This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32014L0056
Directive 2014/56/EU of the European Parliament and of the Council of 16 April 2014 amending Directive 2006/43/EC on statutory audits of annual accounts and consolidated accounts Text with EEA relevance
Richtlijn 2014/56/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen Voor de EER relevante tekst
Richtlijn 2014/56/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen Voor de EER relevante tekst
PB L 158 van 27.5.2014, p. 196–226
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
In force
27.5.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 158/196 |
RICHTLIJN 2014/56/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 16 april 2014
tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 50,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) stelt de voorwaarden vast voor de toelating en registratie van personen die wettelijke controles uitvoeren, de regels betreffende onafhankelijkheid, objectiviteit en beroepsethiek die op die personen van toepassing zijn, alsmede het kader voor het publieke toezicht dat op hen wordt uitgeoefend. Deze voorschriften moeten echter op het niveau van de Unie verder worden geharmoniseerd om te zorgen voor meer transparantie en voorspelbaarheid van de vereisten die op deze personen van toepassing zijn, en om hun onafhankelijkheid en objectiviteit bij het uitvoeren van hun taken te verbeteren. Tevens is het van belang het minimumconvergentieniveau te verhogen van de controlestandaarden volgens welke de wettelijke controles worden uitgevoerd. Voorts is het voor het versterken van de bescherming van beleggers van belang het publieke toezicht op wettelijke auditors en auditkantoren te versterken door de onafhankelijkheid van publieke toezichthoudende autoriteiten in de Unie te verbeteren en aan deze autoriteiten passende bevoegdheden te verlenen, onder meer onderzoeksbevoegdheden en bevoegdheden tot het opleggen van sancties, teneinde inbreuken op de van toepassing zijnde regels binnen het kader van het verstrekken van controlediensten door wettelijke auditors en door auditkantoren op te sporen, te ontmoedigen en te voorkomen. |
(2) |
Omdat organisaties van openbaar belang een grote openbare relevantie hebben, die voortvloeit uit de schaal, de complexiteit en de aard van hun activiteiten, moet de geloofwaardigheid van de gecontroleerde financiële overzichten van deze organisaties worden versterkt. Derhalve zijn de bijzondere bepalingen van Richtlijn 2006/43/EG inzake de wettelijke controle van organisaties van openbaar belang verder ontwikkeld in Verordening (EU) nr. 537/2014 van het Europees Parlement en de Raad (4). De bepalingen betreffende wettelijke controles van organisaties van openbaar belang in deze richtlijn dienen slechts op wettelijke auditors en auditkantoren van toepassing te zijn voor zover die wettelijke controles van deze organisaties uitvoeren. |
(3) |
Overeenkomstig het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) bestaat de interne markt uit een ruimte zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen en diensten en de vrijheid van vestiging gewaarborgd zijn. Wettelijke auditors en auditkantoren moeten in staat worden gesteld hun diensten inzake wettelijke controle binnen de Unie te ontwikkelen door hun de mogelijkheid te bieden dergelijke diensten te verstrekken in een andere lidstaat dan die waar zij zijn toegelaten. Door wettelijke auditors en auditkantoren in staat te stellen met hun beroepstitels van hun lidstaat van herkomst wettelijke controles te verrichten in een lidstaat van ontvangst, wordt in het bijzonder ingespeeld op de behoeften van groepen ondernemingen die als gevolg van de toenemende handelsstromen dankzij de interne markt in verschillende lidstaten financiële overzichten opstellen en deze financiële overzichten overeenkomstig het recht van de Unie moeten laten controleren. Het wegnemen van belemmeringen voor de ontwikkeling van wettelijke controlediensten tussen de lidstaten zou bijdragen tot de integratie van de auditmarkt in de Unie. |
(4) |
Voor de uitvoering van wettelijke controles is een adequate kennis vereist van vakgebieden zoals vennootschapsrecht, belastingrecht en socialezekerheidsrecht, die van de ene lidstaat tot de andere kunnen verschillen. Derhalve moet een lidstaat, om de kwaliteit van de op zijn grondgebied verstrekte wettelijke controlediensten te garanderen, een compensatiemaatregel kunnen opleggen wanneer een in een andere lidstaat toegelaten wettelijke auditor ook op het grondgebied van die lidstaat wil worden toegelaten om er een permanente vestiging op te zetten. Een dergelijke maatregel moet rekening houden met de beroepservaring van de wettelijke auditor. Dit mag geen buitensporige belasting vormen voor de wettelijke auditor en mag de verstrekking van wettelijke controlediensten in de lidstaat die de compensatiemaatregel oplegt, niet belemmeren of minder aantrekkelijk maken. De lidstaten moeten de kandidaat-wettelijke auditors kunnen toelaten op basis van een bekwaamheidsproef of een aanpassingsperiode zoals bepaald in Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad (5). Aan het eind van de aanpassingsperiode moet de wettelijke auditor in de lidstaat van ontvangst tot het beroep kunnen toetreden na de beoordeling dat hij in die lidstaat beroepservaring heeft opgedaan. |
(5) |
Hoewel de primaire verantwoordelijkheid voor het verstrekken van financiële informatie moet liggen bij het management van de gecontroleerde entiteiten, spelen wettelijke auditors en auditkantoren een rol door het management actief te bevragen vanuit het perspectief van een gebruiker. Om de kwaliteit van controles te verbeteren, is het daarom van belang dat de professioneel-kritische instelling van wettelijke auditors en auditkantoren ten aanzien van de gecontroleerde entiteit wordt versterkt. Wettelijke auditors en auditkantoren moeten onderkennen dat er sprake kan zijn van een afwijking van materieel belang als gevolg van fraude of van fouten, ongeacht eerdere ervaringen van de auditor met de eerlijkheid en integriteit van het management van de gecontroleerde entiteit. |
(6) |
Het is van bijzonder belang de onafhankelijkheid te versterken, als wezenlijk element bij het uitvoeren van wettelijke controles. Om te bevorderen dat wettelijke auditors en auditkantoren bij het uitvoeren van wettelijke controles onafhankelijk zijn van de gecontroleerde entiteit, moeten een wettelijke auditor of een auditkantoor en elke natuurlijke persoon die zich in een positie bevindt waarin hij de uitkomst van een wettelijke controle direct of indirect kan beïnvloeden, onafhankelijk zijn van de gecontroleerde entiteit en mag deze persoon niet betrokken zijn bij de besluitvorming. Om die onafhankelijkheid te bewaren, is het ook belangrijk dat zij alle bedreigingen voor hun onafhankelijkheid, alsmede de veiligheidsmaatregelen die zijn toegepast om deze bedreigingen in te perken, registreren. Wanneer de bedreigingen voor hun onafhankelijkheid, zelfs na toepassing van veiligheidsmaatregelen om deze bedreigingen in te perken, te groot zijn, dienen zij de controleopdracht neer te leggen of daarvan af te zien. |
(7) |
Wettelijke auditors en auditkantoren moeten onafhankelijk zijn wanneer zij wettelijke controles van de financiële overzichten van gecontroleerde entiteiten uitvoeren, en belangenconflicten moeten worden vermeden. Bij het bepalen van de onafhankelijkheid van wettelijke auditors en auditkantoren moet rekening worden gehouden met het concept van een netwerk waarvan wettelijke auditors en auditkantoren deel uitmaken. Aan de onafhankelijkheidsvereiste moet ten minste worden voldaan gedurende de periode waarop de auditverklaring betrekking heeft, met inbegrip van de periode waarop de te controleren financiële overzichten betrekking hebben en de periode waarin de wettelijke controle wordt uitgevoerd. |
(8) |
Wettelijke auditors, auditkantoren en hun werknemers moeten met name afzien van het uitvoeren van de wettelijke controle van een entiteit, als zij een zakelijk of financieel belang in de entiteit hebben, en van het sluiten van transacties in financiële instrumenten die worden uitgegeven, gegarandeerd of anderszins ondersteund door een gecontroleerde entiteit, met uitzondering van rechten van deelneming in instellingen voor gediversifieerde collectieve belegging. De wettelijke auditor of het auditkantoor mag niet deelnemen aan de interne besluitvormingsprocessen van de gecontroleerde entiteit. Wettelijke auditors, auditkantoren en hun werknemers die direct betrokken zijn bij de wettelijke controleopdracht mogen pas taken op leidinggevend of bestuurlijk niveau bij de gecontroleerde entiteit aanvaarden, nadat een passende periode is verstreken na afloop van de controleopdracht. |
