EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52005DC0358

Verslag van de Commissie aan de Raad betreffende de toepassing van bijlage X bij het statuut (Verordening nr. 3019/1987 van de Raad van 5 oktober 1987) - 2004

/* COM/2005/0358 def. */

52005DC0358

Verslag van de Commissie aan de Raad betreffende de toepassing van bijlage X bij het statuut (Verordening nr. 3019/1987 van de Raad van 5 oktober 1987) - 2004 /* COM/2005/0358 def. */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 2.8.2005

COM(2005)358 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD

betreffende de toepassing van bijlage X bij het statuut(Verordening nr. 3019/1987 van de Raad van 5 oktober 1987)2004

INHOUD

In artikel 101bis van het statuut is bepaald dat bijlage X, onverminderd de overige bepalingen van het statuut, de bijzondere afwijkende bepalingen bevat voor de ambtenaren die zijn tewerkgesteld in een derde land.

Artikel 14 van bijlage X van het statuut luidt als volgt: “De Commissie dient jaarlijks bij de Raad een verslag in over de toepassing van deze bijlage en met name over de vaststelling van het percentage van de toelage wegens bijzondere levensomstandigheden overeenkomstig artikel 10”.

Sinds 1 januari 1988 heeft de Commissie veertien verslagen opgesteld. Deze hebben betrekking op de volgende periodes: oktober 1987-december 1988, 1989, 1990-1991, 1992, 1993, 1994, 1995, 1996, 1997-1998, 1999, 2000, 2001, 2002 en 2003.

HOOFDSTUK 1: ALGEMENE BEPALINGEN

ARTIKEL 1: AANWERVING

Op 31 december 2004 waren 1008 ambtenaren/tijdelijke functionarissen werkzaam in de delegaties[1] (op 31 december 2003 bedroeg dit aantal 951).

In de loop van 2004 vonden de volgende mutaties plaats:

- een stijging met:

- 117 posten in het kader van de vierde deconcentratiefase;

- 2 tijdelijke A-posten ter versterking van de delegatie (India, Kenia);

- een daling met:

- 60 posten in verband met de uitbreiding;

- 2 posten in verband met vroegtijdige pensionering.

Op 31 december 2004 waren 896 van deze posten bij de delegaties bezet. De 112 vacante posten vormden 11,11% van het personeelsbestand, tegen 12,41% (118 posten) in 2003.

In 2004 hebben veel externe wervingen plaatsgevonden of zijn in gang gezet: 33 mensen die geslaagd zijn voor een vergelijkend onderzoek, 1 interinstitutionele overplaatsing vanuit het Europees Parlement en 5 tijdelijke functionarissen Op 31 december 2004 waren vier procedures voor de aanwerving van nog eens vier tijdelijke functionarissen gaande.

Artikel 2: Mobiliteit

Rouleringssysteem

In 2004 stonden 196 ambtenaren op de rouleringslijst (was 140 in 2003); dit leidde tot:

- 60 ambtenaren werden overgeplaatst van de ene delegatie naar de andere (40 in 2003);

- 89 ambtenaren werden overgeplaatst van een delegatie naar Brussel/Luxemburg (65 in 2003);

- 15 ambtenaren hebben de dienst beëindigd (7 in 2003);

- 32 ambtenaren werden op hun standplaats gehandhaafd (28 in 2003).

Het beginsel van afwisselend werkzaam zijn bij een delegatie en in Brussel/Luxemburg leidde tot:

- 89 ambtenaren werden overgeplaatst van een delegatie naar Brussel/Luxemburg (65 in 2003);

- 94 ambtenaren werden overgeplaatst van Brussel/Luxemburg naar een delegatie (63 in 2003).

In totaal vonden in 2004 dus 258 overplaatsingen plaats in het kader van het rouleringssysteem (tegen 175 in 2003).

Herindeling

Er zijn twee posten heringedeeld:

- 1 A-post is verplaatst van Ivoorkust naar Liberia;

- 1 “floater”post op B-niveau (ambtenaar werkzaam in Brussel/Luxemburg, die ingezet wordt bij delegaties in moeilijkheden) is omgezet in een post “hoofd administratie” (Saudi-Arabië).

