EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016PC0025

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied

COM/2016/025 final - 2016/010 (CNS)

Brussel, 28.1.2016

COM(2016) 25 final

2016/0010(CNS)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN DE RAAD

tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De Europese Raad heeft in zijn conclusies van 18 december 2014 erop gewezen dat de inspanningen voor de bestrijding van belastingontwijking en agressieve fiscale planning dringend moeten worden opgevoerd, zowel mondiaal als op EU-niveau. Sinds december 2014 is de Commissie snel van start gegaan met het nemen van de eerste stappen in de richting van een EU-brede aanpak. Intussen heeft de OESO haar werkzaamheden voor de vaststelling van de mondiale regels en normen op dit vlak voltooid.

Onderhavige richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU van de Raad maakt deel uit van het pakket maatregelen van de Commissie voor het tegengaan van belastingontwijking en heeft betrekking op de politieke prioriteit van de bestrijding van belastingontwijking en agressieve fiscale planning. Met deze richtlijn wordt ook gehoor gegeven aan de verzoeken van het Europese Parlement. Voorts spoort zij met de initiatieven die zijn aangekondigd in het Actieplan van de Commissie voor een eerlijker systeem voor de vennootschapsbelasting (COM (2015) 302) om belastingontwijking aan te pakken.

Bedrijven zien fiscale planning van oudsher als een aanvaardbare praktijk omdat zij gebruikmaken van wettelijke regelingen om minder belasting te moeten betalen. De afgelopen jaren is fiscale planning evenwel steeds gesofisticeerder geworden, waarbij de praktijk zich uitstrekt over verschillende jurisdicties en belastbare winsten worden verschoven naar landen met een voordelig belastingregime. Deze "agressieve" vorm van fiscale planning kan op uiteenlopende wijze gestalte krijgen. Zo kan worden ingespeeld op de technische aspecten van een belastingstelsel of op mismatches tussen twee of meer belastingstelsels om de verschuldigde belasting te beperken of te ontwijken. Dat kan onder meer leiden tot dubbele aftrek (bv. wanneer dezelfde kosten zowel in de bronstaat als de woonstaat worden afgetrokken) of dubbele niet-heffing (bv. wanneer inkomsten niet worden belast in de staat waar zij hun oorsprong vinden noch in de woonstaat van de ontvanger).

In tegenstelling tot kleine en middelgrote ondernemingen of individuele belastingplichtigen bevinden multinationale groepen (hierna "MNO-groepen" genoemd) zich wel in een positie waarin zij in staat zijn leemten in de nationale en internationale wetgeving uit te buiten om winsten te verschuiven van een land naar een ander land om minder belasting af te dragen.

De mondiale economische en financiële crisis van de laatste jaren heeft de mensen bewust gemaakt van de noodzaak om ervoor te zorgen dat alle belastingplichtigen hun billijk deel van de belastingen betalen. Dit moet resulteren in hogere belastingopbrengsten die zouden moeten bijdragen tot de vermindering van de overheidstekorten, waar iedereen baat zal bij hebben.

In dit kader hebben de belastingautoriteiten nood aan alomvattende en relevante informatie over de structuur, het verrekenprijsbeleid en de interne transacties met de gelieerde partijen van MNO-groepen. Met het oog op de bestrijding van belastingontwijking en agressieve fiscale planning voorziet deze richtlijn in transparantievereisten voor MNO-groepen. De richtlijn vereist dat MNO-groepen jaarlijks en voor elke belastingjurisdictie waarin zij zaken doen, bepaalde informatie verstrekken, onder meer het bedrag van de inkomsten, de winst voor winstbelasting, de betaalde en toerekenbare winstbelasting, het aantal personeelsleden, het gestort kapitaal, de ingehouden winst en de materiële activa. Op grond van deze informatie kunnen de belastingautoriteiten met wijzigingen in de wetgeving of adequate risicobeoordelingen en fiscale controles optreden tegen schadelijke fiscale praktijken. Grotere transparantie moet MNO-groepen ook stimuleren om een billijke bijdrage in de belastingen te leveren in het land waar de winst wordt gegenereerd.

De nieuwe transparantievereisten moeten ervoor zorgen dat de administratieve lasten voor bedrijven zo klein mogelijk worden gehouden. MNO-groepen van binnen de EU moeten in beginsel niet worden verplicht de informatie te verstrekken aan alle EU-lidstaten waar zij actief zijn, maar alleen aan de belastingautoriteiten van hun woonstaat. De richtlijn vereist dat lidstaten, zodra zij het landenrapport hebben ontvangen, de informatie delen met de lidstaten waar, blijkens de informatie in het landenrapport, ondernemingen van de MNO-groep fiscaal inwoner zijn of aan belasting onderworpen zijn met betrekking tot activiteiten die door een vaste inrichting worden uitgeoefend.

Om een goed evenwicht te vinden tussen rapportagelast en de baten voor de belastingdiensten, worden alleen MNO-groepen met een totaal geconsolideerd groepsinkomen dat gelijk is aan of hoger is dan 750 000 000 EUR verplicht om het landenrapport in te dienen. Volgens de ramingen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (hierna "OESO" genoemd) zullen ongeveer 85 tot 90 procent van de MNO-groepen worden vrijgesteld van de verplichting, maar zal het landenrapport niettemin worden ingediend door MNO-groepen die ongeveer 90 procent van de bedrijfsinkomsten controleren.

De samenwerking tussen de belastingautoriteiten van de lidstaten is thans meer dan ooit cruciaal om belastingontwijking en agressieve fiscale planning aan te pakken. De administratieve samenwerking tussen de belastingautoriteiten van de lidstaten is in de EU-wetgeving geregeld en daarbij is voorzien in een reeks instrumenten die het de lidstaten gemakkelijker maken om samen te werken bij het innen van de belastingen waar zij recht op hebben, met inbegrip van de uitwisseling van inlichtingen. De EU moet evenwel de samenwerking verder versterken om de goede werking van de interne markt te garanderen met betrekking tot de bescherming van de grondrechten zoals vastgelegd in het EU-Handvest van de grondrechten.

Richtlijn 77/799/EEG 1 van de Raad was het eerste antwoord op de behoefte van de lidstaten aan versterkte wederzijdse bijstand op het vlak van belastingen. Deze richtlijn werd vervangen door Richtlijn 2011/16/EU 2 van de Raad (richtlijn betreffende administratieve samenwerking) die tot doel had de doeltreffendheid van de vorige richtlijn te verhogen. In de voorbije jaren is de richtlijn gewijzigd door Richtlijn 2014/107/EU (wijziging van de richtlijn inzake administratieve medewerking, "DAC2") en Richtlijn (EU) 2015/2376 van de Raad (wijziging van de richtlijn inzake administratieve medewerking, "DAC3") waarbij aan de belastingautoriteiten instrumenten worden aangereikt om belastingfraude, belastingontduiking en agressieve fiscale planning aan te pakken op het vlak van financiële rekeningen, fiscale rulings en voorafgaande prijsafspraken.

Het huidige voorstel moet ervoor zorgen dat Richtlijn 2011/16/EU blijft voorzien in een alomvattende en doeltreffende administratieve samenwerking tussen de belastingdiensten door te zorgen voor verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot landenrapporten.

Deze richtlijn spoort met de internationale ontwikkelingen. Op 5 oktober 2015 heeft de OESO haar eindrapporten over het actieplan inzake grondslaguitholling en winstverschuiving (hierna "BEPS" genoemd) gepresenteerd, hetgeen een belangrijk initiatief is voor het wijzigen van de bestaande internationale belastingregels. Op 15 en 16 november 2015 is het OESO-pakket ook door de leiders van de G20 bekrachtigd. De werkzaamheden in het kader van actie 13 van het BEPS-actieplan van de OESO resulteerden in een reeks normen voor het verstrekken van informatie over de verrekenprijsposities van de MNO-groepen, met inbegrip van het groepsdossier, het lokaal dossier en het landenrapport. De richtlijn draagt bij aan de tenuitvoerlegging in de Unie van het landenrapport.

De meeste lidstaten hebben zich in hun hoedanigheid van OESO-lid ertoe verbonden de outputs uit te voeren die zijn opgenomen in de eindrapporten over de 15 acties tegen grondslaguitholling en winstverschuiving. Derhalve is het essentieel voor de goede werking van de interne markt dat de lidstaten de politieke verbintenissen die in het kader van BEPS zijn aangegaan, op een coherente en voldoende gecoördineerde wijze omzetten in hun nationale stelsels. Dit zijn de stappen die moeten worden gezet om de positieve effecten voor de gehele interne markt te maximaliseren. Zo niet bestaat het risico dat lidstaten bij de unilaterale uitvoering van BEPS een tegenstrijdig beleid gaan voeren, hetgeen zou resulteren in nieuwe belemmeringen voor de interne markt, die gefragmenteerd zou blijven in 28 afzonderlijke delen en te kampen zou hebben met mismatches en verstoringen.

Dit initiatief heeft tot doel een zekere mate van uniformiteit tot stand te brengen bij de uitvoering van de BEPS-actie 13 in de gehele Unie. De richtlijn heeft ook tot doel de eerlijke concurrentie tussen de verschillende ondernemingen te bevorderen en uiteindelijk de belastinggrondslag van de EU-lidstaten te beschermen.

Het voorstel is zodanig opgezet dat de automatische uitwisseling van inlichtingen over landenrapporten kan voortbouwen op de bestaande nadere regels voor de uitwisseling van inlichtingen, waaronder het gebruik van standaardformulieren, die in Richtlijn 2011/16/EU zijn vastgesteld.

De Commissie heeft toegezegd dat zij een dergelijk voorstel voor de automatische uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot landenrapporten zou voorleggen, zoals opgenomen in haar werkprogramma voor 2016 3 .

Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied

Pakket fiscale transparantiemaatregelen (COM (2015) 136)

Het pakket omvat twee belangrijke onderdelen: i) een voorstel om de automatische uitwisseling van inlichtingen tussen lidstaten in te voeren met betrekking tot hun fiscale rulings en ii) een aankondiging dat de Commissie onderzocht of een aanvullende meldingsplicht moest worden ingevoerd voor bepaalde informatie inzake vennootschapsbelasting.

Dit voorstel sluit niet uit dat de Commissie in de toekomst voorstelt verplichtingen tot openbaarmaking op te leggen aan ondernemingen.

Actieplan van de Commissie voor een eerlijker systeem voor de vennootschapsbelasting (COM (2015) 302)

Dit voorstel spoort met de initiatieven die in het actieplan om belastingontwijking aan te pakken, zijn aangekondigd.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Dit voorstel wijzigt Richtlijn 2011/16/EU als gewijzigd door Richtlijn 2014/107/EU 4 en door Richtlijn EU 2015/2376 5 van de Raad door de invoering van een specifieke vereiste inzake automatische uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot landenrapporten.

De wijzigingen zijn opgenomen in artikel 1 van het voorstel. Meer bepaald:

Artikel 3 (definities) is gewijzigd.

Op grond van artikel 8 bis bis moeten de lidstaten de MNO-groepen verplichten de relevante informatie (landenrapport) te verstrekken en de verkregen informatie automatisch uit te wisselen met de andere betrokken lidstaten.

