Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31988L0407

    Richtlijn 88/407/EEG van de Raad van 14 juni 1988 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in diepgevroren sperma van runderen en de invoer daarvan

    PB L 194 van 22/07/1988, p. 10–23 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

    Dit document is verschenen in een speciale editie. (FI, SV, CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL, BG, RO, HR)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 20/04/2021; afgeschaft en vervangen door 32016R0429

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1988/407/oj

    31988L0407

    Richtlijn 88/407/EEG van de Raad van 14 juni 1988 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in diepgevroren sperma van runderen en de invoer daarvan

    Publicatieblad Nr. L 194 van 22/07/1988 blz. 0010 - 0023
    Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 27 blz. 0015
    Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 27 blz. 0015


    RICHTLIJN VAN DE RAAD van 14 juni 1988 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften van toepassing op het intracommunautaire handelsverkeer in diepgevroren sperma van runderen en de invoer daarvan ( 88/407/EEG )

    DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 43,

    Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ),

    Gezien het advies van het Europese Parlement ( 2 ),

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 3 ),

    Overwegende dat de bepalingen inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautaire handelsverkeer in runderen en varkens zijn opgenomen in Richtlijn 64/432/EEG ( 4 ), laatstelijk gewijzigd bij Verordening ( EEG ) nr . 3768/85 ( 5 ); dat Richtlijn 72/462/EEG ( 6 ), laatstelijk gewijzigd bij Verordening ( EEG ) nr . 3768/85, voorts bepalingen bevat inzake veterinairrechtelijke vraagstukken bij de invoer van runderen en varkens uit derde landen;

    Overwegende dat deze bepalingen het, voor wat het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van runderen en varkens uit derde landen betreft, mogelijk hebben gemaakt te verzekeren dat het land van herkomst het in acht nemen van veterinairrechtelijke criteria waarborgt, waardoor het risico van verspreiding van dierziekten bijna volledig kan worden uitgeschakeld; dat er echter een bepaald risico voor verspreiding van deze ziekten bestaat in het geval van het handelsverkeer in sperma;

    Overwegende dat het in het kader van het beleid van de Gemeenschap tot harmonisatie van de nationale veterinairrechtelijke bepalingen inzake het intracommunautaire handelsverkeer in dieren en de produkten daarvan van nu af aan noodzakelijk is een geharmoniseerde regeling in het leven te roepen voor het intracommunautaire handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van sperma van runderen;

    Overwegende dat voor het intracommunautaire handelsverkeer in sperma de Lid-Staat waar het sperma wordt gewon - nen, gehouden moet zijn te waarborgen dat het sperma wordt gewonnen en behandeld in erkende en onder toezicht staande centra, dat het afkomstig is van dieren met een gezondheidsstatus die risico's van verspreiding van dierziekten vermijdt, dat het sperma is gewonnen, behandeld, opgeslagen en vervoerd overeenkomstig normen die het mogelijk maken de gezondheidsstatus te behouden en dat het vergezeld gaat van een gezondheidscertificaat tijdens het vervoer naar het land van bestemming om de eerbiediging van deze waarborgen te verzekeren;

    Overwegende dat het uiteenlopende beleid dat in de Gemeenschap wordt gevoerd op het gebied van de vaccinatie tegen bepaalde ziekten het handhaven rechtvaardigt van in de tijd beperkte afwijkingen die de Lid-Staten toestaan ten aanzien van bepaalde ziekten een extra bescherming tegen deze ziekten te verlangen;

    Overwegende dat met het oog op de invoer in de Gemeenschap van sperma uit derde landen een lijst van derde landen op de grondslag van gezondheidsnormen dient te worden opgesteld; dat onverminderd het bestaan van deze lijst de Lid-Staten de invoer van sperma slechts zouden dienen toe te staan indien het sperma afkomstig is van spermacentra die aan bepaalde normen voldoen en die onder officieel toezicht staan; dat bovendien, al naar gelang van de omstandigheden, specifieke veterinairrechtelijke normen voor landen die op de lijst voorkomen dienen te worden vastgesteld; dat voorts om het in acht nemen van die normen na te gaan controles ter plaatse kunnen worden gehouden;

    Overwegende dat in een procedure dient te worden voorzien om de geschillen te regelen die tussen Lid-Staten kunnen ontstaan over de gegrondheid van de erkenning van een spermacentrum;

    Overwegende dat de Lid-Staten een partij sperma kunnen weigeren wanneer is vastgesteld dat die niet voldoet aan het bepaalde in deze richtlijn; dat dit sperma, indien veterinairrechtelijke redenen zich daartegen niet verzetten en indien de afzender of zijn lasthebber daarom verzoekt, moet kunnen worden teruggezonden; dat deze laatsten voorts de gelegenheid dient te worden geboden kennis te nemen van de redenen die ten grondslag liggen aan een verbod of een beperking en het advies van een deskundige in te winnen;

    Overwegende dat om het overbrengen van bepaalde besmettelijke ziekten te voorkomen een invoercontrole dient plaats te vinden zodra een partij sperma het grondgebied van de Gemeenschap binnenkomt, behalve indien het gaat om extern douanevervoer;

    Overwegende dat na deze controle, in het geval van intern douanevervoer, de door de Lid-Staten te nemen maatregelen moeten worden omschreven;

    Overwegende dat een Lid-Staat dient te worden toegestaan spoedmaatregelen te treffen indien zich in een andere Lid-Staat of een derde land besmettelijke ziekten voordoen; dat de gevaren van dergelijke ziekten en de beschermende maatregelen waartoe deze ziekten nopen in de gehele Gemeenschap op dezelfde wijze dienen te worden beoor - deeld; dat er te dien einde een communautaire spoedprocedure in het leven dient te worden geroepen, in het kader van het Permanent Veterinair Comité, volgens welke de nodige maatregelen moeten worden getroffen;

    Overwegende dat het treffen van bepaalde maatregelen ter uitvoering van deze richtlijn aan de Commissie dient te worden overgelaten; dat daartoe dient te worden voorzien in een procedure waarbij een nauwe en doeltreffende samenwerking tussen de Commissie en de Lid-Staten tot stand wordt gebracht in het kader van het Permanent Veterinair Comité;

    Overwegende dat deze richtlijn niet van invloed is op het handelsverkeer in sperma dat is geproduceerd vóór de datum waarop de Lid-Staten aan de richtlijn moeten voldoen,

    HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

    HOOFDSTUK I Algemene bepalingen Artikel 1 In deze richtlijn worden de veterinairrechtelijke voorwaarden vastgesteld waaraan bij het intracommunautaire handelsverkeer in diepgevroren sperma van runderen en de invoer daarvan uit derde landen, moet worden voldaan .

    Artikel 2 Voor de toepassing van deze richtlijn zijn, zo nodig, de definities van toepassing die voorkomen in de artikelen 2 van de Richtlijnen 64/432/EEG en 72/462/EEG .

