This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32009R1211
Regulation (EC) No 1211/2009 of the European Parliament and of the Council of 25 November 2009 establishing the Body of European Regulators for Electronic Communications (BEREC) and the Office (Text with EEA relevance)
Verordening (EG) nr. 1211/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 tot oprichting van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (BEREC) en het Bureau (Voor de EER relevante tekst)
Verordening (EG) nr. 1211/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 tot oprichting van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (BEREC) en het Bureau (Voor de EER relevante tekst)
PB L 337 van 18/12/2009, p. 1–10
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(HR)
No longer in force, Date of end of validity: 19/12/2018; opgeheven door 32018R1971
Relation | Act | Comment | Subdivision concerned | From | To |
---|---|---|---|---|---|
Corrected by | 32009R1211R(01) | (PT) | |||
Repealed by | 32018R1971 | 20/12/2018 |
18.12.2009 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 337/1 |
VERORDENING (EG) Nr. 1211/2009 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 25 november 2009
tot oprichting van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (BEREC) en het Bureau
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),
Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (kaderrichtlijn) (4), Richtlijn 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de toegang tot en interconnectie van elektronischecommunicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten (toegangsrichtlijn) (5), Richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (machtigingsrichtlijn) (6), Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (universeledienstrichtlijn) (7) en Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (8) (samen „de kaderrichtlijn en de bijzondere richtlijnen” genoemd) beogen een interne markt voor elektronische communicatie in de Gemeenschap tot stand te brengen, waarbij een hoge mate van investeringen, innovatie en consumentenbescherming wordt gewaarborgd door meer concurrentie. |
(2) |
Met betrekking tot de roaming binnen de Gemeenschap, biedt Verordening (EG) nr. 717/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2007 betreffende roaming op openbare mobiele communicatienetwerken binnen de Gemeenschap (9) een aanvulling op en een ondersteuning van de voorschriften waarin het EU-regelgevingskader voor elektronische communicatie voorziet. |
(3) |
Voor de succesvolle ontwikkeling van een interne markt voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten is het essentieel dat het EU-regelgevingskader in alle lidstaten op consistente wijze wordt toegepast. Het EU-regelgevingskader bevat doelstellingen die moeten worden bereikt en biedt een kader voor het optreden van de nationale regelgevende instanties, waarbij hun op bepaalde gebieden flexibiliteit wordt geboden om de regels in het licht van de nationale omstandigheden toe te passen. |
(4) |
Met het oog op de ontwikkeling van een consistente regelgevingspraktijk en de consistente toepassing van het EU-regelgevingskader heeft de Commissie bij Besluit 2002/627/EG van de Commissie van 29 juli 2002 tot oprichting van de Europese groep van regelgevende instanties voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (10) de Europese Groep van regelgevende instanties (Europese Regulators Group — ERG) opgericht om de Commissie te adviseren en bij te staan bij de ontwikkeling van de interne markt, en meer in het algemeen als interface tussen nationale regelgevende instanties en de Commissie te fungeren. |
(5) |
De ERG heeft een positieve bijdrage geleverd aan een consistente regelgevingspraktijk door middel van de bevordering van samenwerking tussen nationale regelgevende instanties onderling en tussen de nationale regelgevende instanties en de Commissie. Deze aanpak ter ontwikkeling van meer consistentie tussen nationale regelgevende instanties door informatie en kennis over praktijkervaringen uit te wisselen, is in de korte periode sinds het bestaan ervan succesvol gebleken. Er zal een voortgezette en intensievere samenwerking en coördinatie tussen nationale regelgevende instanties nodig zijn om de interne markt voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten verder te ontwikkelen. |
(6) |
Daartoe moet de ERG worden versterkt en moet zij in het EU-regelgevingskader worden erkend als het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (BEREC). BEREC dient geen agentschap van de Gemeenschap te zijn en evenmin rechtspersoonlijkheid te bezitten. BEREC dient in de plaats van de ERG te komen en te fungeren als exclusief forum voor de samenwerking tussen de nationale regelgevende instanties onderling en tussen de nationale regelgevende instanties en de Commissie bij de uitvoering van al hun taken uit hoofde van het EU-regelgevingskader. BEREC moet expertise verschaffen en vertrouwen scheppen door zijn onafhankelijkheid, de kwaliteit van zijn advies en informatie, de transparantie van zijn procedures en werkmethoden, en de toewijding bij de uitvoering van zijn taken. |
