Vyberte pokusně zaváděné prvky, které byste chtěli vyzkoušet

Tento dokument je výňatkem z internetových stránek EUR-Lex

Dokument 52001AE0411

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende het Gemeenschapsoctrooi"

PB C 155 van 29.5.2001, s. 80—89 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

52001AE0411

Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende het Gemeenschapsoctrooi"

Publicatieblad Nr. C 155 van 29/05/2001 blz. 0080 - 0089


Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een verordening van de Raad betreffende het Gemeenschapsoctrooi"

(2001/C 155/15)

De Raad heeft op 7 september 2000 besloten het Economisch en Sociaal Comité, overeenkomstig artikel 262 van het EG-Verdrag, te raadplegen over het voornoemde voorstel.

De afdeling "Interne markt, productie en consumptie", die met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 14 maart 2001 goedgekeurd; rapporteur was de heer Simpson.

Het Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn 38e zitting (vergadering van 29 maart 2001) het volgende advies uitgebracht, dat met 77 stemmen vóór, 22 tegen, bij 8 onthoudingen werd goedgekeurd.

1. Samenvatting en aanbevelingen

1.1. Het Comité steunt het Commissievoorstel voor een verordening om de invoering van een Gemeenschapsoctrooi te vergemakkelijken.

1.2. De Commissie stelt terecht voor dit octrooi in te voeren via toetreding van de Gemeenschap tot het Verdrag van München.

1.3. Het Comité hoopt dat de Europese Octrooiorganisatie daarmee akkoord gaat en haar medewerking aan de uitvoering ervan zal verlenen en dus tot extra stimulering van innovatie en onderzoek in de EG zal bijdragen.

1.4. Daarnaast vindt ook het Comité dat er goede gronden zijn om het Gemeenschapsoctrooi via een verordening in te voeren.

1.5. Verder ondersteunt het het voorstel om gebruik te maken van de procedures van het Europees Octrooibureau voor de inschrijving van Gemeenschapsoctrooien. Dit is zowel logischer als eenvoudiger dan het invoeren van een parallel systeem.

1.6. Voorts acht het Comité het van essentieel belang dat de voorgestelde aanvraagprocedure voor het nieuwe octrooi en de bestaande aanvraagprocedures voor een nationaal of Europees octrooi soepel coëxisteren.

1.7. Het Comité acht het perspectief van een goedkoper octrooi cruciaal voor het voorgestelde systeem. Het Commissievoorstel betekent dat de kosten van het Gemeenschapsoctrooi beduidend lager kunnen uitvallen dan die van een Europees octrooi dat in verschillende lidstaten is ingeschreven.

1.8. Na een aantal alternatieven te hebben overwogen, schaart het Comité zich achter de volgende aanbeveling van de Commissie: "Vertaling van de octrooischriften in één van de werktalen van het Bureau en vertaling van de conclusies in de twee andere werktalen".

1.8.1. De Commissie zou een regeling moeten aanvaarden op grond waarvan het Gemeenschapsoctrooi in de moedertaal kon worden aangevraagd en de aanvragen vervolgens, zonder bijkomende kosten van de aanvrager, in één van de drie officiële werktalen wordt vertaald.

1.9. Verder beveelt het ten aanzien van de onbewuste inbreuken het volgende aan: is het octrooi niet direct in de officiële taal van de lidstaat van vestiging van de inbreukmaker beschikbaar, dan is het verweermiddel "onbewuste inbreuk" uitsluitend aanvaardbaar wanneer de inbreukmaker aantoont dat hij redelijkerwijs niet van het bestaan van het octrooi kon afweten en slechts met veel moeite de desbetreffende informatie had kunnen bemachtigen. Het neemt er nota van dat het Gemeenschappelijk Gerecht voor intellectuele eigendom voor deze materie bevoegd wordt gemaakt.

1.10. Wil men dat het Gemeenschapsoctrooi effectief functioneert, dan is het van belang dat de juridische mechanismen in alle stadia nauwkeurig zijn aangegeven en in brede kring worden begrepen. Het Comité verwacht dat de raadpleging over deze kwesties zal worden voortgezet om een beeld te krijgen van de opvattingen van de belangrijkste betrokkenen.

1.11. Verder is het Comité van mening dat het Gemeenschapsoctrooi uitsluitend een efficiënt middel is wanneer er een gerecht wordt opgericht dat voor de gehele EG bevoegd is, en steunt het dan ook het voorstel om een Gemeenschappelijk Gerecht voor intellectuele eigendom in het leven te roepen. Voorts vindt het dat de functie van rechter in eerste aanleg ook moet kunnen worden uitgeoefend door nationale gespecialiseerde rechterlijke instanties, die dan in de lidstaat waar verweerder is gevestigd of waar de inbreuk heeft plaatsgevonden als communautaire rechter optreden.

1.12. De Commissie moet nu met voorstellen komen om te verzekeren dat ook kleinere bedrijven tegen lage kosten toegang tot het Gemeenschappelijk Gerecht hebben. Het zou onaanvaardbaar zijn indien zou blijken dat mkb's of kleine onderzoeksinstellingen zich niet tot dit gerecht zouden kunnen wenden wegens kosten, andere toegangsproblemen en verplichte procesvertegenwoordiging.

1.13. Ten slotte neemt het Comité aan dat de Commissie in haar komende voorstellen voor het functioneren van het nieuwe gerecht mechanismen opneemt om ervoor te zorgen dat uitspraken in de gehele Gemeenschap uniform ten uitvoer worden gelegd en mogelijke conflicten worden vermeden tussen de bestaande nationale octrooiprocedures die deel uitmaken van het Europees-octrooistelsel.