    Voorts wordt verstaan onder :

    a ) "sperma '': het bewerkte of verdunde ejaculaat van een als landbouwhuisdier gehouden rund;

    b ) "spermacentrum '': een officieel erkende en gecontroleerde inrichting op het grondgebied van een Lid-Staat of een derde land, waar sperma wordt gewonnen voor gebruik bij kunstmatige inseminatie;

    c ) "officiële dierenarts '': de door de bevoegde centrale instantie van een Lid-Staat of van een derde land aangewezen dierenarts;

    d ) "dierenarts van het centrum '': de dierenarts verantwoordelijk voor het dagelijks in acht nemen in het centrum van de voorschriften die deze richtlijn behelst;

    e ) "partij '': een hoeveelheid sperma waarvoor één enkel certificaat is afgegeven;

    f ) "land van herkomst '': de Lid-Staat of het derde land waar het sperma is verkregen en van waaruit het naar een Lid-Staat wordt verzonden;

    g ) "erkend laboratorium '': een op het grondgebied van een Lid-Staat of van een derde land gelegen laboratorium dat door de bevoegde veterinaire instantie is aangewezen om de bij deze richtlijn vereiste tests uit te voeren;

    h ) "winning '': een hoeveelheid sperma die op een bepaald moment van een donor is verkregen .

    HOOFDSTUK II Intracommunautair handelsverkeer Artikel 3 Iedere Lid-Staat ziet erop toe dat alleen sperma dat aan de volgende algemene voorwaarden voldoet, van zijn grondgebied naar het grondgebied van een andere Lid-Staat wordt verzonden :

    a ) het moet verkregen en voor gebruik bij kunstmatige inseminatie behandeld zijn in een overeenkomstig artikel 5, lid 1, voor het intracommunautaire handelsverkeer uit gezondheidsoogpunt erkend spermacentrum;

    b ) het moet afkomstig zijn van runderen die qua gezondheidsstatus voldoen aan het bepaalde in bijlage B;

    c ) het moet verkregen, behandeld, opgeslagen en vervoerd zijn overeenkomstig het bepaalde in de bijlagen A en C;

    d ) het moet tijdens het transport naar het land van bestemming vergezeld gaan van een gezondheidscertificaat overeenkomstig artikel 6, lid 1 .

    Artikel 4 1 . Onverminderd lid 2 staan de Lid-Staten tot en met 31 december 1992 het binnenbrengen toe van sperma van stieren die negatief hebben gereageerd op de serumneutralisatie - of de Elisa-test voor de opsporing van infectieuze bovine rhinotracheïtis of infectieuze pustuleuze vulvovaginitis of die positief hebben gereageerd na inenting overeenkomstig deze richtlijn .

    De Lid-Staten mogen tot en met 31 december 1992 het binnenbrengen toestaan van sperma van stieren die positief hebben gereageerd op een serumneutralisatie - of een Elisa-test voor de opsporing van infectieuze bovine rhinotracheïtis of infectieuze pustuleuze vulvovaginitis en die niet ingeënt werden overeenkomstig deze richtlijn .

    Elke partij moet in dat geval een onderzoek door inoculatie van een levend dier en/of een virusisolatietest hebben ondergaan . Deze eis geldt niet voor sperma van dieren die vóór een eerste vaccinatie in het inseminatiecentrum negatief hebben gereageerd op de in de eerste alinea bedoelde tests .

    Deze onderzoeken kunnen met wederzijdse instemming in het land van herkomst of in het land van bestemming worden uitgevoerd .

    Vóór 1 januari 1992 beziet de Raad de bepalingen van dit lid opnieuw op de grondslag van een verslag van de Commissie vergezeld van eventuele voorstellen .

    2 . De Lid-Staten waar alle centra uitsluitend dieren bevatten die negatief hebben gereageerd op de serumneutralisatie - of de Elisa-test, mogen weigeren dat sperma afkomstig van centra die deze status niet bezitten, op hun grondgebied wordt binnengebracht .

    Volgens de procedure van artikel 19 kan besloten worden de geldigheid van genoemde bepalingen tot een gedeelte van het grondgebied van een Lid-Staat uit te breiden indien in alle centra binnen dat gedeelte van het grondgebied uitsluitend dieren aanwezig zijn die negatief gereageerd hebben op de serumneutralisatie - of de Elisa-test .

    3 . Onverminderd andere communautaire bepalingen, mogen Lid-Staten die niet inenten tegen mond - en klauwzeer zich niet verzetten tegen het binnenbrengen op hun grondgebied van sperma van overeenkomstig deze richtlijn ingeënte dieren .

    In dat geval kan ten hoogste 10 % van het sperma van elke voor het handelsverkeer bestemde winning ( minimaal vijf pailettes ) worden onderworpen aan een virusisolatietest op mond - en klauwzeer in een laboratorium van de Lid-Staat van bestemming of een door die Lid-Staat aangewezen laboratorium . Bij een positief resultaat kan het binnenbrengen van het sperma worden geweigerd .

    Artikel 5 1 . De Lid-Staat waar het spermacentrum gevestigd is, ziet erop toe dat de in artikel 3, onder a ), bedoelde erkenning alleen wordt verleend wanneer aan het bepaalde in bijlage A is voldaan en wanneer het spermacentrum bij machte is om aan de andere voorschriften van deze richtlijn te voldoen .

    De Lid-Staat ziet er eveneens op toe dat de officiële dierenarts nagaat of deze voorschriften worden nageleefd en trekt de erkenning in indien niet langer aan een of meer van de voorschriften wordt voldaan .

    2 . Alle erkende spermacentra worden geregistreerd en aan elk centrum wordt een veterinair registratienummer toegekend. Elke Lid-Staat doet de andere Lid-Staten en de Commissie de lijst toekomen van spermacentra met hun veterinaire registratienummer en deelt, in voorkomend geval, mede dat een erkenning is ingetrokken .

    Indien een Lid-Staat van mening is dat een spermacentrum in een andere Lid-Staat niet of niet meer aan de erkenningsvoorwaarden voldoet, stelt hij de bevoegde instantie van die Lid-Staat daarvan in kennis . Deze laatste neemt alle nodige maatregelen en deelt de bevoegde instantie van de eerstgenoemde Lid-Staat mede welke besluiten worden genomen en op welke gronden .

    Indien de eerstgenoemde Lid-Staat vreest dat de nodige maatregelen niet zijn genomen of dat de genomen maatregelen ontoereikend zijn, stelt hij de Commissie daarvan in kennis; de Commissie vraagt dan het advies van een of meer veterinaire deskundigen . In het licht van dat advies kunnen de Lid-Staten volgens de procedure van artikel 19 worden gemachtigd het toelaten van sperma uit het betrokken centrum voorlopig te verbieden .

    Deze machtiging kan overeenkomstig de procedure van artikel 19 worden ingetrokken op grond van een nieuw advies van een of meer veterinaire deskundigen .

    De veterinaire deskundigen moeten de nationaliteit bezitten van een andere Lid-Staat dan de bij het geschil betrokken Lid-Staten .