(7) |
BEREC zou via het bundelen van vakkennis de nationale regelgevende instanties moeten bijstaan zonder hun bestaande taken over te nemen of reeds lopende werkzaamheden over te doen, en de Commissie moeten helpen bij de uitvoering van haar taken. |
(8) |
BEREC moet de werkzaamheden van de ERG voortzetten en streven meer naar samenwerking tussen de nationale regelgevende instanties onderling en tussen de nationale regelgevende instanties en de Commissie, teneinde te zorgen voor de consistente toepassing in alle lidstaten van het EU-regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten en aldus bij te dragen tot de ontwikkeling van de interne markt. |
(9) |
BEREC moet ook optreden als een orgaan voor beraad, discussie en adviesverlening aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie op het gebied van elektronische communicatie. BEREC moet derhalve het Europees Parlement, de Raad en de Commissie op hun verzoek of op eigen initiatief advies verstrekken. |
(10) |
BEREC moet zijn taken uitvoeren in samenwerking met en zonder afbreuk te doen aan bestaande groepen en comités zoals het Comité voor communicatie dat is opgericht op grond van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn), het Radiospectrumcomité dat is opgericht bij Beschikking nr. 676/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een regelgevingskader voor het radiospectrumbeleid in de Europese Gemeenschap (radiospectrumbeschikking) (11), de Beleidsgroep radiospectrum die is opgericht bij Beschikking 2002/622/EG van de Commissie van 26 juli 2002 tot oprichting van een Beleidsgroep Radiospectrum (12), en het Contactcomité dat is opgericht bij Richtlijn 97/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 1997 tot wijziging van Richtlijn 89/552/EEG van de Raad betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisie-omroepactiviteiten (13). |
(11) |
Om BEREC van professionele en administratieve ondersteuning te kunnen voorzien, moet het Bureau worden opgericht als communautair orgaan met rechtspersoonlijkheid en moet het de taken verrichten die het bij deze verordening krijgt toegewezen. Dit Bureau moet juridisch, administratief en financieel autonoom zijn, om BEREC doeltreffend te kunnen ondersteunen. Het Bureau moet bestaan uit een comité van beheer en een administratief directeur. |
(12) |
De organisatiestructuren van BEREC en van het Bureau moeten slank zijn en toegesneden op de taken die zij moeten vervullen. |
(13) |
Het Bureau moet een communautair orgaan zijn in de zin van artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (14) (het Financieel Reglement). Het Interinstitutioneel Akkoord van 17 mei 2006 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer (15) (IIA van 17 mei 2006), en met name punt 47 daarvan, moet van toepassing zijn op het Bureau. |
(14) |
Aangezien de doelstellingen van het overwogen optreden, namelijk de verdere ontwikkeling van een samenhangende regelgevingspraktijk door middel van versterkte samenwerking en coördinatie tussen nationale regelgevende instanties onderling en tussen nationale regelgevende instanties en de Commissie, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt in het licht van de EU-draagwijdte van deze verordening, en derhalve beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om die doelstellingen te verwezenlijken, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
OPRICHTING
Artikel 1
Oprichting
1. Bij deze verordening wordt het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (BEREC) opgericht met de in deze verordening neergelegde bevoegdheden.
2. BEREC handelt binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) en Richtlijnen 2002/19/EG, 2002/20/EG, 2002/22/EG en 2002/58/EG (bijzondere richtlijnen), en van Verordening (EG) nr. 717/2007.
3. BEREC voert zijn taken onafhankelijk, onpartijdig en op transparante wijze uit. In al zijn activiteiten streeft BEREC de doelstellingen na die krachtens artikel 8 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn) aan de nationale regelgevende instanties zijn toegewezen. BEREC draagt met name bij tot de ontwikkeling en betere werking van de interne markt voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten, door te streven naar een consistente toepassing van het EU-regelgevingskader voor elektronische communicatie.
4. BEREC maakt gebruik van de deskundigheid van de nationale regelgevende instanties en verricht zijn taken in samenwerking met de nationale regelgevende instanties en de Commissie. BEREC bevordert de samenwerking tussen nationale regelgevende instanties onderling en tussen nationale regelgevende instanties en de Commissie. Bovendien adviseert BEREC de Commissie en, op verzoek, het Europees Parlement en de Raad.
