Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32000R2596

Verordening (EG) nr. 2596/2000 van de Raad van 27 november 2000 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 974/98 over de invoering van de euro

PB L 300 van 29.11.2000, p. 2–3 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 17/01/2006; stilzwijgende opheffing door 32005R2169

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2000/2596/oj

32000R2596

Verordening (EG) nr. 2596/2000 van de Raad van 27 november 2000 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 974/98 over de invoering van de euro

Publicatieblad Nr. L 300 van 29/11/2000 blz. 0002 - 0003


Verordening (EG) nr. 2596/2000 van de Raad

van 27 november 2000

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 974/98 over de invoering van de euro

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 123, lid 5,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Europees Parlement(2),

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank(3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Verordening (EG) nr. 974/98 van de Raad van 3 mei 1998 over de invoering van de euro(4) voorziet in de vervanging door de euro van de munteenheden van de lidstaten die bij de overgang van de Gemeenschap naar de derde fase van de Economische en Monetaire Unie voldeden aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van de ene munt. Genoemde verordening bevat eveneens regels die tijdens de op 31 december 2001 aflopende overgangsperiode op de nationale munteenheden van deze lidstaten van toepassing zijn, alsook regels inzake bankbiljetten en muntstukken.

(2) Beschikking 98/317/EG van de Raad van 3 mei 1998 overeenkomstig artikel 121, lid 4, van het Verdrag(5) bepaalde dat Griekenland niet voldeed aan de nodige voorwaarden voor de aanneming van de ene munt.

(3) Ingevolge Beschikking 2000/427/EG van de Raad van 19 juni 2000 overeenkomstig artikel 122, lid 2, van het Verdrag betreffende de aanneming van één munt door Griekenland op 1 januari 2001(6) voldoet Griekenland thans wel aan de nodige voorwaarden en wordt de derogatie van Griekenland met ingang van 1 januari 2001 opgeheven.

(4) De invoering van de euro in Griekenland vereist de uitbreiding tot Griekenland van de bepalingen betreffende de invoering van de euro die van toepassing zijn in de lidstaten waar de euro werd ingevoerd bij de overgang van de Gemeenschap naar de derde fase van de Economische en Monetaire Unie.

(5) In de gevallen dat de munteenheid van een lidstaat door de euro wordt vervangen na de datum waarop de Gemeenschap naar de derde fase van de Economische en Monetaire Unie is overgegaan, dient de definitie van "nationale munteenheden" betrekking te hebben op de munteenheid van de lidstaat zoals deze munteenheid onmiddellijk vóór de invoering van de euro in deze lidstaat was gedefinieerd.

(6) De bepalingen met betrekking tot de overgangsperiode zijn met ingang van 1 januari 2001 op Griekenland van toepassing,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 974/98 wordt als volgt gewijzigd:

1. in artikel 1:

a) wordt in het eerste streepje "Griekenland" ingevoegd tussen "Duitsland" en "Spanje";

b) worden in het derde streepje de woorden "of overeenkomstig lid 5 van dit artikel" ingevoegd na het woord "Verdrag";

c) worden aan het einde van het vijfde streepje de woorden "of, in voorkomend geval, op de dag vóór de vervanging door de euro van de munteenheid van een lidstaat die de euro op latere datum aanneemt" toegevoegd;

2. de eerste zin van artikel 2 wordt vervangen door:"Met ingang van 1 januari 1999 is de euro de munteenheid van de deelnemende lidstaten met uitzondering van Griekenland. Met ingang van 1 januari 2001 is de euro de munteenheid van Griekenland.";

3. aan artikel 9 wordt in fine toegevoegd:"of, in het geval van Griekenland, tot en met 31 december 2000".

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2001.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Gedaan te Brussel, 27 november 2000.

Voor de Raad

De voorzitter

L. Fabius

(1) PB C 177 E van 27.6.2000, blz. 98.

(2) Advies uitgebracht op 16 juni 2000 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).

(3) PB C 177 van 27.6.2000, blz. 11.

(4) PB L 139 van 11.5.1998, blz. 1.

(5) PB L 139 van 11.5.1998, blz. 30.

(6) PB L 167 van 7.7.2000, blz. 19.

Top