Artikel 20, lid 6, verwijst naar het standaardformulier dat zal worden gebruikt voor de uitwisseling van inlichtingen en artikel 21, lid 7, voorziet in de praktische regelingen.

Een nieuw artikel 25 bis met betrekking tot sancties wordt toegevoegd.

Een nieuwe bijlage, met inbegrip van de definities voor het voorstel, de verplichtingen voor MNO-groepen en de modellen voor de uitwisseling van inlichtingen, wordt toegevoegd.

Subsidiariteit (voor niet-exclusieve bevoegdheden)

Deze wijzigingen vallen inhoudelijk onder dezelfde rechtsgrond als Richtlijn 2011/16/EU, dat wil zeggen artikel 115 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), dat tot doel heeft de goede werking van de interne markt te garanderen. Artikel 115 VWEU voorziet in de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die rechtstreeks van invloed zijn op de instelling of de werking van de interne markt en die de onderlinge aanpassing van de wetgevingen noodzakelijk maken.

Om de goede werking van de interne markt te kunnen garanderen, moet de EU de eerlijke concurrentie en een gelijk speelveld tussen kleine en middelgrote ondernemingen, MNO-groepen van buiten de EU en MNO-groepen van binnen de EU garanderen. MNO-groepen kunnen dankzij hun grensoverschrijdende activiteiten aan agressieve fiscale planning doen. Derhalve moeten alle multinationale ondernemingen, zowel groepen van binnen de EU als die van buiten de EU, aan de rapportageverplichting worden onderworpen. Was dit niet het geval, dan zou dit initiatief minder doeltreffend zijn voor het verwezenlijken van de uiteindelijke doelstelling, namelijk de goede werking van de interne markt garanderen.

Dit voorstel is in overeenstemming met het beginsel van subsidiariteit zoals neergelegd in artikel 5, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

Toegang tot landenrapportering voor de lidstaten kan dus alleen met een optreden op het niveau van de Unie doeltreffend tot stand worden gebracht. De doelstelling dat alle lidstaten landenrapporten ontvangen, kan niet voldoende worden verwezenlijkt door ongecoördineerde acties die door elke lidstaat afzonderlijk ten uitvoer worden gelegd. Voorts vereist de uitwisseling van informatie die van invloed kan zijn op de belastinggrondslag van meer dan een lidstaat, een gemeenschappelijke en bindende aanpak. In acht moet worden genomen dat aangezien MNO-groepen normaal gesproken in verschillende lidstaten actief zijn, het grensoverschrijdende aspect naadloos aansluit bij het voorgestelde optreden.

Evenredigheid

Het specifieke probleem waarop onderhavige beleidsmaatregel ziet, is het gebrek aan transparantie bij ondernemingsstructuren met een grensoverschrijdend belang en aanzienlijke activiteiten, hetgeen negatieve gevolgen heeft, met name voor de goede werking van de interne markt. De beleidsmaatregel is beperkt tot de MNO-groepen die in verschillende staten actief zijn, hetzij binnen de Europese Unie, hetzij in niet-EU-jurisdicties . Het voorstel vormt daarmee het meest evenredige antwoord op het vastgestelde probleem. Het is ook gebaseerd op de automatische uitwisseling van basisgegevens zodat elke lidstaat waar de onderneming actief is, de informatie ontvangt. De voorgestelde wijzigingen gaan bijgevolg niet verder dan wat nodig is om de problemen in kwestie aan te pakken en aldus de verdragsdoelstellingen van een goede en doeltreffende werking van de interne markt te verwezenlijken.

Dit voorstel is in overeenstemming met het beginsel van evenredigheid zoals neergelegd in artikel 5, lid 4, van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

Keuze van het instrument

Met dit voorstel wordt het toepassingsgebied van de automatische uitwisseling van inlichtingen binnen de EU verder uitgebreid. Een EU-optreden is vereist zowel vanuit internemarktoogpunt als om redenen van efficiency en effectiviteit:

   Een EU-initiatief garandeert een coherente, consistente en alomvattende EU-brede aanpak van automatische inlichtingenuitwisseling op de interne markt. Daarmee komt een uniforme rapporteringsmethode tot stand in alle lidstaten, hetgeen resulteert in kostenbesparingen voor zowel belastingdiensten als ondernemingen.

   Een EU-instrument zou de belastingdiensten en de ondernemingen binnen de EU ook zekerheid bieden.

   Een EU-rechtsinstrument zou bijdragen tot de totstandkoming van de internationale norm voor de automatische uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot landenrapporten zoals in het kader van de OESO is besproken en overeengekomen.

   Bij een EU-rechtsinstrument op basis van de richtlijn betreffende de administratieve samenwerking zou gebruik worden gemaakt van de IT-regelingen die al zijn opgezet of in ontwikkeling zijn om de informatieverstrekking te vergemakkelijken in het kader van de richtlijn betreffende de administratieve samenwerking. In het kader van deze richtlijn wisselen de EU-lidstaten inlichtingen uit in specifieke formaten via een specifiek communicatiekanaal. Die formaten zouden gemakkelijk kunnen worden uitgebreid zodat zij ook te gebruiken zijn voor de elementen waarvoor nu wordt voorgesteld ze onder de uitwisseling te laten vallen. Aangezien de lidstaten heel wat geld en tijd hebben geïnvesteerd in de ontwikkeling van deze formaten, zijn er schaalvoordelen te behalen als zij deze ook zouden gebruiken om inlichtingen uit te wisselen over de nieuwe elementen.

3.RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Raadplegingen van belanghebbenden

Raadplegingen in de context van het actieplan tegen belastingfraude en belastingontduiking van de aanbevelingen (COM (2012) 722) en andere fora

In zijn resolutie van 21 mei 2013 6 toonde het Europees Parlement zich tevreden met het actieplan van de Commissie en de daarin geformuleerde aanbevelingen, drong het er bij de lidstaten op aan hun engagement na te komen en het actieplan te omarmen, en benadrukte het dat de EU het voortouw moest nemen in het mondiale debat over de bestrijding van belastingfraude, belastingontwijking en belastingparadijzen, met name bij de bevordering van de inlichtingenuitwisseling.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 17 april 2013 advies uitgebracht 7 .·. Het Comité was ingenomen met het actieplan van de Commissie en schaarde zich achter haar inspanningen om concrete oplossingen te vinden om belastingfraude en belastingontduiking te bestrijden.

De afgelopen jaren hebben de lidstaten zich in de Groep gedragscode ingespannen voor de verbetering van de inlichtingenuitwisseling met betrekking tot grensoverschrijdende rulings en verrekenprijzen. De groep heeft zijn conclusies op gezette tijden voorgelegd aan de Raad in de vorm van rapporten 8 .

De meeste lidstaten zijn lid van de OESO en hebben tussen 2013 en 2015 deelgenomen aan langdurig en uitvoerig overleg over de maatregelen ter bestrijding van BEPS, inclusief het uitwerken van de technische aspecten. De OESO heeft uitgebreide openbare beraadslagingen georganiseerd met de belanghebbende partijen over elke maatregel ter bestrijding van BEPS. Voorts vond binnen de Commissie en met OESO-deskundigen overleg plaats over verscheidene BEPS-vraagstukken, in het bijzonder met betrekking tot de punten waarover de Commissie twijfel had over de verenigbaarheid van bepaalde ideeën en/of voorgestelde oplossingen met de EU-wetgeving.

In de tweede helft van 2014 heeft het Italiaanse voorzitterschap het idee opgevat van een "EU-BEPS-routekaart" en heeft het voorzitterschap aangespoord tot samenhang met parallelle initiatieven van de OESO, met inachtneming van het EU-recht. Deze benadering is bekrachtigd door de Groep op hoog niveau belastingvraagstukken en is voortgezet door volgende voorzitterschappen. De besprekingen met betrekking tot de EU-BEPS-routekaart werden voortgezet in 2015. Het doel was een bijdrage te leveren tot het debat dat in het kader van de OESO plaatsvond en de route uit te zetten voor een vlotte uitvoering van de toekomstige OESO-aanbevelingen waarbij rekening wordt gehouden met enkele specifieke EU-aspecten.

In het kader van de door de Commissie georganiseerde openbare raadpleging inzake fiscale transparantie hadden belanghebbende partijen de mogelijkheid om hun opmerkingen te maken over de verschillende aspecten van corporate transparantie, in het bijzonder op basis van de landenrapporten. De mogelijke voorgestelde opties waren hoofdzakelijk toegespitst op openbare verslaglegging door ondernemingen, maar hadden ook betrekking op de uitwisseling van inlichtingen tussen belastingdiensten, zoals vereist door BEPS-actie 13. De Commissie ontving in totaal 422 reacties, waarvan de meeste nuttige feedback opleverden met betrekking tot openbare dan wel niet-openbare fiscale transparantiemaatregelen. Wat betreft BEPS-actie 13, was het bedrijfsleven geen voorstander van de uitwisseling van dergelijke inlichtingen tussen belastingautoriteiten. De meerderheid van de andere respondenten was evenwel gewonnen voor deze uitwisseling.

Lidstaten

Deze richtlijn is ook in overeenstemming met internationale ontwikkelingen op het niveau van de OESO en de BEPS-werkzaamheden van die organisatie waaraan de meeste EU-lidstaten deelnemen. Ook de Europese Commissie was hierbij sterk betrokken. Daarnaast werden andere jurisdicties en belanghebbende partijen op uitgebreide schaal geraadpleegd.

Effectbeoordeling

Na de publicatie van haar rapport over de aanpak van grondslaguitholling en winstverschuiving begin 2013 en de bekrachtiging van het zogenaamde actieplan inzake BEPS door de leiders van de G20 begon voor de OESO een periode van twee jaar met intensieve werkzaamheden die hebben geresulteerd in 13 rapporten, die in november 2015 zijn uitgebracht. In deze rapporten zijn nieuwe of aangescherpte internationale normen opgenomen alsook concrete maatregelen om landen te helpen bij hun aanpak van grondslaguitholling en winstverschuiving. In dit kader hebben de leden van de OESO/G20 dit uitgebreide pakket goedgekeurd en zijn zij vastbesloten het op een consequente wijze uit te voeren.

Talrijke lidstaten zijn in hun hoedanigheid van OESO-lid - op sommige terreinen met grote spoed - begonnen met de omzetting van de output van het BEPS-project in hun nationale wetgeving. Daarom is het cruciaal om snel vooruitgang te boeken bij het bereiken van overeenstemming over de coördinatie voor de uitvoering van de conclusies inzake BEPS in de EU. In het licht van een groot risico op versnippering van de interne markt, hetgeen mogelijks het resultaat zou kunnen zijn van ongecoördineerde unilaterale maatregelen van lidstaten, stelt de Commissie in dit voorstel oplossingen voor met het oog op het bereiken van samenhang en een zekere mate van uniformiteit bij de uitvoering van BEPS-actie 13 in de gehele Unie.

