en met 58, artikel 59, de artikelen 61 tot en met 69, artikel 71, artikel 72, de artikelen 126 tot en met 130 (voor zover deze verband houden met de bepalingen van het het Akkoord van Schengen waaraan het Verenigd Koninkrijk deelneemt) en de slotakte — verklaring nr. 3 (betreffende artikel 71, lid 2) (PB L 239 van 22.9.2000, blz. 19)

2.

Besluit 2000/586/JBZ van de Raad van 28 september 2000 tot vaststelling van een procedure voor de wijziging van artikel 40, leden 4 en 5, artikel 41, lid 7, en artikel 65, lid 2, van de Overeenkomst ter uitvoering van het Schengenakkoord van 14 juni 1985 betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen (PB L 248 van 3.10.2000, blz. 1).

3.

Besluit 2003/725/JBZ van de Raad van 2 oktober 2003 houdende wijziging van artikel 40, leden 1 en 7, van de Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord van 14 juni 1985 betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen (PB L 260 van 11.10.2003, blz. 37).

4.

Gemeenschappelijk optreden 97/827/JBZ van 5 december 1997 tot instelling van een mechanisme voor evaluatie van de uitvoering en toepassing op nationaal niveau van de internationale verbintenissen inzake de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit (PB L 344 van 15.12.1997, blz. 7).

5.

Akte van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de overeenkomst op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unieinzake wederzijdse bijstand en samenwerking tussen de douaneadministraties (PB C 24 van 23.1.1998, blz. 1).

6.

Gemeenschappelijk optreden 98/700/JBZ van 3 december 1998 door de Raad aangenomen op basis van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de invoering van een Europees beeldopslagsysteem (FADO) (PB L 333 van 9.12.1998, blz. 4).

7.

Besluit 2000/375/JBZ van de Raad van 29 mei 2000 ter bestrijding van kinderpornografie op internet (PB L 138 van 9.6.2000, blz. 1).

8.

Besluit 2000/641/JBZ van de Raad van 17 oktober 2000 tot oprichting van een secretariaat voor de gemeenschappelijke controleorganen voor gegevensbescherming ingesteld bij de Overeenkomst tot oprichting van een Europese Politiedienst (Europol-overeenkomst), de Overeenkomst inzake het gebruik van informatica op douanegebied en de Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen (Schengenuitvoeringsovereenkomst) (PB L 271 van 24.10.2000, blz. 1).

9.

Besluit 2000/642/JBZ van de Raad van 17 oktober 2000 inzake een regeling voor samenwerking tussen de financiële inlichtingeneenheden van de lidstaten bij de uitwisseling van gegevens (PB L 271 van 24.10.2000, blz. 4).

10.

Besluit 2002/187/JBZ van de Raad van 28 februari 2002 betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken (PB L 63 van 6.3.2002, blz. 1).

11.

Besluit 2003/659/JBZ van de Raad van 18 juni 2003 tot wijziging van Besluit 2002/187/JBZ betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken (PB L 245 van 29.9.2003, blz. 44).

12.

Besluit 2009/426/JBZ van de Raad van 16 december 2008 inzake het versterken van Eurojust en tot wijziging van Besluit 2002/187/JBZ betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken (PB L 138 van 4.6.2009, blz. 14).

13.

Besluit 2002/348/JBZ van de Raad van 25 april 2002 inzake veiligheid naar aanleiding van voetbalwedstrijden met een internationale dimensie (PB L 121 van 8.5.2002, blz. 1).

14.

Besluit 2007/412/JBZ van de Raad van 12 juni 2007 tot wijziging van Besluit 2002/348/JBZ inzake veiligheid naar aanleiding van voetbalwedstrijden met een internationale dimensie (PB L 155 van 15.6.2007, blz. 76).

15.

Kaderbesluit 2002/465/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 inzake gemeenschappelijke onderzoeksteams (PB L 162 van 20.6.2002, blz. 1).

16.

Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (PB L 190 van 18.7.2002, blz. 1).

17.

Kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad van 26 februari 2009 tot wijziging van Kaderbesluit 2002/584/JBZ, Kaderbesluit 2005/214/JBZ, Kaderbesluit 2006/783/JBZ, Kaderbesluit 2008/909/JBZ en Kaderbesluit 2008/947/JBZ en tot versterking van de procedurele rechten van personen, tot bevordering van de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen gegeven ten aanzien van personen die niet verschenen zijn tijdens het proces (PB L 81 van 27.3.2009, blz. 24).

18.

Kaderbesluit 2005/214/JBZ van de Raad van 24 februari 2005 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op geldelijke sancties (PB L 76 van 22.3.2005, blz. 16).

Kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad van 26 februari 2009 tot wijziging van Kaderbesluit 2002/584/JBZ, Kaderbesluit 2005/214/JBZ, Kaderbesluit 2006/783/JBZ, Kaderbesluit 2008/909/JBZ en Kaderbesluit 2008/947/JBZ en tot versterking van de procedurele rechten van personen, tot bevordering van de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen gegeven ten aanzien van personen die niet verschenen zijn tijdens het proces (PB L 81 van 27.3.2009, blz. 24).