2. Inleiding

2.1. Het spreekt voor zich dat een octrooistelsel gebaat is bij een voor de gehele Unie geldende procedure voor aanvraag en handhaving van octrooirechten. Rechten waarvan de naleving overal in de EG kan worden afgedwongen, vormen een logische en noodzakelijke voorwaarde voor een echte interne markt. Uit een aantal van de navolgende opmerkingen zal blijken dat het Comité het hoognodig acht dat overeenstemming wordt bereikt om op korte termijn een Gemeenschapsoctrooi in te voeren.

2.2. Het Comité kan zich op hoofdlijnen in het Commissievoorstel vinden en beveelt dan ook aan om een tijdschema op te stellen voor de spoedige invoering van dat octrooi, zo mogelijk in de eerste helft van 2002.

2.3. Het is reeds mogelijk om een centraal verleend Europees octrooi te krijgen dat in de gehele EU bescherming biedt, maar dat wordt vervolgens wel opgesplitst in een bundel nationale octrooien. Er is echter een nieuw, niet aan landsgrenzen gebonden industrieel-eigendomsrecht nodig om te zorgen voor vrij intracommunautair verkeer van door nationale octrooien beschermde goederen.

2.4. Één enkel EG-octrooi is dienstig voor de volledige verwezenlijking van de interne markt. Het bedrijfsleven zal sterker worden geprikkeld tot innovatie en O& O, bredere markttoegang krijgen en meer rechtszekerheid genieten. Verwacht wordt dat op termijn meer octrooien zullen worden aangevraagd en dat Europa op dit gebied de achterstand op de VS zal inlopen.

2.5. Reeds in de jaren '60 werd over de voordelen van een Gemeenschapsoctrooi gesproken. Sindsdien zijn herhaaldelijk initiatieven tot invoering ervan genomen, maar tot op heden kon geen enkel voorstel op formele goedkeuring en tenuitvoerlegging rekenen.

2.6. Onlangs nog wees de Commissie(1) formeel op de noodzaak om een Gemeenschapsoctrooi in te voeren en kreeg zij daarin bijval van de Europese Raad(2). De politieke intenties van de Top van Lissabon op dit punt moeten nu zo snel mogelijk in resultaten worden omgezet, hetgeen des te meer meer gewicht krijgt in het licht van de snelle ontwikkelingen in verband met capaciteit en gebruik van nieuwe informatietechnologie.

2.7. Het Comité behandelde dit octrooi in een advies van februari 1998 (rapporteur: de heer Bernabei)(3). Het document vormde een reactie op het "Groenboek van de Commissie over het Gemeenschapsoctrooi en het octrooistelsel in Europa - Bevordering van innovatie door middel van octrooien"(4).

2.8. In het advies "Naar een Europese onderzoeksruimte" (mei 2000) drong het Comité aan op "een eenvoudige, kortere en goedkopere procedure voor de aanvraag van een 'Europees octrooi' in het kader van een goed functionerend octrooistelsel" (rapporteur: de heer Wolf)(5).

2.9. Voorts verzocht het de Commissie in september 2000(6) om in het kader van het industriële- en intellectuele-eigendomsbeleid toe te werken naar een Gemeenschapsoctrooi waarmee de randvoorwaarden voor de EG-onderzoeksinspanningen kunnen worden verbeterd.

2.10. Tijdens de voorbereiding van dit advies bracht een aantal leden van de studiegroep een bezoek aan de Europese Octrooiorganisatie in München, waar zij zich hebben laten voorlichten door (staf)functionarissen van deze organisatie, onder leiding van Octrooibureauvoorzitter Kober. Dit vergemakkelijkte een brede discussie tijdens een ronde tafel-conferentie van deskundigen, waarvoor ook vertegenwoordigers van de toetredingslanden waren uitgenodigd.

3. Het Commissievoorstel: achtergrond

3.1. Onderhavig voorstel voor een verordening van de Raad stoelt onder meer op de reacties op eerdergenoemd Groenboek en werd reeds aangekondigd in de Commissiemededeling van begin 1999(7).

3.2. In 1973 werd bij het Verdrag van München het "Europees octrooi" ingevoerd(8), de desbetreffende verleningsprocedure geregeld en de Europese Octrooiorganisatie opgericht, die een Raad van Bestuur heeft waarvan de leden door de verdragsluitende staten worden benoemd.

3.2.1. Deze organisatie is een intergouvernementele en geen EU-instelling. Niet alleen de EU-lidstaten maar ook derde landen(9) zijn namelijk bij dit verdrag aangesloten.

3.2.2. Een bij de organisatie ingeschreven octrooi geldt voor sommige dan wel alle in de aanvraag genoemde landen, mits het (op verzoek van de aanvrager) na verlening volledig in de officiële taal van alle beoogde landen is vertaald. Met andere woorden, het werkingsgebied van een Europees octrooi kan zich tot 20 landen uitstrekken.

3.2.3. Een Europees octrooi kan uitsluitend naar nationaal recht worden ingeroepen en daarom is de benaming enigszins misleidend: het heeft in ieder land namelijk dezelfde status als een nationaal octrooi. Het is dus niet uitgesloten dat men zich in geval van conflict tot de rechter van elk betrokken land moet wenden met alle risico's van inconsistente vonnissen van dien.

3.2.4. In vergelijking met vroeger, toen uitsluitend nationale octrooistelsels bestonden, vormt het Europees octrooistelsel een substantiële stap vooruit, maar het is onbevredigend vanwege de hoge kosten die nog altijd aan inschrijving in een beperkt aantal landen zijn verbonden.