(9) |
Het is belangrijk dat wettelijke auditors en auditkantoren het recht op eerbiediging van het privéleven en het recht op gegevensbescherming van hun cliënten respecteren. Zij moeten daarom gebonden zijn aan strenge regels op het gebied van vertrouwelijkheid en beroepsgeheim, die echter de goede handhaving van deze richtlijn en van Verordening (EU) nr. 537/2014 of de samenwerking met de groepsauditor tijdens de uitvoering van de controle van geconsolideerde financiële overzichten, wanneer de moederonderneming in een derde land is gevestigd, niet in de weg mogen staan, mits Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (6) wordt nageleefd. Deze regels dienen een wettelijke auditor of een auditkantoor echter niet toe te staan om buiten de samenwerkingskanalen als bedoeld in hoofdstuk XI van Richtlijn 2006/43/EG samen te werken met autoriteiten van een derde land. Die regels op het gebied van vertrouwelijkheid moeten ook gelden voor een wettelijke auditor die of een auditkantoor dat niet langer betrokken is bij een specifieke controletaak. |
(10) |
Een adequate interne organisatie van wettelijke auditors en auditkantoren dient te helpen bij het voorkomen van bedreigingen voor hun onafhankelijkheid. De eigenaren of aandeelhouders van een auditkantoor, alsmede zijn leidinggevenden, mogen daarom geen zodanige bemoeienis met de uitvoering van een wettelijke controle hebben dat daardoor afbreuk wordt gedaan aan de onafhankelijkheid en objectiviteit van de wettelijke auditor die namens het auditkantoor de wettelijke controle uitvoert. Voorts moeten wettelijke auditors en auditkantoren passende interne beleids- en proceduremaatregelen nemen met betrekking tot werknemers en andere personen die bij de wettelijke controlefunctie binnen hun organisaties betrokken zijn, om de naleving van hun wettelijke verplichtingen te verzekeren. Die beleids- en proceduremaatregelen moeten in het bijzonder bedreigingen voor de onafhankelijkheid helpen voorkomen en aanpakken, alsmede de kwaliteit, integriteit en grondigheid van de wettelijke controle waarborgen. Die beleids- en proceduremaatregelen moeten evenredig zijn met de schaal en complexiteit van de activiteiten van de wettelijke auditor of het auditkantoor. |
(11) |
De wettelijke controle leidt tot het uitdrukken van een oordeel dat de financiële overzichten een getrouw beeld geven van de gecontroleerde entiteiten in overeenstemming met het toepasselijke kader voor financiële verslaglegging. De belanghebbenden zijn zich echter mogelijk niet bewust van de beperkingen van een controle, bijvoorbeeld met betrekking tot materialiteit, steekproeftechnieken, de rol van de auditor bij het opsporen van fraude en de verantwoordelijkheid van leidinggevenden, wat kan leiden tot een verwachtingskloof. Het is van belang meer duidelijkheid te geven over de reikwijdte van de wettelijke controle, teneinde deze kloof te verkleinen. |
(12) |
Het is van belang ervoor te zorgen dat wettelijke controles van financiële overzichten in de Unie van goede kwaliteit zijn. Deze controles dienen derhalve te worden uitgevoerd met inachtneming van de door de Commissie aangenomen internationale controlestandaarden. Aangezien internationale controlestandaarden ontworpen zijn om te kunnen worden gebruikt voor entiteiten van elk formaat en type, en in elk rechtsgebied, moeten de bevoegde autoriteiten in de lidstaten rekening houden met de schaal en complexiteit van de activiteit van kleine ondernemingen wanneer zij het toepassingsgebied van internationale controlestandaarden beoordelen. Lidstaten mogen geen bepalingen of maatregelen vaststellen die ertoe leiden dat wettelijke auditors of auditkantoren wettelijke controles niet overeenkomstig de internationale controlestandaarden kunnen uitvoeren. De lidstaten mogen aanvullende nationale controleprocedures of -vereisten uitsluitend verplicht stellen indien deze voortvloeien uit specifieke nationale wettelijke vereisten die met de reikwijdte van de wettelijke controle van financiële overzichten of de geconsolideerde financiële overzichten verband houden, dat wil zeggen dat die vereisten niet zijn vervat in de goedgekeurde internationale controlestandaarden, of indien zij bijdragen aan de geloofwaardigheid en kwaliteit van financiële overzichten en geconsolideerde financiële overzichten. De Commissie moet betrokken blijven bij de bewaking van de inhoud van de internationale controlestandaarden en het goedkeuringsproces ervan door de International Federation of Accountants (IFAC). |
(13) |
In het geval van geconsolideerde financiële overzichten is het van belang dat de verantwoordelijkheden van de wettelijke auditors die verschillende entiteiten binnen de betrokken groep controleren, duidelijk worden afgebakend. De groepsauditor moet daartoe de volledige verantwoordelijkheid voor de controleverklaring dragen. |
(14) |
Ter verbetering van de geloofwaardigheid en de transparantie van de in de Unie uitgevoerde kwaliteitsbeoordelingen, moeten de kwaliteitsborgingsstelsels van de lidstaten worden geregeld door de bevoegde autoriteiten die door de lidstaten met het publieke toezicht op wettelijke auditors en auditkantoren zijn belast. Met kwaliteitsbeoordelingen worden potentiële tekortkomingen in de wijze van uitvoering van wettelijke controles voorkomen of aangepakt. Om ervoor te zorgen dat de kwaliteitsbeoordelingen voldoende omvattend zijn, moeten de bevoegde autoriteiten bij het uitvoeren van deze beoordelingen rekening houden met de schaal en de complexiteit van de activiteit van de wettelijke auditors en auditkantoren. |
(15) |
Om de naleving van de eisen van deze richtlijn en Verordening (EU) nr. 537/2014 te verbeteren, en gezien de mededeling van de Commissie van 8 december 2010 met de titel „Het versterken van sanctieregelingen in de financiële sector”, moeten de bevoegdheid om toezichtmaatregelen te nemen en de sanctiebevoegdheden van de bevoegde autoriteiten worden uitgebreid. Er moet worden voorzien in administratieve geldboeten voor wettelijke auditors, auditkantoren en organisaties van openbaar belang bij vastgestelde inbreuken op de regels. De bevoegde autoriteiten moeten transparantie betrachten ten aanzien van de sancties en maatregelen die zij toepassen. Bij de vaststelling en publicatie van sancties moeten de grondrechten als vastgelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, met name het recht op eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven, het recht op de bescherming van persoonsgegevens, en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht worden gerespecteerd. |
(16) |
De bevoegde autoriteiten moeten administratieve geldboeten kunnen opleggen die daadwerkelijk afschrikkend zijn, bijvoorbeeld boeten tot een miljoen euro of hoger voor natuurlijke personen, en een percentage van de totale jaaromzet in het voorgaande boekjaar voor rechtspersonen of andere entiteiten. Die doelstelling kan beter bereikt worden door de geldboeten te relateren aan de financiële toestand van de persoon die de overtreding begaat. Onverminderd de mogelijkheid om de toelating van de betrokken wettelijke auditor of het betrokken auditkantoor in te trekken, moeten ook andere sancties met een passend afschrikkend effect worden overwogen. De lidstaten moeten bij het vaststellen van de op te leggen sanctie in ieder geval dezelfde criteria toepassen. |
(17) |