Artikel 3: Bijscholing

In 2004 hadden de besluiten inzake bijscholing betrekking op 57 ambtenaren van de buitenlandse dienst die opnieuw in Brussel/Luxemburg werden tewerkgesteld bij een van de directoraten-generaal van de Relex-familie in het kader van het rouleringsbeleid.

HOOFDSTUK 2: VERPLICHTINGEN

ARTIKEL 4: UITOEFENING VAN DE FUNCTIE IN DE PLAATS VAN TEWERKSTELLING

Dit artikel behoeft geen commentaar.

ARTIKEL 5: HUISVESTING

Eind 2004 heeft DG Buitenlandse betrekkingen de werkzaamheden op het gebied van de huisvestingsnormen in derde landen afgerond. Voor alle delegaties (met uitzondering van Cuba) zijn nu huisvestingsnormen voor het gastland opgesteld. Tegelijkertijd is de administratieve verantwoordelijkheid hiervoor overgedragen aan de delegaties.

HOOFDSTUK 3: ARBEIDSVOORWAARDEN

ARTIKEL 6, 7 EN 9: JAARLIJKS VAKANTIEVERLOF

De ambtenaren die in derde landen zijn gedetacheerd, blijven zich inspannen om hun rechten te gebruiken en zo min mogelijk een te groot aantal dagen over te dragen, daarmee de in Brussel/Luxemburg geldende aanbevelingen volgend. In verband met het deconcentratieproces en de administratieve decentralisatie werd weliswaar meer personeel ingezet, maar op korte termijn nam de werkdruk toe, waardoor de ambtenaren enigszins belemmerd werden in het opnemen van het gewenste aantal vakantiedagen.

Uit onderstaande tabel blijkt dat voor 815 ambtenaren het aantal overdrachten van meer dan 14 dagen procentueel gezien gestegen is ten opzichte van het jaar ervoor (47,12% tegen 43,56%), evenals het aantal overdrachten van 36 tot 50 dagen (5,89% tegen 4,95). Het aantal overdrachten van 50 tot 70 dagen nam eveneens toe: 1,41% in 2003 tegen 3,44% in 2004.

Overzicht van de overdracht van jaarlijks vakantieverlof |

Aantal ambtenaren | Overdracht 2002/2003 | Overdracht 2003/2004 |

Minder dan 14 dagen | 399 | 431 |

56,44% | 52,88% |

Meer dan 14 dagen | 308 | 384 |

43,56% | 47,12% |

14-35 dagen | 253 | 298 |

35,79% | 36,56% |

36-49 dagen | 35 | 48 |

4,95% | 5,89% |

50-70 dagen | 10 | 28 |

1,41% | 3,44% |

Meer dan 70 dagen | 10 | 10 |

1,41% | 1,23% |

Totaal aantal ambtenaren | 707 | 815 |

ARTIKEL 8 EN ARTIKEL 9, LID 2: ONTSPANNINGSVERLOF

De Commissie heeft in het kader van haar jaarlijkse werkzaamheden op 25 maart 2004 besloten voor 2004 bij wijze van uitzondering ontspanningsverlof te verlenen voor de standplaatsen waar de levensomstandigheden “bijzonder zwaar” werden geacht. Zij heeft zich daarvoor gebaseerd op de parameters die worden gebruikt voor de jaarlijkse vaststelling van de toelage wegens bijzondere levensomstandigheden.

Door een strikte toepassing van de voorwaarden van artikel 8 van bijlage X bedroeg het aantal standplaatsen waarvoor in 2003 ontspanningsverlof werd toegekend 30 (was 24 in 2003) (zie bijlage I). Voor plaatsen waar een crisissituatie heerst, wordt het recht toegekend naar rato van de effectieve duur van de crisis.

HOOFDSTUK 4: FINANCIËLE BEPALINGEN EN SOCIALE BEPALINGEN

AFDELING 1: FINANCIËLE BEPALINGEN EN GEZINSTOELAGEN

ARTIKEL 10, LID 1: TOELAGE WEGENS BIJZONDERE LEVENSOMSTANDIGHEDEN

De Commissie heeft op 12 februari 2004 de percentages van de toelage wegens bijzondere levensomstandigheden (TBL) voor het jaar 2004 vastgesteld (zie de tabel in bijlage II):

- 1 stijging (van 10 naar 15%): Argentinië;

- 1 stijging (van 25 naar 35%): Ivoorkust;

- 7 nieuwe landen: Armenië (35%), El Salvador (25%), Honduras (25%), Kirgizië (35%), Nieuw-Zeeland (10%), Tadzjikistan (35%), Jemen (35%).