HOOFDSTUK II
ORGANISATIE VAN BEREC
Artikel 2
Rol van BEREC
BEREC:
a) |
ontwikkelt optimale regelgevingspraktijken, zoals gemeenschappelijke benaderingswijzen, methoden of richtsnoeren voor de uitvoering van het EU-regelgevingskader, en verspreidt deze onder de nationale regelgevende instanties; |
b) |
verstrekt de nationale regelgevende instanties op verzoek bijstand inzake regelgevingskwesties; |
c) |
verstrekt advies inzake ontwerpbesluiten, aanbevelingen en richtsnoeren van de Commissie, zoals bepaald in deze verordening, de kaderrichtlijn en de bijzondere richtlijnen; |
d) |
stelt verslagen op en verstrekt advies, op een met redenen omkleed verzoek van de Commissie of op eigen initiatief, en brengt adviezen uit aan het Europees Parlement en de Raad, op hun met redenen omkleed verzoek of op eigen initiatief, over aangelegenheden betreffende elektronische communicatie die binnen zijn bevoegdheid vallen; |
e) |
helpt op verzoek het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de nationale regelgevende instanties bij betrekkingen, besprekingen en uitwisselingen met derde partijen; assisteert de Commissie en de nationale regelgevende instanties bij het verspreiden van optimale regelgevingspraktijken onder derden. |
Artikel 3
Taken van BEREC
1. BEREC heeft de volgende taken:
a) |
adviezen uitbrengen over ontwerpmaatregelen van nationale regelgevende instanties met betrekking tot marktdefinities, het aanwijzen van ondernemingen met aanmerkelijke macht op de markt en het voorschrijven van oplossingen overeenkomstig de artikelen 7 en 7 bis van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn); en samenwerken met de nationale regelgevende instanties overeenkomstig de artikelen 7 en 7 bis van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn); |
b) |
adviezen uitbrengen over ontwerpaanbevelingen en/of ontwerprichtsnoeren inzake de vorm, de inhoud en de mate van details van kennisgevingen overeenkomstig artikel 7 ter van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn); |
c) |
overleg plegen over ontwerpaanbevelingen inzake relevante markten voor producten en diensten overeenkomstig artikel 15 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn); |
d) |
adviezen uitbrengen over ontwerpbesluiten inzake de vaststelling van transnationale markten overeenkomstig artikel 15 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn); |
e) |
op verzoek de nationale regelgevende instanties bijstaan in de context van de analyse van de relevante markt overeenkomstig artikel 16 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn); |
f) |
adviezen uitbrengen over ontwerpbesluiten en -aanbevelingen inzake harmonisatie overeenkomstig artikel 19 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn); |
g) |
geraadpleegd worden en adviezen uitbrengen over grensoverschrijdende geschillen overeenkomstig artikel 21 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn); |
h) |
adviezen uitbrengen over ontwerpbesluiten waarbij een nationale regelgevende instantie wordt gemachtigd of verboden uitzonderlijke maatregelen te nemen overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2002/19/EG (toegangsrichtlijn); |
i) |
geraadpleegd worden over ontwerpmaatregelen in verband met effectieve toegang tot het alarmnummer „112” overeenkomstig artikel 26 van Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstrichtlijn); |
j) |
geraadpleegd worden over ontwerpmaatregelen in verband met de effectieve invoering in de lidstaten van de nummerreeks „116”, met name van het nummer 116000 van het meldpunt voor vermiste kinderen overeenkomstig artikel 27 bis van Richtlijn 2002/22/EG (universeledienstrichtlijn); |
k) |
de Commissie bijstaan bij het bijwerken van bijlage II bij Richtlijn 2002/19/EG (toegangsrichtlijn), overeenkomstig artikel 9 van die richtlijn; |
l) |
op verzoek de nationale regelgevende instanties bijstaan bij kwesties in verband met fraude of misbruik van nummervoorraden in de Gemeenschap, met name voor grensoverschrijdende diensten; |
m) |
adviezen uitbrengen met het oog op de opstelling van gemeenschappelijke voorschriften en eisen voor de aanbieders van grensoverschrijdende zakelijke diensten; |
n) |
toezicht houden op en verslag uitbrengen over de elektronischecommunicatiesector en publiceren van een jaarverslag over ontwikkelingen in die sector. |
2. BEREC kan op een met redenen omkleed verzoek van de Commissie met algemene stemmen besluiten andere specifieke taken op zich te nemen die noodzakelijk zijn voor de vervulling van zijn rol, binnen het in artikel 1, lid 2, gedefinieerde toepassingsgebied.
3. De nationale regelgevende instanties en de Commissie houden zoveel mogelijk rekening met de standpunten, aanbevelingen, richtsnoeren, adviezen en optimale regelgevingspraktijken die door BEREC worden aangenomen. Zo nodig raadpleegt BEREC de relevante nationale mededingingsautoriteiten alvorens advies aan de Commissie uit te brengen.
Artikel 4
Samenstelling en organisatie van BEREC
1. BEREC is samengesteld uit de raad van regelgevers.
2. De raad van regelgevers bestaat uit één lid per lidstaat dat aan het hoofd staat of tot vertegenwoordiger op hoog niveau is benoemd van de in elke lidstaat opgerichte regelgevende instanties met primaire verantwoordelijkheid voor het toezicht op de dagelijkse werking van de markten voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten.
Bij de uitoefening van de taken die hem bij deze verordening worden toebedeeld, handelt BEREC onafhankelijk.
De leden van de raad van regelgevers verlangen noch aanvaarden instructies van enige regering, van de Commissie of van enige andere publieke of private entiteit.
De nationale regelgevende instanties benoemen één plaatsvervanger per lidstaat.
De Commissie heeft een waarnemersstatus in vergaderingen van BEREC en is op een passend niveau vertegenwoordigd.
3. Nationale regelgevende instanties uit landen uit de Europese Economische Ruimte (EER) en uit landen die kandidaat zijn voor toetreding tot de Europese Unie, hebben een waarnemersstatus en zijn op een passend niveau vertegenwoordigd. BEREC kan andere deskundigen en waarnemers uitnodigen zijn vergaderingen bij te wonen.