Klokkenluiders kunnen nieuwe informatie onder de aandacht van de bevoegde autoriteiten brengen die hen helpt bij het opsporen van en het opleggen van sancties voor onregelmatigheden, met inbegrip van fraude. Vrees voor vergelding of het ontbreken van stimulansen kunnen klokkenluiders echter daarvan weerhouden. De lidstaten moeten er daarom voor zorgen dat er geschikte regelingen van kracht zijn om klokkenluiders aan te moedigen om hen te attenderen op mogelijke inbreuken op deze richtlijn of Verordening (EU) nr. 537/2014, en om hen te beschermen tegen vergelding. De lidstaten dienen tevens de mogelijkheid te hebben hen te stimuleren om dit te doen; klokkenluiders dienen echter uitsluitend in aanmerking te komen voor dergelijke stimulansen wanneer zij nieuwe informatie aan het licht brengen die zij niet al bij wet verplicht zijn te melden, en wanneer deze informatie leidt tot een sanctie wegens inbreuk op deze richtlijn of Verordening (EU) nr. 537/2014. De lidstaten moeten er evenwel ook voor zorgen dat de klokkenluidersregelingen die zij ten uitvoer leggen, mechanismen bevatten die de aangegeven personen passende bescherming bieden, in het bijzonder wat betreft het recht op bescherming van hun persoonsgegevens en procedures om het recht van de aangegeven persoon op verdediging en om te worden gehoord, voordat een hen aangaand besluit wordt genomen, alsmede hun recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel voor een rechtbank tegen hen aangaand besluit te waarborgen. De ingestelde mechanismen moeten ook de klokkenluiders passende bescherming bieden, niet alleen door hun persoonsgegevens te beschermen, maar ook door ervoor te zorgen dat zij niet het slachtoffer worden van ongerechtvaardigde vergelding. |
(18) |
Het publieke toezicht op wettelijke auditors en auditkantoren omvat de toelating en registratie van wettelijke auditors en auditkantoren, het vaststellen van standaarden inzake beroepsethiek en interne kwaliteitsbeheersing van auditkantoren, permanente scholing, alsmede stelsels voor kwaliteitsborging, onderzoek en sancties voor wettelijke auditors en auditkantoren. Om voor meer transparantie te zorgen in het toezicht op auditors en om de verantwoordingsplicht te vergroten, moet elke lidstaat één enkele autoriteit aanwijzen die belast wordt met het publieke toezicht op wettelijke auditors en auditkantoren. De onafhankelijkheid van dergelijke publieke toezichthouders ten opzichte van de beroepsgroep van de auditors is een kernvereiste voor de integriteit, de efficiëntie en het ordelijk functioneren van het publieke toezicht op wettelijke auditors en auditkantoren. Derhalve moeten de publieke toezichthouders bestuurd worden door personen die zelf geen beroepsbeoefenaars zijn en moeten de lidstaten onafhankelijke en transparante procedures voor het selecteren van dergelijke personen instellen. |
(19) |
De lidstaten moeten uitzonderingen kunnen vaststellen op de voorschriften waaraan controlediensten die geleverd worden aan coöperaties en spaarbanken moeten voldoen. |
(20) |
De lidstaten moeten de taken van hun bevoegde autoriteiten aan andere bij wet gemachtigde of aangewezen instanties of organisaties kunnen delegeren of hun bevoegde autoriteiten kunnen toelaten deze aan hen te delegeren. Een dergelijke delegatie moet aan verschillende voorwaarden worden onderworpen en de betrokken bevoegde autoriteit moet de eindverantwoordelijkheid voor het toezicht dragen. |
(21) |
Om ervoor te zorgen dat de publieke toezichthouders hun taken op een effectieve manier vervullen, moeten zij daarvoor over toereikende bevoegdheden beschikken. Voorts moeten de publieke toezichthouders over voldoende menselijke en financiële middelen beschikken om hun taken te vervullen. |
(22) |
Voor een behoorlijk toezicht op wettelijke auditors en auditkantoren die grensoverschrijdend actief zijn of tot een netwerk behoren, is het noodzakelijk dat de publieke toezichthouders van de lidstaten onderling informatie uitwisselen. Om de vertrouwelijkheid van de op die manier uitgewisselde informatie te beschermen, moeten de lidstaten niet alleen de werknemers van de publieke toezichthouders aan het beroepsgeheim onderwerpen, maar ook alle personen aan wie de publieke toezichthouders mogelijkerwijs taken hebben gedelegeerd. |
(23) |
Wanneer er gegronde redenen zijn om op te treden, moeten het auditcomité, de aandeelhouders, de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op wettelijke auditors en auditkantoren, of, indien het nationale recht hierin voorziet, de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de organisatie van openbaar belang, de bevoegdheid krijgen om bij een nationale rechtbank een procedure te starten voor het ontslag van de wettelijke auditor. |
(24) |
Auditcomités, of organen die soortgelijke bevoegdheden hebben binnen de gecontroleerde organisatie van openbaar belang, spelen een doorslaggevende rol in het leveren van een bijdrage aan wettelijke controles van hoge kwaliteit. Het is met name belangrijk de onafhankelijkheid en technische deskundigheid van het auditcomité te vergroten door te eisen dat een meerderheid van de leden van het comité onafhankelijk is en dat ten minste één lid ervan beschikt over de nodige deskundigheid op het gebied van controle van jaarrekeningen (financiële overzichten) en/of financiële verslaggeving. De aanbeveling van de Commissie van 15 februari 2005 betreffende de taak van niet bij het dagelijks bestuur betrokken bestuurders of commissarissen van beursgenoteerde ondernemingen en betreffende de comités van de raad van bestuur of van de raad van commissarissen (7) zet uiteen hoe auditcomités moeten worden opgericht en moeten functioneren. Gezien de omvang van de organisaties van openbaar belang, is het echter passend dat de functies die worden toegewezen aan het auditcomité van deze organisaties, of aan een orgaan dat soortgelijke bevoegdheden heeft binnen de gecontroleerde entiteit, ook mogen worden uitgevoerd door het leidinggevende of toezichthoudende orgaan als geheel. Organisaties van openbaar belang die een instelling voor collectieve belegging in effecten (icbe) of alternatieve beleggingsinstelling zijn, moeten ook worden vrijgesteld van de verplichting om een auditcomité te hebben. Deze vrijstelling houdt rekening met het feit dat de oprichting van een auditcomité niet passend is, wanneer de functie van deze instellingen uitsluitend bestaat in het bijeenbrengen van activa. Icbe's en alternatieve beleggingsinstellingen, alsmede hun beheersmaatschappijen, opereren in een strak afgebakende regelgevingsomgeving en zijn onderworpen aan specifieke governancemechanismen, zoals controles die door hun bewaarder worden uitgevoerd. |
(25) |
De via de mededeling van de Commissie van 25 juni 2008 vastgestelde „Small Business Act”, getiteld „Denk eerst klein — een „Small Business Act” voor Europa”, en die werd herzien via de mededeling van de Commissie van 23 februari 2011, getiteld „De evaluatie van de „Small Business Act” voor Europa”, onderkent de centrale rol van kleine en middelgrote ondernemingen in de economie van de Unie en beoogt het verbeteren van de algemene benadering van ondernemerschap en het verankeren van het „Denk eerst klein”-beginsel in de besluitvorming. In de in maart 2010 vastgestelde Europa 2020-strategie wordt ook opgeroepen tot het verbeteren van de bedrijfsomgeving, met name voor kleine en middelgrote ondernemingen, onder meer door de transactiekosten van zakendoen in de Unie terug te dringen. Artikel 34 van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad (8) bepaalt niet dat kleine ondernemingen hun financiële overzichten moeten laten controleren. |
(26) |
Om de rechten van de betrokken partijen te beschermen wanneer de bevoegde autoriteiten van de lidstaten met de bevoegde autoriteiten van derde landen samenwerken aan de uitwisseling van controle- of andere relevante documenten voor de beoordeling van de kwaliteit van de uitgevoerde controle, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de werkregelingen die door hun bevoegde autoriteiten zijn gemaakt en op basis waarvan de uitwisseling van dergelijke documenten plaatsvindt, genoeg waarborgen inhouden ter bescherming van het zakengeheim en commerciële belangen, met inbegrip van de industriële- en intellectuele-eigendomsrechten van de gecontroleerde entiteiten. De lidstaten moeten erop toezien dat die afspraken voldoen aan en stroken met de bepalingen van Richtlijn 95/46/EG. |
(27) |
De drempel van 50 000 EUR in artikel 45, lid 1, van Richtlijn 2006/43/EG was afgestemd op artikel 3, lid 2, onder c) en d), van Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad (9). De in Richtlijn 2003/71/EG vermelde drempels zijn in artikel 1, lid 3, van Richtlijn 2010/73/EU van het Europees Parlement en de Raad (10) opgetrokken tot 100 000 EUR. Daarom moet de in artikel 45, lid 1, van Richtlijn 2006/43/EG vermelde drempel dienovereenkomstig worden aangepast. |
(28) |
Met het oog op de volledige uitvoering van het bij het VWEU ingestelde nieuwe wettelijk kader dienen de krachtens artikel 202 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap toegewezen uitvoeringsbevoegdheden te worden aangepast aan en vervangen door passende bepalingen overeenkomstig de artikelen 290 en 291 VWEU. |