Sinds de inwerkingtreding van het gewijzigde statuut op 1 mei 2004, wordt de TBL vastgesteld op de volgende percentages: 10, 15, 20, 25, 30, 35 of 40%. De automatische toepassing van de nieuwe percentages op grond van het gewijzigde artikel 10 leidde tot een aanpassing van de TBL-percentages voor het jaar 2004, met ingang van 1 mei 2004 (zie de tabel in bijlage III):

- 9 stijgingen (van 25 naar 30%): Kaapverdië, Ethiopië, India, Laos, Mozambique, Sri Lanka, Tanzania, Vietnam en Zambia;

- 9 dalingen (van 35 naar 30%): Albanië, Burkina Faso, Cambodja, Djibouti, Guyana, Haïti, Indonesië, Mali en Pakistan;

- 8 stijgingen (van 35 naar 40%): Afghanistan, Bangladesh, Centraal-Afrikaanse Republiek, Liberia, Papoea-Nieuw-Guinea, Sierra Leone, Sudan en Tsjaad.

Halverwege het jaar heeft ook een herziening plaatsgevonden (besluit van het tot aanstelling bevoegde gezag), met ingang van 1 juli 2004, voor de volgende landen:

- 1 stijging (van 15 naar 20%): Maleisië;

- 2 stijgingen (van 20 naar 25%): Saudi-Arabië en Bolivia;

- 1 stijging (van 25 naar 30%): Nepal;

- 2 stijgingen (van 30 naar 35%): Guyana en Haïti.

ARTIKEL 10, LID 2: AANVULLENDE TOELAGE

In 2004 werd op basis van besluiten van de Commissie en het tot aanstelling bevoegde gezag een aanvullende toelage uitbetaald aan ambtenaren op de volgende standplaatsen:

Delegatie | Periode | Vergoeding (%) | Aantal betrokken ambtenaren |

Haïti (Port-au-Prince) | 24.2.2004 Van 25.2.2004 tot 17.3.2004 Van 18.3.2004 tot 22.3.2004 | 5 10 5 | 3 |

Saudi-Arabië (Riyad) | Vanaf 16.7.2004 | 5 | 1 |

Ivoorkust (Abidjan) | 7.11.2004 Vanaf 8.11.2004 | 5 10 | 8 |

ARTIKEL 11 EN 12: WIJZE VAN BETALING VAN DE BEZOLDIGING

In 2004 bedroegen de percentages wat betreft de munt waarin de bezoldiging aan de ambtenaren werd uitbetaald, als volgt:

- 76% koos ervoor om zijn salaris in euro’s te laten uitbetalen, overeenkomstig artikel 11 van bijlage X van het statuut;

- 21% verzocht om uitbetaling van een gedeelte van de bezoldiging in plaatselijke valuta. Van hen verzocht 32% om uitbetaling van het maximum dat is vastgesteld in de interne richtlijnen betreffende artikel 12 van bijlage X (80%) en de resterende ambtenaren kozen voor percentages die schommelen tussen 15% en 64%;

- 3% verzocht, op basis van de vereiste bewijsstukken, om uitbetaling van een gedeelte van de bezoldiging in een andere munteenheid dan die van de standplaats, overeenkomstig artikel 12, tweede alinea, van bijlage X van het statuut (Angola, Georgië, Kazachstan, Democratische Republiek Congo en Oekraïne).

ARTIKEL 13: AANPASSINGSCOËFFICIËNTEN

De Raad heeft op 5 oktober 2004 Verordening (EG, Euratom) nr. 1785/2004 vastgesteld houdende vaststelling van de aanpassingscoëfficiënten die met ingang van 1 februari 2005 van toepassing zijn[2] en op 4 februari 2005 Verordening (EG, Euratom) nr. 257/2005 houdende vaststelling van de aanpassingscoëfficiënten die met ingang van 1 juli 2004 van toepassing zijn[3] op de bezoldigingen van de ambtenaren, arbeidscontractanten en tijdelijke functionarissen van de Europese Gemeenschappen die in derde landen tewerkgesteld zijn.

