EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52000PC0492

Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de bescherming van de euro tegen valsemunterij

/* COM/2000/0492 def. - CNS 2000/0208 */

PB C 337E van 28/11/2000, p. 264–273 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

52000PC0492

Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de bescherming van de euro tegen valsemunterij /* COM/2000/0492 def. - CNS 2000/0208 */

Publicatieblad Nr. C 337 E van 28/11/2000 blz. 0264 - 0273


Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD betreffende de bescherming van de euro tegen valsemunterij

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

1. Algemene achtergrond

1.1. Overzicht van de institutionele context

In haar aanbeveling van 7 juli 1998 betreffende de vaststelling van bepaalde maatregelen ter vergroting van de rechtsbescherming van euro-bankbiljetten en -munten [1] heeft de Europese Centrale Bank voorgesteld communautaire rechtsvoorschriften in te voeren om de juridische bescherming van de euro te verzekeren.

[1] PB C 11 van 11.5.1999, blz.13.

In de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en de Europese Centrale Bank van 22 juli 1998 betreffende de bescherming van de euro en de bestrijding van valsemunterij [2] zijn de vereisten en de doelstellingen op het gebied van de bescherming van de ene munt aangegeven en de verantwoordelijkheden van de Europese Centrale Bank, de Commissie en Europol gespecificeerd, waarbij werd uitgegaan van het Verdrag van Genève van 20 april 1929 ter bestrijding van de valsemunterij [3].

[2] COM (1998) 474.

[3] Ligue des Nations; Série Traité no 2623 (1931), blz. 372.

Op 29 april 1999 heeft de Raad het mandaat van Europol uitgebreid tot de bestrijding van valsemunterij en vervalsing van betaalmiddelen [4].

[4] PB C 149 van 28.5.1999, blz 16.

Een kaderbesluit van de Raad tot versterking, door middel van strafrechtelijke en andere sancties, van de bescherming tegen valsemunterij in verband met het in omloop brengen van de euro is op 29 mei 2000 goedgekeurd [5].

[5] PB L 140 van 14.6.2000, blz 1.

1.2. Inhoud van het voorstel voor een verordening

Het voorstel is gebaseerd op de artikelen 123, lid 4, derde zin, en 308 van het EG-Verdrag. Het omvat drie belangrijke onderwerpen:

- de bewerking van de technische informatie in verband met namaak;

- de bewerking van de operationele en strategische gegevens;

- de samenwerking en wederzijdse bijstand.

1.3. Verband met het rechtskader van Europol

Deze verordening zou te zijner tijd moeten worden vervolledigd door een uitbreiding van het mandaat van Europol tot meer specifieke aspecten van de bescherming van de euro alsmede door eventuele andere aanpassingen voor zover deze noodzakelijk blijken zoals de verduidelijking van de wijze waarop Europol kan deelnemen aan gezamenlijke onderzoeken. De wijziging zou op basis van artikel 43, lid 3, van de Europol-Overeenkomst kunnen worden aangebracht na onderzoek door de Raad van bestuur van Europol.

Vorm en inhoud van de uitgebreide of vervolledigde omschrijving zouden kunnen worden opgenomen in een voorontwerp dat tezamen met Europol zou moeten worden onderzocht.

1.4. Samenwerking Europol/Commissie en Europol/Europese Centrale Bank (ECB)

Teneinde de voorwaarden voor toegang tot de informatie en samenwerking met het oog op de uitwisseling van strategische informaties tussen Europol en de Commissie en tussen Europol en de Europese Centrale Bank vast te stellen om daarbij, zowel met het oog op de behoeften van de Commissie als op die van de ECB, de onbewerkte informatie, de uitkomsten van lopende of voltooide analyses en de opgestelde statistieken te betrekken, zouden ter aanvulling van deze verordening hetzij een driepartijenovereenkomst, hetzij twee afzonderlijke overeenkomsten moeten worden gesloten op basis van artikel 42, lid 1, van de Europol-Overeenkomst en van de artikelen 2 en 7 van het besluit van de Raad van bestuur van Europol van 15 oktober 1998 houdende vaststelling van de regeling betreffende de externe betrekkingen van Europol met aan de Europese Unie gerelateerde instanties [6]. Deze overeenkomst zou tevens kunnen voorzien in een structuur voor coördinatie tussen de Commissie, de ECB en Europol op het niveau van de diensten en, zo nodig, op hoog niveau.

[6] PB C 26 van 30.1.1999.

De Commissie zou op basis van een voorontwerp van overeenkomst met het oog daarop overleg kunnen plegen met de ECB en Europol.

1.5. Daarenboven zou te zijner tijd moeten worden voorgesteld in toekomstige samenwerkingsovereenkomsten met derde landen een modelbepaling op te nemen inzake samenwerking ter bestrijding van namaak van de euro, met inbegrip van operationele samenwerking

1.6. De Commissie zal de continuïteit garanderen van de werkzaamheden die sedert 1998 samen met de deskundigen op het gebied van namaak van de euro in het kader van het raadgevend comité van de Commissie worden verricht teneinde het vaststellen en aanpassen van de algemene communautaire aanpak op het gebied van de bescherming van bankbiljetten en muntstukken in euro te vergemakkelijken. De deskundigen zullen in het bijzonder worden betrokken bij de huidige en de toekomstige multidisciplinaire opleidingsacties die worden georganiseerd voor alle partijen die belast zijn met de voorkoming en de bestrijding van valsemunterij zowel in de Gemeenschap als in derde landen. Deze werkzaamheden zullen aansluiten bij die welke reeds worden verricht door raadgevende groepen bij andere fora (met name Europol en de ECB).