4. Overeenkomstig het huishoudelijk reglement van BEREC benoemt de raad van regelgevers uit zijn leden een voorzitter en een of meer vicevoorzitters. De vicevoorzitter(s) vervangt/vervangen automatisch de voorzitter als deze zijn of haar taken niet kan uitoefenen. De ambtstermijn van de voorzitter en de vicevoorzitters bedraagt één jaar.
5. Onverminderd de rol van de raad van regelgevers met betrekking tot de taken van de voorzitter, verlangt noch aanvaardt de voorzitter instructies van enige regering of nationale regelgevingsinstantie, van de Commissie of van enige andere publieke of private entiteit.
6. De plenaire vergadering van de raad van regelgevers wordt ten minste vier maal per jaar door de voorzitter in gewone zitting bijeengeroepen. Op initiatief van de voorzitter, op verzoek van de Commissie of op verzoek van ten minste een derde van de leden van de raad wordt een buitengewone vergadering bijeengeroepen. De agenda van de vergadering wordt door de voorzitter vastgesteld en openbaar gemaakt.
7. De werkzaamheden van BEREC kunnen worden georganiseerd in werkgroepen van deskundigen.
8. De Commissie wordt op alle plenaire vergaderingen van de raad van regelgevers uitgenodigd.
9. De raad van regelgevers besluit met een meerderheid van twee derde van alle leden, tenzij anders bepaald in deze verordening, in de kaderrichtlijn of in de bijzondere richtlijnen. Elk lid of diens plaatsvervanger heeft één stem. De besluiten van de raad van regelgevers worden openbaar gemaakt en maken melding van een voorbehoud van een nationale regelgevende instantie indien deze daarom verzoekt.
10. De raad van regelgevers stelt het huishoudelijk reglement van BEREC vast en maakt dit openbaar. Het huishoudelijk reglement bepaalt de nadere bijzonderheden van de stemming, waaronder de voorwaarden waaronder een lid namens een ander lid kan handelen, de quorumvoorschriften en de kennisgevingstermijnen voor de vergaderingen. Bovendien waarborgt het huishoudelijk reglement dat de leden van de raad van regelgevers steeds tijdig voor elke vergadering de volledige agenda en de ontwerpvoorstellen ontvangen zodat zij vóór de stemming amendementen kunnen voorstellen. In het huishoudelijk reglement kunnen onder meer ook procedures voor stemmingen bij hoogdringendheid worden opgenomen.
11. De diensten voor administratieve en professionele ondersteuning worden geleverd door het in artikel 6 bedoelde Bureau.
Artikel 5
Taken van de raad van regelgevers
1. De raad van regelgevers voert de in artikel 3 opgesomde taken van BEREC uit en neemt alle besluiten met betrekking tot de uitoefening van zijn functies.
2. De raad van regelgevers keurt de vrijwillige financiële bijdragen van lidstaten of nationale regelgevende instanties goed voordat zij overeenkomstig artikel 11, lid 1, onder b), worden gegeven, en wel als volgt:
a) |
met algemene stemmen, indien alle lidstaten of nationale regelgevende instanties besloten hebben een bijdrage te geven; |
b) |
bij gewone meerderheid, indien een aantal lidstaten of nationale regelgevende instanties unaniem besloten hebben een bijdrage te geven. |
3. De raad van regelgevers stelt namens BEREC de bijzondere bepalingen vast inzake het recht van toegang tot de documenten die bij BEREC berusten overeenkomstig artikel 22.
4. Na raadpleging van de belanghebbende partijen overeenkomstig artikel 17, stelt de raad van regelgevers het jaarlijkse werkprogramma van BEREC vast vóór het einde van elk jaar voorafgaand aan het jaar waarop het werkprogramma betrekking heeft. De raad van regelgevers doet het werkprogramma, zodra dit is vastgesteld, elk jaar toekomen aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.
5. De raad van regelgevers stelt het jaarverslag over de activiteiten van BEREC op en doet dit elk jaar uiterlijk op 15 juni toekomen aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, het Europees Economisch en Sociaal Comité en de Rekenkamer. Het Europees Parlement kan de voorzitter van de raad van regelgevers verzoeken om toelichting op ter zake dienende punten in verband met de activiteiten van BEREC.
Artikel 6
Bureau
1. Bij deze verordening wordt het Bureau als orgaan van de Gemeenschap met rechtspersoonlijkheid in de zin van artikel 185 van het Financieel Reglement opgericht. Punt 47 van het IIA van 17 mei 2006 is van toepassing op het Bureau.
2. Onder sturing van de raad van regelgevers heeft het Bureau met name tot taak:
— |
diensten voor administratieve en professionele ondersteuning van BEREC te verzorgen; |
— |
informatie van nationale regelgevende instanties te verzamelen en informatie over de rol en taken als bedoeld in artikel 2, onder a), en artikel 3 uit te wisselen en door te sturen; |
— |
optimale regelgevingspraktijken te verspreiden onder nationale regelgevende instanties, overeenkomstig artikel 2, onder a); |
— |
de voorzitter te ondersteunen bij de voorbereiding van de werkzaamheden van de raad van regelgevers; |
— |
op verzoek van de raad van regelgevers werkgroepen van deskundigen op te zetten en ondersteuning te bieden om een soepele werking van deze groepen te waarborgen. |
3. Het Bureau bestaat uit:
a) |
een comité van beheer; |
b) |
een administratief directeur. |
4. In elke lidstaat geniet het Bureau de ruimste rechtsbevoegdheid die door de nationale wetgeving aan rechtspersonen wordt toegekend. Het Bureau kan met name roerende en onroerende goederen verwerven en vervreemden, en in rechte optreden.