3.3. De EU-landen ondernamen in 1975, in het verlengde van het compromis dat in het Verdrag van München resulteerde, een tweede poging om een Gemeenschapsoctrooi in te voeren.

3.3.1. Dat zou in beginsel bij het "Verdrag van Luxemburg" moeten gebeuren. Dit verdrag werd vervolgens onder meer aangevuld met een "Protocol betreffende de beslechting van geschillen inzake inbreuken op en de geldigheid van Gemeenschapsoctrooien", maar is nooit in werking getreden omdat slechts zeven van de twaalf lidstaten het hebben geratificeerd.

3.3.2. De mislukking van dit verdrag wordt geweten aan onenigheid over de kosten en complicaties die aan de door de verschillende lidstaten vereiste vertalingen zouden zijn verbonden en aan de ingewikkelde rechterlijke organisatie.

3.3.3. Deze patstelling heeft de Commissie ertoe gebracht om onderhavig voorstel voor een nieuwe verordening in te dienen.

4. Samenvatting van het Commissievoorstel

4.1. Het voorstel bevat twee hoofdelementen. In de eerste plaats wordt de Europese Octrooiorganisatie bevoegd gemaakt voor de verlening van het Gemeenschapsoctrooi. In de tweede plaats wil de Commissie binnen het institutionele bestel van de EG een mechanisme invoeren om tot een aanvaardbare rechtsbescherming door het Gemeenschapsoctrooi te komen. Deze twee elementen mogen bij de oordeelsvorming over haar voorstel niet worden losgekoppeld. Voorts doet de Commissie voorstellen om de uitvoeringsregelingen te verduidelijken.

4.2. Het Gemeenschapsoctrooi zal worden ingevoerd door de toetreding van de EG als één entiteit tot het Verdrag van München (waarbij, zoals opgemerkt, de Europese Octrooiorganisatie werd opgericht). Daarna zal de Gemeenschap de status van verdragspartij hebben waardoor iedere aanvrager, al dan niet in de EG gevestigd, een octrooi kan verkrijgen dat voor de gehele Gemeenschap geldt. Daarbij zal het Europees Octrooibureau worden belast met inschrijving, behandeling van aanvragen en verlening.

4.3. Wanneer overeenstemming is bereikt over de aanvraag- en inschrijvingsprocedures voor het nieuwe octrooi, dan zal er keuze zijn uit drie mogelijkheden: inschrijving van een octrooi in het land van vestiging van de houder, aanvraag van een Europees octrooi of inschrijving als Gemeenschapsoctrooi.

5. Algemene opmerkingen

5.1. Er moet nog een aantal kwesties worden geregeld alvorens de Raad onderhavig voorstel kan goedkeuren. Daartoe behoort de medewerking van de Europese Octrooiorganisatie.

5.2. Het Comité steunt het voorstel dat het Gemeenschapsoctrooi wordt ingevoerd via toetreding van de EG tot het Verdrag van München.

5.2.1. Het neemt er nota van dat de Europese Octrooibureau zich achter het voorstel schaart en actief zal meewerken aan de uitvoering ervan, zodat een voor de gehele EG geldend octrooi gemakkelijker kan worden verkregen.

5.2.2. Daartoe zullen er enige wijzigingen in het Verdrag van München moeten worden aangebracht, die door een volgende diplomatieke conferentie over dat verdrag dienen te worden goedgekeurd(10).

5.2.3. De Commissie is door de Raad gemachtigd om over de herziening het Verdrag van München te onderhandelen. Via deze onderhandelingen moet niet alleen voor mechanismen ten behoeve van de invoering van het Gemeenschapsoctrooi worden gezorgd, maar ook voor regelingen om mettertijd veranderingen symbiotisch aan te brengen ten einde de samenhang tussen de verordening en het Verdrag van München te handhaven.

5.2.4. De invoering van het Gemeenschapsoctrooi zal belangrijke gevolgen voor met name rol, functioneren en financiering van de nationale octrooibureaus met zich meebrengen. Weliswaar wordt het octrooi niet door deze bureaus verleend, maar wel spelen zij een belangrijke rol bij de ontwikkeling van het octrooistelsel in Europa. Daarom moet over de toekomst van de bureaus worden nagedacht om te bezien hoe zij innovaties binnen de EG kunnen blijven steunen.

6. Bijzondere opmerkingen

6.1. Aan de invoering van het Gemeenschapsoctrooi door toetreding tot het Verdrag van München zijn een aantal uitvoeringskwesties verbonden.

6.1.1. De belangrijkste daarvan zijn:

1. de wijze waarop het desbetreffende besluit in het Gemeenschapsrecht wordt opgenomen;

2. de interactie met het Europees Octrooibureau;

3. de verhouding met bestaande octrooistelsels en nationale octrooibureau's;

4. de kosten van het Gemeenschapsoctrooi;

5. informatie en taaleisen;

6. de gevolgen van de regeling inzake de talen voor handhavingsprocedures; en

7. de instanties die met handhaving worden belast.

6.2. Om de juiste randvoorwaarden voor de invoering van het nieuwe octrooi te creëren, dienen kwesties betreffende kosten, talen en procedures te worden gekoppeld. Onderstaande voorstellen vormen in dit verband een compromis tussen uiteenlopende methodes om tot een aanvaardbaar en praktisch resultaat te komen.

6.2.1. Rechtsgrondslag van het Gemeenschapsoctrooi

6.2.1.1. De Commissie stelt voor om het Gemeenschapsoctrooi bij een op artikel 308 van het EG-verdrag gebaseerde verordening in te voeren. Dat artikel diende ook als basis voor de inmiddels volledig in werking getreden Verordening inzake het Gemeenschapsmerk en het voorstel voor een verordening betreffende Gemeenschapsmodellen(11).