De Commissie heeft alles in het werk gesteld om tegelijkertijd rekening te houden met zowel de urgentie om op te treden als de dwingende noodzaak om te voorkomen dat de werking van de interne markt in het gedrang komt door unilaterale maatregelen die door voor eigen rekening handelende lidstaten (ongeacht of zij lid zijn van de OESO) worden genomen, of door het feit dat andere lidstaten nalaten maatregelen te nemen. De mogelijkheid om zachte wetgeving voor te stellen werd ook in aanmerking genomen. Hiervan werd evenwel afgezien omdat een dergelijke aanpak niet geschikt is voor het tot stand brengen van een gecoördineerde aanpak.

Om te voorzien in een actuele analyse en onderbouwing is een afzonderlijk werkdocument van de diensten van de Commissie bij dit voorstel gevoegd, dat voorziet in een uitgebreid overzicht van de bestaande academische werkzaamheden en economisch bewijsmateriaal op het vlak van grondslaguitholling en winstverschuiving. Dit is gebaseerd op recent onderzoek, onder meer door de OESO, de Europese Commissie en het Europees Parlement. In het werkdocument van de diensten van de Commissie wordt de aandacht gevestigd op de stimulansen en de vaakst vastgestelde mechanismen die volgens de rapporten van de OESO verband houden met agressieve fiscale planning. In het werkdocument worden de conclusies samengevat van een diepgaande beoordeling van de belangrijkste mechanismen voor agressieve fiscale planning op basis van een analyse per lidstaat, zoals uitgevoerd namens de Commissie in 2015. In het werkdocument wordt uiteengezet op welke wijze de uitvoering van BEPS-actie 13 aan de hand van dit voorstel andere initiatieven aanvult om de BEPS-rapporten van de OESO in de EU uit te voeren en bij te dragen tot een gemeenschappelijk minimumniveau van bescherming tegen belastingontwijking.

Tegen deze achtergrond is om de volgende redenen geen effectbeoordeling uitgevoerd voor dit voorstel: er is een sterk verband met de BEPS-werkzaamheden van de OESO, in het bijzonder met BEPS-actie 13; het werkdocument voorziet in aanzienlijk bewijs- en analysemateriaal; de belanghebbende partijen waren in een eerdere fase nauw betrokken bij de raadplegingen over de technische punten van de voorgestelde regelgeving; en er is in het bijzonder een dringende actuele vraag voor een gecoördineerd optreden van de EU met betrekking tot deze aangelegenheid die een internationale politieke prioriteit heeft gekregen.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De gevolgen van het voorstel voor de EU-begroting worden uiteengezet in het financieel memorandum bij het voorstel, en zullen worden gefinancierd binnen de grenzen van de beschikbare middelen. Voor de financiering van de extra IT-instrumenten om de inlichtingenverstrekking tussen de lidstaten te vergemakkelijken, zal een beroep worden gedaan op het Fiscalis 2020-programma dat is vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1286/2013 en voorziet in financiële steun voor activiteiten ter verbetering van de administratieve samenwerking tussen de belastingautoriteiten in de EU.

2016/0010 (CNS)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN DE RAAD

tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 113 en 115,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Parlement 9 ,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 10 ,

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt: 

(1)Belastingfraude en belastingontduiking zijn de afgelopen jaren een almaar grotere uitdaging geworden en vormen thans een grote reden tot bezorgdheid, zowel in de Unie als op mondiaal niveau. In dit verband is een belangrijke rol weggelegd voor de automatische uitwisseling van inlichtingen en de Commissie heeft in haar mededeling van 6 december 2012, die een actieplan ter versterking van de strijd tegen belastingfraude en belastingontduiking bevat, de nadruk gelegd op de noodzaak om er daadkrachtig voor te ijveren dat automatische inlichtingenuitwisseling de toekomstige Europese en internationale norm voor transparantie en uitwisseling van inlichtingen in belastingzaken wordt. De Europese Raad heeft in zijn conclusies van 22 mei 2013 verzocht om het toepassingsgebied van de automatische inlichtingenuitwisseling op Unie- en mondiaal niveau te verruimen met het oog op de bestrijding van belastingfraude, belastingontduiking en agressieve fiscale planning.

(2)Aangezien multinationale ondernemingsgroepen (hierna "MNO-groepen" genoemd) actief zijn in verschillende landen, hebben zij de mogelijkheid om aan agressieve fiscale planning te doen. Binnenlandse ondernemingen kunnen evenwel geen gebruik maken van dergelijke praktijken. Wanneer MNO's dit doen, kunnen ondernemingen die uitsluitend nationaal actief zijn - waarbij het normaal gesproken gaat over kleine en middelgrote ondernemingen - bijzonder sterk getroffen zijn, aangezien hun belastingdruk hoger is dan die van MNO-groepen. Aan de andere kant kunnen alle lidstaten inkomsten derven en bestaat het risico op concurrentie bij het aantrekken van MNO-groepen door deze groepen verdere belastingvoordelen aan te bieden. Er rijst dus een probleem voor de goede werking van de interne markt.

(3)De belastingautoriteiten van de Unie hebben nood aan uitgebreide en relevante informatie over MNO-groepen met betrekking tot hun structuur, verrekenprijsbeleid en interne transacties binnen en buiten de EU. Op grond van deze informatie kunnen de belastingautoriteiten met wijzigingen in de wetgeving of adequate risicobeoordelingen en fiscale controles optreden tegen schadelijke fiscale praktijken en nagaan of ondernemingen zich schuldig hebben gemaakt aan praktijken die een kunstmatige verschuiving van aanzienlijke inkomsten naar belastingvoordelige omgevingen tot gevolg hebben.

(4)Een verhoging van de transparantie ten overstaan van de belastingautoriteiten zou tot gevolg kunnen hebben dat MNO-groepen ertoe worden aangezet bepaalde praktijken stop te zetten en een billijke bijdrage in de belastingen te leveren in het land waar de winst wordt gegenereerd. Een grotere transparantie van MNO-groepen is derhalve een essentieel onderdeel van de strijd tegen grondslaguitholling en winstverschuiving.

(5)De resolutie van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten over een gedragscode inzake verrekenprijsdocumentatie voor gelieerde ondernemingen in de Europese Unie (hierna "EU-TPD" genoemd) voorziet reeds in een methode voor MNO-groepen van binnen de EU om de belastingautoriteiten inlichtingen te verstrekken over wereldwijde bedrijfsactiviteiten en het verrekenprijsbeleid (groepsdossier) en inlichtingen over de concrete transacties van de lokale entiteit (lokaal dossier). De EU-TPD voorziet momenteel evenwel niet in een mechanisme voor het verstrekken van een landenrapport.

(6)In het landenrapport moeten MNO-groepen jaarlijks en voor elke belastingjurisdictie waarin zij zaken doen, volgende inlichtingen verstrekken: het bedrag van de inkomsten, de winst voor winstbelasting, de betaalde en toerekenbare winstbelasting. MNO-groepen moeten ook verslag uitbrengen over het aantal personeelsleden, het gestort kapitaal, de ingehouden winst en de materiële activa in elke belastingjurisdictie Ten slotte moeten de MNO-groepen elke entiteit binnen de groep identificeren die zaken doet in een specifieke belastingjurisdictie en moeten zij een indicatie geven van de bedrijfsactiviteiten die elke entiteit verricht.

(7)Teneinde de overheidsmiddelen efficiënter in te zetten en de administratieve lasten voor MNO-groepen te beperken, geldt de rapportageverplichting alleen voor MNO-groepen waarvan het jaarlijks geconsolideerd groepsinkomen een bepaald bedrag overschrijdt. De richtlijn moet ervoor zorgen dat dezelfde informatie wordt ingezameld en in de gehele EU tijdig ter beschikking wordt gesteld van de belastingdiensten.

(8)Om de goede werking van de interne markt te garanderen, moet de EU voorzien in een eerlijke concurrentie tussen MNO-groepen van binnen de EU en MNO-groepen van buiten de EU met een of verscheidene entiteiten die in de EU zijn gevestigd. De rapportageverplichting moet dus voor beide groepen gelden.

(9)De lidstaten moeten regels vaststellen met betrekking tot de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op krachtens deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen en zij moeten ervoor zorgen dat deze sancties doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn en dat zij worden toegepast.

(10)Om de goede werking van de interne markt te garanderen, is het noodzakelijk ervoor te zorgen dat de lidstaten gecoördineerde regels inzake de transparantieverplichtingen van MNO-groepen vaststellen.

(11)Wat betreft de uitwisseling van inlichtingen tussen lidstaten, voorziet Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/EEG reeds in verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op een aantal terreinen. Het toepassingsgebied van deze richtlijn moet worden uitgebreid om te voorzien in verplichte automatische uitwisseling van landenrapporten tussen lidstaten.

(12)Bij verplichte automatische uitwisseling van landenrapporten tussen lidstaten moet telkens een welomschreven set basisgegevens aan alle lidstaten worden verstrekt, waar blijkens de informatie in het landenrapport, één of meer Groepsentiteiten van de MNO-groep fiscaal inwoner zijn of aan belasting onderworpen zijn met betrekking tot activiteiten die met behulp van een vaste inrichting van de MNO-groep worden uitgeoefend.

(13)Om de kosten te drukken en de administratieve lasten voor zowel de belastingdiensten als de MNO-groepen te beperken, is het noodzakelijk te voorzien in regels die in overeenstemming zijn met de internationale ontwikkelingen en op een positieve manier bijdragen aan hun tenuitvoerlegging. Op 19 juli 2013 heeft de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) een actieplan inzake grondslaguitholling en winstverschuiving (BEPS) bekendgemaakt, hetgeen een belangrijk initiatief is voor het wijzigen van de bestaande internationale belastingregels. Op 5 oktober 2015 heeft de OESO haar eindrapporten gepresenteerd, die door de ministers van Financiën van de G20 zijn bekrachtigd. Tijdens de bijeenkomst van 15 en 16 november 2015 is het OESO-pakket ook door de leiders van de G20 bekrachtigd.

(14)De werkzaamheden in het kader van actie 13 van het BEPS-actieplan resulteerden in een reeks normen voor het verstrekken van informatie door MNO-groepen, met inbegrip van het groepsdossier, het lokaal dossier en het landenrapport. Daarom is het passend bij de vaststelling van de regels met betrekking tot het landenrapport rekening te houden met de OESO-normen.

(15)De Unie moet in haar optreden op het vlak van landenrapporten met name rekening blijven houden met toekomstige ontwikkelingen op OESO-niveau. Teneinde te garanderen dat deze richtlijn in alle lidstaten consequent wordt toegepast, moeten de lidstaten bij het implementeren uitgaan van het door de OESO in 2015 opgestelde eindrapport over actie 13 van het in het kader van de OESO/G20 uitgevoerde project over grondslaguitholling en winstverschuiving, dat zij ter illustratie of uitlegging van deze richtlijn kunnen gebruiken.

(16)Het is noodzakelijk om de taleneisen vast te stellen voor de uitwisseling van inlichtingen tussen de lidstaten met betrekking tot het landenrapport. Het is ook noodzakelijk om de nadere regels vast te stellen voor de upgrade van het CCN-netwerk. Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van artikel 20, lid 6, en artikel 21, lid 7, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad.