2. Specifieke toelichting op de artikelen

Artikel 1

Dit artikel bevat de meest noodzakelijke definities (valse biljetten en valse muntstukken in euro, namaak van of valsemunterij met de euro, technische gegevens, operationele gegevens, strategische gegevens, Verdrag van Genève, waarmee wordt verwezen naar het Internationale Verdrag ter bestrijding van de valsemunterij van 1929).

In geval van uiteenlopende meningen ten aanzien van het nagemaakte karakter van de bankbiljetten of muntstukken dienen de Europese Centrale Bank en de lidstaten elk voor zich uit te maken of er al dan geen gevaar bestaat van verwarring met in euro luidend geld dat wettig betaalmiddel is. De aanduidingen op de valse biljetten in euro bevatten nummers om de vervalsing naar type en variant in te delen en bijzonderheden betreffende de technieken en specificaties voor de productie van de verdachte biljetten.

Artikel 2

Dit artikel heeft betrekking op de verschillende bevoegde nationale autoriteiten. Deze autoriteiten worden aangewezen door de lidstaten. In de overwegingen 8 en 9 worden de autoriteiten genoemd die in het bijzonder belast zijn met de analyse en de identificatie van de valse biljetten en de valse muntstukken in euro.

Artikel 3

Dit artikel betreft de technische gegevens in verband met de valse biljetten en valse muntstukken in euro die worden verzameld en geïnventariseerd door de bevoegde nationale autoriteiten en vervolgens worden opgeslagen en behandeld door de Europese Centrale Bank. De ECB verzamelt tevens de technische informatie in verband met vervalste euro's die afkomstig zijn uit derde landen.

Artikel 4

Onder bevoegde nationale autoriteiten in de zin van dit artikel dient in verband met de inlevering van valse eurobiljetten de Europese Centrale Bank of het nationaal centrum voor analyse (NAC) te worden verstaan. Onder het onverwijld mededelen van het eindresultaat van de analyse van de Europese Centrale Bank dient tenminste het tijdstip te worden verstaan dat volgt op de eerste administratieve vaststelling of op de beslaglegging. De ECB moet de Europese identificatiecode uiterlijk binnen twee maanden aanbrengen.

Artikel 5

De ECOFIN-Raad heeft op 28 februari 2000 zijn goedkeuring gehecht aan een technisch systeem voor de behandeling van valsemunterij met euromuntstukken. Onder bevoegde nationale autoriteiten in de zin van dit artikel moeten, wat betreft de inlevering van valse euromuntstukken, de CNAC (Coin National Analysis Centres) worden verstaan. Deze bepaling is ook in de niet-deelnemende lidstaten rechtstreeks toepasselijk.

Artikel 6

Uit een vergelijkende rechtsanalyse die in het kader van het raadgevend comité voor de coördinatie op het gebied van de bestrijding van fraude van de Commissie is uitgevoerd door een groep deskundigen inzake namaak van de euro, alsmede uit het verslag van de Europese Centrale Bank betreffende de juridische bescherming van bankbiljetten van november 1999 blijkt dat er aanzienlijke verschillen bestaan tussen de rechtsstelsels van de lidstaten wat betreft de verplichtingen van de kredietinstellingen tot medewerking bij de bestrijding van valsemunterij. Gezien deze situatie moet er een regeling worden getroffen om de kredietinstellingen daartoe te verplichten, vergezeld van doeltreffende, evenredige en afschrikkende straffen in geval van nalatigheid of kwaad opzet.

Artikel 7

De Eenheid ter bestrijding van valsemunterij met de euro zal gebruikmaken van de infrastructuur van Europol. De oprichting van de Eenheid berust op een besluit inzake administratieve organisatie van Europol. Europol kan in een passende vorm de materiële werkzaamheden op zich nemen waarin de verordening voorziet, aangezien deze taak nauw verband houdt met het mandaat van Europol betreffende de bestrijding van valsemunterij en de vervalsing van betaalmiddelen. De onafhankelijkheid die de Eenheid is toegekend vereist dat het personeel ervan onder een Europees statuut valt en dat verbindingsofficieren en leden van nationale Europol-eenheden ervan zijn uitgesloten, en dat er geen nationaal statuut van toepassing is.

Artikel 8

In dit artikel zijn de werkzaamheden aangegeven die aan de in artikel 7 bedoelde Eenheid moeten worden opgedragen. Zoals wordt erkend door de deskundigen op het gebied van de namaak van de euro (raadgevend comité van de Commissie) moet deze Eenheid met name in staat zijn alle nodige bijstand te verlenen aan de autoriteiten van de lidstaten, met name wetenschappelijke bijstand. Tevens moet zij kunnen samenwerken met de Europese Centrale Bank en de Commissie naar gelang van hun respectieve behoeften.

Artikel 9

Het is absoluut noodzakelijk dat de lidstaten zich ervan vergewissen dat de ingevolge het Verdrag van Genève van 1929 opgerichte nationale centrale bureaus over alle informatie op nationaal niveau beschikken inzake valsemunterij met de euro.