    De algemene voorschriften voor de toepassing van dit artikel worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 18 .

    Artikel 6 1 . De Lid-Staten geven slechts toestemming tot het toelaten van sperma tegen overlegging van een door een officiële dierenarts uit de Lid-Staat van herkomst opgesteld gezondheidscertificaat volgens het model in bijlage D .

    Het certificaat moet :

    a ) zijn opgesteld in ten minste één van de officiële talen van de Lid-Staat van herkomst en in één van de officiële talen van de Lid-Staat van bestemming;

    b ) in de oorspronkelijke vorm bij de partij blijven tot de bestemming is bereikt;

    c ) bestaan uit slechts één blad;

    d) zijn opgesteld voor één enkele geadresseerde .

    2 . a ) De Lid-Staat van bestemming mag het toelaten van partijen verbieden, indien uit de controle van de documenten blijkt dat niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 3 .

    b ) De Lid-Staat van bestemming mag de nodige maatregelen nemen, afzondering van de partijen daaronder begrepen, om met zekerheid te kunnen vaststellen of verdacht sperma al dan niet aangetast is door of besmet is met ziektekiemen .

    c ) In de krachtens het bepaalde onder a ) of b ) genomen besluiten dient te worden bepaald dat terugzending van het sperma, op verzoek van de afzender of van zijn lasthebber, is toegestaan, voor zover daartegen uit oogpunt van de diergezondheid geen bezwaren bestaan .

    3 . Indien het toelaten van het sperma om één van de in lid 2, onder a ) en b ), vermelde redenen verboden is en de Lid-Staat van herkomst niet binnen 30 dagen toestemming verleent voor terugzending, mag de bevoegde veterinaire instantie van de Lid-Staat van bestemming opdracht geven het sperma te vernietigen .

    4 . De door de bevoegde veterinaire instantie krachtens de leden 2 en 3 genomen besluiten moeten met opgave van redenen ter kennis worden gebracht van de afzender of diens lasthebber .

    Artikel 7 1 . Deze richtlijn laat de mogelijkheden die het in de Lid-Staten geldende recht biedt om in beroep te gaan tegen de krachtens deze richtlijn genomen besluiten van de bevoegde instantie onverlet .

    Wanneer daarom wordt verzocht, moeten deze gemotiveerde besluiten onverwijld aan de afzender of zijn gemachtigde schriftelijk worden medegedeeld met vermelding van de mogelijkheden van beroep die het geldende recht biedt, alsook van de wijze waarop en de termijn waarbinnen die mogelijkheden moeten worden aangewend . De besluiten moeten eveneens worden medegedeeld aan de bevoegde veterinaire instantie van de Lid-Staat van herkomst .

    2 . Elke Lid-Staat kent aan verzenders van sperma ten aanzien waarvan de in artikel 6, lid 2, bedoelde maatregelen zijn getroffen, het recht toe om, voordat door de bevoegde instantie andere maatregelen worden genomen, het advies in te winnen van een veterinaire deskundige, ten einde na te gaan of aan het bepaalde in artikel 6, lid 2, is voldaan .

    De veterinaire deskundige moet de nationaliteit bezitten van een andere Lid-Staat dan de Lid-Staat van herkomst of de Lid-Staat van bestemming .

    De Commissie stelt op voordracht van de Lid-Staten een lijst op van veterinaire deskundigen die met het uitbrengen van dergelijke adviezen kunnen worden belast . De algemene voorschriften voor de toepassing van dit artikel, met name de procedure volgens welke deze adviezen moeten worden opgesteld, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 18 .

    HOOFDSTUK III Invoer uit derde landen Artikel 8 1 . De Lid-Staten mogen de invoer van sperma van runderen alleen toestaan wanneer dit afkomstig is uit derde landen die voorkomen op een volgens de procedure van artikel 19 vast te stellen lijst . Deze lijst kan overeenkomstig de procedure van artikel 18 worden aangevuld of gewijzigd .

    2 . Bij de beoordeling of een derde land op de in lid 1 bedoelde lijst mag worden geplaatst, wordt met name rekening gehouden met :

    a ) de gezondheidsstatus van de veestapel, van andere huisdieren en van het wild in het derde land, waarbij met name aandacht moet worden besteed aan exotische dierziekten, alsmede met de gezondheidssituatie in de omgeving van dit land waardoor de diergezondheid in de Lid-Staten in gevaar zou kunnen worden gebracht;

    b ) de regelmaat en de snelheid waarmee dit land kennis geeft van de aanwezigheid van besmettelijke dierziekten op zijn grondgebied, met name ziekten die zijn vermeld in de lijsten A en B van het Internationale Bureau voor besmettelijke veeziekten ( OIE );

    c ) de voorschriften van het land met betrekking tot preventie en bestrijding van dierziekten;

    d ) de structuur van de veterinaire diensten in het land en hun bevoegdheden;

    e ) de organisatie en de tenuitvoerlegging van preventie en bestrijding van besmettelijke dierziekten;

    f ) de waarborgen die het derde land ten aanzien van de inachtneming van het in deze richtlijn bepaalde kan geven .

    3 . De in lid 1 bedoelde lijst en de daarin aangebrachte wijzigingen worden bekendgemaakt in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen .

    Artikel 9 1 . Volgens de procedure van artikel 19 wordt een lijst opgesteld van spermacentra van waaruit de Lid-Staten de invoer van sperma uit derde landen kunnen toestaan . Deze lijst kan volgens dezelfde procedure worden gewijzigd of aangevuld .

    2 . Bij de beoordeling of een spermacentrum in een derde land op de in lid 1 bedoelde lijst mag worden geplaatst, wordt met name rekening gehouden met het in het derde land op de spermawinningssystemen uitgeoefende veterinaire toezicht, met de bevoegdheden van de veterinaire diensten en met het toezicht waaraan de spermacentra zijn onderworpen .

    3 . Een spermacentrum wordt slechts op de in lid 1 bedoelde lijst geplaatst indien :

    a ) het gelegen is in een van de landen vermeld op de in artikel 8, lid 1, bedoelde lijst;

    b ) het voldoet aan de voorschriften van de hoofdstukken I en II van bijlage A;

    c ) het door de veterinaire diensten van het betrokken derde land officieel voor uitvoer naar de Gemeenschap is erkend;

    d ) het onder toezicht staat van een dierenarts van het centrum van het betrokken derde land;

    e ) het regelmatig en ten minste twee keer per jaar door een officiële dierenarts van het betrokken derde land wordt geïnspecteerd .

    Artikel 10 1 . Sperma moet afkomstig zijn van dieren die ten minste gedurende de laatste zes maanden voordat het sperma is verkregen, hebben verbleven op het grondgebied van een derde land dat is vermeld in de overeenkomstig artikel 8, lid 1, vastgestelde lijst .