5. Het Bureau wordt beheerd door de administratief directeur en heeft een aantal personeelsleden dat strikt beperkt is tot wat voor de verrichting van zijn taken vereist is. Het aantal personeelsleden wordt voorgesteld door de leden van het comité van beheer en de administratief directeur overeenkomstig artikel 11. Voor uitbreiding van het personeel is unanimiteit van het comité van beheer vereist.
Artikel 7
Comité van beheer
1. Het comité van beheer bestaat uit één lid per lidstaat dat aan het hoofd staat of tot vertegenwoordiger op hoog niveau is benoemd van de in elke lidstaat opgerichte onafhankelijke nationale regelgevende instantie met primaire verantwoordelijkheid voor het toezicht op de dagelijkse werking van de markten voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten, en een vertegenwoordiger van de Commissie.
Elk lid heeft één stem.
Artikel 4 is van overeenkomstige toepassing op het comité van beheer.
2. Het comité van beheer benoemt de administratief directeur. De voorgedragen administratief directeur neemt niet deel aan de voorbereiding van of de stemming over een dergelijk besluit.
3. Het comité van beheer geeft de administratief directeur aanwijzingen voor de uitoefening van zijn/haar taken.
4. Het comité van beheer is verantwoordelijk voor de benoeming van het personeel.
5. Het comité van beheer ondersteunt de werkgroepen van deskundigen bij hun werkzaamheden.
Artikel 8
Administratief directeur
1. De administratief directeur is verantwoording verschuldigd aan het comité van beheer. Bij de uitoefening van zijn/haar functies verlangt noch aanvaardt de administratief directeur instructies van lidstaten, nationale regelgevende instanties, de Commissie of derden.
2. De administratief directeur wordt via een open sollicitatieprocedure op grond van verdiensten, alsook van vaardigheden en ervaring op het gebied van elektronischecommunicatienetwerken en -diensten door het comité van beheer benoemd. Vóór de benoeming kan de geschiktheid van de door het comité van beheer geselecteerde kandidaat worden onderworpen aan een niet-bindend advies van het Europees Parlement. Hiertoe wordt de kandidaat verzocht een verklaring voor de bevoegde commissie van het Europees Parlement af te leggen en vragen van de commissieleden te beantwoorden.
3. De ambtstermijn van de administratief directeur bedraagt drie jaar.
4. Het comité van beheer kan, rekening houdend met het door de voorzitter opgestelde beoordelingsverslag, de ambtstermijn van de administratief directeur éénmaal met ten hoogste drie jaar verlengen, mits dit op grond van de taken en verplichtingen van BEREC kan worden verantwoord.
Het comité van beheer stelt het Europees Parlement in kennis van zijn voornemen om de ambtstermijn van de administratief directeur te verlengen.
Indien de ambtstermijn niet wordt verlengd, blijft de administratief directeur in functie totdat er een opvolger is benoemd.
Artikel 9
Taken van de administratief directeur
1. De administratief directeur staat aan het hoofd van het Bureau.
2. De administratief directeur assisteert bij de voorbereiding van de agenda van de raad van regelgevers, het comité van beheer en de werkgroepen van deskundigen. Hij neemt, zonder stemrecht, deel aan de werkzaamheden van de raad van regelgevers en het comité van beheer.
3. De administratief directeur assisteert het comité van beheer bij de opstelling van het ontwerpwerkprogramma van het Bureau voor het volgende jaar. Het ontwerpwerkprogramma voor het volgende jaar wordt vóór 30 juni voorgelegd aan het comité van beheer, dat het vóór 30 september goedkeurt, zonder vooruit te lopen op het uiteindelijke besluit van het Europees Parlement en de Raad (hierna tezamen „de begrotingsautoriteit” te noemen) over het subsidiebedrag.
4. De administratief directeur houdt onder leiding van de raad van regelgevers toezicht op de uitvoering van het jaarlijks werkprogramma van het Bureau.
5. De administratief directeur neemt, onder het toezicht van het comité van beheer, de nodige maatregelen, met name de vaststelling van interne administratieve instructies en de publicatie van berichten, om ervoor te zorgen dat het Bureau overeenkomstig deze verordening functioneert.
6. De administratief directeur voert, onder het toezicht van het comité van beheer, de begroting van het Bureau uit overeenkomstig artikel 13.
7. Elk jaar assisteert de administratief directeur bij de voorbereiding van het ontwerpjaarverslag over de werkzaamheden van BEREC als vermeld in artikel 5, lid 5.