6.2.1.1.1. Zij heeft voor een verordening gekozen om in de gehele Gemeenschap tot uniforme procedures te komen en de lidstaten, in tegenstelling tot hetgeen bij een richtlijn het geval is, geen handelingsvrijheid te laten. Een duidelijke, eenvormige en bindende regeling is nodig voor acceptatie, werking en administratief beheer van het Gemeenschapsoctrooi.

6.2.1.1.2. Het Comité is het volledig met de Commissie eens dat het Gemeenschapsoctrooi via een verordening moet worden ingevoerd.

6.2.2. De interactie met de Europese Octrooiorganisatie

6.2.2.1. De verordening zal moeten stroken met het Verdrag van München, om toetreding van de Gemeenschap tot dat verdrag mogelijk te maken.

6.2.2.2. Voordeel van toetreding is dat er geen aparte, uitgebreide inschrijvingsregeling voor het Gemeenschapsoctrooi hoeft te worden ontworpen. Zo zal de octrooieerbaarheid worden beoordeeld aan de hand van de criteria van dat Verdrag, waarmee reeds ruimschoots ervaring is opgedaan. Ook zal de jurisprudentie van de Europese Octrooiorganisatie op het nieuwe octrooi van toepassing zijn.

6.2.2.3. De Commissie stelt echter wel t.b.v. het Gemeenschapsoctrooi een aantal afwijkingen van, respectievelijk toevoegingen aan, de huidige versie van het Verdrag van München voor. Deze hebben met name betrekking op verleningskosten, het aantal talen waarin moet worden vertaald en rechtsmacht. In de navolgende paragrafen wordt hierop ingegaan.

6.2.2.4. Het Comité acht deze voorstellen een basis voor efficiënte samenwerking met de Europese Octrooiorganisatie.

6.2.3. De verhouding tot bestaande octrooistelsels

6.2.3.1. De Commissie heeft voor ogen dat het Gemeenschapsoctrooistelsel naast de nationale stelsels en het Europese stelsel zal bestaan.

6.2.3.2. Gegeven de huidige stand van zaken in de Gemeenschap lijken er geen redenen te bestaan om aan te nemen dat die coëxistentie erg grote moeilijkheden in de hand zal werken. Heeft men eenmaal een aanvraag ingediend voor zowel de bij het Verdrag van München aangesloten landen als voor de Gemeenschap, dan mag coëxistentie er evenwel niet op neerkomen dat men volledig vrij blijft om tussen de twee stelsels te kiezen.

6.2.3.3. Wordt slechts voor een beperkt aantal lidstaten een Europees octrooi aangevraagd, dan kan het later niet meer tot een Gemeenschapsoctrooi worden omgevormd. Dit is gebaseerd op het algemeen erkende beginsel van octrooirecht dat de rechten van derden dienen te worden beschermd. Daarom kan het in de eerste aanvraag beschreven octrooigebied later niet meer worden uitgebreid. Dit roept vragen op met betrekking tot de toepasselijkheid van een Gemeenschapsoctrooi in landen die pas na verlening ervan tot de EG toetreden.

6.2.3.4. Mocht het Gemeenschapsoctrooi een succes blijken, zoals wordt verwacht, dan zal de Commissie wellicht besluiten om de Europese Octrooiorganisatie te verzoeken, de rol van het Europees octrooi terug te dringen dan wel dit om te vormen tot een variant of uitbreiding van het Gemeenschapsoctrooi, dat dan ook voor derde landen zou kunnen worden aangevraagd. Aanvragers dienen echter de mogelijkheid te behouden om inschrijving in een of meerdere bij het Verdrag van München aangesloten landen te verzoeken in plaats van een Gemeenschapsoctrooi aan te vragen.

6.2.3.5. Het Comité acht het van groot belang dat de voorgestelde aanvraagprocedure betreffende het Gemeenschapsoctrooi en de aanvraagprocedures die voor een nationaal of het Europees octrooi bestaan soepel coëxisteren.

6.2.4. De kosten van het Gemeenschapsoctrooi

6.2.4.1. Er moet een in alle lidstaten aanvaardbaar compromis worden gevonden om de aan het Gemeenschapsoctrooi verbonden vertaalkosten te beperken, de heffingen, inclusief de jaarlijkse heffingen, te vereenvoudigen en te reduceren, bijgevolg tevens de aan een Gemeenschapswijd octrooi verbonden kosten voor gemachtigden terug te dringen en alle vereiste informatie toegankelijk te maken.

6.2.4.2. De Commissie heeft haar voorstel voorzien van een vergelijkend overzicht van de inschrijvingskosten van een Europees octrooi dat in alle lidstaten van de EG van toepassing is, in de taal van de aanvrager moet worden ingeschreven en daarnaast nog eens in acht werktalen moet worden vertaald(12). Afhankelijk van de aard van de aanvraag en het vertaalvolume zullen deze kosten ten zeerste variëren. Het valt echter nauwelijks te betwijfelen dat aanvragers beduidend goedkoper uit zijn met een stelsel waarin een octrooi in één enkele taal kan worden aangevraagd en gesteld is, zoals in de VS of Japan het geval is(13), dan met het Europees octrooistelsel, waarin het octrooi na verlening in de talen van alle betrokken landen moet worden vertaald, met per land alle jaarlijkse heffingen en honoraria voor gemachtigden van dien.