Artikel 10

De nationale centrale bureaus zijn verplicht via de nationale eenheden van Europol vanaf de eerste administratieve of gerechtelijke vaststelling alle ontdekte gevallen van valsemunterij met de euro te melden aan het door de in artikel 7 bedoelde Eenheid beheerde informatiesysteem. De nationale centrale bureaus werken de informatie regelmatig bij en delen de gegevens mede betreffende de fasen van de procedure en de follow-up van de strafvervolgingen; zij verzoeken zo nodig om machtiging van de bevoegde rechterlijke instantie. Bij deze mededelingen wordt rekening gehouden met de evolutie van de procedure (inbeslagneming van vervalste euro's, huiszoekingen, arrestaties, tenlasteleggingen). Het door de Eenheid beheerde informatiesysteem, dat gebaseerd is op een operationele en strategische gegevensbank en terminals heeft binnen elk nationaal centraal bureau, moet rechtstreekse toegang tot de centrale bureaus van de lidstaten mogelijk maken.

Artikel 11

De bestrijding van valsemunterij vereist wederzijdse bijstand tussen de bevoegde autoriteiten ten aanzien van alle nuttige inlichtingen, naar het voorbeeld van hetgeen op andere gebieden van het Gemeenschapsrecht bestaat. De lidstaten zorgen ervoor dat de aangezochte bevoegde nationale autoriteit de verzoekende bevoegde nationale autoriteit alle inlichtingen verstrekt die laatstgenoemde autoriteit van nut kunnen zijn bij het opsporen en de identificatie van vervalsingen en de bestrijding van valsemunterij met de euro.

Artikel 12

De lidstaten zorgen ervoor dat er door de in artikel 7 bedoelde Eenheid een spraakpostsysteem tot stand wordt gebracht en wordt beheerd om rechtstreekse samenwerking mogelijk te maken welke leidt tot onmiddellijke maatregelen op Europees niveau door de bevoegde autoriteiten (spraakpostsysteem beschikbaar 24 uur per dag en interactief met de operationele en strategische gegevensbank).

Artikel 13

De lidstaten zorgen ervoor dat de in artikel 7 bedoelde Eenheid de uit derde landen afkomstige operationele en strategische informaties verzamelt. De samenwerking met derde landen omvat technische en administratieve bijstand teneinde met name de samenwerking uit hoofde van het Verdrag van Genève volledig tot gelding te doen komen, de centrale structurele voorzieningen te treffen ter bescherming van de euro tegen valsemunterij, de efficiëntie van de instellingen die belast zijn met de bestrijding van de valsemunterij met de euro te vergroten en bij te dragen tot de opleiding van gespecialiseerd personeel. Alle bevoegde autoriteiten van de lidstaten die met medewerking van Europol en de Europese Commissie informaties ontvangen betreffende in een derde land aan het licht gekomen gevallen van namaak van de euro stellen hun bevoegde diensten ter beschikking.

Artikel 14

Het beginsel van de gelijkwaardigheid met de bescherming die geboden wordt door Richtlijn 95/46 EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens [7] wordt erkend; dit houdt in dat:

[7] PB L281 van 23.11.1995, blz 31.

- het verzamelen en alle andere vormen van bewerking van gegevens op eerlijke en legale wijze moeten geschieden;

- de gegevens moeten worden vergaard met het oog op de in deze verordening omschreven doeleinden en dat zij bijgevolg niet mogen worden gebruikt om redenen die onverenigbaar zijn met de vastgestelde doelen;

- de gegevens passend en relevant voor en evenredig moeten zijn met de doeleinden waarvoor zij zijn bewerkt;

- de gegevens juist moeten zijn en zo nodig moeten worden bijgewerkt;

- de gegevens in een vorm moeten worden bewaard die de identificatie van de betrokkenen slechts toelaat gedurende een periode die niet langer is dan noodzakelijk om de nagestreefde doelen te bereiken.

Voorts gelden ten aanzien van de gegevens in verband met de technische beveiliging de verplichtingen uit hoofde van het beroepsgeheim.

2000/0208 (CNS)

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD betreffende de bescherming van de euro tegen valsemunterij

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 123, lid 4, derde zin, en 308;

Gezien het voorstel van de Commissie;

Gezien het advies van het Europees Parlement;

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Ingevolge Verordening (EG) nr. 974/98 van de Raad van 3 mei 1998 over de invoering van de euro [8] brengen de Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken (NCB) vanaf 1 januari 2002 in euro luidende bankbiljetten in omloop en geven de deelnemende lidstaten in euro luidende muntstukken uit; er dient op korte termijn een beschermingssysteem te worden goedgekeurd zodat dit operationeel kan zijn doordat de in euro luidende bankbiljetten en muntstukken in omloop worden gebracht.

[8] PB L 139 van 11.5.1998, blz.1.

(2) Er dient een omschrijving te worden gegeven van bepaalde begrippen, zoals in euro luidend vals geld, en van de technische, operationele en strategische gegevens met het oog op de toepassing van deze verordening, terwijl de bevoegde nationale autoriteiten moeten worden aangewezen.

(3) In zijn kaderbesluit van 29 mei 2000 tot versterking, door middel van strafrechtelijke en andere sancties, van de bescherming tegen valsemunterij in verband met het in omloop brengen van de euro [9] heeft de Raad een aantal maatregelen genomen om te verzekeren dat de euro in strafrechtelijk opzicht op passende wijze zal worden beschermd.