(17)Teneinde middelen efficiënter in te zetten, de inlichtingenuitwisseling te vergemakkelijken en te voorkomen dat elke lidstaat soortgelijke aanpassingen in zijn systemen moet doorvoeren, moet de uitwisseling van inlichtingen tot stand komen via het door de Unie ontwikkelde gemeenschappelijk communicatienetwerk (CCN). De nadere regels voor de upgrade van het systeem moeten door de Commissie worden vastgesteld volgens de in artikel 26, lid 2, van Richtlijn 2011/16/EU bedoelde procedure.

(18)Het toepassingsgebied van de verplichte uitwisseling van inlichtingen moet derhalve worden uitgebreid tot de automatische uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot landenrapporten.

(19)Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. 

(20)Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk een doeltreffende administratieve samenwerking tussen de lidstaten onder voorwaarden die verenigbaar zijn met het goed functioneren van de interne markt, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en zij wegens de vereiste uniformiteit en doeltreffendheid dus beter op Unieniveau kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan hetgeen nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(21) Richtlijn 2011/16/EU moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Richtlijn 2011/16/EU wordt als volgt gewijzigd:

(1)    Artikel 3 wordt gewijzigd als volgt:

(a)punt 9 wordt vervangen door:

"9. "automatische uitwisseling":

a) voor de toepassing van artikel 8, lid 1, artikel 8 bis en artikel 8 bis bis, de systematische verstrekking van vooraf bepaalde inlichtingen aan een andere lidstaat, zonder voorafgaand verzoek, met regelmatige, vooraf vastgestelde tussenpozen; voor de toepassing van artikel 8, lid 1, betekent "beschikbare inlichtingen" inlichtingen die zich in de belastingdossiers van de inlichtingen verstrekkende lidstaat bevinden en die opvraagbaar zijn overeenkomstig de procedures voor het verzamelen en verwerken van inlichtingen in die lidstaat.

b) voor de toepassing van artikel 8, lid 3 bis, de systematische verstrekking van vooraf bepaalde inlichtingen over inwoners van andere lidstaten aan de betrokken lidstaat van verblijf, zonder voorafgaand verzoek, met regelmatige, vooraf vastgestelde tussenpozen.

c) voor de toepassing van andere bepalingen van deze richtlijn dan artikel 8, lid 1, artikel 8, lid 3 bis, artikel 8 bis en artikel 8 bis bis, de systematische verstrekking van vooraf bepaalde inlichtingen overeenkomstig de punten a) en b) van dit punt."

(b)de volgende tweede alinea wordt toegevoegd:

"In het kader van artikel 8, lid 3 bis, artikel 8, lid 7 bis, artikel 21, lid 2, en artikel 25, leden 2 en 3, hebben termen met een hoofdletter de betekenis die zij hebben in het kader van de overeenkomstige definities in bijlage I. In het kader van artikel 8 bis bis en bijlage III hebben termen met een hoofdletter de betekenis die ze hebben in het kader van de overeenkomstige definities in bijlage III.";

(2)    in afdeling II van hoofdstuk II wordt het volgende artikel 8 bis bis toegevoegd:

"Artikel 8 bis bis

Reikwijdte en voorwaarden van de verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot de landenrapporten

 

1.    Iedere lidstaat neemt de noodzakelijke maatregelen om de Uiteindelijkemoederentiteit van een MNO-groep die fiscaal inwoner van die lidstaat is, of elke andere Rapporterende Entiteit overeenkomstig deel II van bijlage III, te verplichten een landenrapport in te dienen met betrekking tot het Te Rapporteren Boekjaar binnen een termijn van 12 maanden na de laatste dag van het Te Rapporteren Boekjaar van de MMO-groep overeenkomstig deel II van bijlage III.

2.    De bevoegde autoriteit van een lidstaat waar het landenrapport overeenkomstig lid 1 is ingediend, bezorgt het rapport via automatische uitwisseling aan alle andere lidstaten waar, blijkens de informatie in het landenrapport, één of meer Groepsentiteiten van de MNO-groep van de Rapporterende Entiteit fiscaal inwoner is of aan belasting onderworpen is met betrekking tot de activiteiten die met behulp van een vaste inrichting worden uitgeoefend, binnen de in lid 4 vastgestelde termijn.

3.    Het landenrapport bevat de volgende inlichtingen met betrekking tot de MNO-groep:

   (a)    geaggregeerde informatie met betrekking tot het bedrag van de inkomsten, de winst (het verlies) vóór winstbelasting, de betaalde winstbelasting, de toerekenbare winstbelasting, het gestort kapitaal, de gecumuleerde winst, het aantal personeelsleden, materiële activa andere dan geldmiddelen of kasequivalenten met betrekking tot elke jurisdictie waarin de MNO-groep actief is;

(b)    een identificatie van elke Groepsentiteit van de MNO-groep met vermelding van de jurisdictie waarvan die Groepsentiteit fiscaal inwoner is, en indien deze verschilt van de jurisdictie waarvan die Groepsentiteit fiscaal inwoner is, de jurisdictie op grond van wiens wetgeving een dergelijke Groepsentiteit is georganiseerd, en de aard van de belangrijkste bedrijfsactiviteit(en) die wordt (respectievelijk worden) uitgevoerd door de Groepsentiteit.

4.    De mededeling vindt plaats binnen een termijn van 15 maanden na de laatste dag van het boekjaar van de MNO-groep waarop het landenrapport betrekking heeft. Het eerste landenrapport wordt meegedeeld voor het boekjaar van de MNO-groep dat begint op of na 1 januari 2016.

5.    Artikel 17, lid 4, is niet van toepassing op de inlichtingenuitwisseling overeenkomstig de leden 1 tot 4 van dit artikel.";

(3)    in artikel 20 wordt het volgende lid 6 toegevoegd:

   "6. Bij de automatische uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot het landenrapport overeenkomstig artikel 8 bis bis wordt gebruik gemaakt van het standaardformulier zoals in de tabellen 1, 2 en 3 van deel III van bijlage III is vastgesteld. De Commissie stelt aan de hand van uitvoeringshandelingen uiterlijk op 31 december 2016 de talenregeling van deze uitwisseling vast. Die talenregeling staat er niet aan in de weg dat de lidstaten de in artikel 8 bis bis bedoelde inlichtingen in een van de officiële of werktalen van de Unie verstrekken. Niettemin kan in die talenregeling worden bepaald dat de belangrijkste elementen van deze inlichtingen ook in een andere officiële taal van de Unie worden verstrekt. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.";

(4)    in artikel 21 wordt het volgende lid 6 toegevoegd:

   "6. Inlichtingen meegedeeld overeenkomstig artikel 8 bis bis, lid 2, worden langs elektronische weg verstrekt met behulp van het CCN-netwerk. De Commissie stelt aan de hand van uitvoeringshandelingen de noodzakelijke praktische regelingen vast voor de upgrade van het CCN-netwerk. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.";

(5)    artikel 23, lid 3, wordt vervangen door:

   "3. De lidstaten doen de Commissie een jaarlijkse beoordeling toekomen van de doeltreffendheid van de in artikel 8, artikel 8 bis, artikel 8 bis bis bedoelde automatische inlichtingenuitwisseling en de daarmee bereikte resultaten. De Commissie stelt aan de hand van uitvoeringshandelingen de vorm en wijze van mededeling van deze jaarlijkse beoordeling vast. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 26, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.";

(6)    het volgende artikel 25 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 25 bis

Sancties

   De lidstaten stellen de regels vast inzake de sancties die van toepassing zijn op inbreuken op krachtens deze richtlijn en artikel 8 bis bis vastgestelde nationale bepalingen en treffen alle maatregelen om ervoor te zorgen dat zij worden toegepast. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 31 december 2016 van deze regels en deze maatregelen in kennis en doen dit eveneens bij alle eventuele latere wijzigingen ervan.";

(7)    artikel 26 wordt vervangen door:

"Artikel 26

Comitéprocedure

1.    De Commissie wordt bijgestaan door het Comité inzake administratieve samenwerking op belastinggebied. Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad(*).

2.    Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

(*)     Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).";

(8)    er wordt een bijlage III toegevoegd, waarvan de tekst is weergegeven in bijlage I bij deze richtlijn.

Artikel 2

1.De lidstaten dienen uiterlijk op 31 december 2016 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 januari 2017.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur

1.3.Aard van het voorstel/initiatief

1.4.Doelstelling(en)

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.6.Duur en financiële gevolgen

1.7.Beheersvorm(en)

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

2.2.Beheers- en controlesysteem

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven 

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

3.2.3.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidig meerjarig financieel kader

3.2.5.Bijdrage van derden aan de financiering

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU

wat betreft de uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur 11  

14

14.03

1.3.Aard van het voorstel/initiatief

Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie 

Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie 12  

Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie 

Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie 

1.4.Doelstelling(en)

1.4.1.De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie

Een van de prioriteiten in het werkprogramma van de Commissie voor 2015 is het streven naar een eerlijkere aanpak van de belastingheffing. Als vervolg hierop is een belangrijk actiegebied voor het werkprogramma van de Commissie voor 2016 het transparanter maken van het vennootschapsbelastingstelsel.

1.4.2.Specifieke doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteiten

Specifieke doelstelling

De specifieke doelstelling van het Fiscalis-programma bestaat erin de bestrijding van belastingfraude, belastingontduiking en agressieve belastingplanning en de toepassing van het Unierecht op belastinggebied te ondersteunen door uitwisseling van informatie te verzekeren, administratieve samenwerking te ondersteunen en, waar nodig en passend, de bestuurlijke capaciteit van de deelnemende landen te versterken, teneinde bij te dragen tot het verminderen van de administratieve lasten voor de belastingdiensten en van de nalevingskosten voor de belastingbetalers.

Betrokken ABM/ABB-activiteit(en)

ABB 3

1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen

Ten eerste zullen alle lidstaten dankzij de onderlinge automatische uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot landenrapporten goed kunnen beoordelen of de multinationale groepen aan agressieve fiscale planning doen en zullen zij dienovereenkomstig kunnen reageren.

Ten tweede zou grotere transparantie een grotere stimulans moeten geven aan het streven naar eerlijkere belastingconcurrentie. De automatische inlichtingenuitwisseling over landenrapporten kan ook ondernemingen weerhouden van agressieve fiscale planning, omdat andere lidstaten nu over de informatie zullen beschikken die nodig is voor het opsporen van en reageren op kunstmatige constructies en winstverschuiving.

1.4.4.Resultaat- en effectindicatoren

Vermeld de indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is uitgevoerd.

Ten aanzien van het voorstel gelden de eisen van de richtlijn die erdoor wordt gewijzigd (dat wil zeggen Richtlijn 2011/16) wat betreft de jaarlijkse verstrekking door de lidstaten van statistieken over de doeltreffendheid van de automatische inlichtingenuitwisseling.

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

Volgens dit voorstel moet een lidstaat zodra hij het landenrapport heeft ontvangen, deze inlichtingen delen met de lidstaten waar, blijkens de informatie in het landenrapport, ondernemingen van de MNO-groep fiscaal inwoner zijn of aan belasting onderworpen zijn met betrekking tot activiteiten die door een vaste inrichting worden uitgeoefend.

1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de EU

En EU-initiatief garandeert een coherente, consistente en alomvattende EU-brede aanpak van automatische inlichtingenuitwisseling op de interne markt. Daarmee komt een uniforme rapporteringsmethode tot stand in alle lidstaten, hetgeen resulteert in kostenbesparingen voor zowel belastingdiensten als ondernemingen.