    2 . Onverminderd het bepaalde in artikel 8, lid 1, en in lid 1 van het onderhavige artikel, geven de Lid-Staten slechts toestemming voor de invoer van sperma uit een derde land dat in de lijst is vermeld, indien het sperma voldoet aan de veterinairrechtelijke voorschriften die voor de invoer van sperma uit dat land volgens de procedure van artikel 18 zijn vastgesteld .

    Bij de vaststelling van de in de eerste alinea bedoelde voorschriften moet rekening worden gehouden met de volgende aspecten :

    a ) de gezondheidssituatie in het gebied rond het spermacentrum, met een bijzondere verwijzing naar de ziekten die zijn opgenomen in lijst A van het Internationale Bureau voor epizooetiën;

    b ) de gezondheidsstatus van de dieren in het spermacentrum, inclusief de testvoorschriften;

    c ) de gezondheidsstatus van het donordier en de testvoorschriften;

    d ) de testvoorschriften voor het sperma .

    3 . Met betrekking tot de vaststelling, overeenkomstig lid 2, van de veterinairrechtelijke eisen voor tuberculose, alsmede voor brucellose, worden als referentiebasis de normen gehanteerd die zijn vastgesteld in de voorschriften van bijlage A bij Richtlijn 64/432/EEG . Volgens de procedure van artikel 18 kan voor elk geval afzonderlijk worden besloten om van deze voorschriften af te wijken indien het betrokken derde land soortgelijke gezondheidsgaranties biedt; in dat geval worden overeenkomstig genoemde procedure gezondheidsvoorwaarden vastgesteld die niet minder strikt zijn dan die van voornoemde bijlage A, ten einde het binnenbrengen van de betrokken dieren in de spermacentra mogelijk te maken .

    4 . Artikel 4 is van overeenkomstige toepassing .

    Artikel 11 1 . De Lid-Staten geven slechts toestemming tot de invoer van sperma tegen overlegging van een gezondheidscertificaat dat is opgesteld en ondertekend door een officiële dierenarts uit het derde land van herkomst .

    Dit certificaat moet :

    a ) zijn opgesteld in ten minste één van de officiële talen van de Lid-Staat van bestemming en in één van de talen van de Lid-Staat waar de in artikel 12 bedoelde invoercontrole wordt verricht;

    b ) als origineel exemplaar het sperma vergezellen;

    c ) slechts uit één blad bestaan;

    d ) zijn opgesteld voor één enkele geadresseerde .

    2 . Het gezondheidscertificaat moet overeenkomen met een volgens de procedure van artikel 19 opgesteld model .

    Artikel 12 1 . De Lid-Staten zien erop toe dat elke partij die het douanegebied van de Gemeenschap binnenkomt, aan een controle wordt onderworpen voordat zij in het vrije verkeer wordt gebracht of onder een douaneregeling wordt gebracht, en verbieden het binnenbrengen van dergelijk sperma in de Gemeenschap, indien uit de invoercontrole bij aankomst blijkt dat :

    - het sperma niet afkomstig is van het grondgebied van een derde land dat is opgenomen in de overeenkomstig artikel 8, lid 1, opgestelde lijst;

    - het sperma niet afkomstig is uit een spermacentrum dat is opgenomen op de in artikel 9, lid 1, bedoelde lijst;

    - het sperma afkomstig is van het grondgebied van een derde land van waaruit invoer overeenkomstig artikel 15, lid 2, is verboden;

    - het gezondheidscertificaat dat het sperma vergezelt, niet voldoet aan de bij en krachtens artikel 11 gestelde voorwaarden .

    Dit lid is niet van toepassing op partijen die het douanegebied van de Gemeenschap zijn binnengekomen en onder een regeling douanevervoer zijn geplaatst om naar een buiten dit gebied gelegen plaats van bestemming te worden gebracht .

    Het is echter wel van toepassing indien tijdens het vervoer door het grondgebied van de Gemeenschap van het douanevervoer wordt afgezien .

    2 . De Lid-Staat van bestemming mag de nodige maatregelen nemen, afzondering van de partijen daaronder begrepen, om met zekerheid na te gaan of verdacht sperma al dan niet is besmet met ziektekiemen .

    3 . Indien het binnenbrengen van het sperma om één van de in de leden 1 en 2 aangegeven redenen verboden is en het derde land van uitvoer niet binnen 30 dagen toestemming verleent voor terugzending, mag de bevoegde veterinaire instantie van de Lid-Staat van bestemming opdracht geven het sperma te vernietigen .

    Artikel 13 Wanneer een partij sperma, waarvoor een Lid-Staat op grond van de in artikel 12, lid 1, bedoelde controle machtiging tot binnenbrengen in de Gemeenschap heeft verleend, naar het grondgebied van een andere Lid-Staat wordt verzonden, moet zij vergezeld gaan van het originele certificaat of een voor echt gewaarmerkte kopie ervan, in beide gevallen naar behoren geviseerd door de bevoegde instantie die voor de overeenkomstig artikel 12 verrichte controle verantwoordelijk was .

    Artikel 14 Indien krachtens artikel 12, lid 3, tot vernietigingsmaatregelen wordt besloten, komen de daaraan verbonden kosten ten laste van de verzender, de geadresseerde of van hun lasthebber, zonder vergoeding van staatswege .

    HOOFDSTUK IV Maatregelen inzake bescherming en controle Artikel 15 1 . Indien er gevaar bestaat voor verspreiding van een dierziekte wanneer op het grondgebied van een Lid-Staat sperma afkomstig van een andere Lid-Staat wordt binnengebracht, mag eerstgenoemde Lid-Staat de volgende maatregelen nemen :

    a ) indien het een uitbreken van een epizooetie betreft in de andere Lid-Staat, mag hij het binnenbrengen van sperma uit de tot die Lid-Staat behorende gebieden waar de ziekte is uitgebroken, tijdelijk verbieden of beperken;

    b ) indien een epizooetie algemeen verspreid geraakt of indien er een nieuwe ernstige en besmettelijke dierziekte uitbreekt, mag hij het binnenbrengen van sperma uit het gehele grondgebied van die andere Lid-Staat tijdelijk verbieden of beperken .

    Elke Lid-Staat moet onverwijld aan de overige Lid-Staten en aan de Commissie mededeling doen van het optreden van elke in de eerste alinea bedoelde ziekte op zijn grondgebied en van de maatregelen die hij heeft genomen om deze ziekte te bestrijden . Ook moet hij hen onverwijld op de hoogte stellen van de verdwijning van de ziekte .

    2 . Indien in een derde land een besmettelijke dierziekte uitbreekt of zich verspreidt die door sperma kan worden overgedragen en waardoor de gezondheid van de veestapel in één van de Lid-Staten in gevaar kan worden gebracht, of indien dit om andere redenen in verband met de diergezondheidssituatie verantwoord zou zijn, verbiedt de Lid-Staat van bestemming, onverminderd het bepaalde in de artikelen 8,9 en 10, de invoer van sperma ongeacht of het rechtstreeks dan wel indirect via een andere Lid-Staat wordt ingevoerd en uit het gehele grondgebied van dat derde land of slechts een deel daarvan afkomstig is .