(29) |
Het afstemmen door de Commissie van de procedures voor de vaststelling van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen op het VWEU en met name op de artikelen 290 en 291 dient per geval te geschieden. Teneinde in te spelen op de ontwikkelingen in de auditpraktijk en het auditberoep en om het toezicht op wettelijke auditors en auditkantoren te bevorderen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen. Wat het toezicht op auditors betreft, is het gebruik van gedelegeerde handelingen nodig voor de ontwikkeling van de procedures voor samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten van lidstaten en die van derde landen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad. |
(30) |
Om te zorgen voor eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van de verklaringen betreffende de gelijkwaardigheid van toezichtstelsels voor auditors in derde landen, of de adequaatheid van de bevoegde autoriteiten van derde landen, voor zover zij individuele derde landen of individuele bevoegde autoriteiten van derde landen betreffen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (11). |
(31) |
Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk het versterken van het vertrouwen van beleggers in de getrouwheid van de door ondernemingen gepubliceerde financiële overzichten door de kwaliteit van binnen de Unie uitgevoerde wettelijke controles verder te verbeteren, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de gevolgen van het optreden beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken. |
(32) |
Richtlijn 2006/43/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(33) |
De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (12) en heeft op 23 april 2012 een advies gegeven (13). |
(34) |
Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken (14) hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsteksten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van die stukken gerechtvaardigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Richtlijn 2006/43/EG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Aan artikel 1 wordt de volgende alinea toegevoegd: „Artikel 29 van deze richtlijn is niet van toepassing op de wettelijke controle van jaarrekeningen (financiële overzichten) en geconsolideerde jaarrekeningen (financiële overzichten) van organisaties van openbaar belang tenzij anders bepaald in Verordening (EU) nr. 537/2014 van het Europees Parlement en de Raad (15). (15) Verordening (EU) nr. 537/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende specifieke eisen voor de wettelijke controles van financiële overzichten van organisaties van openbaar belang (PB L 158 van 27.5.2014, blz. 77).”." |
2) |
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
|
4) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 3 bis Erkenning van auditkantoren 1. In afwijking van artikel 3, lid 1, heeft een in een lidstaat toegelaten auditkantoor het recht in een andere lidstaat wettelijke controles van financiële overzichten te verrichten, mits de voornaamste vennoot die namens het auditkantoor de wettelijke controle verricht, in de lidstaat van ontvangst voldoet aan artikel 3, lid 4, onder a). 2. Een auditkantoor dat in een andere lidstaat dan zijn lidstaat van herkomst wettelijke controles van financiële overzichten wil verrichten, laat zich overeenkomstig de artikelen 15 en 17 registreren bij de bevoegde autoriteit in de lidstaat van ontvangst. 3. De bevoegde autoriteit in de lidstaat van ontvangst registreert het auditkantoor indien zij heeft vastgesteld dat het auditkantoor geregistreerd is bij de bevoegde autoriteit in de lidstaat van herkomst. Indien de lidstaat van ontvangst zich wil baseren op een certificaat van registratie van het auditkantoor in de lidstaat van herkomst, kan de bevoegde autoriteit in de lidstaat van ontvangst de eis stellen dat het door de bevoegde autoriteit in de lidstaat van herkomst afgegeven certificaat niet meer dan drie maanden oud mag zijn. De bevoegde autoriteit in de lidstaat van ontvangst brengt de bevoegde autoriteit in de lidstaat van herkomst op de hoogte van de registratie van het auditkantoor.”. |
5) |
In artikel 5 wordt lid 3 vervangen door: „3. Wanneer de toelating van een wettelijke auditor of een auditkantoor om enige reden wordt ingetrokken, deelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst waar de toelating wordt ingetrokken, dit met opgave van de redenen voor de intrekking mee aan de relevante bevoegde autoriteiten van de lidstaten van ontvangst waar de wettelijke auditor of het auditkantoor eveneens is geregistreerd overeenkomstig artikel 3 bis, artikel 16, lid 1, onder c), en artikel 17, lid 1, onder i).”. |
6) |
Aan artikel 6 wordt het volgende lid toegevoegd: „De in artikel 32 bedoelde bevoegde autoriteiten werken met elkaar samen om te komen tot convergentie van de in dit artikel gestelde vereisten. Bij hun samenwerking houden die bevoegde autoriteiten rekening met de ontwikkelingen in de auditpraktijk en binnen het auditberoep, en met name met de convergentie die al door het beroep is bereikt. Zij werken samen met het Comité van Europese auditorstoezichthouders (Ceaob) en de in artikel 20 van Verordening (EU) nr. 537/2014 bedoelde bevoegde autoriteiten voor zover deze convergentie verband houdt met de wettelijke controle van organisaties van openbaar belang.”. |
7) |
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
|
8) |
In artikel 10 wordt lid 1 vervangen door: „1. Ter verkrijging van het op het examen te toetsen vermogen om de theoretische kennis in de praktijk toe te passen, wordt een ten minste drie jaar durende praktijkopleiding gevolgd die in het bijzonder de controle van jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten of soortgelijke financiële overzichten omvat. Deze praktijkopleiding wordt voor ten minste twee derde gevolgd bij een in een lidstaat toegelaten wettelijke auditor of auditkantoor.”. |
9) |
Artikel 13 wordt vervangen door: „Artikel 13 Permanente scholing De lidstaten zien erop toe dat er voor wettelijke auditors passende permanente scholingsprogramma's gelden om de theoretische kennis, de beroepsvaardigheden en de beroepsethiek op een voldoende peil te houden, en dat tegen wettelijke auditors die de permanente scholingseisen niet naleven, passende sancties als bedoeld in artikel 30 worden getroffen.”. |
10) |
Artikel 14 wordt vervangen door: „Artikel 14 Toelating van wettelijke auditors uit andere lidstaten 1. De bevoegde autoriteiten stellen procedures in voor de toelating van wettelijke auditors die reeds in andere lidstaten zijn toegelaten. Deze procedures gaan niet verder dan de eis dat een aanpassingsstage wordt doorlopen als bepaald in artikel 3, lid 1, onder g), van Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad (18) of dat een bekwaamheidsproef wordt afgelegd als bepaald in punt h) van die bepaling. 2. De lidstaat van ontvangst beslist of de aanvrager van de toestemming een aanpassingsstage moet doorlopen zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 1, onder g), van Richtlijn 2005/36/EG of een bekwaamheidsproef moet afleggen zoals gedefinieerd in punt h) van dat artikel. De aanpassingsperiode duurt niet langer dan drie jaar en de aanvrager wordt aan een beoordeling onderworpen. De bekwaamheidsproef wordt afgenomen in een van de talen die worden toegestaan door de in de betrokken lidstaat van ontvangst geldende taalvoorschriften. Met deze proef wordt uitsluitend beoordeeld of de wettelijke auditor voldoende kennis heeft van de wet- en regelgeving van die lidstaat van ontvangst voor zover deze relevant is voor wettelijke controles van financiële overzichten. 3. De bevoegde autoriteiten werken in het kader van het Ceaob samen om te komen tot convergentie van de vereisten inzake de aanpassingsperiode en de bekwaamheidsproef. Zij verhogen de transparantie en de voorspelbaarheid van de vereisten. Zij werken samen met het Ceaob en de in artikel 20 van Verordening (EU) nr. 537/2014 bedoelde bevoegde autoriteiten voor zover deze convergentie verband houdt met wettelijke controles van organisaties van openbaar belang. (18) Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PB L 255 van 30.9.2005, blz. 22).”." |
11) |