Voorts zou een EU-rechtsinstrument de belastingdiensten en de ondernemingen binnen de EU ook zekerheid bieden en zou het bijdragen tot de totstandkoming van de internationale norm voor de automatische uitwisseling van inlichtingen met betrekking tot landenrapporten zoals in het kader van de OESO is besproken en overeengekomen. Daarnaast zou bij een EU-rechtsinstrument gebruik worden gemaakt van de IT-regelingen die al zijn opgezet of in ontwikkeling zijn om de informatieverstrekking te vergemakkelijken in het kader van de richtlijn betreffende de administratieve samenwerking. In het kader van deze richtlijn wisselen de EU-lidstaten inlichtingen uit in specifieke formaten via een specifiek communicatiekanaal. Die formaten zouden gemakkelijk kunnen worden uitgebreid zodat zij ook te gebruiken zijn voor de elementen waarvoor nu wordt voorgesteld ze onder de uitwisseling te laten vallen. Aangezien de lidstaten heel wat geld en tijd hebben geïnvesteerd in de ontwikkeling van deze formaten, zijn er schaalvoordelen te behalen als zij deze ook zouden gebruiken om inlichtingen uit te wisselen over de nieuwe elementen.

1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

De automatische uitwisseling van inlichtingen tussen de belastingdiensten op andere gebieden, zoals inkomsten uit spaargelden, heeft tot goede resultaten geleid. Automatische uitwisseling wordt thans op mondiaal niveau erkend als het beste instrument dat de belastingdiensten ter beschikking staat om belastingontwijking en -ontduiking en agressieve fiscale planning aan te pakken.

1.5.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

Aangezien het voorstel tot wijziging van de richtlijn betreffende de administratieve samenwerking (2011/16) strekt, zal voor de toepassing ervan gebruik kunnen worden gemaakt van de procedures, regelingen en IT-instrumenten die in het kader van die richtlijn al zijn vastgesteld of nog worden ontwikkeld.

1.6.Duur en financiële gevolgen

◻ Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur

   Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

   Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ

☒Voorstel/initiatief met een onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

Het voorstel wordt van kracht vanaf 1 januari 2017

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7.Beheersvorm(en) 13  

Direct beheer door de Commissie

☒ door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie; het Fiscalis 2020-programma wordt beheerd volgens de directe methode.

   via de uitvoerende agentschappen

Gedeeld beheer met lidstaten

Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

◻ derde landen of de door hen aangewezen organen;

◻ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

◻ de EIB en het Europees Investeringsfonds;

◻ de in de artikelen 208 en 209 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

◻ publiekrechtelijke organen;

◻ privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

◻ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

◻ personen aan wie de uitvoering van specifieke acties op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder "Opmerkingen".

Opmerkingen

Wat het beheer betreft, wijzigt er met dit voorstel niets. Overeenkomstig artikel 21 van Richtlijn 2011/16 ontwikkelt de Commissie samen met de lidstaten in het kader van de comitéprocedure de formaten voor de inlichtingenuitwisseling. Wat het CCN-netwerk betreft, dat nodig is om de uitwisseling van inlichtingen tussen de lidstaten mogelijk maken, is de Commissie verantwoordelijk voor alle ontwikkelingen van het CCN-netwerk die nodig zijn om die inlichtingenuitwisseling mogelijk te maken, en zijn de lidstaten verantwoordelijk voor alle ontwikkelingen van hun systemen die nodig zijn om de inlichtingenuitwisseling met behulp van het CCN-netwerk mogelijk te maken.

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

Vermeld frequentie en voorwaarden.

In het kader van het Fiscalis-programma zijn het toezicht en de rapportage als volgt geregeld:

Er wordt regelmatig toezicht gehouden op de voorbereidende activiteiten die voor dit initiatief moeten worden verricht, en op andere gezamenlijke acties en gemeenschappelijke opleidingsactiviteiten via input die wordt verzameld bij de deelnemers en de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van acties. Deze input wordt verzameld met gestandaardiseerde formulieren en levert de informatie voor de indicatoren die zijn vastgesteld in het kader voor prestatiemeting (PMF) van het Fiscalis 2020-programma. Het toezicht op andere uitgaven voor de inlichtingenuitwisseling gebeurt overeenkomstig het mechanisme dat is beschreven onder punt 1.4.4, en deze uitgaven worden ook in het PMF geconsolideerd.

2.2.Beheers- en controlesysteem

2.2.1.Mogelijke risico's

De mogelijke risico’s voor de tenuitvoerlegging van het initiatief met de steun van Fiscalis 2020 hebben betrekking op:

tenuitvoerlegging van de subsidieovereenkomst die wordt ondertekend met het samenwerkingsverband van lidstaten en kandidaat-lidstaten

tenuitvoerlegging van de aanbestedingscontracten die in het kader van het programma worden gesloten.

2.2.2.Informatie over het opgezette interne controlesysteem

De opzet van het interne controlesysteem is identiek aan het Fiscalis 2020-programma, waaruit alle beleidsuitgaven voor het initiatief zullen worden gefinancierd.

De belangrijkste elementen van de toegepaste controlestrategie zijn de volgende:

Voor aanbestedingscontracten:

De in het Financieel Reglement vastgestelde procedures voor de controle op overheidsopdrachten worden toegepast. Opdrachten worden pas geplaatst nadat de diensten van de Commissie de standaardprocedure voor de verificatie van betalingen hebben verricht, rekening houdende met contractuele verplichtingen en goed financieel en algemeen beheer. In alle contracten die door de Commissie en de begunstigden worden gesloten, zullen fraudebestrijdingsmaatregelen (controles, rapporten enz.) worden opgenomen. Voor ieder contract wordt een afzonderlijk bestek opgesteld, dat als basis voor het contract zal dienen. Het opleveringsproces verloopt strikt volgens de TEMPO-methodologie van DG TAXUD: de op te leveren goederen of diensten worden geëvalueerd, indien nodig aangepast en ten slotte uitdrukkelijk aanvaard (of geweigerd). Facturen kunnen niet worden betaald zonder een "brief van aanvaarding".

Technische verificatie bij aanbestedingen:

DG TAXUD controleert de op te leveren goederen of diensten en oefent toezicht uit op de door de contractanten verrichte werkzaamheden of verleende diensten. TAXUD voert ook regelmatig kwaliteits- en veiligheidscontroles bij zijn contractanten uit. Bij kwaliteitscontroles wordt onderzocht of de contractanten daadwerkelijk handelen volgens de in hun kwaliteitsplannen vastgestelde regels en procedures. Bij veiligheidscontroles worden de specifieke processen, procedures en organisatie onderzocht.

Bovenop voornoemde controles verricht DG TAXUD ook de traditionele financiële controles:

Verificatie vooraf van vastleggingen:

Alle vastleggingen bij DG TAXUD worden door het hoofd van de eenheid Personeel en financiën geverifieerd. Dit betekent dat 100 % van de vastgelegde kredieten aan verificatie vooraf wordt onderworpen. Deze procedure geeft een hoge mate van zekerheid voor wat betreft de wettigheid en de regelmatigheid van de verrichtingen.

Verificatie vooraf van betalingen:

100 % van de betalingen wordt vooraf gecontroleerd. Bovendien wordt iedere week willekeurig ten minste één betaling (uit alle uitgavencategorieën) geselecteerd voor een extra verificatie vooraf door het hoofd van de eenheid Personeel en financiën. Wat de dekking van de verificatie betreft, is geen streefcijfer vastgesteld, omdat het de bedoeling is om de betalingen "willekeurig" te controleren om na te gaan of alle betalingen zijn voorbereid volgens de regels. De overige betalingen worden op dagelijkse basis afgewikkeld volgens de geldende regels.

Verklaringen van de subgedelegeerde ordonnateurs:

Alle subgedelegeerde ordonnateurs ondertekenen een verklaring bij het jaarlijkse activiteitenverslag voor het jaar in kwestie. Deze verklaringen dekken de verrichtingen in het kader van het programma. De subgedelegeerde ordonnateurs verklaren dat de verrichtingen met betrekking tot de uitvoering van de begroting hebben plaatsgevonden in overeenstemming met de beginselen van goed financieel beheer, dat de opgezette beheers- en controlesystemen voldoende zekerheid bieden ten aanzien van de wettigheid en de regelmatigheid van de verrichtingen, en dat de aan deze verrichtingen verbonden risico's duidelijk geïdentificeerd zijn, er melding van is gemaakt en maatregelen zijn genomen om ze te ondervangen.

2.2.3.Raming van de kosten en baten van de controles en evaluatie van het verwachte foutenrisico

Dankzij deze controles heeft DG TAXUD voldoende zekerheid omtrent de kwaliteit en de regelmatigheid van de uitgaven en wordt het risico van niet-naleving beperkt. De hierboven beschreven controlestrategie brengt de potentiële risico’s onder het streefcijfer van 2 % en bestrijkt alle begunstigden. Nog andere extra maatregelen om de risico's verder te beperken, zouden tot onevenredig hoge kosten leiden en zijn derhalve niet gepland.

De totale kosten voor de uitvoering van de hierboven beschreven controlestrategie — voor alle uitgaven in het kader van het Fiscalis 2020-programma — zijn beperkt tot 1,6 % van de totale verrichte betalingen. Zij zullen naar verwachting op dit niveau blijven voor dit initiatief.

De controlestrategie voor het programma wordt geacht doeltreffend te zijn om het risico van niet-naleving nagenoeg volledig te elimineren, alsook in verhouding te staan tot de risico's die zich voordoen.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen.

Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan onderzoeken instellen, met inbegrip van controles en verificaties ter plaatse, overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad (1) en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad (2), om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten in verband met een uit hoofde van deze verordening gefinancierde subsidieovereenkomst of -besluit of contract, waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

Bestaande begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen

Rubriek van het meerjarig financiële kader

Begrotingsonderdeel

Soort
uitgave

Bijdrage

Nummer
1A
Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid

GK/NGK 14 .

van EVA-landen 15

van kandidaat-lidstaten 16

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement

14.0301 (Verbetering van de werking van de belastingstelsels)

GK.

NEE

NEE

NEE

NEE

Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Begrotingsonderdeel

Soort
uitgave

Bijdrage

Nummer[Rubriek…...….]

GK/NGK.

van EVA-landen

van kandidaat-lidstaten

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement

[XX.YY.YY.YY]

JA/NEE

JA/NEE

JA/NEE

JA/NEE

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven

[Dit gedeelte dient te worden ingevuld met behulp van de spreadsheet met begrotingsgegevens van administratieve aard (tweede document als bijlage bij dit financieel memorandum) die op CISNET is gezet voor overleg tussen de diensten.]