6.2.4.3. De belangen van aanvragers strijden met die van het publiek en andere potentiële gebruikers, die gehouden zijn om een voor de gehele EG geldend industrieel-eigendomsrecht te respecteren. Verder hebben de nationale octrooibureaus geld nodig om hun taak te vervullen en dat komt uit heffingen.

6.2.4.4. De Commissie beveelt met betrekking tot het Gemeenschapsoctrooi aan dat:

a) de indienings- en onderzoeksheffingen dezelfde zijn als door het Europees Octrooibureau in rekening worden gebracht;

b) de jaarlijkse heffingen bij EG-verordening worden vastgesteld, aan het Europees Octrooibureau worden betaald en lager uitvallen dan het totaal van die heffingen in de lidstaten; en

c) de vertaalkosten lager zullen zijn omdat het octrooi niet meer in alle officiële Gemeenschapstalen hoeft te worden vertaald. Zij beseft daarbij dat informatie over bestaande octrooien in mindere mate in de afzonderlijke landen beschikbaar zal zijn. Daarom (zie hieronder) worden speciale bepalingen voorgesteld voor inbreuk.

6.2.4.5. Verwacht wordt dat het nieuwe octrooi goedkoper zal zijn dan een in verscheidene landen ingeschreven Europees octrooi: zowel de heffingen (het grootste gedeelte van de totale kosten) als de vertaalkosten zullen lager uitvallen.

6.2.4.6. Het Comité acht het perspectief van een goedkoper octrooi cruciaal voor het voorgestelde, nieuwe systeem. Het Commissievoorstel betekent dat de kosten van een Gemeenschapsoctrooi aanzienlijk lager kunnen uitvallen dan die van een Europees octrooi dat in meerdere lidstaten is ingeschreven.

6.2.5. Informatie en regeling inzake de talen

6.2.5.1. Er kunnen de gebruikers van het octrooisysteem vooral veel kosten bespaard worden door een belangrijk beleidsbesluit over de talenregeling voor het Gemeenschapsoctrooi te treffen, waarbij er toch op wordt gelet in hoeverre het terugdringen van het aantal talen acceptabel is.

6.2.5.2. De Commissie stelt het volgende voor: is een Gemeenschapsoctrooi eenmaal in een van de procestalen van het Europees Octrooibureau (Frans, Duits en Engels) verleend en in de desbetreffende taal gepubliceerd, dan dienen uitsluitend de conclusies in de twee andere procestalen te worden vertaald. Het Gemeenschapsoctrooi zal dan zonder enige verdere vertaling in alle lidstaten geldig zijn.

6.2.5.2.1. Voor alle duidelijkheid wil het Comité erop wijzen dat aanvragers die gevestigd zijn in een lidstaat waar Engels, Frans en Duits geen officiële taal zijn, hun aanvraag in de officiële taal of talen van het land van vestiging mogen indienen. Binnen een bepaalde termijn dienen zij echter wel een vertaling in één van de drie procestalen over te leggen.

6.2.5.3. Wordt er naderhand een inbreukprocedure geopend, dan kan het alsnog nodig zijn, zoals dat momenteel voor het Europees octrooi wordt geëist, de beschrijving van de uitvinding en de conclusies integraal te vertalen in de taal van de lidstaat waar de beweerde inbreukmaker is gevestigd ten einde eiser in staat te stellen, volledig zijn recht te halen.

6.2.5.4. Het Comité heeft verschillende opties aangaande twee aspecten van dit onderdeel van het voorstel overwogen: in de eerste plaats de vertaalverplichtingen in verband met inschrijving en in de tweede plaats de veronderstelling dat gedaagde niet bewust inbreuk op het octrooi gemaakt heeft wanneer dit niet in de officiële taal van zijn lidstaat van vestiging is vertaald.

6.2.5.5. Het door de Commissie voorgestelde talenregime wijkt in hoge mate af van dat voor het Europees octrooi. Dat is vooral nodig om het Gemeenschapsoctrooi goedkoop te maken. Het Europees Octrooibureau noemt dit in een advies een cruciale factor.

6.2.5.6. Behalve over het Commissievoorstel (zie par. 6.2.5.2), heeft het Comité zich over een reeks alternatieven gebogen.

6.2.5.6.1. Eén daarvan was om, uitsluitend, de conclusies in alle officiële talen van de Gemeenschap te vertalen. Het aantal talen vormt hier echter een probleem. Wordt de Unie tot meer dan 20 lidstaten uitgebreid, dan nemen de kosten weliswaar fors toe, maar toch is dit alternatief uitvoerbaarder dan vertaling van het gehele Gemeenschapsoctrooi.

6.2.5.6.2. Een andere mogelijkheid is dat de aanvraag in de taal van de aanvrager wordt gesteld, de conclusies in het Engels worden vertaald en vertaling in het Frans en Duits niet verplicht is. Engels is namelijk de belangrijkste werktaal van het Europees Octrooibureau(14). Ook werd de verplichting overwogen om alle octrooistukken in het Engels te vertalen.

6.2.6. De gevolgen van de regeling inzake de talen voor handhavingsprocedures

6.2.6.1. De Commissie wordt als gevolg van haar voorstel aangaande de officiële talen met een ander probleem geconfronteerd, dat betrekking heeft op de handhaving van Gemeenschapsoctrooien: is het de bedoeling dat de verplichting, het Gemeenschapsoctrooi in de gehele EG te respecteren absoluut is of zijn er uitzonderingen mogelijk? Een ongeclausuleerde verplichting ligt in lijn met de gebruikelijke veronderstelling dat onwetendheid geen excuus oplevert. Daar staat tegenover dat wanneer de conclusies of het volledige octrooi niet in de taal van de lidstaat in kwestie worden vertaald "onbewuste inbreuk", wellicht ongeacht de omvang van de betrokken organisaties, een acceptabel verweermiddel zou kunnen opleveren. Er valt het nodige voor te zeggen dat omwille van de rechtszekerheid in ieder geval een integrale vertaling van de conclusies beschikbaar dient te zijn.