[9] PB L 140 van 14.6.2000, blz 1.

(4) Bij besluit van de Raad van 29 april 1999 is het mandaat van Europol uitgebreid tot de bestrijding van valsemunterij en van de vervalsing van betaalmiddelen [10].

[10] Overeenkomst tot oprichting van een Europese Politiedienst (Europol-Overeenkomst), PB L 316 van 27.11.1995, blz. 2, en Besluit van de Raad van 29 april 1999 waarbij het mandaat van Europol wordt uitgebreid tot de bestrijding van valsemunterij en de vervalsing van betaalmiddelen, PB C 149 van 28 mei 1999, blz. 16 en corrigendum PB C 229 van 12 augustus 1999, blz. 14.

(5) Het onder auspiciën van de Europese Centrale Bank (ECB) overeenkomstig het richtsnoer van de ECB [11] oprichte en beheerde Analysecentrum voor Nagemaakte Bankbiljetten (ANB) classificeert en analyseert de technische gegevens betreffende de valse bankbiljetten centraal.

[11] Richtsnoer van de Europese Centrale Bank van 26 augustus 1998 betreffende bepaalde bepalingen met betrekking tot eurobankbiljetten, zoals gewijzigd op 26 augustus 1999 (ECB/1999/3), PB L 258 van 5.10.1999, blz. 32, artikel 3.

(6) De technische regeling voor de behandeling van de euromuntstukken, die op 28 februari 2000 door de Raad is goedgekeurd, voorziet in het stelselmatig vergaren van technische informatie betreffende namaak van de euro door de Europese Centrale Bank, evenals in de oprichting van een Europees technisch en wetenschappelijk centrum (ETSC) voor analyse en classificatie van nagemaakte euromuntstukken en, op nationaal niveau, van nationale centra voor analyse van muntstukken (CNAC).

(7) Het op te richten Europees technisch en wetenschappelijk centrum zal een tijdelijk karakter hebben als afzonderlijke administratieve entiteit die ressorteert onder de Munt van Parijs (briefwisseling tussen de voorzitter van de Raad en de Franse minister van Financiën); de taakomschrijving ervan moet in deze verordening worden opgenomen.

(8) De Europese Centrale Bank vergaart en bewerkt alle technische gegevens betreffende zowel valse eurobankbiljetten als valse euromuntstukken.

(9) De valse bankbiljetten in euro die in bewaring zijn of in beslag worden genomen moeten ter identificatie worden verstrekt aan de nationale centrale banken (of aan de nationale analysecentra - NAC); valse muntstukken moeten worden doorgegeven aan de nationale analysecentra voor muntstukken.

(10) De kredietinstellingen en de wisselkantoren zullen moeten worden verplicht vervalste bankbiljetten en muntstukken in euro uit de circulatie te nemen en aan de bevoegde autoriteiten te verstrekken.

(11) Er dient een Eenheid ter bestrijding van vervalsing van de euro te worden opgericht; ingevolge het mandaat van Europol dient deze eenheid, waarvan de functie dient te worden omschreven, te worden opgericht en beheerd door Europol dat zich hiertoe bereid heeft verklaard; de lidstaten zullen de nodige maatregelen in het kader van de op Europol toepasselijke regels moeten nemen om ervoor te zorgen dat deze Eenheid haar functie zoals in deze verordening omschreven kan uitoefenen en over de nodige middelen kan beschikken.

(12) Er dient een informatiesysteem in het leven te worden geroepen dat wordt beheerd door de Eenheid ter bestrijding van valsemunterij met de euro; dit dient een operationele en strategische gegevensbank te omvatten die overeenkomt met de in artikel 13 van het Verdrag van Genève van 20 april 1929 beoogde doelstellingen om te komen tot een doelmatiger preventie en opsporing van vervalsing van de euro.

(13) Er dient een taakomschrijving te worden opgesteld van de Eenheid ter bestrijding van valsemunterij met de euro wat betreft voorlichting van de bevoegde autoriteiten in verband met de analyse en follow-up van gevallen van namaak van de euro, terwijl de verplichtingen van de Eenheid op het gebied van de technische en operationele samenwerking en de wijze waarop zij met de bevoegde nationale en Europese autoriteiten samenwerkt om de informatie zo snel mogelijk beschikbaar te maken en de operationele samenwerking te vergemakkelijken dienen te worden aangegeven.

(14) Met het oog op een uitwisseling van actuele, volledige en homogene gegevens dient te worden voorzien in de centralisatie op nationaal niveau van de operationele en strategische informatie en in de verplichting tot melding.

(15) Er moet worden voorzien in wederzijdse bijstand tussen de bevoegde autoriteiten en er dienen organisatorische voorzieningen te worden getroffen met het oog op onmiddellijke bijstand en snelle verspreiding van informatie (waarschuwingssysteem); dit systeem dient te worden beheerd door de Eenheid ter bestrijding van valsemunterij met de euro en de lidstaten zullen met het oog daarop de nodige maatregelen moeten nemen.

(16) Er dient in verband met het gebruik van de euro in derde landen als munt voor internationale transacties te worden voorzien in regels betreffende samenwerking in geval van namaak in derde landen.