    3 . De door de Lid-Staten uit hoofde van het bepaalde in de leden 1 en 2 genomen maatregelen en de intrekking daarvan moeten onverwijld ter kennis van de overige Lid-Staten en van de Commissie worden gebracht met vermelding van de gronden waarop de bedoelde maatregelen berusten .

    Volgens de procedure van artikel 18 kan worden besloten dat deze maatregelen dienen te worden gewijzigd, inzonderheid met het oog op de cooerdinatie ervan met de door de andere Lid-Staten getroffen maatregelen, of te worden ingetrokken .

    4 . Indien de in de leden 1 en 2 bedoelde toestand zich voordoet en indien het noodzakelijk blijkt dat ook andere Lid-Staten de uit hoofde van genoemde leden getroffen en in voorkomend geval overeenkomstig lid 3 gewijzigde maatregelen toepassen, wordt volgens de procedure van artikel 18 tot de betreffende maatregelen besloten.

    5 . Machtiging om de invoer uit het betrokken derde land te hervatten wordt verleend volgens de procedure van artikel 18 .

    Artikel 16 1 . Veterinaire deskundigen van de Commissie kunnen, voor zover de uniforme toepassing van de richtlijn dit vereist, in samenwerking met de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten en van derde landen controles ter plaatse uitvoeren .

    Het land van herkomst op het grondgebied waarvan een controle wordt verricht, geeft de deskundigen alle nodige steun voor de uitvoering van hun taak . De Commissie brengt de Lid-Staat of het betrokken land van herkomst op de hoogte van de uitslag van de verrichte controles .

    Het betrokken land van herkomst treft de maatregelen die eventueel noodzakelijk kunnen blijken om met de uitkomst van deze controle rekening te houden . Indien het land van herkomst bovengenoemde maatregelen niet neemt, kan de Commissie - na bestudering, in het Permanent Veterinair Comité, van de situatie - artikel 5, lid 2, vierde alinea, en artikel 9, lid 1, toepassen .

    2 . De algemene uitvoeringsbepalingen van dit artikel, met name inzake de frequentie en de wijze van uitvoering van de in lid 1, eerste alinea, bedoelde controles, worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 19 .

    HOOFDSTUK V Slotbepalingen Artikel 17 De bijlagen van deze richtlijn worden op voorstel van de Commissie door de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen gewijzigd, met name voor de aanpassing van de bijlagen aan de ontwikkeling van de techniek .

    Artikel 18 1 . In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure, leidt de voorzitter deze procedure hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van een Lid-Staat onverwijld in bij het bij besluit van de Raad van 15 oktober 1968 ingestelde Permanent Veterinair Comité, hierna het "Comité'' genoemd .

    2 . In het Comité worden de stemmen van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig artikel 148, lid 2, van het Verdrag . De voorzitter neemt geen deel aan de stemming .

    3 . De vertegenwoordiger van de Commissie legt een ontwerp voor van de te nemen maatregelen . Het Comité brengt over deze maatregelen advies uit binnen een termijn van twee dagen . Het spreekt zich uit met een meerderheid van 54 stemmen .

    4 . De Commissie stelt de maatregelen vast en legt deze, wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het Comité, onmiddellijk ten uitvoer . Wanneer zij niet in overeenstemming zijn met het advies van het Comité of bij gebreke van een advies, doet de Commissie onverwijld een voorstel aan de Raad betreffende de te nemen maatregelen . De Raad stelt de maatregelen vast met gekwalificeerde meerderheid van stemmen .

    Indien na verloop van een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de datum van indiening van het voorstel bij de Raad, deze geen maatregelen heeft vastgesteld, stelt de Commissie de voorgestelde maatregelen vast en legt zij deze onmiddellijk ten uitvoer, behalve wanneer de Raad zich met eenvoudige meerderheid van stemmen heeft uitgesproken tegen genoemde maatregelen .

    Artikel 19 1 . In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure, leidt de voorzitter deze procedure, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van een Lid-Staat, onverwijld in bij het Comité .

    2 . In het Comité worden de stemmen van de Lid-Staten gewogen overeenkomstig artikel 148, lid 2, van het Verdrag . De voorzitter neemt geen deel aan de stemming .

    3 . De vertegenwoordiger van de Commissie dient een ontwerp in van de te nemen maatregelen . Het Comité brengt over deze maatregelen advies uit binnen een termijn die de voorzitter kan bepalen al naar gelang van de urgentie van het vraagstuk . Het Comité spreekt zich uit met een meerderheid van 54 stemmen .

    4 . De Commissie stelt de maatregelen vast en legt deze, wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het Comité, onmiddellijk ten uitvoer . Wanneer zij niet in overeenstemming zijn met het advies van het Comité of bij gebreke van een advies, doet de Commissie onverwijld een voorstel aan de Raad betreffende de te nemen maatregelen . De Raad stelt de maatregelen vast met gekwalificeerde meerderheid van stemmen .

    Indien na verloop van een termijn van 15 dagen, te rekenen vanaf de datum van indiening van het voorstel bij de Raad, deze geen maatregelen heeft vastgesteld, stelt de Commissie de voorgestelde maatregelen vast en legt zij deze onmiddellijk ten uitvoer, behalve wanneer de Raad zich met eenvoudige meerderheid van stemmen heeft uitgesproken tegen genoemde maatregelen .

    Artikel 20 1 . De bepalingen van deze richtlijn zijn niet van toepassing op sperma dat vóór 1 januari 1990 in een Lid-Staat is verkregen en behandeld .

    2 . Tot de datum waarop de krachtens de artikelen 8, 9 en 10 genomen besluiten in werking treden, passen de Lid-Staten bij de invoer van sperma uit derde landen geen gunstiger voorwaarden toe dan die welke uit de toepassing van hoofdstuk II voortvloeien .

    Artikel 21 De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 1 januari 1990 aan deze richtlijn te voldoen . Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis .

    Artikel 22 Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

    Gedaan te Luxemburg, 14 juni 1988 .