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

in miljoen EUR (tot op 3 decimalen)

Rubriek van het meerjarig financieel
kader

Nummer

1 A Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid

DG: TAXUD

Jaar2016 17

Jaar2017

Jaar2018

Jaar2019

2020

TOTAAL

Beleidskredieten

Nummer begrotingsonderdeel: 14.0301

Vastleggingen

(1)

0,300

0,300

0,300

0,050

0,050

1000

Betalingen

(2)

0

0,300

0,300

0,300

0,050

0,050

1000

Nummer begrotingsonderdeel

Vastleggingen

(1a)

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

Betalingen

(2 a)

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

Uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten 18  

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

Nummer begrotingsonderdeel

(3)

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

TOTAAL kredieten
voor DG TAXUD

Vastleggingen

=1+1a +3

0,300

0,300

0,300

0,050

0,050

1000

Betalingen

=2+2a

+3

0

0,300

0,300

0,300

0,050

0,050

1000



TOTAAL beleidskredieten

Vastleggingen

(4)

0,300

0,300

0.300

0,050

0.050

1000

Betalingen

(5)

0

0,300

0.300

0,300

0.050

0,050

1000

TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten

(6)

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

TOTAAL kredieten
onder RUBRIEK 1A
van het meerjarig financieel kader

Vastleggingen

=4+ 6

0,300

0,300

0,300

0,050

0.050

1000

Betalingen

=5+ 6

0

0,300

0,300

0,300

0,050

0,050

1000

Wanneer het voorstel/initiatief gevolgen heeft voor meerdere rubrieken

TOTAAL beleidskredieten

Vastleggingen

(4)

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

Betalingen

(5)

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten

(6)

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

TOTAAL kredieten
onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 4
van het meerjarig financieel kader

(Referentiebedrag)

Vastleggingen

=4+ 6

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

Betalingen

=5+ 6

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.





Rubriek van het meerjarig financieel
kader

5

"Administratieve uitgaven"

in miljoen EUR (tot op 3 decimalen)

Jaar

2016

Jaar

2017

Jaar

2018

Jaar

2019

Jaar 2020

TOTAAL

DG: TAXUD

Personele middelen

0,528

0,528

0,528

0,528

0,528

2,640

Andere administratieve uitgaven

0,030

0,030

0,030

0,030

0,030

0,150

TOTAAL DG TAXUD

Kredieten

0,558

0,558

0,558

0,558

0,558

TOTAAL kredieten
onder RUBRIEK 5
van het meerjarig financieel kader
 

(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

0,558

0,558

0,558

0,558

0,558

2,790

in miljoen EUR (tot op 3 decimalen)

Jaar

2016 19

Jaar

2017

Jaar

2018

Jaar

2019

Jaar 2020

TOTAAL

TOTAAL kredieten
onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5
van het meerjarig financieel kader
 

Vastleggingen

0,858

0,858

0,858

0,608

0,608

3,790

Betalingen

0,558

0,858

0,858

0,858

0,608

0,50

3.790

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Vastleggingskredieten, in miljoen EUR (tot op drie decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs

Jaar 2016

Jaar 2017

Jaar 2018

Jaar 2019

2020

TOTAAL

OUTPUTS

Soort 20

Gem. kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Totaal aantal

Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1 21

- Output

- Output

- Output

Subtotaal specifieke doelstelling nr. 1

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2 ...

- Output

Subtotaal specifieke doelstelling nr. 2

TOTALE KOSTEN

OPMERKING

De verwachte positieve output van dit voorstel is dat i) de lidstaten belastinggerelateerde inlichtingen over entiteiten zullen ontvangen zodat zij met kennis van zaken doelgerichte belastingcontroles kunnen uitvoeren; ii) het publiek de maatregel kan zien als een actieve stap om ervoor te zorgen dat alle belastingplichtigen hun billijk deel van de belastingen betalen; iii) bedrijven minder structuren voor agressieve fiscale planning zouden opzetten. De lidstaten hebben hogere administratieve lasten die rechtstreeks verband houden met de verstrekking van inlichtingen met betrekking tot de landenrapporten, maar deze kosten zullen naar verwachting beperkt blijven aangezien de rapporten door de entiteiten worden voorbereid.

3.2.3.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.3.1.Samenvatting

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoen EUR (tot op 3 decimalen)

JaarN 22

JaarN+1

JaarN+2

JaarN+3

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

RUBRIEK 5

van het meerjarig financieel kader

Personele middelen

0,528

0,528

0,528

0,528

0,528

Andere administratieve uitgaven

0,030

0,030

0,030

0,030

0,030

Subtotaal RUBRIEK 5

van het meerjarig financieel kader

0,558

0,558

0,558

0,558

0,558

buiten

RUBRIEK 5 23

van het meerjarig financieel kader

Personele middelen

Andere administratieve uitgaven

Subtotaal

buiten RUBRIEK 5

van het meerjarig financieel kader

TOTAAL

0,558

0,558

0,558

0,558

0,558

Voor de kredieten voor personele middelen en andere administratieve uitgaven zal een beroep worden gedaan op de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van de actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

3.2.3.2.Geraamde personeelsbehoeften

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.

   Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in voltijdequivalenten

Jaar2016

Jaar2017

Jaar 2018

Jaar 2019

2020

 Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

XX 01 01 01 (centrale diensten en vertegenwoordigingen van de Commissie)

4

4

4

4

4

XX 01 01 02 (delegaties)

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

.

.

XX 01 05 01 (onderzoek door derden)

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

.

.

10 01 05 01 (eigen onderzoek)

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

.

 Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE) 24

XX 01 02 01 (AC, END, INT van de "totale financieel middelen")

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties)

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

.

XX 01 04 jj  25

- centrale diensten

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

- delegaties

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

.

XX 01 05 02 (AC, END, INT - onderzoek door derden)

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

10 01 05 02 (AC, END, SNE – eigen onderzoek)

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

TOTAAL

4

4

4

4

4

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

De benodigde personele middelen zullen worden gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijke functionarissen

Voorbereiding van vergaderingen en correspondentie met de lidstaten; (afhankelijk van de discussies met de lidstaten) verrichten van werkzaamheden met betrekking tot formulieren, IT-formaten en het centrale repertorium; geven van opdrachten aan externe contractanten voor werkzaamheden aan het IT-systeem

Extern personeel

n.v.t.

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader

   Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidig meerjarig financieel kader.

   Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarig financieel kader

Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

   Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarig financieel kader.

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

3.2.5.Bijdrage van derden aan de financiering

Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden

Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoen EUR (tot op 3 decimalen)

Jaar

N

Jaar

N+1

Jaar

N+2

Jaar

N+3

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Totaal

Medefinancieringsbron 

TOTAAL medegefinancierde kredieten

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

   voor de eigen middelen

   voor de diverse ontvangsten

in miljoen EUR (tot op 3 decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten

Gevolgen van het voorstel/initiatief 26

Jaar N

Jaar N+1

Jaar N+2

Jaar N+3

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Artikel ….

Voor de diverse ontvangsten die worden "toegewezen", vermeld het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.

(1) PB L 336 van 27.12.1977, blz. 15.
(2) Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/EEG (PB L 64 van 11.3.2011, blz. 1).
(3) http://ec.europa.eu/priorities/work-programme/index_en.htm  
(4) PB L 359 van 16 december 2014.
(5) PB L 332 van 18 december 2015.
(6) Resolutie van het Europees Parlement van 21 mei 2013 over de strijd tegen belastingfraude, belastingontduiking en belastingparadijzen (rapport-Kleva) – 2013/2060(INI).
(7) Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 17 april 2013 over de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad - Actieplan ter versterking van de strijd tegen belastingfraude en belastingontduiking COM(2012) 722 final (rapport-Dandea) – CESE 101/2013.
(8) Openbare rapporten van de Groep gedragscode (belastingregeling voor ondernemingen) zijn hier  beschikbaar.
(9) PB C , , blz. .
(10) PB C , , blz. .
(11) ABM: activity-based management (activiteitsgestuurd management); ABB: activity-based budgeting (activiteitsgestuurde begroting).
(12) In de zin van artikel 54, lid 2, onder a) of b), van het Financieel Reglement.
(13) Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html
(14) GK = gesplitste kredieten, NGK = niet-gesplitste kredieten.
(15) EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(16) Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan.
(17) 2016 is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.
(18) Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(19) 2016 is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.
(20) Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen, enz.).
(21) Zoals beschreven in punt 1.4.2. "Specifieke doelstelling(en)..."
(22) Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.
(23) Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(24) AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL = Agent Local (plaatselijk functionaris); END= Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT = Intérimaire (uitzendkracht); JED= Jeune Expert en Délégation (jonge deskundige in delegaties).
(25) Onder het maximum voor extern personeel betaald uit beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen).
(26) Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 25 % aan inningskosten.
Top

Brussel, 28.1.2016

COM(2016) 25 final

BIJLAGE

bij het

Voorstel voor een richtlijn van de Raad

tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied


BIJLAGE

bij het

Voorstel voor een richtlijn van de Raad

tot wijziging van Richtlijn 2011/16/EU wat betreft verplichte automatische uitwisseling van inlichtingen op belastinggebied

BIJLAGE III

Documentatieregels voor groepen van multinationale ondernemingen

DEEL I

DEFINITIES

1. "Groep": een groepering van Ondernemingen die door eigendom of zeggenschap zodanig zijn verbonden dat ze ofwel op grond van de toepasselijke boekhoudbeginselen een Geconsolideerde Jaarrekening moeten opmaken voor de financiële verslaggeving, ofwel dit zouden moeten doen indien aandelenbelangen in een van de Ondernemingen worden verhandeld op een openbare effectenbeurs.

2. "Onderneming": elke vorm van bedrijfsvoering door alle in artikel 3, punt 11, onder b), c) en d), bedoelde personen.

3. "MNO-groep": een Groep die twee of meer Ondernemingen omvat die hun fiscale woonplaats in een verschillende jurisdictie hebben, of een Onderneming omvat die fiscaal inwoner is van de ene jurisdictie en in een andere jurisdictie aan belasting onderworpen is met betrekking tot de activiteiten die met behulp van een vaste inrichting in die andere jurisdictie worden uitgeoefend, en die geen Vrijgestelde MNO-groep is.

4. "Vrijgestelde MNO-groep": een Groep die met ingang van januari 2015, met betrekking tot een bepaald Boekjaar van de Groep, een totaal geconsolideerd groepsinkomen van minder dan 750 000 000 EUR, of een bedrag in de lokale valuta dat ongeveer gelijk is aan 750 000 000 EUR, heeft behaald in het Boekjaar dat onmiddellijk voorafgaat aan het Te Rapporteren Boekjaar, zoals weergegeven in de Geconsolideerde Jaarrekening van dat voorafgaande Boekjaar.

5. "Groepsentiteit": een van de volgende entiteiten:

a) een apart bedrijfsonderdeel van een MNO-groep dat is opgenomen in de Geconsolideerde Jaarrekening van de MNO-groep voor de financiële verslaggeving, of dat daarin zou worden opgenomen indien aandelenbelangen in dat bedrijfsonderdeel van de MNO-groep op een openbare effectenbeurs worden verhandeld;

b) een dergelijk bedrijfsonderdeel dat enkel op grond van omvang of materieel belang niet is opgenomen in de Geconsolideerde Jaarrekening van de MNO-groep;

c) een vaste inrichting van een apart bedrijfsonderdeel van de MNO-groep als bedoeld onder a) of b), indien dat bedrijfsonderdeel voor de vaste inrichting een afzonderlijke jaarrekening opmaakt met het oog op de financiële verslaggeving, het naleven van regelgeving, het voldoen aan fiscale verplichtingen of de interne beheerscontrole.

