(1)

Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad (2) bevat een nieuw rechtskader voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) dat ervoor moet zorgen dat het GLB beter presteert ten aanzien van de doelstellingen van de Unie die zijn vastgelegd in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. In die verordening zijn deze met het GLB te bereiken doelstellingen van de Unie verder uitgewerkt en worden de interventietypen en de voor de lidstaten geldende gemeenschappelijke vereisten van de Unie omschreven, maar wordt de lidstaten ruimte gelaten bij het ontwerpen van de interventies die zij moeten opnemen in hun strategische GLB-plannen voor de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2027.

(2)

Verordening (EU) 2021/2115 omvat interventietypes voor plattelandsontwikkeling. Bijgevolg voorziet die verordening in de intrekking van Verordening (EU) nr. 1305/2013 met ingang van 1 januari 2023.

(3)

In die context heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) 2021/2115 aanvullende vereisten vastgesteld voor het ontwerp van de interventies die in de strategische GLB-plannen moeten worden uitgewerkt, namelijk bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/126 van de Commissie (3). Die gedelegeerde verordening vervangt de regels die momenteel zijn vastgesteld in Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 807/2014 van de Commissie (4).

(4)

Met het oog op de duidelijkheid en de rechtszekerheid moet Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 807/2014 met ingang van 1 januari 2023 worden ingetrokken. Overeenkomstig artikel 154, lid 1, van Verordening (EU) 2021/2115 moet zij echter tot en met 31 december 2025 van toepassing blijven op de uitvoering van plattelandsontwikkelingsprogramma’s uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1305/2013 en op uitgaven die door de begunstigden zijn gedaan en door het betaalorgaan in het kader van die plattelandsontwikkelingsprogramma’s zijn betaald tot en met 31 december 2025,