EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62010CN0204

Zaak C-204/10 P: Hogere voorziening ingesteld op 28 april 2010 door Enercon GmbH tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 3 februari 2010 in zaak T-472/07, Enercon GmbH/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

PB C 179 van 3.7.2010, p. 21–22 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

3.7.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 179/21


Hogere voorziening ingesteld op 28 april 2010 door Enercon GmbH tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer) van 3 februari 2010 in zaak T-472/07, Enercon GmbH/Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen)

(Zaak C-204/10 P)

(2010/C 179/36)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Enercon GmbH (vertegenwoordigers: J. Mellor, Barrister, R. Böhm, advocaat)

Andere partijen in de procedure: Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen), Hasbro Inc.

Conclusies

Rekwirante verzoekt het Hof:

de hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht toe te wijzen en het arrest van het Gerecht te vernietigen, alsmede de beslissing van de vierde kamer van beroep en, in voorkomend geval, de beslissing van de oppositieafdeling te vernietigen;

(in voorkomend geval) de zaak voor herziening van de gronden op basis waarvan oppositie is ingesteld, terug te wijzen naar het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt;

interveniënte en het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt te verwijzen in de kosten van rekwirante betreffende deze hogere voorziening.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirante stelt dat het Gerecht de onjuiste opvattingen in de beslissing van de kamer van beroep, die was gebaseerd op de onrechtmatige beslissing van de oppositieafdeling, niet heeft onderkend. Met name heeft het Gerecht totaal niet onderkend (a) dat het arrest in de zaak Medion (1) betrekking had op een uitzonderlijke situatie waarin de doorgaans geldende regel dat de gemiddelde consument een merk normaliter waarneemt op basis van de totaalindruk ervan, niet opgaat, maar (b) dat deze zaak niet was gekenmerkt door omstandigheden die een dergelijke uitzonderlijke benadering kunnen rechtvaardigen. Geen enkel bestanddeel van het oudere merk in deze zaak had een „zelfstandige kenmerkende plaats”.

Bovendien stelt rekwirante dat, doordat een beginsel zoals dat in het arrest Medion onjuist is toegepast in het vroegere stadium van de beoordeling van overeenstemming, het gevaar voor verwarring niet, zoals het hoort, globaal is beoordeeld.


(1)  PB C 106, blz. 31.


Top