    Voor de Raad De Voorzitter I . KIECHLE EWG:L111UMBH02.97 FF : 1UHO; SETUP : 01; Hoehe : 3371 mm; 662 Zeilen; 32075 Zeichen;

    Bediener : 0000 Pr .: C;

    Kunde :

    ( 1 ) PB nr . C 267 van 6 . 10 . 1983, blz . 5 . ( 2 ) PB nr . C 342 van 19 . 12 . 1983, blz . 11 . ( 3 ) PB nr . C 140 van 28 . 5 . 1984, blz . 6 . ( 4 ) PB nr . 121 van 29 . 7 . 1964, blz . 1977/64 . ( 5 ) PB nr . L 362 van 31 . 12 . 1985, blz . 8 . ( 6 ) PB nr . L 302 van 31 . 12 . 1972, blz . 28 . BIJLAGE A HOOFDSTUK I EISEN VOOR DE ERKENNING VAN SPERMACENTRA Spermacentra moeten :

    a ) onder voortdurend toezicht van een dierenarts van het centrum staan,

    b ) de beschikking hebben over ten minste :

    iii ) stalruimte voor huisvesting en afzondering van de dieren;

    iii ) voorzieningen voor het verkrijgen van het sperma, een afzonderlijk lokaal voor reiniging en ontsmetting of sterilisatie van de apparatuur daaronder begrepen;

    iii ) een lokaal voor de behandeling van het sperma dat zich niet noodzakelijkerwijs op dezelfde plaats dient te bevinden;

    iv ) een lokaal voor de opslag van het sperma dat zich niet noodzakelijkerwijs op dezelfde plaats dient te bevinden;

    c ) zo zijn gebouwd of geïsoleerd dat contact met dieren buiten het centrum onmogelijk is;

    d ) zo zijn gebouwd dat de stalruimte en de voorzieningen voor het verkrijgen, behandelen en opslaan van het sperma gemakkelijk kunnen worden schoongemaakt en ontsmet;

    e ) voor de huisvesting van af te zonderen dieren beschikken over voorzieningen die geen rechtstreekse toegang geven tot de gewone stalruimte;

    f ) zo zijn ontworpen dat de stalruimte voor huisvesting daadwerkelijk gescheiden is van de ruimte voor de behandeling van het sperma en dat beide ruimten gescheiden zijn van de ruimte voor de spermaopslag .

    HOOFDSTUK II VOORSCHRIFTEN INZAKE HET TOEZICHT OP DE SPERMACENTRA In de spermacentra :

    a ) moet erop worden toegezien dat daar alleen dieren kunnen verblijven van de soorten waarvan sperma wordt verkregen . Niettemin kunnen ook andere huisdieren worden toegelaten die voor de normale werking van het spermacentrum volstrekt noodzakelijk zijn, voor zover deze geen besmettingsgevaar opleveren voor de diersoorten waarvan sperma zal worden verkregen en voldoen aan de door de dierenarts van het centrum gestelde voorwaarden;

    b ) moet erop worden toegezien dat er een register wordt bijgehouden van alle in de inrichting aanwezige runderen, met details over ras, geboortedatum en identificatie van elk dier, en een register van alle controles op ziekten en van alle vaccinaties die zijn uitgevoerd, alsmede met gegevens uit het ziekte/gezondheidsdossier van elk dier;

    c ) moet regelmatig en ten minste twee keer per jaar, in het kader van de permanente controle op de naleving van de eisen inzake erkenning en toezicht, een controle worden verricht door een officiële dierenarts;

    d ) moet erop worden toegezien dat er geen personen worden toegelaten die daartoe niet gemachtigd zijn . Bovendien moet toegang worden verleend aan daartoe gemachtigde bezoekers op de door de dierenarts van het centrum vastgestelde voorwaarden;

    e ) moet technisch bevoegd personeel werkzaam zijn dat een toereikende opleiding heeft gekregen inzake methoden van ontsmetting en gezondheidszorg, speciaal om verspreiding van ziekten tegen te gaan;

    f ) moet erop worden toegezien dat :

    ivi ) alleen in een erkend centrum verkregen sperma in de erkende centra wordt behandeld en opgeslagen zonder dat het daarbij in contact komt met andere partijen sperma . Niet in een erkend centrum verkregen sperma mag desalniettemin in de erkende centra worden behandeld op voorwaarde dat - dit sperma afkomstig is van runderen die voldoen aan de in bijlage B, hoofdstuk I, punt 1, onder d ), i ), ii ), iii ) en v ), vermelde voorwaarden;

    - deze behandeling geschiedt met afzonderlijke apparatuur en op een ander tijdstip dan dat waarop het sperma dat voor het intracommunautaire handelsverkeer is bestemd, wordt behandeld, waarbij de apparatuur in dit laatste geval dient te worden gereinigd en gesteriliseerd na gebruik;

    - dit sperma geen voorwerp kan zijn van intracommunautair handelsverkeer en op geen enkel moment in aanraking kan komen of worden opgeslagen met sperma dat voor het intracommunautair handelsverkeer is bestemd;

    - dit sperma kan worden geïdentificeerd door het aanbrengen van een merk dat verschilt van het onder vii ) genoemde merk;

    vii ) het verkrijgen, behandelen en opslaan van sperma alleen geschiedt in speciaal daarvoor bestemde ruimten en met inachtneming van de meest stringente gezondheidsvoorschriften;

    iiii ) vóór gebruik ieder stuk gereedschap dat bij het verkrijgen en behandelen in contact komt met het sperma of met het donordier, op adequate wijze wordt ontsmet of gesteriliseerd;

    iiv ) produkten van dierlijke oorsprong die worden gebruikt bij de behandeling van sperma, toevoegingen of verdunningsmiddelen inbegrepen, van zodanige oorsprong zijn dat zij geen gevaar betekenen voor de gezondheid of vóór gebruik op zodanige wijze worden behandeld dat een dergelijk risico wordt voorkomen;

    iiv ) recipiënten voor opslag en transport op adequate wijze worden ontsmet of gesteriliseerd, voordat met het vullen wordt begonnen;

    ivi ) het cryogene middel voordien nog niet voor andere produkten van dierlijke oorsprong is gebruikt;

    vii ) iedere afzonderlijke dosis sperma op zodanige wijze wordt gemerkt dat de datum van verkrijging, het ras en de identificatie van het donordier en de naam van het centrum, in voorkomend geval in de vorm van een code, gemakkelijk zijn vast te stellen; de kenmerken en het model van dit merk worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 19 van de richtlijn .

    EWG:L111UMBH03.96 FF : 1UHO; SETUP : 01; Hoehe : 507 mm; 71 Zeilen; 5278 Zeichen;

    Bediener : OLLI Pr .: C;

    Kunde :

    BIJLAGE B HOOFDSTUK I EISEN VOOR HET TOELATEN VAN DIEREN IN EEN ERKEND SPERMACENTRUM 1 . Voor alle runderen die tot een spermacentrum worden toegelaten gelden de volgende eisen :

    a ) sedert ten minste 30 dagen afgezonderd zijn in ruimten die daarvoor speciaal door de bevoegde instantie van de Lid-Staat zijn erkend en waarin zich slechts tweehoevige dieren met ten minste dezelfde gezondheidsstatus bevinden;

    b ) vóór het verblijf in de onder a ) bedoelde afzonderingsruimten deel hebben uitgemaakt van beslagen die ii ) officieel tuberculosevrij zijn;

    ii ) officieel brucellosevrij zijn of brucellosevrij zijn .

    De dieren mogen van tevoren geen deel hebben uitgemaakt van andere beslagen met een mindere gezondheidsstatus;

    c ) afkomstig zijn uit een beslag dat vrij is van endemische runderleukose of geboren zijn uit een koe die ten hoogste 30 dagen vóór de toelating van het dier tot het centrum met negatief resultaat een serologische test op endemische runderleukose heeft ondergaan .