(17) De vertrouwelijkheid en de bescherming van persoonsgegevens moeten worden verzekerd door bij de behandeling van persoonsgegevens ter toepassing van deze verordening de beginselen te hanteren vervat in Richtlijn 95/46/EG. Deze beginselen moeten eveneens worden toegepast indien de behandeling van persoonsgegevens buiten de werkingssfeer valt van deze richtlijn zoals aangegeven in artikel 3; voor de gegevens betreffende de technische beveiliging geldt het beroepsgeheim.

(18) Teneinde de continuïteit te verzekeren van de met de deskundigen op het gebied van de namaak van de euro verrichte werkzaamheden waarop de discussies van de Commissie waren gebaseerd, dienen verder regelmatig vergaderingen te worden georganiseerd om discussies en gedachtewisselingen mogelijk te maken tussen de belangrijkste partijen bij de voorkoming en de bestrijding van namaak. In dit kader zal ook rekening worden gehouden met de opleidingsacties voor de nationale autoriteiten of derde landen teneinde te garanderen dat de op nationaal en Europees niveau genomen initiatieven elkaar aanvullen. Hiertoe heeft de Commissie in het kader van haar raadgevend comité een specifieke groep opgericht voor de bescherming van de in euro luidende bankbiljetten en muntstukken tegen valsemunterij dat bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten die deskundig zijn op het gebied van de valsemunterij en uit vertegenwoordigers van de Europese Centrale Bank, het Europees technisch en wetenschappelijk centrum, de in artikel 7 bedoelde Eenheid en Europol, alsmede van Interpol.

(19) De gecentraliseerde uitwisseling van informatie betreffende ontdekte gevallen van vervalsing van de euro door de bevoegde nationale autoriteiten moet als een onontbeerlijk aanvullend element worden beschouwd op grond waarvan aan de voorzieningen inzake bescherming, wegens de omvang en de effecten van de op Europees niveau voorgenomen actie, een zodanige operationele reikwijdte kan worden gegeven dat op het niveau van de Gemeenschap alle maatregelen om de geloofwaardigheid en de stabiliteit van de euro te verzekeren, kunnen worden geoptimaliseerd; een dergelijk element is onverbrekelijk verbonden met de maatregelen die nodig zijn voor een snelle invoering van de euro als ene munt van de deelnemende lidstaten.

(20) De maatregelen die ten aanzien van namaak van de euro moeten worden genomen betreffen de Gemeenschap uit hoofde van haar verantwoordelijkheden voor de ene munt; de juridische bescherming van de euro kan niet op bevredigende wijze worden verzekerd door de lidstaten afzonderlijk omdat de bankbiljetten en muntstukken in euro ook buiten de territoriale grenzen van de lidstaten wettig betaalmiddel zullen zijn.

(21) De in deze verordening vervatte maatregelen gelden onverminderd de bevoegdheid van de lidstaten ten aanzien van de toepassing van het nationale strafrecht in verband met bescherming van de euro tegen valsemunterij, en zij doen geen afbreuk aan de onafhankelijkheid van de nationale rechterlijke instanties.

(22) De lidstaten die de euro niet hebben ingevoerd hebben als potentiële deelnemers aan de ene munt eveneens belang bij de juridische bescherming ervan, en hun medewerking is vereist om een efficiënte bescherming te verzekeren; om te bewerkstelligen dat deze verordening ook op hen toepasselijk is wordt naast artikel 123, lid 4, derde zin, artikel 308 opgenomen als rechtsgrond,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Hoofdstuk 1 - Definities en bevoegde autoriteiten

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1. "valse bankbiljetten in euro" of "valse muntstukken in euro": in euro luidende bankbiljetten of muntstukken die zijn:

- vervaardigd of veranderd zonder machtiging van de bevoegde uitgevende autoriteiten,

- vervaardigd met gebruikmaking van rechtmatige faciliteiten en materialen, maar in strijd met de rechtsvoorschriften of voorwaarden op grond waarvan de bevoegde autoriteiten munt mogen uitgeven,

- in omloop zijn gebracht in strijd met de rechtsvoorschriften en voorwaarden op grond waarvan de bevoegde autoriteiten munt mogen uitgeven.

2. "namaak van" of "valsemunterij met" de euro: de in de artikelen 3 tot en met 5 van het Kaderbesluit van de Raad van 29 mei 2000 [12] tot versterking, door middel van strafrechtelijke en andere sancties, van de bescherming tegen valsemunterij in verband met het in omloop brengen van de euro beschreven gedragingen.

[12] PB L 140 van 14.6.2000, blz 1.

3. "technische gegevens": de gegevens in verband met de beschrijving van de kenmerken die echte biljetten en muntstukken onderscheiden van vervalste biljetten en muntstukken (technische beschrijving van het soort vervalsing).

4. "operationele gegevens": de gegevens die verband houden met de gevallen van namaak, inclusief persoonsgegevens, waarmee wordt beoogd het onderzoek en de controle ter plaatse doeltreffender te doen verlopen.

5. "strategische gegevens": gegevens die verband houden met doelstellingen op het gebied van de risicobeoordeling welke buiten het kader liggen van de behandeling van een specifiek geval ten aanzien waarvan reeds een onderzoek wordt of kan worden verricht.

6. "Verdrag van Genève": het op het 20 april 1929 te Genève gesloten "verdrag ter bestrijding van de valsche munterij" [13].

[13] Ligue des Nations, Série Traité, no 2623 (1931), blz. 372.

