EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32023D0990

Besluit (EU) 2023/990 van de Raad van 25 april 2023 betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt op de Conferentie van de Partijen bij het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel, over bepaalde wijzigingen van dat verdrag en van bijlage III daarbij

ST/7460/2023/INIT

PB L 135 van 23/05/2023, p. 111–113 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2023/990/oj

23.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 135/111


BESLUIT (EU) 2023/990 VAN DE RAAD

van 25 april 2023

betreffende het namens de Europese Unie in te nemen standpunt op de Conferentie van de Partijen bij het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel, over bepaalde wijzigingen van dat verdrag en van bijlage III daarbij

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1, en artikel 207, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel (1) (het “Verdrag”) is op 24 februari 2004 in werking getreden en werd namens de Unie gesloten bij Besluit 2006/730/EG van de Raad (2).

(2)

Op grond van artikel 7 van het Verdrag kan de Conferentie van de Partijen bij het Verdrag besluiten tot opname van chemische stoffen in bijlage III bij het Verdrag vaststellen.

(3)

Tijdens haar elfde vergadering zal de Conferentie van de Partijen naar verwachting besluiten om bijkomende chemische stoffen in bijlage III bij het Verdrag op te nemen.

(4)

Om gedeelde verantwoordelijkheid en gezamenlijke inspanningen onder de partijen die bij de internationale handel in bepaalde gevaarlijke chemische stoffen betrokken zijn, te bevorderen met het oog op het beschermen van de menselijke gezondheid en het milieu tegen eventuele schade en het bijdragen tot een milieuverantwoord gebruik van die stoffen, is het noodzakelijk en passend om bijkomende chemische stoffen waarvan gebleken is dat ze aan alle relevante criteria van bijlage III bij het Verdrag voldoen, in die bijlage op te nemen.

(5)

Daarnaast zal de Conferentie van de Partijen een door Zwitserland, Australië, Burkina Faso, Ghana en Mali ingediend voorstel tot wijziging van het Verdrag in overweging nemen. Dat voorstel voorziet in een oplossing van het probleem dat het momenteel heel moeilijk is nieuwe chemische stoffen in bijlage III bij het Verdrag op te nemen aangezien besluiten om bijlage III te wijzigen overeenkomstig het Verdrag bij consensus genomen moeten worden. Het is noodzakelijk en passend de goedkeuring van dat voorstel te steunen of, indien er onvoldoende steun daarvoor is bij andere partijen, te pleiten voor een wijziging van de besluitvormingsprocedure voor de opname van chemische stoffen.

(6)

Het is passend het standpunt vast te stellen dat namens de Unie ingenomen moet worden tijdens de Conferentie van de Partijen, aangezien de besluiten voor de Unie bindend zullen zijn of een beslissende invloed kunnen hebben op de inhoud van het Unierecht, namelijk op Verordening (EU) nr. 649/2012 van het Europees Parlement en de Raad (3).

(7)

Overeenkomstig artikel 21 van het Verdrag dienen wijzigingen van het Verdrag echter door ten minste drie vierde van de Partijen bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd te worden om in werking te treden. Voorts staat in artikel 22, lid 6, van het Verdrag dat een aanvullende bijlage die verband houdt met een wijziging van het Verdrag pas in werking mag treden wanneer de wijziging van het Verdrag van kracht wordt.

Hoewel de Raad momenteel een standpunt aan het vaststellen is dat ingenomen moet worden in een bij het Verdrag opgericht lichaam, kan een latere goedkeuring, afhankelijk van het resultaat van die besprekingen, een besluit inzake de sluiting van een dergelijke wijzigingsovereenkomst noodzakelijk maken overeenkomstig de procedure van artikel 218, lid 6, VWEU,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het namens de Unie in te nemen standpunt tijdens de elfde vergadering van de Conferentie van de Partijen bij het Verdrag van Rotterdam houdt in dat de goedkeuring van de wijzigingen van bijlage III bij het Verdrag in verband met de opname van acetochloor, carbosulfan, wit asbest (chrysotiel), fenthion (ULV-formuleringen (Ultra Low Volume) met 640 g werkzame stof/liter of meer), iprodion, vloeibare formuleringen (emulgeerbaar concentraat en oplosbaar concentraat) die paraquatdichloride in een concentratie van 276 g/l of meer bevatten, wat overeenkomt met een paraquat-ion-concentratie van 200 g/l of meer, en terbufos, gesteund wordt.

Artikel 2

1.   Het namens de Unie in te nemen standpunt tijdens de elfde vergadering van de Conferentie van de Partijen bij het Verdrag van Rotterdam houdt in dat de goedkeuring van de door Zwitserland, Australië, Burkina Faso, Ghana en Mali ingediende wijzigingen (document UNEP/FAO/RC/COP.11/13/Add.2) gesteund wordt, mits aan de volgende voorwaarden voldaan is en de nodige wijzigingen in die zin aangebracht worden:

a)

de bij de wijzigingen ingevoerde aanvullende regels en procedures zijn in overeenstemming met de bestaande regels en procedures in het kader van het Verdrag;

b)

de wijzigingen waarborgen dat de voorkeur gegeven wordt aan de opname van chemische stoffen in bijlage III bij het Verdrag en dat de aanvullende regels de opname van een chemische stof in bijlage III niet belemmeren, ook niet wanneer een chemische stof al in bijlage VIII bij het Verdrag opgenomen is;

c)

de wijzigingen waarborgen dat de regels die van toepassing zullen zijn op de uitvoer van in bijlage VIII bij het Verdrag opgenomen chemische stoffen niet minder streng zullen zijn wat de bescherming van invoerende partijen betreft dan de regels die van toepassing zijn op de uitvoer van chemische stoffen die opgenomen zijn in bijlage III bij het Verdrag;

d)

de wijzigingen waarborgen dat alle partijen die de wijziging bekrachtigen, gebonden zullen zijn door elk besluit om een chemische stof in bijlage VIII bij het Verdrag op te nemen, met inbegrip van besluiten die bij stemming genomen zijn.

2.   Indien er onvoldoende steun van andere partijen is voor de in lid 1 van dit artikel bedoelde voorgestelde wijzigingen houdt het namens de Unie in te nemen standpunt tijdens de elfde vergadering van de Conferentie van de Partijen bij het Verdrag in dat er gepleit moet worden voor een wijziging van de besluitvormingsprocedure voor de opname van chemische stoffen in bijlage III bij het Verdrag die de mogelijkheid zou scheppen om te stemmen overeenkomstig artikel 22, lid 4, in samenhang met artikel 22, lid 3, zonder toepassing van artikel 22, lid 3, punt b), van het Verdrag.

Artikel 3

De vertegenwoordigers van de Unie kunnen, in het licht van de ontwikkelingen tijdens de elfde vergadering van de Conferentie van de Partijen bij het Verdrag, in overleg met de lidstaten tijdens coördinatievergaderingen ter plaatse, besluiten het in de artikelen 1 en 2 vermelde standpunt te verfijnen, zonder een nader besluit van de Raad.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de datum van de vaststelling ervan.

Gedaan te Luxemburg, 25 april 2023.

Voor de Raad

De voorzitter

P. KULLGREN


(1)  PB L 63 van 6.3.2003, blz. 29.

(2)  Besluit 2006/730/EG van de Raad van 25 september 2006 betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap, van het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel (PB L 299 van 28.10.2006, blz. 23).

(3)  Verordening (EU) nr. 649/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 60).


Top