6.2.6.2. De Commissie stelt in dit verband de volgende constructie voor: "In een dergelijke situatie wordt een veronderstelde inbreukmaker die de tekst van het octrooi niet in de officiële taal van de lidstaat waar hij is gevestigd ter beschikking heeft gehad, verondersteld niet bewust inbreuk te hebben gemaakt op het octrooi, totdat het tegendeel wordt bewezen"(15).

6.2.6.3. Deze veronderstelling heeft gevolgen voor door de octrooihouder ingediende schadevorderingen maar niet voor aansprakelijkheid wegens inbreuk.

6.2.6.4. Een alternatief is dat de EG ondernemingen en hun gemachtigden verplicht om te onderzoeken of er reeds een Gemeenschapsoctrooi voor de vinding in kwestie bestaat. Normaal gezien heeft men in het rechtsverkeer inderdaad een "kennisverplichting", maar die dient in deze context uit praktische overwegingen van de hand te worden gewezen. Alle potentiële gebruikers zouden dan namelijk met extra lasten worden opgezadeld, in vergelijking met de houders van een Europees octrooi.

6.2.6.5. Het is niet uitgesloten dat de Commissie het verweermiddel "niet bewust inbreuk te hebben gemaakt op het octrooi" restrictiever zal moeten formuleren om het goedgekeurd te krijgen. De huidige formulering kan aanleiding geven tot het opzettelijk negeren van zorgvuldigheidsverplichtingen. Daarnaast ontlenen zij die ten onrechte maar te goeder trouw een octrooi hebben laten inschrijven dat later nietig blijkt te zijn tot op zekere hoogte licentierechten aan artikel 6 van het voorstel.

6.2.6.6. Verder stelt de Commissie in verband met genoemde veronderstelling voor "dat de octrooihouder geen schadevergoeding kan ontvangen voor de periode die voorafgaat aan de kennisgeving van een vertaling van het octrooi aan de inbreukmaker". Het door de onbewuste inbreuk geleden verlies (nutteloos blijkende investeringen) zou wel eens veel groter kunnen zijn dan de eventuele schade.

6.2.6.7. Wellicht is de Commissie bereid om de volgende constructie te aanvaarden: "onbewuste inbreuk" vormt uitsluitend een acceptabel verweermiddel indien de aangesprokene redelijkerwijs niet van het bestaan van het octrooi kon afweten en slechts met onevenredig veel moeite achter de relevante informatie had kunnen komen.

6.2.6.8. Na andere opties te hebben overwogen, schaart het Comité zich achter het voorstel van de Commissie dat het Gemeenschapsoctrooi volledig in één van de officiële werktalen van het Octrooibureau moeten worden ingeschreven en dat verder alleen de conclusies in de andere twee werktalen moeten worden vertaald. Daarbij is het zich ervan bewust dat handhavingskwesties er door deze constructie nog ingewikkelder op kunnen worden.

6.2.6.8.1. De Commissie zou in dit verband een regeling moeten invoeren op grond waarvan het Gemeenschapsoctrooi in de moedertaal kon worden aangevraagd en de aanvragen vervolgens, zonder bijkomende kosten van de aanvrager, in één van de drie officiële werktalen wordt vertaald.

6.2.6.9. Voorts beveelt het Comité het volgende aan ten aanzien van onbewuste inbreuken: is een octrooi niet direct in de officiële taal van de lidstaat van vestiging van de inbreukmaker beschikbaar, dan is een beroep op onwetendheid uitsluitend aanvaardbaar wanneer de inbreukmaker aantoont dat hij redelijkerwijs niet van het bestaan van het octrooi kon afweten en slechts met onevenredig veel moeite achter de relevante informatie had kunnen komen. Het is de bedoeling dat het (in de volgende paragraaf behandelde) nog op te richten "Gemeenschappelijk Gerecht voor intellectuele eigendom" voor deze materie bevoegd wordt gemaakt.

6.2.6.10. De talenkwestie raakt niet alleen de rechtszekerheid maar ook de toegankelijkheid van technische gegevens betreffende het Gemeenschapsoctrooi. De Commissie moet erover nadenken hoe informatie op ruimere schaal kan worden verspreid.

6.2.6.11. Wil men dat de rechtsorganen optimaal functioneren, dan moeten het "Register van Gemeenschapsoctrooien" en het "Mededelingenblad betreffende Gemeenschapsoctrooien" worden gebruikt als instrumenten voor voorlichting over verleende octrooien en gebruikers.

6.2.7. Adequate rechterlijke organisatie voor de handhaving van het Gemeenschapsoctrooi

6.2.7.1. De Commissie stelt voor een "Gemeenschappelijk Gerecht voor intellectuele eigendom" op te richten, dat bevoegd zal zijn voor geschillen betreffende geldigheid van en inbreuk op het Gemeenschapsoctrooi. Dit Gerecht zal uit kamers van eerste aanleg en kamers van beroep bestaan. Op die manier komt er een gecentraliseerde rechterlijke instantie die onder meer in octrooizaken is gespecialiseerd. De Commissie is van opvatting dat uitsluitend een dergelijk stelsel borg staat voor Gemeenschapswijde toepassing van het recht en de ontwikkeling van samenhangende competentieregels.