Daarnaast heeft de Commissie op 4 juni 2004 het besluit goedgekeurd tot wijziging van de zogeheten tussentijdse aanpassingscoëfficiënten die met ingang van 1 augustus, 1 september, 1 oktober, 1 november en 1 december 2003 van toepassing zijn[4] en op 22 december het besluit tot wijziging van de aanpassingscoëfficiënten die met ingang van 1 februari, 1 maart, 1 april, 1 mei en 1 juni 2004 van toepassing zijn[5] op de bezoldigingen van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen die in derde landen tewerkgesteld zijn.

In 2004 bereikten DG Relex en Eurostat overeenstemming over een procedure waarbij aan de ene kant de aanpassingscoëfficiënten voor landen waar de kosten van levensonderhoud relatief hoog zijn voortdurend in de gaten zullen worden gehouden (waardoor minder vaak (duurdere) geografische vergelijkingen hoeven te worden uitgevoerd) en aan de andere kant een beroep gedaan zal worden op betrouwbare alternatieve bronnen (bijvoorbeeld de VN) voor de aanpassing van de coëfficiënten voor landen waar de kosten van levensonderhoud structureel lager zijn dan in Brussel (waardoor op termijn besparingen mogelijk zijn).

Als gevolg van dit akkoord werd de jaarlijkse begroting voor de periode 2005-2009 op hetzelfde niveau vastgesteld als aan het begin van de toepassing van bijlage X.

ARTIKEL 15: SCHOOLTOELAGEN

In totaal werd in 2003/2004 2.474.791,35 euro aan schooltoelagen uitbetaald. Het in het verslag over 2003 vermelde bedrag moet gecorrigeerd worden; dat bedroeg 2.558.938,95 euro in plaats van 4.371.421,80.

Het systeem van de toekenning van voorschotten op de schooltoelagen voor ambtenaren die bijzonder hoge schoolkosten moeten betalen, is gehandhaafd. Alle voorschotten die in het schooljaar 2003/2004 zijn toegekend, zijn binnen de daarvoor gestelde termijnen geregulariseerd.

De algemene toename van de schoolkosten heeft de Commissie ertoe bewogen overschrijdingen van de maxima in bepaalde standplaatsen (met name Japan, Washington en New York) toe te staan.

Dit echter slechts bij wijze van uitzondering en uitsluitend voor kinderen die in de standplaats een opleiding volgen aan een internationale school die opleidt voor Europese of internationale middelbare-schooldiploma’s, om de continuïteit van het niveau van de schoolopleiding te waarborgen. Op grond van dit principe kregen ook zes ambtenaren die bijscholing volgden en op wie bijlage X van toepassing is, toestemming om in het schooljaar 2003/2004 het maximum te overschrijden. In het kader van de overschrijdingen van de maxima voor het schooljaar 2003/2004 werd in totaal 271.110,40 euro betaald.

ARTIKEL 16: INRICHTINGSVERGOEDINGEN EN INRICHTINGSVERGOEDINGEN BIJ BEËINDIGING VAN DE DIENST

In 2004 werd een bedrag van 2.440.382,86 euro betaald aan gewone inrichtingsvergoedingen (voor ambtenaren die van Brussel/Luxemburg naar een delegatie verhuizen of van de ene delegatie naar de andere) en inrichtingsvergoedingen voor ambtenaren die vanuit een delegatie de dienst definitief verlaten) (tegen 2.766.468,64 euro in 2003).

Hoewel het aantal personeelsmutaties in 2004 steeg, daalde dit bedrag, gedeeltelijk vanwege het feit dat er sinds de inwerkingtreding van de hervorming op 1 mei 2004 niet langer voorschotten op inrichtingsvergoedingen worden betaald.

Dit bedrag was als volgt verdeeld:

- Inrichtingsvergoedingen

- 1.862.217,30 euro voor betalingen in België en

- 165.501,41 euro voor betalingen in lokale valuta op de standplaats, met koopkrachtpariteit (rekening houdend met aanpassingscoëfficiënt en wisselkoers).

- Inrichtingsvergoedingen bij beëindiging van de dienst

- 105.536,64 euro voor betalingen in België en

- 310.127,51 euro voor betalingen in lokale valuta in het land van vestiging, met koopkrachtpariteit.