6. "Rapporterende Entiteit": de Groepsentiteit die, in de jurisdictie waarvan zij fiscaal inwoner is, namens de MNO-groep een landenrapport moet indienen dat voldoet aan de voorwaarden van artikel 8 bis bis, lid 3. De Rapporterende Entiteit kan de Uiteindelijkemoederentiteit, de Surrogaatmoederentiteit of een andere in deel II, punt 1, beschreven entiteit zijn.

7. "Uiteindelijkemoederentiteit": een Groepsentiteit van een MNO-groep die aan de volgende criteria voldoet:

a) die middellijk of onmiddellijk een belang bezit in een of meer andere Groepsentiteiten van die MNO-groep dat voldoende is om verplicht te zijn een Geconsolideerde Jaarrekening op te maken op grond van de boekhoudbeginselen die algemeen van toepassing zijn in de jurisdictie waar de entiteit haar fiscale woonplaats heeft, of om dit verplicht te zijn indien haar aandelenbelangen in de jurisdictie waar ze haar fiscale woonplaats heeft, worden verhandeld op een openbare effectenbeurs;

b) waarin geen andere Groepsentiteit van die MNO-groep middellijk of onmiddellijk een onder a) beschreven belang in de eerstgenoemde Groepsentiteit bezit .

8. "Surrogaatmoederentiteit": een Groepsentiteit van een MNO-groep die door die MNO-groep is aangewezen als enige plaatsvervanger voor de Uiteindelijkemoederentiteit om namens die MNO-groep het landenrapport in te dienen in de jurisdictie waarvan die Groepsentiteit fiscaal inwoner is, indien aan één of meer van de in deel II, punt 1, onder b), bedoelde voorwaarden wordt voldaan.

9. "Boekjaar": een jaarlijkse boekhoudperiode waarover de Uiteindelijkemoederentiteit van de MNO-groep haar jaarrekening opmaakt.

10. "Te Rapporteren Boekjaar": het Boekjaar waarvan de financiële en operationele resultaten worden weergegeven in het in artikel 8 bis bis, lid 3, bedoelde landenrapport.

11. "Overeenkomst tussen Bevoegde Autoriteiten": een overeenkomst tussen gemachtigde vertegenwoordigers van een EU-lidstaat en jurisdicties buiten de Unie die partijen zijn bij een Internationale Overeenkomst, en waarin wordt voorgeschreven dat tussen de betrokken jurisdicties automatisch landenrapporten worden uitgewisseld.

12. "Internationale Overeenkomst": het multilaterale Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken, een bilateraal of multilateraal belastingverdrag, of een verdrag inzake de uitwisseling van fiscale informatie waarbij de lidstaat partij is en uit hoofde waarvan de wettelijke bevoegdheid voortvloeit om fiscale informatie tussen jurisdicties uit te wisselen, met inbegrip van de automatische uitwisseling van dergelijke informatie.

13. "Geconsolideerde Jaarrekening": de jaarrekening van een MNO-groep waarin de activa, de passiva, de inkomsten, de uitgaven en de kasstromen van de Uiteindelijkemoederentiteit en van de Groepsentiteiten zijn weergegeven als die van één enkele economische entiteit.

14.    De term "Systematische Nalatigheid" is enkel van toepassing met betrekking tot jurisdicties buiten de Unie en houdt in dat een jurisdictie een in werking zijnde Overeenkomst tussen Bevoegde Autoriteiten met een lidstaat heeft, maar (om andere redenen dan die welke in overeenstemming zijn met de bepalingen van die Overeenkomst) de automatische uitwisseling heeft opgeschort, dan wel anderszins stelselmatig nalaat om aan een lidstaat automatisch de landenrapporten te verstrekken die zij in haar bezit heeft en die MNO-groepen betreffen met Groepsentiteiten in die lidstaat.

DEEL II

ALGEMENE RAPPORTAGEVOORSCHRIFTEN

1. Een Groepsentiteit die haar woonplaats in een lidstaat heeft en die niet de Uiteindelijkemoederentiteit van een MNO-groep is, dient een landenrapport in met betrekking tot het Te Rapporteren Boekjaar van de MNO-groep waarvan zij een Groepsentiteit is, als aan de volgende criteria is voldaan:

(a)de entiteit is fiscaal inwoner van een lidstaat;

(b)één van de volgende punten is van toepassing:

i.    de Uiteindelijkemoederentiteit van de MNO-groep is niet verplicht om in haar fiscale woonplaats een landenrapport in te dienen;

ii.    in de jurisdictie waarvan de Uiteindelijkemoederentiteit fiscaal inwoner is, geldt een lopende Internationale Overeenkomst waarbij de lidstaat partij is, maar is geen in werking zijnde Overeenkomst tussen Bevoegde Autoriteiten waarbij de lidstaat partij is op het in artikel 8 bis bis, lid 1, bedoelde tijdstip waarop het landenrapport voor het Te Rapporteren Boekjaar moet worden ingediend;

iii.    de lidstaat heeft de Groepsentiteit die fiscaal inwoner is van die lidstaat, in kennis gesteld van een Systematische Nalatigheid van de jurisdictie waarvan de Uiteindelijkemoederentiteit fiscaal inwoner is.

Als meer dan één Groepsentiteit van dezelfde MNO-groep fiscaal inwoner is van de Unie en één of meer van de voorwaarden in punt b) zijn vervuld, kan de MNO-groep één van die Groepsentiteiten aanwijzen om in overeenstemming met de vereisten in artikel 8 bis bis, lid 1, binnen de in artikel 8 bis bis, lid 1, vermelde termijn het landenrapport met betrekking tot een Te Rapporteren Boekjaar in te dienen en om de lidstaat ervan in kennis te stellen dat zij daarmee beoogt te voldoen aan de documentatieverplichting van alle Groepsentiteiten van die MNO-groep die fiscaal inwoner van de Unie zijn. Overeenkomstig artikel 8 bis bis, lid 2, bezorgt die lidstaat het ontvangen landenrapport aan alle andere lidstaten waar, blijkens de informatie in het landenrapport, één of meer Groepsentiteiten van de MNO-groep van de Rapporterende Entiteit fiscaal inwoner zijn of aan belasting onderworpen zijn met betrekking tot de activiteiten die met behulp van een vaste inrichting worden uitgeoefend.

2. In afwijking van punt 1, indien is voldaan aan één of meer van de in punt 1, onder b), beschreven voorwaarden, hoeft een in punt 1 bedoelde entiteit geen landenrapport met betrekking tot een Te Rapporteren Boekjaar in te dienen als de MNO-groep waarvan zij een Groepsentiteit is, een landenrapport met betrekking tot dat boekjaar overeenkomstig artikel 8 bis bis, lid 3, ter beschikking heeft gesteld via een Surrogaatmoederentiteit die dat landenrapport uiterlijk op de in artikel 8 bis bis, lid 1, vermelde datum heeft ingediend bij de belastingdienst van de jurisdictie waarvan zij fiscaal inwoner is. Als de Surrogaatmoederentiteit fiscaal inwoner is van een jurisdictie buiten de Unie, moet bovendien aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:

a)    in de jurisdictie waarvan de Surrogaatmoederentiteit fiscaal inwoner is, moet een landenrapport worden ingediend conform de vereisten in artikel 8 bis bis, lid 3;

b)    in de jurisdictie waarvan de Surrogaatmoederentiteit fiscaal inwoner is, is een in werking zijnde Overeenkomst tussen Bevoegde Autoriteiten waarbij de lidstaat partij is op het in artikel 8 bis bis, lid 1, bedoelde tijdstip waarop het landenrapport voor het Te Rapporteren Boekjaar moet worden ingediend;

c)    de jurisdictie waarvan de Surrogaatmoederentiteit fiscaal inwoner is, heeft de lidstaat niet in kennis gesteld van een Systematische Nalatigheid;

d)    de jurisdictie waarvan de Surrogaatmoederentiteit fiscaal inwoner is, is overeenkomstig punt 3 door de Groepsentiteit die fiscaal inwoner van die jurisdictie is, in kennis gesteld van het feit dat zij de Surrogaatmoederentiteit is;

e)    overeenkomstig punt 4 is een kennisgeving aan de lidstaat verstrekt.

3. Een lidstaat verzoekt alle Groepsentiteiten van een MNO-groep die fiscaal inwoner van die lidstaat zijn, om hem ervan in kennis te stellen of zij de Uiteindelijkemoederentiteit, de Surrogaatmoederentiteit of de in punt 1 bedoelde Groepsentiteit zijn, en dit uiterlijk op de laatste dag van het Te Rapporteren Boekjaar van die MNO-groep.

4. Indien een Groepsentiteit van een MNO-groep die fiscaal inwoner van een lidstaat is, niet de Uiteindelijkemoederentiteit of de Surrogaatmoederentiteit, noch de in punt 1 bedoelde Groepsentiteit is, verzoekt de lidstaat die Groepsentiteit om hem in kennis te stellen van de identiteit en de fiscale woonplaats van de Rapporterende Entiteit, en dit uiterlijk op de laatste dag van het Te Rapporteren Boekjaar van die MNO-groep.

5. In het landenrapport is de valuta van de in het rapport opgegeven bedragen vermeld.



DEEL III

Landenrapport

A. Model landenrapport

Tabel 1. Overzicht van verdeling van inkomsten, belastingen en bedrijfsactiviteiten naar belastingjurisdictie

Naam van de MNO-groep:
Betreffende Boekjaar:
Gebruikte valuta:

Belastingjurisdictie

Inkomsten

Winst (verlies)

vóór winstbelasting

Betaalde winstbelasting (op kasbasis)

Toerekenbare winstbelasting - lopend Boekjaar

Gestort kapitaal

Gecumuleerde winst

Aantal personeelsleden

Materiële activa andere dan geldmiddelen en kasequivalenten

Niet-gelieerde partij

Gelieerde partij

Totaal



Tabel 2. Lijst van alle Groepsentiteiten van de MNO-groep die vallen onder iedere totalisatie per belastingjurisdictie

Naam van de MNO-groep:
Betreffende Boekjaar:

Belastingjurisdictie

Groepsentiteiten met fiscale woonplaats in de betreffende belastingjurisdictie

Indien afwijkend van fiscale woonplaats, de belastingjurisdictie op grond van wiens recht de groepsentiteit is ingericht of opgericht

Belangrijkste bedrijfsactiviteit(en)

Onderzoek en ontwikkeling

Houden of beheren van intellectuele eigendom

Inkoop of afname

Fabricage of productie

Verkoop, marketing of distributie

Diensten op het gebied van administratie, beheer of ondersteuning

Dienstverlening aan niet-gelieerde partijen

Interne groepsfinanciering

Gereguleerde financiële diensten

Verzekering

Houden van aandelen of andere eigenvermogensinstrumenten

Slapend

Anderszins1

1.

2.

3.

1.

2.

3.

Tabel 3. Aanvullende informatie



Naam van de MNO-groep:

Betreffende Boekjaar:

Gelieve hier alle verdere korte informatie of uitleg te geven die u noodzakelijk acht of die de verplichte informatie in het landenrapport helpt te doen begrijpen.