6.2.7.2. De nationale rechter is bevoegd voor andere aspecten van het Gemeenschapsoctrooi als oneerlijke mededinging, beloning van de uitvinder en regelingen betreffende werknemersuitvindingen.

6.2.7.3. Onderhavige voorstellen verschillen in hoge mate van die welke in het kader van het Verdrag van Luxemburg werden gedaan, waarbij het ging om een reeks verschillende bevoegdheden voor zuiver nationale gerechten en om regels ter omlijning van de betrokkenheid van het Hof van Justitie. De reacties op een eerdere raadplegingsronde hebben de Commissie ervan overtuigd dat het Luxemburgse concept onuitvoerbaar dreigde te worden. Haar nieuwe voorstel is qua opzet en uitvoering radicaler maar duidelijker.

6.2.7.4. Aangezien het hier een zeer specifiek rechtsgebied betreft, zaken snel dienen te worden afgehandeld en de werkdruk van het Gerecht van Eerste Aanleg en het Hof van Justitie erg hoog is, wordt een systeem voorgesteld dat institutioneel gezien in een aantal opzichten vergelijkbaar is met dat van het Hof van Justitie. Voorts motiveert de Commissie haar voorstel tevens door te verwijzen naar een advies van het Hof van Justitie waarin het zich op het standpunt stelt dat invoering van een communautaire titel van intellectuele eigendom niet mogelijk is door middel van harmonisatie van de nationale wetgevingen(16).

6.2.7.5. Wanneer meer algemene aspecten betreffende de geldigheid van een octrooi in het geding zijn, kan de nationale rechter er toch behoefte aan hebben om zich tot het Hof van Justitie te wenden. Hij behoudt dan ook "de mogelijkheid om aan het Hof van Justitie prejudiciële vragen voor te leggen over (intellectuele-eigendoms)gebieden" waarvoor hij bevoegd is.

6.2.7.6. Het nieuwe gerecht zal zich bezighouden met geschillen betreffende inbreuk op en geldigheid van octrooien, alsmede met geschillen die zich voordoen tijdens de periode van "tijdelijke bescherming", dit wil zeggen gedurende de periode tussen aanvraag en verlening. Het gerecht zal niet bevoegd zijn voor zaken die onder de competentie van de nationale rechter vallen, zoals het recht op of overdracht van een octrooi en contractuele licenties.

6.2.7.7. Het Comité beseft terdege dat er een EG-gerecht voor intellectuele-eigendomszaken moet komen. Het beveelt wel aan dat, waar nodig, de procestaal dezelfde is als die van de lidstaat waar de zaak aanhangig is. Op die manier worden taalproblemen vermeden en wordt de juridische afhandeling van de zaak dichter bij betrokkenen gebracht.

6.2.7.8. Tijdens de Top van Nice (december 2000) werd besloten tot opname in het EG-Verdrag van een verklaring betreffende artikel 229 bis van dat verdrag, op grond waarvan het gerecht kan worden opgericht.

6.2.7.9. Wat de relatie tussen het nieuwe gerecht, het Gerecht van Eerste Aanleg en het Hof van Justitie betreft, spelen er een aantal ingewikkelde kwesties aangaande de bevoegdheden van deze rechterlijke instanties en de betrekkingen met Commissie en nationale autoriteiten.

6.2.7.10. De Commissie stelt voor om de bestaande, of gewijzigde, procedures van het Europese Octrooibureau, alsmede de beroepsprocedures van dit Bureau, voor aanvraag en inschrijving van het Gemeenschapsoctrooi te laten gelden. Tegen een procedureel besluit van het Bureau kan bij geen enkele andere instantie beroep worden aangetekend. Is een Gemeenschapsoctrooi eenmaal ingeschreven, dan dienen geschillen over geldigheid en/of inbreuk aan het Gemeenschappelijk Gerecht te worden voorgelegd. Verder wordt voorgesteld dat de bevoegdheid of besluiten van de Commissie in principe bij het Gerecht van eerste aanleg moeten worden aangevochten.

6.2.7.11. Wil men dat het Gemeenschapsoctrooi effectief functioneert, dan is het van belang dat de juridische mechanismen in alle stadia nauwkeurig zijn aangegeven en in brede kring worden begrepen. Het Comité gaat ervan uit dat er verdere consultatieronden zullen worden georganiseerd om in dit verband inzicht te krijgen in de standpunten van de voornaamste betrokkenen.

6.2.7.12. Verder is het Comité van mening dat dit octrooi uitsluitend efficiënte bescherming biedt wanneer er een gerecht wordt opgericht dat voor de gehele EG bevoegd is en steunt het dan ook het Commissievoorstel om een Gemeenschappelijk Gerecht voor intellectuele eigendom in het leven te roepen. Daarbij moet de functie van rechter in eerste aanleg ook kunnen worden uitgeoefend door gespecialiseerde nationale rechterlijke instanties, die dan als communautaire rechter functioneren in de lidstaat waar verweerder is gevestigd of waar de inbreuk heeft plaatsgevonden. Daarbij dienen de procesregels van het Gemeenschappelijk Gerecht integraal van toepassing te zijn.

6.2.7.13. Daarnaast moet de Commissie nu met voorstellen komen om ervoor te zorgen dat ook kleinere bedrijven tegen lage kosten toegang tot het nieuwe gerecht hebben. Het zou onaanvaardbaar zijn indien zou blijken dat het mkb of kleine onderzoeksinstellingen zich niet tot dit gerecht zouden kunnen wenden wegens kosten, andere toegangsproblemen en verplichte procesvertegenwoordiging ("het recht te pleiten").