Artikel 2 Bevoegde nationale autoriteiten

1. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: "bevoegde nationale autoriteiten" de autoriteiten die door de lidstaten zijn aangewezen:

- voor het verzamelen en analyseren van de technische gegevens in verband met valse bankbiljetten in euro, met name de nationale centrale banken of de andere gemachtigde organen;

- voor het verzamelen en analyseren van de technische gegevens in verband met valse muntstukken in euro, met name de nationale Munten, de nationale centrale banken of de andere gemachtigde organen;

- voor het verzamelen en analyseren van de operationele en strategische gegevens in verband met de namaak van de euro, met name de in artikel 12 van het Verdrag van Genève bedoelde nationale centrale bureaus;

- voor de opsporing van misdrijven, het verzamelen van feitelijke gegevens en de vervolging of bestraffing van de betrokkenen.

2. Iedere lidstaat doet de Europese Centrale Bank, de Commissie en Europol een lijst van de aangewezen autoriteiten toekomen.

Hoofdstuk 2 - Technische gegevens

Artikel 3 Verzameling en toegang

1. De uit de lidstaten afkomstige technische gegevens betreffende de valse biljetten en valse muntstukken in euro worden door de bevoegde nationale autoriteiten verzameld en geïnventariseerd en medegedeeld aan de Europese Centrale Bank teneinde aldaar te worden opgeslagen en bewerkt. De Europese Centrale Bank vergaart eveneens de technische informatie betreffende uit derde landen afkomstige valse biljetten en valse muntstukken in euro.

2. De bevoegde nationale autoriteiten en, voorzover dit onder hun respectieve bevoegdheden valt, de Commissie en Europol hebben rechtstreeks toegang tot de technische informatie van de Europese Centrale Bank.

Artikel 4 Verplichte inlevering van valse biljetten in euro ter identificatie

1. De bevoegde nationale autoriteiten zenden het gemachtigde nationale orgaan met het oog op de opsporing of de verzameling van valse biljetten in euro onverwijld exemplaren toe van elk type van vals eurobiljet ter analyse en identificatie alsmede alle informatie van technische en statistische aard waarover zij beschikken. Het gemachtigde nationale orgaan doet de Europese Centrale Bank ieder nieuw type van vervalst bankbiljet toekomen dat beantwoordt aan de door deze bank vastgestelde criteria.

2. Deze procedure is eveneens van toepassing wanneer er gerechtelijke onderzoeken gaande zijn, behalve indien het absoluut noodzakelijk is dat alle valse bankbiljetten als bewijs worden gebruikt.

3. De Europese Centrale Bank deelt de betrokken autoriteiten onverwijld het eindresultaat van haar analyse mee.

Artikel 5 Verplichte inlevering van valse muntstukken in euro ter identificatie

1. Iedere lidstaat richt een nationaal centrum voor analyse van muntstukken (CNAC) op of wijst dit aan ingevolge de nationale wetgeving en gebruiken.

2. De bevoegde nationale autoriteiten doen het nationaal centrum voor analyse van muntstukken met het oog op het opsporen of verzamelen van valse muntstukken in euro onverwijld exemplaren toekomen van elk type van vervalste euromuntstukken alsmede alle informatie van technische en statistische aard waarover zij beschikken. Het nationaal centrum voor analyse van muntstukken doet het Europees technisch en wetenschappelijk centrum ieder nieuw type van vervalsing volgens de door laatstgenoemd centrum vastgestelde criteria toekomen; met het oog daarop stelt de Europese Centrale Bank de nationale centra voor analyse van muntstukken de gegevens betreffende de valse muntstukken in euro ter beschikking waarover zij beschikt.

3. Deze procedure is eveneens van toepassing tijdens gerechtelijke onderzoeken, behalve indien het absoluut noodzakelijk is dat alle valse muntstukken als bewijs worden gebruikt.

4. Het Europees technisch en wetenschappelijk centrum analyseert en classificeert de valse muntstukken in euro en deelt de Europese Centrale Bank en de betrokken autoriteiten het eindresultaat van zijn analyse onverwijld mede.

Artikel 6 Verplichtingen van de kredietinstellingen

1. De kredietinstellingen in de zin van Richtlijn 2000/12/EG [14], alsmede de instellingen waarvan de activiteit bestaat in het wisselen van biljetten of muntstukken van verschillende valuta's, zoals wisselkantoren, nemen alle valse biljetten en muntstukken in euro uit de omloop en leveren deze in bij de bevoegde nationale autoriteiten. In verband daarmee controleren zij op adequate wijze de echtheid van de bankbiljetten en muntstukken in euro die zij ontvangen.

[14] PB L 126 van 26.5.2000, blz. 1.

2. De instellingen in de zin van lid 1 die uit nalatigheid of opzettelijk niet voldoen aan hun verplichtingen uit hoofde van lid 1 zijn onderworpen aan doeltreffende, evenredige en afschrikkende straffen. De lidstaten delen de Raad, de Commissie en de Europese Centrale Bank binnen een termijn van één jaar te rekenen vanaf de goedkeuring van deze verordening de tekst mede van de getroffen desbetreffende bepalingen.

Hoofdstuk 3 - Operationele en strategische gegevens

Artikel 7 Eenheid ter bestrijding van valsemunterij met de euro

1. De lidstaten zorgen ervoor dat er door Europol een Eenheid ter bestrijding van valsemunterij met de euro (hierna genoemd: "Eenheid") wordt opgericht en dat zij wordt beheerd als administratieve entiteit van Europol.