AFDELING 2: NADERE BEPALINGEN BETREFFENDE VERGOEDING VAN KOSTEN

ARTIKEL 17: VERGOEDING VAN DE KOSTEN VAN VERHUIZING VAN DE PERSOONLIJKE INBOEDEL EN VAN DE WERKELIJK GEMAAKTE INRICHTINGSKOSTEN AAN DE AMBTENAAR DIE NIET LANGER OP DEZELFDE PLAATS VAN TEWERKSTELLING DE BESCHIKKING HEEFT OVER EEN HEM DOOR DE INSTELLING BESCHIKBAAR GESTELDE GEMEUBILEERDE WONING

Dit artikel is in 2004 niet toegepast.

ARTIKEL 18: VOORLOPIGE HUISVESTING

In 2003 zijn 284[6] besluiten tot goedkeuring van voorlopige huisvesting genomen (187 in 1998, 163 in 1999, 195 in 2000, 184 in 2001, 318 in 2002 en 270 in 2003).

ARTIKEL 19: DIENSTAUTO/VERGOEDING PER KILOMETER

In afwachting van de goedkeuring van nieuwe normen voor het wagenpark zijn de uit 1996 daterende en in 1998 herziene regels voor het gebruik van voertuigen nog steeds van toepassing.

De kilometervergoeding is onveranderd (0,26 euro/km en 0,36 euro/km voor terreinwagens met vierwielaandrijving).

ARTIKEL 20: AAN HET ONTSPANNINGSVERLOF VERBONDEN REISKOSTEN

De aan het ontspanningsverlof verbonden reiskosten zijn vergoed op basis van de afstand tussen de plaats van tewerkstelling en de door de Commissie vastgestelde plaats van verlof. Indien het ontspanningsverlof op een andere plaats wordt doorgebracht, zijn de reiskosten vergoed tot ten hoogste bovenbedoeld bedrag. In 2004 werd daarvoor een bedrag van 659.644 euro uitgegeven.

ARTIKEL 21: VERGOEDING VAN DE KOSTEN VOOR HET VERVOER VAN PERSOONLIJKE BEZITTINGEN, VERHUISKOSTEN EN KOSTEN VOOR DE OPSLAG VAN DE INBOEDEL

In 2004 vonden 415 verhuizingen plaats (266 in 1998, 237 in 1999, 278 in 2000, 324 in 2001, 358 in 2002 en 331 in 2003) op basis van de regels voor de verhuizing van persoonlijke bezittingen die in 1997 werden herzien; deze herziening werd in 1998 van kracht.

ARTIKEL 23: VERGOEDING VAN DE HUUR INDIEN DE AMBTENAAR NIET BESCHIKT OVER EEN DOOR DE INSTELLING TE ZIJNER BESCHIKKING GESTELDE WONING

In 2004[7] werd in 31 gevallen artikel 23 toegepast (10 in 1999, 8 in 2000, 7 in 2001, 31 in 2002 en 40 in 2003).

AFDELING 3: SOCIALE ZEKERHEID

ARTIKEL 24, LID 3: REPATRIËRING OM MEDISCHE REDENEN IN DRINGENDE OF ZEER DRINGENDE GEVALLEN

In 2004 stond de Medische Dienst in 44 gevallen repatriëring toe, waarvan 40 om dringende medische redenen (het totale aantal repatriëringen bedroeg 68 doordat sommige personen bijzondere zorg nodig hadden en meerdere malen gerepatrieerd werden) en 4 om uiterst dringende medische redenen

In 2004 bedroeg de jaarlijkse premie voor SOS Air Ambulance 15.525 euro.

ARTIKEL 25: DEKKING BIJ ONGEVALLEN VAN TEN LASTE VAN DE AMBTENAREN KOMENDE PERSONEN

In 2004 werden vijf dossiers betreffende ongelukken geopend, in het kader van de dekking bij ongevallen van ten laste van de ambtenaren komende personen.