6.2.7.14. De belangrijkste praktische voorstellen met betrekking tot de werkwijze van het gerecht zullen waarschijnlijk tijdens het verdere verloop van het raadplegingsproces worden uitgewerkt. Het moet mogelijk worden gemaakt dat procedures voor de kamers van eerste aanleg op verschillende plaatsen kunnen worden gevoerd: rechtzoekenden, met name mkb's, hebben belang bij nabijheid. Ook moeten intermediaire of beroeps- en ondernemingsorganisaties hun leden kunnen vertegenwoordigen.

6.2.7.15. De Commissie stelt voor (par. 2.4.5.4), geen mechanisme voor prejudiciële verwijzingen over moeilijke kwesties tussen het nieuwe gerecht en het Hof van Justitie in te voeren. Dit lijkt te restrictief nu er wel een nieuwe vorm van rechterlijke samenwerking wordt ingevoerd.

6.2.7.16. Het Comité neemt aan dat de Commissie in haar komende voorstellen voor het functioneren van het nieuwe gerecht mechanismen opneemt om ervoor te zorgen dat uitspraken in de gehele Gemeenschap uniform ten uitvoer worden gelegd en mogelijke conflicten worden vermeden tussen de bestaande nationale octrooiprocedures die deel uitmaken van het Europees-octrooistelsel.

Brussel, 29 maart 2001.

De voorzitter

van het Economisch en Sociaal Comité

G. Frerichs

(1) COM(1999) 42 def. van 5.2.1999.

(2) Conclusies van de Europese Raad van Lissabon, 23.3.2000.

(3) PB C 129 van 27.7.1998, blz. 8.

(4) COM(97) 314 def. van 24.6.1997.

(5) PB C 204 van 18.7.2000, blz. 70.

(6) "De follow-up, evaluatie en optimalisering van de sociaal-economische impact van OTO" (rapporteur: de heer Bernabei), PB C 367 van 20.12.2000, blz. 61.

(7) COM(1999) 42 def. van 5.2.1999.

(8) In dit advies moet zorgvuldig onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds het Europees octrooi (in de zin van het Verdrag van München) en het Gemeenschapsoctrooi (onderwerp van onderhavig Commissievoorstel).

(9) Begin 2001 waren dat Zwitserland, Monaco, Liechtenstein, Cyprus en Turkije.

(10) In november 2000 werd te München een dergelijke conferentie over de reorganisatie van de Europese Octrooiorganisatie gehouden. Daarbij kwam het Gemeenschapsoctrooi echter niet aan de orde.

(11) COM(2000) 412, paragraaf 2.2.

(12) COM(2000) 412, paragraaf 2.4.3.1, tabel 1.

(13) COM(2000) 412, paragraaf 2.4.3.2, tabel 2.

(14) In PB C 204 van 18.7.2000, zie noot 5 (rapporteur: de heer Wolf), stelde het Comité voor om het Engels als gemeenschappelijke tweede taal in het Europees Octrooistelsel te gebruiken (par. 7.11).

(15) COM(2000) 412, paragraaf 2.4.4.

(16) Advies 1/94 van 15.11.1994.

BIJLAGE

bij het advies van het Economisch en Sociaal Comité

De volgende leden stemden zelf of via een plaatsvervanger vóór het advies:

De dames en heren: ANDRADE, BAGLIANO, BASTIAN, BERNABEI, BOUIS, BURANI, CAMBUS, CASSINA, CHAGAS, CHRISTIE, CORREIA, DANTIN, DONNELLY, DONOVAN, EHNMARK, ZU EULENBURG, EVANS, FAKAS, FEICKERT, FRANZ, FRERICHS, FUSCO, GERAADS, HAMRO-DROTZ, HORNUNG-DRAUS, HUNTJENS, KALLIO, KANNISTO, KARGAARD, KIELMAN, KIRSCHEN, KLEEMANN, KÖLTRINGER, KONITZER, KONTIO, KORYFIDIS, KRÖGER, LADRILLE, LAGERHOLM, LEVAUX, LEVITT, LINDMARK, LINSSEN, LITTLE, LUNDSTRÖM, MALABIRADE, MALOSSE, MATHGEN, MCGRATH, MELÍCIAS, MENGOZZI, NIELSEN, NILSSON, PAPAMICHAÏL, PELLETIER, PERSSON, PEZZINI, QUENTIN, RAVOET, REGALDO, REGNELL, REUNA, SABIN, SCHOSER, SEQUEIRA, SIMPSON, SIRKEINEN, SOARES, STÖLLNBERGER, STRASSER, VERHAEGHE, VEVER, VINAY, VOGLER, WALKER, WILKINSON, ZÖHRER.

De volgende leden stemden zelf of via een plaatsvervanger tegen het advies:

De dames en heren: ATAÍDE FERREIRA, SANJUAN, TRIGUERO, BENTO GONÇALVES, BULK, CABRA DE LUNA, ESPUNY MOYANO, GAFO FERNÁNDEZ, ALONSO, GONZALEZ DE TXABARRI, DE LAS HERAS CABAÑAS, HERNÁNDEZ BATALLER, JASCHICK, DE KNEGT, LOPEZ ALMENDARIZ, MENDOZA CASTRO, MORALEDA QUILEZ, MUÑIZ GUARDADO, MIGUEL PARIZA CASTAÑOS, RODRÍGUEZ GARCÍA CARO, SANTILLÁN CABEZA, ZUFIAUR NARVAIZA.

De volgende leden of hun plaatsvervanger onthielden zich van stemming:

De dames en heren: BAASTRUP SØRENSEN, DAVISON, DIMPER, LE NOUAIL, RETUREAU, RIBEIRO, SVENNINGSEN, WILLIAMS.

Nahoru