B. Algemene instructies voor het invullen van het landenrapport

1. Doel

Het model wordt gebruikt voor de rapportage van de verdeling van de inkomsten, belastingen en bedrijfsactiviteiten van een groep van multinationale ondernemingen (MNO's) per belastingjurisdictie.

2. Behandeling van bijkantoren en vaste inrichtingen

De gegevens van de vaste inrichting worden gerapporteerd door verwijzing naar de belastingjurisdictie waar de vaste inrichting is gelegen en niet door verwijzing naar de belastingjurisdictie die de fiscale woonplaats is van het bedrijfsonderdeel waarvan de vaste inrichting deel uitmaakt. In de rapportage betreffende de belastingjurisdictie van de woonplaats over het bedrijfsonderdeel waarvan de vaste inrichting deel uitmaakt, worden financiële gegevens die gerelateerd zijn aan de vaste inrichting, uitgesloten.

3. Periode waarop het model voor het landenrapport betrekking heeft

Het model heeft betrekking op het Boekjaar van de Rapporterende MNO. Voor Groepsentiteiten wordt in het model, naar goeddunken van de Rapporterende MNO, op consistente basis de volgende informatie weergeven:

a) informatie over het Boekjaar van de relevante Groepsentiteiten dat eindigt op dezelfde datum als het Boekjaar van de Rapporterende MNO, of dat eindigt binnen de twaalfmaandsperiode die aan die datum voorafgaat; of

b) informatie over alle relevante Groepsentiteiten waarover gerapporteerd wordt voor het Boekjaar van de Rapporterende MNO.

4. Gegevensbronnen

De Rapporterende MNO maakt bij het invullen van het model ieder jaar op consistente wijze van dezelfde gegevensbronnen gebruik. De Rapporterende MNO kan ervoor kiezen om gegevens te gebruiken uit haar consolidatierapportagepakketten, uit wettelijk voorgeschreven jaarrekeningen van afzonderlijke entiteiten, gereguleerde jaarrekeningen of financiële gegevens van het interne management. Het is niet noodzakelijk de rapportage op het gebied van inkomsten, winst en belasting in het model in overeenstemming te brengen met de Geconsolideerde Jaarrekening. Indien wettelijk voorgeschreven jaarrekeningen als de basis voor de rapportage worden gebruikt, worden alle bedragen omgezet in de aangegeven functionele valuta van de Rapporterende MNO tegen de gemiddelde wisselkoers over het jaar dat aangegeven wordt in het onderdeel "Aanvullende informatie" van het model. Er hoeven echter geen aanpassingen te worden gemaakt voor verschillen in boekhoudbeginselen tussen de belastingjurisdicties.

De Rapporterende MNO geeft in het onderdeel "Aanvullende informatie" van het model een korte beschrijving van de gegevensbronnen die bij het invullen van het model worden gebruikt. Indien er een verandering wordt aangebracht in de gegevensbronnen die jaarlijks worden gebruikt, zet de Rapporterende MNO in het onderdeel "Aanvullende informatie" van het model de redenen uiteen voor de verandering en de gevolgen daarvan.

C. Specifieke instructies voor het invullen van het landenrapport

1. Overzicht van verdeling van inkomsten, belastingen en bedrijfsactiviteiten naar belastingjurisdictie (tabel 1)

1.1. Belastingjurisdictie

In de eerste kolom van het model somt de Rapporterende MNO alle belastingjurisdicties op waarvan Groepsentiteiten van de MNO-groep fiscaal inwoner zijn. Een belastingjurisdictie wordt gedefinieerd als een jurisdictie van een staat of een niet-staat die fiscale autonomie heeft. Er wordt een afzonderlijke regel toegevoegd voor alle Groepsentiteiten van de MNO-groep die volgens de Rapporterende MNO geen fiscaal inwoner van een belastingjurisdictie zijn. Ingeval een Groepsentiteit fiscaal inwoner is van meer dan één belastingjurisdictie, worden de van toepassing zijnde beslissingsregels (tiebreaker) van een belastingverdrag toegepast om de fiscale woonplaats te bepalen. Waar geen sprake is van een toepasselijk belastingverdrag, wordt over de Groepsentiteit gerapporteerd in de belastingjurisdictie waar de Groepsentiteit haar plaats van werkelijke leiding heeft. De plaats van werkelijke leiding wordt vastgesteld conform internationaal overeengekomen normen.

1.2. Inkomsten

In de drie kolommen van het model onder het kopje "Inkomsten" wordt door de Rapporterende MNO de volgende informatie opgenomen:

a) de som van de uit transacties met verbonden ondernemingen gegenereerde inkomsten van alle Groepsentiteiten van de MNO-groep in de desbetreffende belastingjurisdictie;

b) de som van de uit transacties met onafhankelijke partijen gegenereerde inkomsten van alle Groepsentiteiten van de MNO-groep in de desbetreffende belastingjurisdictie;

c) het totaal van a) en b).

Inkomsten omvatten inkomsten uit de verkoop van voorraad en onroerend goed, diensten, royaltyrechten, rente, premies en andere bedragen. Van inkomsten zijn uitgesloten de van andere Groepsentiteiten ontvangen betalingen die behandeld worden als dividenden in de belastingjurisdictie van de betaler.

1.3. Winst (verlies) vóór winstbelasting

In de vijfde kolom van het model geeft de Rapporterende MNO de som op van de winst (het verlies) vóór winstbelasting voor alle Groepsentiteiten die fiscaal inwoner zijn van de desbetreffende belastingjurisdictie. De winst (het verlies) vóór winstbelasting omvat alle buitengewone inkomsten- en uitgavenposten.

1.4. Betaalde winstbelasting (op kasbasis)

In de zesde kolom van het model geeft de Rapporterende MNO het totale bedrag op van feitelijk door alle Groepsentiteiten die fiscaal inwoner zijn van de desbetreffende belastingjurisdictie betaalde winstbelasting gedurende het betreffende Boekjaar. Betaalde belastingen omvatten contante door de Groepsentiteit aan de belastingjurisdictie van de fiscale woonplaats en aan alle andere belastingjurisdicties betaalde belastingen. Betaalde belastingen omvatten bronbelastingen die door andere entiteiten (verbonden ondernemingen en onafhankelijke ondernemingen) met betrekking tot betalingen aan de Groepsentiteit betaald zijn. Als onderneming A, die fiscaal inwoner is van belastingjurisdictie A, rente ontvangt uit belastingjurisdictie B, moet de in belastingjurisdictie B ingehouden belasting dus door onderneming A worden gerapporteerd.

1.5. Toerekenbare winstbelasting (lopend Boekjaar)

In de zevende kolom van het model wordt door de Rapporterende MNO de som opgegeven van de toerekenbare belastinglasten van het lopende jaar die geboekt zijn op belastbare winsten of verliezen van het te rapporteren jaar, van alle Groepsentiteiten die fiscaal inwoner zijn van de desbetreffende belastingjurisdictie. De belastinglasten van het lopende jaar geven slechts bedrijfsactiviteiten in het lopende jaar weer en omvatten geen uitgestelde belastingen of voorzieningen voor onzekere belastingverplichtingen.

1.6. Gestort kapitaal

In de achtste kolom van het model wordt door de Rapporterende MNO de som opgegeven van het gestort kapitaal van alle Groepsentiteiten die fiscaal inwoner zijn van de desbetreffende belastingjurisdictie. Met betrekking tot vaste inrichtingen wordt het gestort kapitaal gerapporteerd door de rechtspersoon waartoe de vaste inrichting behoort, tenzij er voor regelgevende doeleinden sprake is van een vastgesteld vermogensvereiste in de belastingjurisdictie van de vaste inrichting.

1.7. Gecumuleerde winst

In de negende kolom van het model wordt door de Rapporterende MNO de som opgegeven van de totale gecumuleerde winst van alle Groepsentiteiten die per einde van het jaar fiscaal inwoner zijn van de desbetreffende belastingjurisdictie. Met betrekking tot vaste inrichtingen wordt de gecumuleerde winst gerapporteerd door de rechtspersoon waartoe de vaste inrichting behoort.

1.8. Aantal personeelsleden

In de tiende kolom van het model wordt door de Rapporterende MNO het totale aantal personeelsleden op voltijdbasis (FTE) opgegeven van alle Groepsentiteiten die fiscaal inwoner zijn van de desbetreffende belastingjurisdictie. Het aantal personeelsleden kan worden gerapporteerd naar de situatie aan het einde van het jaar, op basis van gemiddelde dienstverbandniveaus over het jaar, of op een andere basis die van jaar tot jaar en in de verschillende belastingjurisdicties consistent wordt toegepast. Hiertoe kunnen onafhankelijke contractanten die deelnemen aan de gewone bedrijfsactiviteiten van de Groepsentiteit, worden gerapporteerd als personeelsleden. Een redelijke afronding of benadering van het aantal personeelsleden is toelaatbaar, op voorwaarde dat een dergelijke afronding of benadering de relatieve verdeling van de personeelsleden over de verschillende belastingjurisdicties niet wezenlijk vertekent. De benadering moet van jaar tot jaar en met betrekking tot alle entiteiten consistent zijn.

1.9. Materiële activa andere dan geldmiddelen en kasequivalenten

In de elfde kolom van het model wordt door de Rapporterende MNO de som opgegeven van de nettoboekwaarden van de materiële activa van alle Groepsentiteiten die fiscaal inwoner zijn van de desbetreffende belastingjurisdictie. Met betrekking tot vaste inrichtingen worden activa opgegeven onder verwijzing naar de belastingjurisdictie waar de vaste inrichting is gelegen. Materiële activa omvatten dan ook geen geldmiddelen of kasequivalenten, immateriële of financiële activa.

2. Lijst van alle Groepsentiteiten van de MNO-groep die vallen onder iedere totalisatie per belastingjurisdictie (tabel 2)

2.1. Groepsentiteiten met fiscale woonplaats in de betreffende belastingjurisdictie

De Rapporterende MNO noteert per belastingjurisdictie en via de naam van de rechtspersoon alle Groepsentiteiten van de MNO-groep die fiscaal inwoner zijn van de desbetreffende belastingjurisdictie. Zoals vermeld in punt 2 van de algemene instructies met betrekking tot vaste inrichtingen, wordt een vaste inrichting echter genoteerd onder verwijzing naar de belastingjurisdictie waar deze gelegen is. De rechtspersoon waartoe de vaste inrichting behoort, wordt eveneens vermeld.

2.2. Indien afwijkend van fiscale woonplaats, de belastingjurisdictie op grond van wiens recht de groepsentiteit is ingericht of opgericht

De Rapporterende MNO vermeldt de naam van de belastingjurisdictie krachtens de wetgeving waarnaar de Groepsentiteit van de MNO-groep is ingericht of opgericht, indien deze verschilt van de belastingjurisdictie van de woonplaats.

2.3. Belangrijkste bedrijfsactiviteit(en)

De Rapporterende MNO bepaalt de aard van de belangrijkste bedrijfsactiviteit(en) die wordt (worden) uitgevoerd door de Groepsentiteit in de desbetreffende belastingjurisdictie, door één of meer van de toepasselijke vakjes aan te kruisen."

Top