Artikel 15, lid 1, wordt vervangen door: „1. Elke lidstaat ziet erop toe dat de wettelijke auditors en auditkantoren conform de artikelen 16 en 17 in een openbaar register zijn ingeschreven. In uitzonderlijke gevallen kunnen de lidstaten afwijken van het bepaalde in dit artikel en artikel 16 inzake openbaarmaking, maar slechts voor zover dit noodzakelijk is om een imminente en aanzienlijke bedreiging voor de persoonlijke veiligheid van een persoon in te perken.”. |
12) |
Aan artikel 17, lid 1, wordt het volgende punt toegevoegd:
|
13) |
Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
|
14) |
Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:
|
15) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 22 bis Dienstverband van voormalige wettelijke auditors of van werknemers van wettelijke auditors of auditkantoren bij gecontroleerde entiteiten 1. De lidstaten zien erop toe dat de wettelijke auditor of de voornaamste vennoot die namens een auditkantoor een wettelijke controle van financiële overzichten uitvoert, alvorens een periode van ten minste één jaar, of, in het geval van een wettelijke controle van organisaties van openbaar belang, alvorens een periode van ten minste twee jaar is verstreken sedert de betrokkene niet langer optreedt als wettelijke auditor of voornaamste vennoot, niet:
2. De lidstaten zorgen ervoor dat werknemers en vennoten die niet behoren tot de voornaamste vennoten van een wettelijke auditor of een auditorkantoor en die een wettelijke controle van financiële overzichten uitvoeren, alsmede andere natuurlijke personen van wie diensten ter beschikking of onder beheer van een dergelijke wettelijke auditor of een dergelijk auditkantoor worden gesteld, wanneer deze werknemers, vennoten of andere natuurlijke personen persoonlijk toegelaten zijn als wettelijke auditors, pas functies als bedoeld in lid 1, onder a), b) en c), aanvaarden nadat een periode van ten minste één jaar is verstreken sinds hij of zij direct betrokken was bij de wettelijke controleopdracht.”. |
16) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 22 ter Voorbereiding van de wettelijke controle en de beoordeling van bedreigingen voor de onafhankelijkheid De lidstaten zien erop toe dat een wettelijke auditor of een auditkantoor alvorens een opdracht voor een wettelijke controle te aanvaarden of te verlengen, een evaluatie uitvoert en documentatie beschikbaar heeft betreffende de volgende punten:
Voor de in artikel 2, lid 1, onder b) en c), bedoelde controles kunnen de lidstaten vereenvoudigde vereisten vaststellen.”. |
17) |
Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:
|
18) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 24 bis Interne organisatie van wettelijke auditors en auditkantoren 1. De lidstaten dragen er zorg voor dat een wettelijke auditor of auditkantoor aan de volgende organisatorische eisen voldoet:
De gedragslijnen en procedures als bedoeld in de eerste alinea worden gedocumenteerd en aan de werknemers van de wettelijke auditor of het auditkantoor bekendgemaakt. Voor de in artikel 2, lid 1, onder b) en c), bedoelde controles kunnen de lidstaten vereenvoudigde eisen vaststellen. Een eventuele uitbesteding van controletaken als bedoeld onder d) van dit lid is niet van invloed op de verantwoordelijkheid van de wettelijke auditor of het auditkantoor tegenover de gecontroleerde entiteit. 2. De wettelijke auditor of het auditkantoor houdt bij de naleving van de eisen van lid 1 rekening met de omvang en de complexiteit van zijn of haar activiteiten. De wettelijke auditor of het auditkantoor kan tegenover de bevoegde autoriteit aantonen dat de gedragslijnen en procedures met het oog op dergelijke naleving in overeenstemming zijn met de omvang en de complexiteit van de activiteiten van de wettelijke auditor of het auditkantoor.”. |
19) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 24 ter Organisatie van het werk 1. De lidstaten dragen er zorg voor dat, wanneer de wettelijke controle van het financiële overzicht wordt uitgevoerd door een auditkantoor, dit auditkantoor ten minste één bij de uitvoering van de wettelijke controle betrokken voornaamste vennoot aanwijst. Het auditkantoor verstrekt de voornaamste vennoten voldoende middelen en personeelsleden die over de benodigde deskundigheid en bekwaamheid beschikken om hun taken juist uit te voeren. Borging van de kwaliteit van de controle, de onafhankelijkheid en de bekwaamheid is voor het auditkantoor het belangrijkste criterium bij het selecteren van de aan te wijzen voornaamste vennoot/vennoten. De voornaamste vennoot/vennoten wordt/worden actief betrokken bij de uitvoering van de wettelijke controle. 2. Bij de uitvoering van de wettelijke controle besteedt de wettelijke auditor voldoende tijd aan de opdracht en wijst hij of zij voldoende personeel aan om zijn of haar taken juist uit te voeren. 3. De lidstaten zien erop toe dat de wettelijke auditor of het auditkantoor alle inbreuken op de bepalingen van deze richtlijn en, in voorkomend geval, op Verordening (EU) nr. 537/2014, vastlegt. De lidstaten kunnen wettelijke auditors en auditkantoren van deze verplichting vrijstellen wanneer het gaat om kleine inbreuken. De wettelijke auditor of het auditkantoor registreert tevens alle gevolgen van een inbreuk, met inbegrip van de maatregelen die zijn genomen om de inbreuk te beëindigen en om het interne kwaliteitsbeheersingssysteem aan te passen. De wettelijke auditor of het auditkantoor stelt een jaarverslag op met een overzicht van alle genomen maatregelen en maakt dit intern bekend. Wanneer de wettelijke auditor of het auditkantoor externe deskundigen om advies vraagt, documenteert de wettelijke auditor of het auditkantoor het gedane verzoek en het ontvangen advies. 4. Een wettelijke auditor of een auditkantoor houdt een cliëntdossier bij. Dit dossier bevat voor elke auditcliënt de volgende gegevens:
5. Een wettelijke auditor of een auditkantoor legt voor elke wettelijke controle een controledossier aan. De wettelijke auditor of het auditkantoor legt in elk geval de gegevens vast welke uit hoofde van artikel 22 ter, lid 1, van deze richtlijn, en, in voorkomend geval, de artikelen 6 tot 8 van Verordening (EU) nr. 537/2014 zijn geregistreerd. De wettelijke auditor of het auditkantoor bewaart alle andere gegevens en documenten die van belang zijn ter ondersteuning van de in artikel 28 van deze richtlijn en, in voorkomend geval, de artikelen 10 en 11 van Verordening (EU) nr. 537/2014 bedoelde verklaring, alsmede voor het toezicht op de naleving van deze richtlijn en van de overige toepasselijke wettelijke voorschriften. Het controledossier wordt uiterlijk 60 dagen na de datum van ondertekening van de controleverklaring als bedoeld in artikel 28 van deze richtlijn en, in voorkomend geval, artikel 10 van Verordening (EU) nr. 537/2014 gesloten. 6. De wettelijke auditor of het auditkantoor registreert alle schriftelijke klachten over de uitvoering van de verrichte wettelijke controle van financiële overzichten. 7. Voor de in artikel 2, lid 1, onder b) en c), bedoelde controles kunnen de lidstaten vereenvoudigde eisen vaststellen ten aanzien van de leden 3 en 6.”. |
20) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 25 bis Reikwijdte van de wettelijke controle Onverminderd de verslagleggingseisen als bedoeld in artikel 28 van deze richtlijn en, in voorkomend geval, de artikelen 10 en 11 van Verordening (EU) nr. 537/2014, biedt de wettelijke controle geen zekerheid omtrent de toekomstige levensvatbaarheid van de gecontroleerde entiteit noch van de efficiëntie of de doeltreffendheid waarmee het bestuurs- of leidinggevende orgaan de bedrijfsvoering van de entiteit ter hand heeft genomen of zal nemen.”. |
21) |
Artikel 26 wordt vervangen door: „Artikel 26 Controlestandaarden 1. De lidstaten schrijven voor dat wettelijke auditors en auditkantoren hun wettelijke controles uitvoeren met inachtneming van de internationale controlestandaarden die door de Commissie zijn goedgekeurd overeenkomstig lid 3. De lidstaten kunnen een nationale controlestandaard, of nationale controleprocedures of -vereisten toepassen zolang de Commissie geen internationale controlestandaard betreffende hetzelfde aspect heeft goedgekeurd. 2. Voor de toepassing van lid 1 betekent „internationale controlestandaarden” de International Standards on Auditing (ISAs), de International Standard on Quality Control 1 (ISQC 1) en andere daarmee verband houdende standaarden die zijn uitgebracht door de International Federation of Accountants (IFAC) via de International Auditing and Assurance Standards Board (IAASB), voor zover zij relevant zijn voor wettelijke controles van financiële overzichten. 3. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 48 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen, houdende de in lid 1 bedoelde internationale controlestandaarden op het gebied van de controlepraktijk, onafhankelijkheid en interne kwaliteitscontroles van wettelijke auditors en auditkantoren ten behoeve van de toepassing van die standaarden in de Unie. De Commissie kan de internationale controlestandaarden enkel goedkeuren indien zij:
4. Niettegenstaande lid 1, tweede alinea, mogen de lidstaten controlewerkzaamheden of -vereisten verplicht stellen naast de door de Commissie vastgestelde internationale controlestandaarden, maar alleen
De lidstaten doen van de controlewerkzaamheden of -vereisten, ten minste drie maanden voor de inwerkingtreding ervan of, in geval van vereisten die reeds bestonden op het tijdstip van vaststelling van een internationale controlestandaard, uiterlijk binnen drie maanden na de vaststelling van de desbetreffende internationale controlestandaard, mededeling aan de Commissie. 5. Indien een lidstaat de wettelijke controle van kleine ondernemingen verlangt, kan hij bepalen dat toepassing van de in lid 1 bedoelde controlestandaarden evenredig moet zijn met de omvang en de complexiteit van de activiteiten van die ondernemingen. De lidstaten kunnen maatregelen nemen om te zorgen voor de evenredige toepassing van de controlestandaarden op de wettelijke controles van kleine ondernemingen.”. |
22) |
Artikel 27 wordt vervangen door: „Artikel 27 Wettelijke controles van geconsolideerde financiële overzichten 1. De lidstaten zien erop toe dat in geval van wettelijke controles van de geconsolideerde financiële overzichten van een groep van ondernemingen:
De door de groepsauditor bijgehouden informatie moet adequaat zijn om de relevante bevoegde autoriteit in staat te stellen het werk van de groepsauditor te beoordelen. De groepsauditor verzoekt voor de toepassing van de eerste alinea van dit lid, onder c), de auditor(s) van derde landen, wettelijke auditor(s), auditorganisatie(s) of auditkanto(o)r(en) van een derde land om instemming met de overdracht van relevante documentatie tijdens de uitvoering van de controle van de geconsolideerde financiële overzichten, als voorwaarde voor de groepsauditor om zich te kunnen baseren op het werk van die auditor(s) van derde landen, wettelijke auditor(s), auditorganisatie(s) of auditkanto(o)r(en) van een derde land. 2. Wanneer de groepsauditor niet kan voldoen aan de onder c) van de eerste alinea van lid 1 gestelde eisen, neemt hij of zij passende maatregelen en stelt hij of zij de betrokken bevoegde autoriteit daarvan in kennis. Deze maatregelen kunnen, in voorkomend geval, onder meer inhouden dat, hetzij direct, hetzij door deze taken uit te besteden, aanvullende wettelijke controlewerkzaamheden bij de betrokken dochteronderneming worden uitgevoerd. 3. Wanneer de groepsauditor het onderwerp is van een kwaliteitsbeoordeling of een onderzoek naar de wettelijke controle van de geconsolideerde financiële overzichten van een groep van ondernemingen, stelt de groepsauditor op verzoek de relevante documentatie die hij of zij bijhoudt over de controlewerkzaamheden die voor de doeleinden van de groepscontrole zijn verricht door de respectieve auditor(s) van derde landen, wettelijke auditor(s), auditorganisatie(s) of auditkanto(o)r(en) van een derde land, ter beschikking van de bevoegde autoriteit, met inbegrip van eventuele werkdocumenten die relevant zijn voor de groepscontrole. De bevoegde autoriteit kan de betrokken bevoegde autoriteiten om aanvullende documentatie verzoeken over de controlewerkzaamheden die voor het doel van de groepscontrole zijn verricht door wettelijke auditor(s) of auditkanto(o)r(en), overeenkomstig artikel 36. Wanneer een moederonderneming of een dochteronderneming van een groep van ondernemingen wordt gecontroleerd door auditor(s) of auditorganisatie(s) van een derde land, kan de bevoegde autoriteit de betrokken bevoegde autoriteiten van derde landen verzoeken om aanvullende documentatie over de controlewerkzaamheden die zijn verricht door auditor(s) van een derde land of auditorganisatie(s) van een derde land, door middel van de werkregelingen als bedoeld in artikel 47. In afwijking van de derde alinea, is de groepsauditor, wanneer een moederonderneming of een dochteronderneming van een groep van ondernemingen wordt gecontroleerd door auditor(s) of auditorganisatie(s) van een derde land dat geen werkregeling als bedoeld in artikel 47 heeft, op verzoek ook verantwoordelijk voor het waarborgen van een correcte levering van de aanvullende documentatie van de door dergelijke auditor(s) of auditorganisatie(s) van derde landen verrichte controlewerkzaamheden, met inbegrip van de werkdocumenten die relevant zijn voor de groepscontrole. Om deze levering te verzekeren, behoudt de groepsauditor een kopie van deze documentatie of komt hij of zij met de auditor(s) of auditorganisatie(s) van derde landen overeen dat hij of zij op verzoek verleende en onbeperkte toegang heeft tot dergelijke documentatie, of neemt hij of zij andere passende maatregelen. Wanneer controledocumenten om juridische of andere redenen niet door een derde land kunnen worden doorgegeven aan de groepsauditor, omvat de door de groepsauditor bewaarde documentatie, bewijs dat hij of zij de juiste procedures heeft gevolgd om toegang te krijgen tot de controledocumenten, en bewijs van eventuele niet-juridische beletsels die voortvloeien uit de wetgeving van het betrokken derde land.”. |
23) |
Artikel 28 wordt vervangen door: „Artikel 28 Controleverklaringen 1. De wettelijke auditor of het auditkantoor presenteert de resultaten van de wettelijke controle in een controleverklaring. De verklaring wordt opgesteld overeenkomstig de door de Unie of de betrokken lidstaat vastgestelde vereisten betreffende controlestandaarden, als bedoeld in artikel 26. 2. De controleverklaring wordt op schrift gesteld en:
De lidstaten kunnen aanvullende eisen stellen met betrekking tot de inhoud van de controleverklaring. 3. Indien de wettelijke controle door meer dan één wettelijke auditor of auditkantoor is uitgevoerd, dienen de wettelijke auditor(s) of de auditkanto(o)r(en) overeenstemming te bereiken over de resultaten van de wettelijke controle en een gezamenlijke verklaring en een gezamenlijk oordeel af te geven. In geval van verschil van mening geeft elke wettelijke auditor of elk auditkantoor zijn of haar oordeel af in een aparte alinea van de controleverklaring met vermelding van de redenen voor het verschil van mening. 4. De controleverklaring wordt door de wettelijke auditor ondertekend en gedagtekend. Indien de wettelijke controle wordt uitgevoerd door een auditkantoor, wordt de controleverklaring ondertekend door ten minste de wettelijke auditor(s) die namens het auditkantoor de wettelijke controle heeft (hebben) verricht. Indien meer dan één wettelijke auditor of auditkantoor tegelijkertijd de wettelijke controle hebben uitgevoerd, wordt de controleverklaring ondertekend door alle wettelijke auditors of ten minste de wettelijke auditors die de wettelijke controle namens elk auditkantoor hebben uitgevoerd. In uitzonderlijke omstandigheden kunnen de lidstaten bepalen dat deze handtekening(en) niet openbaar hoeft (hoeven) te worden gemaakt indien dit tot een imminente en aanzienlijke bedreiging voor de persoonlijke veiligheid van enige persoon zou kunnen leiden. De naam/namen van de betrokken persoon/personen is/zijn in ieder geval bekend bij de betrokken bevoegde autoriteiten. 5. De controleverklaring van de wettelijke auditor of het auditkantoor over de geconsolideerde financiële overzichten voldoet aan de in de leden 1 tot en met 4 vastgelegde voorschriften. Bij de beoordeling van de samenhang tussen het bestuursverslag en de financiële overzichten overeenkomstig lid 2, punt e), houdt de wettelijke auditor of het auditkantoor rekening met de geconsolideerde financiële overzichten en het geconsolideerde bestuursverslag. Indien de jaarlijkse financiële overzichten van de moederonderneming bij de geconsolideerde financiële overzichten zijn gevoegd, kunnen de bij dit artikel verlangde controleverklaringen van de wettelijke auditors of auditkantoren worden gecombineerd.”. |
24) |
Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:
|
25) |