BIJLAGE I

VASTSTELLING VAN DE RECHTEN OP ONTSPANNINGSVERLOF (Artikel 8 van bijlage X) Datum van inwerkingtreding: 1 januari 2004

IN HET KADER VAN DE TOELAGE WEGENS BIJZONDERE LEVENSOMSTANDIGHEDEN |

Aantal dagen en termijnen | Standplaats | Plaats van verlof |

15 dagen | Afghanistan | Brussel (België) |

in maximaal 3 termijnen | Bangladesh | Phuket (Thailand) |

(TBL ≥ 12 punten) | Liberia | Dakar (Senegal) |

Papoea-Nieuw-Guinea | Darwin (Australië) |

Centraal-Afrikaanse Republiek | Libreville (Gabon) |

Sierra Leone | Dakar (Senegal) |

Sudan | Mombasa (Kenia) |

Tsjaad | Dakar (Senegal) |

10 dagen | Algerije | Casablanca (Marokko) |

in maximaal 2 termijnen | Angola | Windhoek (Namibië) |

(TBL = 11 punten) | Armenië | Wenen (Oostenrijk) |

Congo | Libreville (Gabon) |

Georgië | Wenen (Oostenrijk) |

Guinee | Dakar (Senegal) |

Mauritanië | Casablanca (Marokko) |

Niger | Libreville (Gabon) |

Democratische Republiek Congo | Libreville (Gabon) |

5 dagen | Burundi | Mombasa (Kenia) |

in maximaal 1 termijn | Kameroen | Libreville (Gabon) |

(TBL = 10 punten) | Ivoorkust* | Dakar (Senegal) |

Guinee-Bissau | Dakar (Senegal) |

Salomonseilanden | Brisbane (Australië) |

Kazachstan | Frankfurt (Duitsland) |

Kirgizië | Frankfurt (Duitsland) |

Nigeria | Libreville (Gabon) |

Rwanda | Mombasa (Kenia) |

Tadzjikistan | Frankfurt (Duitsland) |

Togo | Libreville (Gabon) |

Jemen | Dubai (Verenigde Arabische Emiraten) |

* Zie ook hieronder (aanvullend verlof toegekend vanwege de duur van de crisis in 2003). |

VANWEGE EEN CRISISSITUATIE IN 2004 |

Aantal dagen en termijnen | Standplaats | Plaats van verlof |

15 dagen in maximaal 3 termijnen | Colombia (TBL = 6 punten; crisis van 11 maanden in 2003) | Miami (Verenigde Staten) |

10 dagen in maximaal 2 termijnen | Ivoorkust* (TBL = 10 punten; crisis van 9,5 maand in 2003) | Dakar (Senegal) |

5 dagen in maximaal 1 termijn | niet van toepassing |

BIJLAGE II

LIJST VAN DE STANDPLAATSEN EN PERCENTAGES VAN DE TOELAGEN WEGENS BIJZONDERE LEVENSOMSTANDIGHEDEN (Artikel 10 van bijlage X) Datum van inwerkingtreding: 1 januari 2004

35% | 25% | 20% | 15% | 10% | Geen toelage |

Afghanistan | Benin | Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië | Zuid-Afrika | Australië | Canada × |

Albanië | Kaapverdië | Saudi-Arabië | Argentinië | Barbados | Cyprus |

Algerije | China | Bolivia | Botswana | Brazilië | Verenigde Staten (New York) |

Angola | Westelijke Jordaanoever en Gazastrook | Bosnië en Herzegovina | Chili | Kroatië | Verenigde Staten (Washington) |