Artikel 10
Personeel
1. Het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad (16), en de regels die de instellingen van de Europese Gemeenschappen gezamenlijk hebben vastgesteld met het oog op de toepassing van dit Statuut en deze regeling, zijn van toepassing op het personeel van het Bureau, met inbegrip van de administratief directeur.
2. Het comité van beheer stelt in overleg met de Commissie de nodige uitvoeringsmaatregelen vast volgens de regelingen van artikel 110 van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen.
3. De bevoegdheden die krachtens het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen zijn verleend aan het tot aanstelling bevoegde gezag, alsook de bevoegdheden die krachtens de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen zijn verleend aan het tot het aangaan van overeenkomsten bevoegde gezag, worden uitgeoefend door de vicevoorzitter van het comité van beheer.
4. Het comité van beheer kan bepalingen vaststellen op grond waarvan uit lidstaten gedetacheerde nationale deskundigen op tijdelijke basis voor maximaal drie jaar bij het Bureau kunnen worden aangesteld.
HOOFDSTUK III
FINANCIËLE BEPALINGEN
Artikel 11
Begroting van het Bureau
1. De ontvangsten en middelen van het Bureau bestaan met name uit:
a) |
een subsidie van de Gemeenschap, die in de juiste rubrieken van de algemene begroting van de Europese Unie (afdeling Commissie) wordt opgenomen, zoals besloten door de begrotingsautoriteit en overeenkomstig punt 47 van het IIA van 17 mei 2006; |
b) |
financiële bijdragen van lidstaten of van hun nationale regelgevende instanties, op vrijwillige basis verleend overeenkomstig artikel 5, lid 2. Deze bijdragen worden gebruikt om specifieke posten voor werkingskosten te financieren zoals omschreven in de overeenkomst welke tussen het Bureau en de lidstaten of hun nationale regelgevende instanties moet worden gesloten overeenkomstig artikel 19, lid 1, onder b), van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (17). De lidstaten zien erop toe dat de nationale regelgevende instanties over de noodzakelijke financiële middelen beschikken om deel te nemen aan de werkzaamheden van het Bureau. Voorafgaand aan de opstelling van het voorontwerp van algemene begroting van de Europese Unie, doet het Bureau de begrotingsautoriteit tijdig passende en gedetailleerde informatie toekomen met betrekking tot bestemmingsontvangsten krachtens dit artikel. |
2. De uitgaven van het Bureau bestaan uit uitgaven voor personeel, administratieve uitgaven, infrastructuuruitgaven en werkingskosten.
3. De ontvangsten en uitgaven moeten in evenwicht zijn.
4. Voor elk begrotingsjaar, dat dient samen te vallen met een kalenderjaar, wordt een raming opgesteld van alle ontvangsten en uitgaven; deze worden in de begroting van het Bureau opgenomen.
5. De organisatie- en financiële structuur van het Bureau wordt vijf jaar na de datum van oprichting van het Bureau herzien.
Artikel 12
Opstelling van de begroting
1. Uiterlijk op 15 februari van elk jaar stelt het comité van beheer, met assistentie van de administratief directeur, een voorontwerp van begroting betreffende de geraamde uitgaven voor het volgende begrotingsjaar op, tezamen met een voorlopige personeelsformatie. Elk jaar stelt het comité van beheer op basis van het ontwerp een raming van de ontvangsten en uitgaven van het Bureau voor het volgende begrotingsjaar op. Het comité van beheer dient deze raming, waarin een ontwerppersoneelsformatie is opgenomen, uiterlijk op 31 maart bij de Commissie in.
2. De Commissie legt de raming samen met het voorontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor aan de begrotingsautoriteit.
3. Op basis van de raming voert de Commissie in het voorontwerp van algemene begroting van de Europese Unie de vooruitzichten in die zij noodzakelijk acht met betrekking tot de personeelsformatie, en stelt zij het subsidiebedrag voor.
4. De begrotingsautoriteit stelt de personeelsformatie voor het Bureau vast.
5. Het comité van beheer stelt de begroting van het Bureau op. Deze wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Europese Unie. Indien nodig wordt de begroting dienovereenkomstig aangepast.
6. Het comité van beheer stelt de begrotingsautoriteit onverwijld in kennis van de projecten die het voornemens is te realiseren en die aanzienlijke financiële gevolgen voor de financiering van de begroting kunnen hebben, met name vastgoedprojecten zoals de huur of aankoop van gebouwen. Het licht de Commissie hierover in. Indien een van de takken van de begrotingsautoriteit advies wil uitbrengen, stelt deze het comité van beheer binnen twee weken na ontvangst van de informatie over het vastgoedproject in kennis van zijn voornemen om een dergelijk advies uit te brengen. Indien het comité van beheer geen antwoord ontvangt, kan het de voorgenomen operatie uitvoeren.
Artikel 13
Uitvoering van en toezicht op de begroting
1. De administratief directeur treedt op als ordonnateur en voert de begroting van het Bureau uit onder toezicht van het comité van beheer.