2. De Eenheid beheert in het kader van het informatiesysteem van Europol een systeem voor het uitwisselen, verzamelen en analyseren van operationele en strategische informatie.

Artikel 8 Taakomschrijving van de Eenheid

De lidstaten zien erop toe dat de Eenheid:

- steun verleent met het oog op een doelmatiger uitwisseling van informaties tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten in het kader van de uitoefening van hun taken op het gebied van de preventie en bestrijding van valsemunterij met de euro;

- met het oog op een strategische analyse zorgt voor een regelmatige voorlichting van de bevoegde autoriteiten, de Europese Centrale Bank en de Commissie ten aanzien van de follow-up van de activiteiten in verband met namaak van de euro. Deze informatie heeft met name betrekking op de soorten van namaak, de geografische locatie van de vervalsingsactiviteiten en de praktijken op het gebied van de namaak;

- op verzoek of op eigen initiatief de nodige bijstand verleent aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en aan die van derde landen in de uitoefening van hun taken op het gebied van de preventie en bestrijding van valsemunterij met de euro. Deze bijstand omvat wetenschappelijke steun;

- binnen de grenzen van hun respectieve bevoegdheden samenwerkt met de Europese Centrale Bank en de Commissie met het oog op de operationele en strategische analyse en de bescherming van de euro tegen valsemunterij. In het kader van deze samenwerking moeten de Europese Centrale Bank en de Commissie, naar gelang van hun respectieve verantwoordelijkheden, het systeem voor uitwisseling, verzameling en analyse van de operationele en strategische informatie van de Eenheid voortdurend kunnen raadplegen.

Artikel 9 Centralisatie van de informatie op nationaal niveau

Iedere lidstaat neemt passende maatregelen om te verzekeren dat iedere informatie op nationaal niveau betreffende gevallen van valsemunterij met de euro vanaf de eerste administratieve of gerechtelijke vaststelling ter kennis wordt gebracht van het in artikel 12 van het Verdrag van Genève bedoelde nationale centrale bureau.

Artikel 10 Verplichting tot melding

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale centrale bureaus, bedoeld in artikel 12 van het Verdrag van Genève, via de nationale Europol-eenheid vanaf de eerste administratieve of gerechtelijke vaststelling alle ontdekte gevallen van valsemunterij met de euro melden via het in artikel 7 bedoelde informatiesysteem. De nationale centrale bureaus hebben directe toegang tot dit informatiesysteem.

2. Deze informaties omvatten de identificatie van het dossier, de identificatie van de vervalsing, de omstandigheden van de ontdekking van de vervalsing, de achtergrond van de inbeslagneming, de betrokken personen en het verband met andere dossiers (zie bijlage 1).

3. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale centrale bureaus de informatie regelmatig bijwerken en in ieder geval de informatie betreffende de fasen van de procedure en de follow-up van de strafvervolging melden. Voor zover zulks nodig is krachtens het nationale recht verzoeken zij daartoe om machtiging door de bevoegde rechterlijke instantie.

Hoofdstuk 4 - Samenwerking en wederzijdse bijstand

Artikel 11 Wederzijdse bijstand

De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde aangezochte nationale autoriteit een bevoegde verzoekende nationale autoriteit, eventueel met kopie aan de in artikel 7 bedoelde Eenheid, desgewenst alle inlichtingen en alle informatie doet toekomen die haar van nut kunnen zijn bij de preventie, de opsporing en de bestrijding van valsemunterij met de euro.

Artikel 12 Onmiddellijke bijstand en snelle verspreiding van informatie

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de Eenheid een spraakpostsysteem in het leven roept om een onmiddellijke en passende actie mogelijk te maken.

2. Het spraakpostsysteem (waarschuwingssysteem) is 24 uur per dag en 7 dagen per week beschikbaar. Het is interactief met het operationeel en strategisch informatiesysteem, maakt een gemakkelijke beeld- en fototransmissie mogelijk, evenals berichtenverkeer in beide richtingen. In het kader van dit systeem moeten in ieder geval de boodschap, het betrokken soort namaak, de betrokken personen en de gevraagde actie worden geïdentificeerd (zie bijlage 2).

Artikel 13 Externe aspecten

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de in artikel 7 bedoelde Eenheid de operationele en strategische informatie verzamelt die verband houden met gevallen van valsemunterij met de euro in derde landen.

2. Er wordt samenwerking tot stand gebracht met de derde landen. Deze behelst, overeenkomstig de bepalingen van de samenwerkings-, associatie- en pretoetredingsovereenkomsten inzake de preventie van onwettige activiteiten, technische en administratieve bijstand om namaak van de euro te voorkomen en te bestrijden.

3. Wanneer zij informatie ontvangen betreffende namaak van de euro die in een derde land aan het licht is gekomen, maken de bevoegde nationale autoriteiten het met steun van Europol en van de Commissie mogelijk dat hun bevoegde diensten, met inbegrip van hun verbindingsfunctionarissen, met het oog op preventie en opsporing, ter beschikking worden gesteld. Deze verplichting geldt onafhankelijk van de vraag of er een verband bestaat tussen de vervalsingen en het grondgebied van de lidstaat die de bijstand verleent.