    Indien niet aan deze eis kan worden voldaan, kan het sperma niet tot het handelsverkeer worden toegelaten zolang de donor de leeftijd van twee jaar niet heeft bereikt en geen test overeenkomstig hoofdstuk II, punt 1, onder iii ), heeft ondergaan met negatief resultaat;

    d ) vóór de onder a ) genoemde afzonderingsperiode en in de voorafgaande 30 dagen negatief hebben gereageerd op de volgende tests :

    iii ) een intradermale tuberculinetest overeenkomstig de in bijlage B bij Richtlijn 64/432/EEG beschreven procedure;

    iii ) een serumagglutinatietest overeenkomstig de in bijlage C bij Richtlijn 64/432/EEG beschreven procedure, waarbij een brucellatiter van minder dan 30 internationale agglutinatie-eenheden IU per milliliter moet blijken en in geval van brucellosevrije beslagen een aanvullende complementbindingsreactie waarbij een brucellatiter van minder dan 20 EEG-eenheden per milliliter ( 20 ICFT-eenheden ) moet blijken;

    iii ) een serologische test op endemische runderleukose overeenkomstig de in bijlage G bij Richtlijn 64/432/EEG vastgestelde procedure;

    iv ) een serumneutralisatie of een Elisa-test voor opsporing van infectieuze bovine rhinotracheïtis of infectieuze pustuleuze vulvovaginitis;

    iv ) een virusisolatietest ( fluorescentie anti-lichamentest of een immuno-peroxidasetest ) op bvd . Indien een dier nog geen zes maanden is moet de test worden uitgesteld totdat die leeftijd is bereikt .

    De bevoegde instantie kan toestaan dat de in het onderhavige punt bedoelde controle mag plaatsvinden in de afzonderingsruimte voor zover de resultaten bekend zijn voordat de onder e ) bedoelde afzonderings - periode van 30 dagen aanvangt;

    e ) moeten gedurende de onder a ) bedoelde afzonderingsperiode van ten minste 30 dagen negatief hebben gereageerd op de volgende tests :

    iii ) een serumagglutinatietest overeenkomstig de in bijlage C bij Richtlijn 64/432/EEG beschreven procedure, waarbij een brucellatiter van minder dan 30 internationale agglutinatie-eenheden IU per milliliter moet blijken en een complementbindingsreactie waarbij een brucellatiter van minder dan 20 EEG-eenheden per milliliter ( 20 ICFT-eenheden ) moet blijken bij een dier dat afkomstig is uit een brucellosevrij beslag;

    iii ) hetzij een immunefluorescentie anti-lichamentest of een kweekproef voor de opsporing van "campylobacter foetus'' bij een monster van het smegma of van een kunstmatige vaginale spoeling . Bij vrouwelijke dieren moet een agglutinatietest met vaginaal slijm worden verricht;

    iii ) een microscopisch onderzoek en een kweekproef voor de opsporing van "trichomonas foetus'' bij een monster van een vaginale spoeling of een preputiale spoeling . Bij vrouwelijke dieren moet een agglutinatietest met vaginaal slijm worden verricht;

    iv ) een serumneutralisatie - of een Elisa-test voor de opsporing van infectieuze bovine rhinotracheïtis of infectieuze pustuleuze vulvovaginitis en een behandeling tegen leptospirose met twee injecties streptomycine met een interval van 14 dagen ( 25 mg per kg levend gewicht ).

    Blijkt een van bovengenoemde tests positief, dan moet het dier onmiddellijk uit de afzonderingsruimte worden verwijderd . Bij collectieve afzondering moet de bevoegde instantie de nodige maatregelen nemen om het mogelijk te maken dat de overblijvende dieren in het spermacentrum worden binnengebracht overeenkomstig het bepaalde in deze bijlage .

    2 . Alle tests worden verricht in een door de Lid-Staat erkend laboratorium .

    3 . De dieren mogen slechts tot een spermacentrum worden toegelaten met de uitdrukkelijke toestemming van de dierenarts van het centrum . Al het verkeer van dieren, zowel in - als uitgaand, moet worden geregistreerd .

    4 . Onverminderd punt 5 mogen dieren die in een spermacentrum worden toegelaten, op de dag van toelating geen klinische ziektesymptomen vertonen en moeten zij afkomstig zijn uit in punt 1, onder a ), bedoelde afzonderingsruimten die op de dag van verzending officieel aan de volgende voorwaarden voldoen :

    a ) zij moeten gelegen zijn in het centrum van een gebied met een straal van 10 km, waar zich sedert ten minste 30 dagen geen enkel geval van mond - en klauwzeer heeft voorgedaan;

    b ) zij moeten sedert ten minste drie maanden vrij zijn van mond - en klauwzeer en van brucellose;

    c ) zij moeten sedert ten minste 30 dagen vrij zijn van runderziekten ten aanzien waarvan overeenkomstig bijlage E bij Richtlijn 64/432/EEG een aangifteplicht geldt .

    5 . Indien aan de in punt 4 omschreven voorwaarden is voldaan en indien de in hoofdstuk II bedoelde routinetests in de voorafgaande twaalf maanden zijn verricht, mogen dieren vanuit een erkend spermacentrum naar een ander centrum met dezelfde gezondheidsstatus worden overgebracht zonder afzondering en zonder tests, voor zover de overbrenging rechtstreeks gebeurt . Het betrokken dier mag niet rechtstreeks of indirect in contact komen met tweehoevige dieren met een mindere gezondheidsstatus en de gebruikte transportmiddelen moeten voor gebruik zijn ontsmet . Indien de overbrenging van het ene spermacentrum naar het andere tussen Lid-Staten plaatsvindt, geschiedt dit overeenkomstig Richtlijn 64/432/EEG .

    HOOFDSTUK II BIJ RUNDEREN IN EEN ERKEND SPERMACENTRUM UIT TE VOEREN ROUTINETESTS EN -BEHANDELINGEN 1 . Alle runderen die in een spermacentrum verblijven, moeten ten minste één keer per jaar de onderstaande tests of behandelingen ondergaan :

    iii ) een intradermale tuberculinetest voor tuberculose, volgens de procedure van bijlage B bij Richtlijn 64/432/EEG, met negatief resultaat;

    iii ) een serumagglutinatietest voor brucellose volgens de procedure van bijlage C bij Richtlijn 64/432/EEG, waarbij een titer van minder dan 30 internationale agglutinatie-eenheden ( IU ) per milliliter moet blijken;

    iii ) een serologische test voor endemische runderleukose volgens de procedure van bijlage G bij Richtlijn 64/432/EEG, met negatief resultaat;

    iv ) voor infectieuze bovine rhinotracheïtis of infectieuze pustuleuze vulvovaginitis, een serumneutralisatietest of een Elisa-test met negatief resultaat . Tot en met 31 december 1992 mag evenwel vaccinatie tegen voornoemde ziekten plaatsvinden bij serumnegatieve stieren hetzij met één dosis van een temperatuurgevoelig levend vaccin dat intranasaal wordt toegediend hetzij twee doses van een geïnactiveerd vaccin met een tussentijd van minimaal drie en maximaal vier weken; daarvan moet de inenting worden herhaald met tussenpozen van maximaal zes maanden;

    iv ) hetzij een immunefluorescentie anti-lichamentest of een kweekproef voor de opsporing van "campylobacter foetus'' bij een monster van het smegma of van een kunstmatige vaginale spoeling . Bij vrouwelijke dieren moet een agglutinatietest met vaginaal slijm worden verricht .