Hoofdstuk VII wordt vervangen door: „HOOFDSTUK VII ONDERZOEKEN EN SANCTIES Artikel 30 Onderzoeks- en sanctieregelingen 1. De lidstaten zien erop toe dat er doeltreffende onderzoeks- en sanctieregelingen bestaan om inadequaat uitgevoerde wettelijke controles van financiële overzichten op te sporen, te bestraffen en te voorkomen. 2. Onverminderd hun wettelijke aansprakelijkheidsregelingen leggen de lidstaten doeltreffende, evenredige en ontmoedigende sancties op aan wettelijke auditors en auditkantoren wanneer wettelijke controles van de financiële overzichten niet conform de bepalingen genomen ter uitvoering van deze richtlijn en, waar van toepassing, Verordening (EU) nr. 537/2014, zijn uitgevoerd. De lidstaten kunnen besluiten geen regels voor administratieve sancties vast te stellen voor inbreuken die onder het nationale strafrecht vallen; in dat geval delen zij de Commissie mee welke strafrechtelijke bepalingen het betreft. 3. De lidstaten bepalen dat genomen maatregelen en sancties die aan wettelijke auditors en auditkantoren zijn opgelegd, op passende wijze openbaar worden gemaakt. De sancties omvatten ook de mogelijkheid de toelating in te trekken. De lidstaten kunnen besluiten dat een dergelijke openbaarmaking geen persoonsgegevens bevat in de zin van artikel 2, onder a), van Richtlijn 95/46/EG. 4. Uiterlijk op 17 juni 2016 stellen de lidstaten de Commissie van de in lid 2 bedoelde voorschriften of, in voorkomend geval, van de desbetreffende strafrechtsbepalingen in kennis. Zij delen haar alle latere wijzigingen daarvan onverwijld mee. Artikel 30 bis Sanctiebevoegdheden 1. De lidstaten bepalen dat de bevoegde autoriteiten de bevoegdheid hebben om ten minste de volgende administratieve maatregelen en sancties te nemen en/of op te leggen voor inbreuken op de bepalingen van deze richtlijn en, waar van toepassing, Verordening (EU) nr. 537/2014:
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten hun sanctiebevoegdheden kunnen uitoefenen overeenkomstig deze richtlijn en het nationale recht en op een van de volgende wijzen:
3. De lidstaten kunnen bevoegde autoriteiten andere sanctiebevoegdheden verlenen naast de in lid 1 genoemde bevoegdheden. 4. In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten aan de autoriteiten die toezicht houden op organisaties van openbaar belang, wanneer zij niet zijn aangewezen als de bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 20, lid 2, van Verordening (EU) nr. 537/2014, bevoegdheden verlenen om sancties op te leggen voor inbreuken op verslagleggingsverplichtingen zoals bepaald in die verordening. Artikel 30 ter Effectieve toepassing van sancties Bij de opstelling van de voorschriften uit hoofde van artikel 30 eisen de lidstaten dat de bevoegde autoriteiten bij de vaststelling van de aard en de zwaarte van administratieve sancties of maatregelen alle relevante omstandigheden in aanmerking nemen, zoals onder meer in voorkomend geval:
De bevoegde autoriteiten kunnen andere factoren in aanmerking nemen, indien zulke factoren in het nationale recht zijn vermeld. Artikel 30 quater Bekendmaking van sancties en maatregelen 1. De bevoegde autoriteiten maken op hun officiële website ten minste elke administratieve sanctie bekend die is opgelegd wegens inbreuk op de bepalingen van deze richtlijn of van Verordening (EU) nr. 537/2014 in verband waarmee alle rechten van beroep zijn uitgeput of zijn verstreken, zodra zulks redelijkerwijs uitvoerbaar is nadat de betrokken persoon van dat besluit in kennis gesteld, waaronder informatie over het type en de aard van de inbreuk en de identiteit van een natuurlijke of rechtspersoon waaraan de sanctie is opgelegd. Indien de lidstaten bekendmaking van voor beroep vatbare sancties toestaan, maken de bevoegde autoriteiten op hun officiële website, zodra zulks redelijkerwijs uitvoerbaar is, eveneens informatie over een eventueel ingesteld beroep en het resultaat van de behandeling daarvan bekend. 2. De bevoegde autoriteiten maken de sancties zonder vermelding van namen bekend op een manier die in overeenstemming is met het nationale recht, in enige van de volgende omstandigheden:
3. De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat een eventuele bekendmaking overeenkomstig lid 1 van evenredige duur is en op hun officiële website blijft staan gedurende een periode van minimaal vijf jaar nadat alle rechten van beroep zijn uitgeput of verstreken. Bij de bekendmaking van sancties en maatregelen en een eventuele publieke verklaring worden de grondrechten als neergelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie gerespecteerd, in het bijzonder het recht op eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven en het recht op bescherming van persoonsgegevens. De lidstaten kunnen besluiten dat een dergelijke openbaarmaking of een eventuele publieke verklaring geen persoonsgegevens bevat in de zin van artikel 2, onder a), van Richtlijn 95/46/EG. Artikel 30 quinquies Recht van beroep De lidstaten dragen er zorg voor dat tegen door de bevoegde autoriteit overeenkomstig deze richtlijn en Verordening (EU) nr. 537/2014 genomen besluiten beroep open staat. Artikel 30 sexies Melding van inbreuken 1. De lidstaten zorgen ervoor dat doeltreffende mechanismen worden opgezet om de melding van inbreuken van de bepalingen van deze richtlijn en van Verordening (EU) nr. 537/2014 aan de bevoegde autoriteiten aan te moedigen. 2. De in lid 1 bedoelde mechanismen omvatten ten minste:
3. De lidstaten zorgen ervoor dat auditkantoren voor hun werknemers passende procedures vaststellen om potentiële of feitelijke inbreuken op deze richtlijn of van Verordening (EU) nr. 537/2014 intern via een speciaal kanaal te melden. Artikel 30 septies Uitwisseling van informatie 1. De bevoegde autoriteiten verstrekken het Ceaob jaarlijks geaggregeerde informatie over alle administratieve maatregelen en alle sancties die overeenkomstig dit hoofdstuk zijn opgelegd. Het Ceaob publiceert deze informatie in een jaarverslag. 2. De bevoegde autoriteiten delen alle tijdelijke verboden als bedoeld in artikel 30 bis, onder c) en e), onverwijld mee aan het Ceaob.”. |
26) |
Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:
|
27) |
Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:
|
28) |
Artikel 35 wordt geschrapt. |
29) |
Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:
|
30) |
Aan artikel 37 wordt het volgende lid toegevoegd: „3. Contractuele bepalingen die de keuze van de algemene aandeelhouders- of ledenvergadering van de gecontroleerde entiteit overeenkomstig lid 1 beperken tot bepaalde categorieën of lijsten van wettelijke auditors of auditkantoren met betrekking tot de benoeming van een bepaalde wettelijke auditor of een bepaald auditkantoor voor het uitvoeren van de wettelijke controle van die entiteit, zijn verboden. Ingeval zulke bepalingen bestaan, zijn zij nietig.”. |
31) |
Aan artikel 38 wordt het volgende lid toegevoegd: „3. In geval van een wettelijke controle van een organisatie van openbaar belang, zorgen de lidstaten ervoor dat
bij een nationale rechtbank een procedure kunnen inleiden voor ontslag van de wettelijke auditor(s) of het (de) auditkanto(o)r(en), indien daartoe goede gronden bestaan.”. |
32) |
Hoofdstuk X wordt vervangen door: „HOOFDSTUK X AUDITCOMITE Artikel 39 Auditcomité 1. De lidstaten zorgen ervoor dat elke organisatie van openbaar belang een auditcomité heeft. Het auditcomité is een autonoom comité of een comité van het leidinggevend of toezichthoudend orgaan van de gecontroleerde entiteit. Het auditcomité is samengesteld uit niet bij het dagelijks bestuur betrokken leden van het leidinggevende en/of leden van het toezichthoudende orgaan van de gecontroleerde entiteit en/of leden die worden benoemd door de algemene aandeelhoudersvergadering van de gecontroleerde entiteit of, voor entiteiten zonder aandeelhouders, door een soortgelijk orgaan. Ten minste één lid van het auditcomité beschikt over de nodige deskundigheid op het gebied van financiële verslaglegging en/of controle van financiële overzichten. De leden van het comité als geheel beschikken over deskundigheid die relevant is voor de sector waarin de gecontroleerde entiteit actief is. De meerderheid van de leden van het auditcomité is onafhankelijk van de gecontroleerde entiteit. De voorzitter van het auditcomité wordt benoemd door de leden van het comité of door het toezichthoudende orgaan van de gecontroleerde entiteit, en is onafhankelijk van de gecontroleerde entiteit. De lidstaten kunnen eisen dat de voorzitter van het auditcomité jaarlijks wordt gekozen door de algemene aandeelhoudersvergadering van de gecontroleerde entiteit. 2. In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten besluiten dat in geval van organisaties van openbaar belang die voldoen aan de criteria van artikel 2, lid 1, onder f) en t), van Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad (20), de aan het auditcomité toegewezen taken kunnen worden uitgevoerd door het leidinggevende of het toezichthoudende orgaan als geheel, mits de voorzitter van een dergelijk orgaan, indien hij of zij bij het dagelijks bestuur betrokken is, niet optreedt als voorzitter wanneer dit orgaan de functies van auditcomité uitoefent. Wanneer een auditcomité deel uitmaakt van het leidinggevende of het toezichthoudende orgaan van de gecontroleerde entiteit overeenkomstig lid 1, kunnen de lidstaten toestaan of eisen dat het leidinggevende of het toezichthoudende orgaan, naargelang het geval, de functies van het auditcomité vervult voor de toepassing van de in deze richtlijn en in Verordening (EU) nr. 537/2014 vervatte verplichtingen. 3. In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten besluiten dat de volgende organisaties van openbaar belang geen auditcomité hoeven te hebben:
De organisaties van openbaar belang als bedoeld onder c) geven het publiek een toelichting op de redenen waarom zij van mening zijn dat het niet passend is om een auditcomité te hebben of om een leidinggevend of toezichthoudend orgaan te hebben dat soortgelijke bevoegdheden heeft als een auditcomité. 4. In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten besluiten dat een organisatie van openbaar belang geen auditcomité heeft of hoeft te hebben, mits de organisatie beschikt over (een) orga(a)n(en) dat/die soortgelijke bevoegdheden heeft/hebben als een auditcomité, en dat/die is/zijn opgericht en werkt/werken overeenkomstig de geldende bepalingen in de lidstaat waarin de te controleren entiteit is geregistreerd. In dit geval maakt de entiteit openbaar welk orgaan deze bevoegdheden heeft en hoe het orgaan is samengesteld. 5. Wanneer alle leden van het auditcomité leden zijn van het leidinggevende of toezichthoudende orgaan van de gecontroleerde entiteit, kan de lidstaat bepalen dat het auditcomité is vrijgesteld van de onafhankelijkheidsvereisten van lid 1, vierde alinea. 6. Onverminderd de verantwoordelijkheid van de leden van het leidinggevende, bestuurs- of toezichthoudende orgaan of van andere leden die worden benoemd door de algemene aandeelhoudersvergadering van de gecontroleerde entiteit, heeft het auditcomité onder meer tot taak:
(20) Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (PB L 345 van 31.12.2003, blz. 64)." (21) Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32)." (22) Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010 (PB L 174 van 1.7.2011, blz. 1)." (23) Verordening (EG) nr. 809/2004 van de Commissie van 29 april 2004 tot uitvoering van Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de in het prospectus te verstrekken informatie, de vormgeving van het prospectus, de opneming van informatie door middel van verwijzing, de publicatie van het prospectus en de verspreiding van advertenties betreft (PB L 149 van 30.4.2004, blz. 1).”." |
33) |
Artikel 45 wordt als volgt gewijzigd:
|
34) |
In artikel 46 wordt lid 2 vervangen door: „2. Om de eenvormige voorwaarden voor de toepassing van lid 1 van dit artikel te garanderen, wordt aan de Commissie de bevoegdheid verleend bij uitvoeringshandeling te oordelen over de daarin vermelde gelijkwaardigheid. Dergelijke uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 48, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. Zodra de Commissie de in lid 1 van dit artikel bedoelde gelijkwaardigheid heeft erkend, mogen de lidstaten besluiten zich gedeeltelijk of geheel op deze gelijkwaardigheid te baseren en bijgevolg de vereisten van artikel 45, de leden 1 en 3, gedeeltelijk of geheel niet toe te passen of te wijzigen. De lidstaten kunnen de in lid 1 van dit artikel bedoelde gelijkwaardigheid beoordelen of zich baseren op de beoordelingen van andere lidstaten, zolang de Commissie een dergelijk besluit niet heeft genomen. Indien de Commissie besluit dat niet aan het gelijkwaardigheidsvereiste van lid 1 van dit artikel wordt voldaan, kan zij de betrokken auditors van derde landen en auditorganisaties van derde landen toestaan hun controleactiviteiten gedurende een passende overgangsperiode voort te zetten overeenkomstig de voorschriften van de relevante lidstaat. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend overeenkomstig artikel 48 bis bij gedelegeerde handeling op basis van de in de artikelen 29, 30 en 32 vastgestelde vereisten de algemene gelijkwaardigheidscriteria te bepalen die moeten worden gehanteerd bij het beoordelen of het publieke toezicht, de kwaliteitsborging, het onderzoek en de sanctiestelsels van een derde land gelijkwaardig zijn aan die van de Unie. Deze algemene criteria worden door de lidstaten gebruikt wanneer zij de gelijkwaardigheid op nationaal niveau beoordelen bij gebreke van een besluit van de Commissie met betrekking tot het betrokken derde land.”. |
35) |
Artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:
|
36) |
In artikel 48 worden de leden 1 en 2 vervangen door: „1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité (hierna „het comité” genoemd). Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (25). 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. (25) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).”." |
37) |
Het volgende artikel wordt ingevoegd: „Artikel 48 bis Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie 1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden. 2. De in de artikelen 26, lid 3, 45, lid 6, 46, lid 2, en 47, lid 3, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 16 juni 2014. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet. 3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen 26, lid 3, 45, lid 6, 46, lid 2, en 47, lid 3, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. 4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad. 5. Een overeenkomstig de artikelen 26, lid 3, 45, lid 6, 46, lid 2, en 47, lid 3, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van vier maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft medegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.”. |
38) |
Artikel 49 wordt geschrapt. |
Artikel 2
Omzetting
1. Uiterlijk op 17 juni 2016 treffen de lidstaten de nodige maatregelen om aan deze richtlijn te voldoen en maken zij deze bekend. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis. Zij passen die maatregelen toe met ingang van 17 juni 2016.
2. Wanneer de lidstaten die maatregelen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
3. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste maatregelen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 4
Adressaten
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Straatsburg, 16 april 2014.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
M. SCHULZ
Voor de Raad
De voorzitter
D. KOURKOULAS
(1) PB C 191 van 29.6.2012, blz. 61.
(2) Standpunt van het Europees Parlement van 3 april 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 14 april 2014.
(3) Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad (PB L 157 van 9.6.2006, blz. 87).
(4) Verordening (EU) nr. 537/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende specifieke eisen voor de wettelijke controle van financiële overzichten van organisaties van openbaar belang (zie bladzijde 77 van dit Publicatieblad).
(5) Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PB L 255 van 30.9.2005, blz. 22).
(6) Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).
(7) PB L 52 van 25.2.2005, blz. 51.
(8) Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en daaraan gerelateerde verslagen van bepaalde soorten ondernemingen, en tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).
(9) Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (PB L 345 van 31.12.2003, blz. 64).
(10) Richtlijn 2010/73/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot wijziging van Richtlijn 2003/71/EG betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en Richtlijn 2004/109/EG betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten (PB L 327 van 11.12.2010, blz. 1).
(11) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(12) Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).
(13) PB C 336 van 6.11.2012, blz. 4.
(14) PB C 369 van 17.12.2011, blz. 14.