Hoofdstuk 5 - Slotbepalingen

Artikel 14 Bescherming van persoonsgegevens en vertrouwelijkheid

De lidstaten, instellingen en andere organen zien erop toe dat ten aanzien van de behandeling van persoonsgegevens in het kader van de toepassing van deze verordening een niveau van bescherming van persoonsgegevens geldt dat tenminste overeenkomt met hetgeen voortvloeit uit de toepassing van de beginselen van Richtlijn 95/46 EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens.

Voor de gegevens betreffende de technische beveiliging geldt het beroepsgeheim.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2001.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De Voorzitter

BIJLAGE 1

Operationeel en strategisch informatiesysteem (gestandaardiseerde informatie en gegevens)

1. Identificatie van het dossier

Identificatienummer van de melding:

Datum van de melding:

Instantie die verantwoordelijk is voor de melding:

Intern referentienummer:

Stadium van de procedure:

O administratief onderzoek

O politieonderzoek

O strafrechtelijke vervolging

O uitspraak

Te contacteren dienst: naam:

telefoonnummer:

faxnummer:

e-mail-adres:

2. Identificatie van de vervalsing

Biljetten Muntstukken

Nominale waarde :

O 500 EURO O 2 EURO

O 200 EURO O 1 EURO

O 100 EURO O 50 CENT

O 50 EURO O 20 CENT

O 20 EURO O 10 CENT

O 10 EURO O 5 CENT

O 5 EURO O 2 CENT

O 1 CENT

Serie:

Identificatiecode van de namaak (ECB):

Machinenummer:

Serienummer:

Plaatnummer:

Nationale zijde van het

muntstuk: BE O FR O LUX O

DE O IR O NL O

ES O IT O AU O

PT O FIN O EL O

Aantal:

In beslag genomen of geïdentificeerde instrumenten of objecten:

3. Omstandigheden van de ontdekking van de vervalsing

Datum van de ontdekking:

Plaats van inbeslagneming of

recuperatie:

O in het bezit van een persoon

O plaats van productie

O andere plaats

O financiële instelling of bank

O controle op plaats van het in omloop brengen

O automaten

O nationale centrale bank

Ontdekking in het stadium van: O vervaardiging

O invoer (EG)

O uitvoer (buiten EG)

O vervoer

O verkoop/aankoop/wissel

O het in omloop brengen

Plaats van het in omloop brengen: O handel/distributie O wisselkantoor

O bankfiliaal

O overige

Plaats van inbeslagneming: land:

postnummer:

plaats:

4. Achtergrond van de inbeslagneming

Omstandigheden die de ontdekking mogelijk hebben gemaakt:

Oorsprong of herkomst (andere dan de plaats van het in omloop brengen):

Modus operandi, bijzonderheden:

Verklaringen van de laatste bezitter:

5. Betrokken personen

Naam:

Voornaam: FOTO

Alias:

Geboortedatum:

Geboorteplaats: nationaliteit:

Adres: straat:

postcode:

plaats:

land:

Rol van deze personen:

O producent

O importeur

O exporteur

O vervoerder

O bezitter

O bezitter te goeder trouw

O lid van een crimineel netwerk

Behandeling van deze personen:

O gearresteerd

O verdachte

O gehoord als getuige

O niet geïdentificeerd

Gebruikt voertuig: Nummerplaat:

Gegevens ter identificatie of bijzondere kenmerken (gevaarlijkheid, naam van criminele netwerken):

6. Verband met andere dossiers:

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Nummer van de melding:

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Gerechtelijke antecedenten:

BIJLAGE 2

Waarschuwingssysteem

1. Identificatie van de boodschap

Identificatie van de verzender:

Gegevens over de contactpersoon:

naam:

voornaam:

kantooradres:

telefoonnummer:

faxnummer:

e-mail-adres:

Datum van de boodschap:

Geadresseerde:

Kopie voor:

Identificatienummer van de melding aan de operationele gegevensbank:

Bijlagen: O afbeelding van het valse geld (facultatief)

O foto van verdacht persoon

O overige

2. Soort namaak

Biljetten Muntstukken

Nominale waarde:

O 500 EURO O 2 EURO

O 200 EURO O 1 EURO

O 100 EURO O 50 CENT

O 50 EURO O 20 CENT

O 20 EURO O 10 CENT

O 10 EURO O 5 CENT

O 5 EURO O 2 CENT

O 1 CENT

Identificatiecode van de namaak (ECB):

Stadium: O vervaardiging

O eerste verschijning op de markt

O ruimere distributie

Voorlopige kwalificatie van de risico's: O zeer groot

O groot

O te volgen

3. Betrokken personen

Naam:

Voornaam:

Alias :

Geboortedatum:

Geboorteplaats:

Adres: straat:

postcode:

plaats:

land:

Vermoede rol:

O producent

O importeur

O exporteur

O vervoerder

O bezitter

O lid van een crimineel netwerk

O beslissend

O onbekend

Gegevens ter identificatie of bijzondere kenmerken (gevaarlijkheid, naam van criminele netwerken):

4. Gevraagde actie

Met betrekking tot de betrokken personen: O discreet toezicht, georganiseerde

bewaking

O controle, onderschepping

O horen als getuige

O arrestatie, nummer van bevel

O verzoek om wederzijdse bijstand:

O voorbereid

O verzonden

Met betrekking tot de namaak:

O de banksector waarschuwen

O het publiek waarschuwen

O onderzoek beginnen

Top