    2 . Alle tests worden verricht in een door de Lid -Staat erkend laboratorium .

    3 . Indien een van bovengenoemde tests positief uitvalt moet het dier worden afgezonderd en mag het sinds de laatste negatieve test verkregen sperma niet in het intracommunautaire handelsverkeer worden gebracht .

    Sperma van alle andere dieren die in het centrum verblijven sinds de datum waarop de test met het positieve resultaat werd uitgevoerd, zal afzonderlijk worden opgeslagen en mag niet tot het intracommunautaire handelsverkeer worden toegelaten totdat de gezondheidsstatus van het centrum is hersteld .

    EWG:L111UMBH04.96 FF : 1UHO; SETUP : 01; Hoehe : 507 mm; 106 Zeilen; 8380 Zeichen;

    Bediener : MIKE Pr .: C;

    Kunde :

    BIJLAGE C EISEN WAARAAN IN ERKENDE SPERMACENTRA VERKREGEN SPERMA MOET VOLDOEN OM IN HET INTRACOMMUNAUTAIRE HANDELSVERKEER TE MOGEN WORDEN GEBRACHT 1 .

    Sperma moet afkomstig zijn van dieren die :

    a ) geen klinische ziektesymptomen vertonen op de dag waarop het sperma wordt verkregen;

    b ) i ) niet tegen mond - en klauwzeer zijn ingeënt of ii ) afkomstig zijn van een centrum waar alle dieren volledig beschermd zijn tegen mond - en klauwzeer van de types A, O en C :

    - hetzij dat het gaat om dieren die voor de binnenkomst in het centrum niet zijn ingeënt tegen mond - en klauwzeer en dientengevolge twee doses geïnactiveerd vaccin hebben moeten krijgen dat door de bevoegde instantie van de Lid-Staat van uitvoer is goedgekeurd en wordt toegediend met een tussentijd van minimaal zes weken en maximaal acht maanden,

    - hetzij dat het gaat om dieren die voor hun toelating tot het centrum al ten minste driemaal met tussenpozen van maximaal één jaar zijn ingeënt .

    Wordt inenting toegepast dan worden alle dieren periodiek ingeënt met tussenpozen van maximaal twaalf maanden;

    c ) in de laatste 30 dagen voor het verkrijgen niet tegen mond - en klauwzeer zijn ingeënt;

    d ) ten minste gedurende de laatste 30 dagen voordat het sperma is verkregen, zonder onderbreking hebben verbleven in een erkend spermacentrum;

    e ) niet mogen worden gebruikt voor natuurlijke dekking;

    f ) verblijven in spermacentra die sedert ten minste drie maanden voordat het sperma is verkregen en tot 30 dagen na die dag vrij zijn geweest van mond - en klauwzeer en die gelegen zijn in het centrum van een gebied met een straal van 10 km waarin zich in ten minste 30 dagen geen geval van mond - en klauwzeer heeft voorgedaan;

    g ) verblijven in spermacentra die in de periode die begint 30 dagen voor en eindigt 30 dagen na de dag waarop het sperma wordt verkregen vrij zijn van runderziekten ten aanzien waarvan overeenkomstig bijlage E bij Richtlijn 64/432/EEG een aangifteplicht geldt .

    2 .

    Onderstaande antibiotica moeten worden toegevoegd om de volgende concentraties in het uiteindelijke verdunde sperma te verkrijgen :

    minimaal 500 iu per ml streptomycine 500 iu per ml penicilline 150mg per ml lincomycine 300mg per ml spectinomycine .

    Andere combinaties van antibiotica met een gelijkwaardig effect tegen campylobacters, leptospiren en mycoplasmen kunnen worden gebruikt .

    Onmiddellijk nadat deze toevoeging heeft plaatsgevonden moet het verdunde sperma minimaal 45 minuten op een temperatuur van ten minste 5 gC worden gehouden .

    3 .

    Sperma voor het intracommunautaire handelsverkeer moet aan de volgende voorwaarden voldoen :

    ii ) het moet ten minste gedurende de laatste 30 dagen voor verzending zijn opgeslagen onder erkende voorwaarden;

    ii ) het moet naar de Lid-Staat van bestemming worden vervoerd in recipiënten die voor gebruik zijn schoongemaakt, ontsmet of gesteriliseerd en die voor verzending uit de erkende opslagruimten op adequate wijze zijn verzegeld .

    EWG:L111UMBH05.96 FF : 1UHO; SETUP : 01; Hoehe : 253 mm; 44 Zeilen; 3000 Zeichen;

    Bediener : HELM Pr .: C;

    Kunde :

    BIJLAGE D GEZONDHEIDSCERTIFICAAT Nr ..

    Land van herkomst : .

    Bevoegde instantie : .

    Bevoegde plaatselijke instantie : .

    III . Identificatie van het sperma .

    III .

    Aantal doses Datum ( data) van verkrijging Identificatie donordier Ras Geboortedatum III . Oorsprong van het sperma Adres van het spermacentrum/de spermacentra : .

    .

    .

    Erkenningsnummer van het spermacentrum/de spermacentra : .

    .

    III . Bestemming van het sperma III . Het sperma zal worden verzonden uit Het sperma zal worden verzonden uit .

    ( plaats van inlading ) III . Het sperma zal worden verzonden naar Het sperma zal worden verzonden naar .

    ( land en plaats van bestemming ) III . Het sperma zal worden verzonden per Het sperma zal worden verzonden per .

    ( transportmiddel ) Naam en adres van de afzender : .

    .

    .

    Naam en adres van de geadresseerde : .

    .

    .

    III .

    IV . Ondergetekende, officieel dierenarts, verklaart dat 1 . het hierboven omschreven sperma werd verkregen, behandeld en opgeslagen overeenkomstig de in Richtlijn 88/407/EEG vastgestelde normen;

    2 . het hierboven omschreven sperma naar de plaats van inlading werd verzonden in een verzegelde container en overeenkomstig het bepaalde in Richtlijn 88/407/EEG .

    Gedaan te .............................................., de ....................................................

    .

    ( handtekening ) .

    ( naam in blokletters ) Stempel EWG:L111UMBH06.97 FF : 1UHO; SETUP : 01; Hoehe : 517 mm; 58 Zeilen; 1470 Zeichen;

    Bediener : 0000 Pr .: C;

    Kunde : 42090 Montan Holland 06

    Top