19.

Kaderbesluit 2006/783/JBZ van de Raad van 6 oktober 2006 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen tot confiscatie (PB L 328 van 24.11.2006, blz. 59).

Kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad van 26 februari 2009 tot wijziging van Kaderbesluit 2002/584/JBZ, Kaderbesluit 2005/214/JBZ, Kaderbesluit 2006/783/JBZ, Kaderbesluit 2008/909/JBZ en Kaderbesluit 2008/947/JBZ en tot versterking van de procedurele rechten van personen, tot bevordering van de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen gegeven ten aanzien van personen die niet verschenen zijn tijdens het proces (PB L 81 van 27.3.2009, blz. 24).

20.

Kaderbesluit 2006/960/JBZ van de Raad van 18 december 2006 betreffende de vereenvoudiging van de uitwisseling van informatie en inlichtingen tussen de rechtshandhavingsautoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie (PB L 386 van 29.12.2006, blz. 89).

21.

Besluit 2007/171/EG van de Commissie van 16 maart 2007 tot vaststelling van de netwerkvereisten voor het Schengeninformatiesysteem II (derde pijler) (PB L 79 van 20.3.2007, blz. 29).

22.

Besluit 2007/533/JBZ van de Raad van 12 juni 2007 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (PB L 205 van 7.8.2007, blz. 63).

23.

Besluit 2007/845/JBZ van de Raad van 6 december 2007 betreffende de samenwerking tussen de nationale bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen op het gebied van de opsporing en de identificatie van opbrengsten van misdrijven of andere vermogensbestanddelen die hun oorsprong vinden in misdrijven (PB L 332 van 18.12.2007, blz. 103).

24.

Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad van 27 november 2008 over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken (PB L 350 van 30.12.2008, blz. 60).

25.

Besluit 2009/426/JBZ van de Raad van 16 december 2008 inzake het versterken van Eurojust en tot wijziging van Besluit 2002/187/JBZ betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken (PB L 220 van 15.8.2008, blz. 32).

26.

Kaderbesluit 2008/909/JBZ van de Raad van 27 november 2008 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op strafvonnissen waarbij vrijheidsstraffen of tot vrijheidsbeneming strekkende maatregelen zijn opgelegd, met het oog op de tenuitvoerlegging ervan in de Europese Unie (PB L 327 van 5.12.2008, blz. 27).

Kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad van 26 februari 2009 tot wijziging van Kaderbesluit 2002/584/JBZ, Kaderbesluit 2005/214/JBZ, Kaderbesluit 2006/783/JBZ, Kaderbesluit 2008/909/JBZ en Kaderbesluit 2008/947/JBZ en tot versterking van de procedurele rechten van personen, tot bevordering van de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen gegeven ten aanzien van personen die niet verschenen zijn tijdens het proces (PB L 81 van 27.3.2009, blz. 24).

27.

Besluit 2008/976/JBZ van de Raad van 16 december 2008 betreffende het Europees justitieel netwerk (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 130).

28.

Kaderbesluit 2009/315/JBZ van de Raad van 26 februari 2009 betreffende de organisatie en de inhoud van uitwisseling van gegevens uit het strafregister tussen de lidstaten (PB L 93 van 7.4.2009, blz. 23).

29.

Besluit 2009/316/JBZ van de Raad van 6 april 2009 betreffende de oprichting van het Europees Strafregister Informatiesysteem (ECRIS) overeenkomstig artikel 11 van Kaderbesluit 2009/315/JBZ (PB L 93 van 7.4.2009, blz. 33).

30.

Besluit 2009/371/JBZ van de Raad van 6 april 2009 tot oprichting van de Europese Politiedienst (Europol) (PB L 121 van 15.5.2009, blz. 37).

31.

Besluit 2009/934/JBZ van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van de uitvoeringsregels voor de betrekkingen van Europol met partners, inclusief de uitwisseling van persoonsgegevens en gerubriceerde informatie (PB L 325 van 11.12.2009, blz. 6).

32.

Besluit 2009/936/JBZ van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van de uitvoeringsregels voor analysebestanden van Europol (PB L 325 van 11.12.2009, blz. 14).

33.

Besluit 2009/968/JBZ van de Raad van 30 november 2009 houdende vaststelling van de geheimhoudingsregels betreffende Europol-informatie (PB L 332 van 17.12.2009, blz. 17).

34.

Kaderbesluit 2009/829/JBZ van de Raad van 23 oktober 2009 inzake de toepassing, tussen de lidstaten van de Europese Unie, van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen inzake toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis (PB L 294 van 11.11.2009, blz. 20).

35.

Besluit 2009/917/JBZ van de Raad van 30 november 2009 inzake het gebruik van informatica op douanegebied (PB L 323 van 10.12.2009, blz. 20).


Top