2. Het comité van beheer stelt een jaarlijks activiteitenverslag op voor het Bureau, samen met een betrouwbaarheidsverklaring. Deze documenten worden openbaar gemaakt.
3. Uiterlijk op 1 maart na de afsluiting van elk begrotingsjaar doet de rekenplichtige van het Bureau de voorlopige rekeningen toekomen aan de rekenplichtige van de Commissie en aan de Rekenkamer, vergezeld van het verslag over het begrotings- en financieel beheer gedurende het begrotingsjaar. De rekenplichtige van het Bureau doet uiterlijk op 31 maart van het volgende jaar het verslag over het financieel en begrotingsbeheer ook toekomen aan het Europees Parlement en de Raad. De rekenplichtige van de Commissie consolideert vervolgens de voorlopige rekeningen van de instellingen en gedecentraliseerde organen overeenkomstig artikel 128 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002.
4. Uiterlijk op 31 maart na de afsluiting van elk begrotingsjaar doet de rekenplichtige van de Commissie de voorlopige rekeningen van het Bureau toekomen aan de Rekenkamer, vergezeld van het verslag over het begrotings- en financieel beheer tijdens het begrotingsjaar. Het verslag over het begrotings- en financieel beheer tijdens het begrotingsjaar wordt ook aan het Europees Parlement en de Raad toegezonden.
5. Na ontvangst van de door de Rekenkamer geformuleerde opmerkingen over de voorlopige rekeningen van het Bureau overeenkomstig artikel 129 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002, stelt de administratief directeur op eigen verantwoordelijkheid de definitieve rekeningen van het Bureau op en doet hij deze voor advies toekomen aan het comité van beheer.
6. Het comité van beheer brengt advies uit over de definitieve rekeningen van het Bureau.
7. De administratief directeur doet deze definitieve rekeningen, vergezeld van het advies van het comité van beheer, uiterlijk op 1 juli na de afsluiting van het begrotingsjaar toekomen aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer.
8. De definitieve rekeningen worden gepubliceerd.
9. Uiterlijk op 15 oktober antwoordt de administratief directeur op de opmerkingen van de Rekenkamer. Het comité van beheer doet zijn antwoorden eveneens toekomen aan het Europees Parlement en de Commissie.
10. Overeenkomstig artikel 146, lid 3, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 verstrekt het comité van beheer het Europees Parlement op diens verzoek alle inlichtingen die nodig zijn voor een goed verloop van de kwijtingsprocedure voor het betrokken begrotingsjaar.
11. Het Europees Parlement verleent op aanbeveling van de Raad, die bij gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, vóór 15 mei van het jaar N + 2, kwijting aan het comité van beheer voor de uitvoering van de begroting van het begrotingsjaar N.
Artikel 14
Interne controlesystemen
De interne controleur van de Commissie is verantwoordelijk voor de accountantscontrole van het Bureau.
Artikel 15
Financiële voorschriften
Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 is van toepassing op het Bureau. Na overleg met de Commissie stelt het comité van beheer verdere financiële voorschriften op die van toepassing zijn op het Bureau. Deze voorschriften mogen afwijken van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 indien de specifieke eisen voor de werking van het Bureau dit noodzakelijk maken en enkel indien de Commissie vooraf toestemming heeft verleend.
Artikel 16
Fraudebestrijdingsmaatregelen
1. Met het oog op de bestrijding van fraude, corruptie en andere onrechtmatige handelingen is Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (18) zonder enige beperking van toepassing.
2. Het Bureau treedt toe tot het Interinstitutioneel akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (19) en treft onverwijld passende voorzieningen die op alle personeelsleden van het Bureau van toepassing zijn.
3. De financieringsbesluiten, en de akkoorden en toepassingsinstrumenten die daaruit voortvloeien, bepalen uitdrukkelijk dat de Rekenkamer en OLAF zo nodig een controle ter plekke kunnen uitvoeren bij de begunstigden van de fondsen van het Bureau en bij de personeelsleden die bevoegd zijn voor de toewijzing van deze fondsen.
HOOFDSTUK IV
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 17
Raadpleging
Voordat het een advies, een verslag of een optimale regelgevingspraktijk aanneemt, raadpleegt BEREC indien nodig belanghebbende partijen en biedt het hun de mogelijkheid binnen een redelijke termijn opmerkingen te maken. BEREC maakt de resultaten van de raadplegingsprocedure voor het publiek beschikbaar, onverminderd artikel 20.
Artikel 18
Transparantie en verantwoording
BEREC en het Bureau verrichten hun werkzaamheden met een hoge mate van transparantie. BEREC en het Bureau zorgen ervoor dat het publiek en alle belanghebbende partijen over objectieve, betrouwbare en gemakkelijk toegankelijke informatie beschikken, met name over de resultaten van hun werkzaamheden.
Artikel 19
Verstrekken van informatie aan BEREC en het Bureau
De Commissie en de nationale regelgevende instanties verstrekken de informatie waar BEREC en het Bureau om hebben verzocht, om BEREC en het Bureau in staat te stellen hun taken uit te voeren. Deze informatie wordt beheerd overeenkomstig de voorschriften van artikel 5 van Richtlijn 2002/21/EG (kaderrichtlijn).
