Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31999D0386

1999/386/EG: Besluit van de Raad van 7 juni 1999 betreffende de voorlopige toepassing door de Europese Gemeenschap van de overeenkomst inzake het internationale programma voor het behoud van dolfijnen

PB L 147 van 12/06/1999, p. 23–23 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 11/06/2009; opgeheven door 32009D0447 De einddatum van de geldigheid is gebaseerd op de datum van bekendmaking van de intrekkingshandeling die van kracht wordt op de datum van kennisgeving ervan. Van de intrekkingshandeling is kennisgeving gedaan, maar omdat de datum van kennisgeving niet beschikbaar is in EUR-Lex, wordt de datum van bekendmaking gebruikt.

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/1999/386/oj

Related international agreement

31999D0386

1999/386/EG: Besluit van de Raad van 7 juni 1999 betreffende de voorlopige toepassing door de Europese Gemeenschap van de overeenkomst inzake het internationale programma voor het behoud van dolfijnen

Publicatieblad Nr. L 147 van 12/06/1999 blz. 0023 - 0023


BESLUIT VAN DE RAAD

van 7 juni 1999

betreffende de voorlopige toepassing door de Europese Gemeenschap van de overeenkomst inzake het internationale programma voor het behoud van dolfijnen

(1999/386/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, in het bijzonder op artikel 37, juncto artikel 300, lid 2, eerste zin, en lid 3, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie,

(1) Overwegende dat de Gemeenschap bevoegd is om maatregelen te nemen voor de instandhouding en het beheer van de visbestanden en om overeenkomsten aan te gaan met andere landen en internationale organisaties;

(2) Overwegende dat de Gemeenschap verdragsluitende partij is bij het Verdag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, krachtens hetwelk alle leden van de internationale gemeenschap de plicht hebben samen te werken voor het behoud en het beheer van de levende rijkdommen van de zee;

(3) Overwegende dat de Gemeenschap de overeenkomst heeft ondertekend voor de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982, die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van de grensoverschrijdende en over grote afstanden trekkende visbestanden;

(4) Overwegende dat de 35e Intergouvernementele Vergadering over de instandhouding van tonijnachtigen en dolfijnen in het oostelijke deel van de Stille Oceaan in februari 1998 de overeenkomst inzake het internationale programma voor het behoud van dolfijnen heeft goedgekeurd;

(5) Overwegende dat de overeenkomst er onder andere op is gericht de incidentele dolfijnsterfte bij de tonijnvisserij met ringzegens in het oostelijke deel van de Stille Oceaan tot vrijwel nul te reduceren via het vaststellen van jaarlijkse limieten, en de duurzaamheid van de tonijnbestanden in het overeenkomstgebied op lange termijn te waarborgen;

(6) Overwegende dat vissers uit de Gemeenschap in het overeenkomstgebied op tonijn vissen en de Gemeenschap er belang bij heeft een effectieve rol te spelen bij de tenuitvoerlegging van de overeenkomst;

(7) Overwegende dat de Raad op 26 april 1999 heeft besloten dat de Gemeenschap de overeenkomst inzake het internationale programma voor het behoud van dolfijnen zal ondertekenen;

(8) Overwegende dat de Inter-Amerikaanse Commissie voor tropische tonijn (de IATTC) krachtens artikel XIV van de overeenkomst een hoofdrol vervult bij de coördinatie van de tenuitvoerlegging van de overeenkomst en dat in het kader van de IATTC talrijke uitvoeringsmaatregelen zullen worden genomen; dat de Gemeenschap daarom zo spoedig mogelijk tot de IATTC dient toe te treden;

(9) Overwegende dat de Gemeenschap reeds een aanvang heeft gemaakt met de toetredingsprocedure, maar dat die toetreding om technische redenen wel eens vertraging zou kunnen oplopen; dat de overeenkomst dus voorlopig moet worden toegepast om de belangen van de communautaire vloot die in het gebied vist, gedurende de interim-periode te beschermen;

(10) Overwegende dat de ondertekening en de voorlopige toepassing van de overeenkomst de eerste stappen zijn naar een latere goedkeuring daarvan door de Gemeenschap in overeenstemming met de desbetreffende procedures van het Verdrag,

BESLUIT:

Artikel 1

De overeenkomst inzake het internationale programma voor het behoud van dolfijnen is met ingang van 1 juni 1999, overeenkomstig artikel XXIX, voorlopig van toepassing voor de Europese Gemeenschap.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wijst de persoon aan die gemachtigd is om aan de regering van de Verenigde Staten, de depositaris van de overeenkomst, kennis te geven van de voorlopige toepassing daarvan door de Gemeenschap.

Gedaan te Luxemburg, 7 juni 1999.

Voor de Raad

De voorzitter

E. BULMAHN

Top