Armenië | Colombia | Bulgarije | Costa Rica | Estland | Malta |

Bangladesh | Egypte | Zuid-Korea | Hongkong | Hongarije | Noorwegen |

Burkina Faso | El Salvador | Cuba | Jamaica | Letland | Zwitserland |

Burundi | Ecuador | Gabon | Japan (Tokio) | Litouwen |

Cambodja | Eritrea | Israël | Jordanië | Marokko |

Kameroen | Ethiopië | Lesotho | Libanon | Mauritius |

Congo | Gambia | Mexico | Maleisië | Namibië |

Ivoorkust | Ghana | Roemenië | Nieuw-Caledonië | Nieuw-Zeeland |

Djibouti | Guatemala | Servië en Montenegro | Paraguay | Polen |

Georgië | Honduras | Swaziland | Senegal | Dominicaanse Republiek |

Guinee | Fiji | Syrië | Singapore | Tsjechië |

Guinee-Bissau | India | Thailand | Taiwan | Slowakije |

Guyana | Japan (Naka) | Vanuatu | Turkije | Slovenië |

Haïti | Kenia | Zimbabwe | Trinidad en Tobago |

Salomonseilanden | Laos | Tunesië |

Indonesië | Madagaskar | Uruguay |

Kazachstan | Malawi |

Kirgizië | Mozambique |

Liberia | Nepal |

Mali | Nicaragua |

Mauritanië | Oeganda |

Niger | Peru |

Nigeria | Filippijnen |

Pakistan | Federatie |

Papoea-Nieuw-Guinea | Sri Lanka |

Centraal-Afrikaanse Republiek | Suriname |

Democratische Republiek Congo | Tanzania |

Rwanda | Oekraïne |

Sierra Leone | Venezuela |

Sudan | Vietnam |

Tadzjikistan | Zambia |

Tsjaad |

Togo |

Jemen |

BIJLAGE III

LIJST VAN DE STANDPLAATSEN EN PERCENTAGES VAN DE TOELAGEN WEGENS BIJZONDERE LEVENSOMSTANDIGHEDEN (Artikel 10 van bijlage X) Datum van inwerkingtreding: 1 mei 2004

40% | 35% | 30% | 25% | 20% | 15% | 10% | Geen toelage |

Afghanistan | Algerije | Albanië | Benin | Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië | Zuid-Afrika | Australië | Canada × |

Bangladesh | Angola | Burkina Faso | China | Saudi-Arabië | Argentinië | Barbados | Verenigde Staten (New York) |

Liberia | Armenië | Cambodja | Westelijke Jordaanoever en Gazastrook | Bolivia | Botswana | Brazilië | Verenigde Staten (Washington) |

Papoea-Nieuw-Guinea | Burundi | Kaapverdië | Colombia | Bosnië en Herzegovina | Chili | Kroatië | Noorwegen |

Centraal-Afrikaanse Republiek | Kameroen | Djibouti | Egypte | Bulgarije | Costa Rica | Jordanië | Zwitserland |

Sierra Leone | Congo | Ethiopië | El Salvador | Zuid-Korea | Hongkong | Marokko |

Sudan | Ivoorkust | Guyana | Ecuador | Cuba | Jamaica | Mauritius |

Tsjaad | Georgië | Haïti | Eritrea | Gabon | Japan (Tokio) | Namibië |

Guinee | India | Gambia | Israël | Libanon | Nieuw-Zeeland |

Guinee-Bissau | Indonesië | Ghana | Lesotho | Maleisië | Dominicaanse Republiek |

Salomonseilanden | Laos | Guatemala | Mexico | Nieuw-Caledonië | Trinidad en Tobago |

Kazachstan | Mali | Honduras | Roemenië | Paraguay | Tunesië |

Kirgizië | Mozambique | Fiji | Servië en Montenegro | Senegal | Uruguay |

Mauritanië | Pakistan | Japan (Naka) | Swaziland | Singapore |

Niger | Sri Lanka | Kenia | Syrië | Taiwan |

Nigeria | Tanzania | Madagaskar | Thailand | Turkije |

Democratische Republiek Congo | Vietnam | Malawi | Vanuatu |

Rwanda | Zambia | Nepal | Zimbabwe |

Tadzjikistan | Nicaragua |

Togo | Oeganda |

Jemen | Peru |

Filippijnen |

Rusland |

Suriname |

Oekraïne |

Venezuela |

* Sommige ambtenaren die na de toetreding werkzaam blijven in de nieuwe lidstaten ontvangen gedurende een overgangsperiode van ten hoogste 15 maanden vanaf 1 mei 2004 de TBL die voor de toetreding was vastgesteld.

[1] Dit aantal bestaat uit: a) de formeel aan de buitenlandse dienst toegewezen posten (982 posten in 2004); b) uitgeleende medewerkers in verband met specifieke, tijdelijke maatregelen (4 posten); c) posten die beschikbaar zijn gesteld door directoraten-generaal buiten de RELEX-familie (22 posten op 31 december 2004). Deze posten blijven vallen onder het personeelsbestand van het oorspronkelijke directoraat-generaal, maar worden geheel of gedeeltelijk gefinancierd uit de begroting van de buitenlandse dienst.

[2] PB L 317 van 16.10.2004, blz. 1.

[3] PB L 46 van 17.2.2005, blz. 1.

[4] PB L 207 van 10.6.2004, blz. 13.

[5] PB L 396 van 31.12.2004, blz. 49.

[6] Op basis van 103 antwoorden van de delegaties.

[7] Op basis van 103 antwoorden van de delegaties.

Top