Artikel 20
Vertrouwelijkheid
Overeenkomstig artikel 22 maken BEREC en het Bureau informatie die zij verwerken of ontvangen met het verzoek om die informatie als vertrouwelijk te behandelen, niet bekend en geven deze informatie niet vrij.
Leden van de raad van regelgevers en van het comité van beheer, de administratief directeur, externe deskundigen, met inbegrip van de deskundigen van de werkgroepen van deskundigen, en personeelsleden van het Bureau zijn onderworpen aan de eisen van vertrouwelijkheid ingevolge artikel 287 van het Verdrag, ook na beëindiging van hun functie.
BEREC en het Bureau leggen in hun respectieve huishoudelijke reglementen de praktische regeling voor de uitvoering van de in de leden 1 en 2 vermelde vertrouwelijkheidsregels vast.
Artikel 21
Belangenverklaring
De leden van de raad van regelgevers en van het comité van beheer, de administratief directeur van het Bureau en de personeelsleden van het Bureau leggen een jaarlijkse verbintenisverklaring en een belangenverklaring af, waarin zij al hun directe en indirecte belangen vermelden die geacht zouden kunnen worden afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid. Deze verklaringen worden op schrift gesteld. De belangenverklaring van de leden van de raad van regelgevers en het comité van beheer, alsook die van de administratief directeur, worden openbaar gemaakt.
Artikel 22
Toegang tot documenten
1. Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (20) is van toepassing op de documenten die bij BEREC en het Bureau berusten.
2. De raad van regelgevers en het comité van beheer stellen de praktische maatregelen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vast binnen zes maanden nadat BEREC respectievelijk het Bureau hun werkzaamheden zijn begonnen.
3. Tegen besluiten genomen uit hoofde van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 kan een klacht worden ingediend bij de Ombudsman of beroep worden ingesteld bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen onder de voorwaarden van respectievelijk artikel 195 en artikel 230 van het Verdrag.
Artikel 23
Voorrechten en immuniteiten
Het Protocol inzake voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen is van toepassing op het Bureau en zijn personeelsleden.
Artikel 24
Aansprakelijkheid van het Bureau
1. In geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt het Bureau overeenkomstig de algemene beginselen die de wetgevingen van de lidstaten gemeen hebben, alle schade die door het Bureau zelf of door zijn personeelsleden bij de uitoefening van hun taken is veroorzaakt. Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen heeft rechtsbevoegdheid in geschillen over de vergoeding van dergelijke schade.
2. De persoonlijke financiële en tuchtrechtelijke aansprakelijkheid van de personeelsleden van het Bureau ten aanzien van het Bureau wordt beheerst door de desbetreffende voor het personeel van het Bureau geldende voorschriften.
HOOFDSTUK V
SLOTBEPALINGEN
Artikel 25
Evaluatie en toetsing
De Commissie publiceert uiterlijk drie jaar na het begin van de werkzaamheden van respectievelijk BEREC en het Bureau een evaluatieverslag over de opgedane ervaring ingevolge de werkzaamheden van BEREC en het Bureau. In dit verslag worden de resultaten van BEREC en het Bureau en hun respectieve werkmethoden geëvalueerd in het licht van hun respectieve doelstellingen, opdrachten en taken zoals die in deze verordening en in de jaarlijkse werkprogramma’s zijn vastgesteld. Het evaluatieverslag houdt rekening met de standpunten van de betrokken partijen op zowel communautair als nationaal niveau en wordt aan het Europees Parlement en de Raad toegestuurd. Het Europees Parlement brengt advies uit over het evaluatieverslag.
Artikel 26
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Straatsburg, 25 november 2009.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
J. BUZEK
Voor de Raad
De voorzitster
Å. TORSTENSSON
(1) PB C 224 van 30.8.2008, blz. 50.
(2) PB C 257 van 9.10.2008, blz. 51.
(3) Advies van het Europees Parlement van 24 september 2008 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 16 februari 2009 (PB C 75 E van 31.3.2009, blz. 67), standpunt van het Europees Parlement van 6 mei 2009 en besluit van de Raad van 26 oktober 2009.
(4) PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33.
(5) PB L 108 van 24.4.2002, blz. 7.
(6) PB L 108 van 24.4.2002, blz. 21.
(7) PB L 108 van 24.4.2002, blz. 51.
(8) PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37.
(9) PB L 171 van 29.6.2007, blz. 32.
(10) PB L 200 van 30.7.2002, blz. 38.
(11) PB L 108 van 24.4.2002, blz. 1.
(12) PB L 198 van 27.7.2002, blz. 49.
(13) PB L 202 van 30.7.1997, blz. 60.
(14) PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.
(15) PB C 139 van 14.6.2006, blz. 1.
(16) PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1.
(17) PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.
(18) PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.
(19) PB L 136 van 31.5.1999, blz. 15.
(20) PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.