EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32004E0085

Gemeenschappelijk Standpunt 2004/85/GBVB van de Raad van 26 januari 2004 over de preventie, beheersing en oplossing van conflicten in Afrika en tot intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/374/GBVB

PB L 21 van 28.1.2004, p. 25–29 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Dit document is verschenen in een speciale editie. (CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 12/04/2005; opgeheven door 32005E0304

ELI: http://data.europa.eu/eli/compos/2004/85/oj

32004E0085

Gemeenschappelijk Standpunt 2004/85/GBVB van de Raad van 26 januari 2004 over de preventie, beheersing en oplossing van conflicten in Afrika en tot intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/374/GBVB

Publicatieblad Nr. L 021 van 28/01/2004 blz. 0025 - 0029


Gemeenschappelijk Standpunt 2004/85/GBVB van de Raad

van 26 januari 2004

over de preventie, beheersing en oplossing van conflicten in Afrika en tot intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/374/GBVB

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op artikel 15,

Gelet op de conclusies van de Europese Raden van Keulen, Helsinki, Feira en Nice en het EU-programma voor de preventie van gewelddadige conflicten,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De primaire verantwoordelijkheid voor de preventie, beheersing en oplossing van conflicten op het Afrikaanse continent ligt bij de Afrikanen zelf.

(2) De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties is krachtens het Handvest van de Verenigde Naties primair verantwoordelijk voor de handhaving van de internationale vrede en veiligheid.

(3) De verdediging van de standpunten en belangen van de Europese Unie wordt bij de opstelling van de besluiten van de VN-Veiligheidsraad ten volle gegarandeerd via de toepassing van artikel 19 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

(4) Op 14 mei 2001 heeft de Raad Gemeenschappelijk Standpunt 2001/374/GBVB over preventie, beheersing en oplossing van conflicten in Afrika(1) vastgesteld.

(5) De bevordering van vrede, veiligheid en stabiliteit op het continent is een van de doelstellingen van de Afrikaanse Unie en de vreedzame oplossing van conflicten tussen de EU-lidstaten is een van de beginselen die is neergelegd in de Oprichtingsakte van de Afrikaanse Unie. De preventie, beheersing en oplossing van conflicten zijn voorwerp geweest van de dialoog met de Organisatie voor Afrikaanse Eenheid, en de opvolger daarvan, de Afrikaanse Unie, en worden vermeld in de verklaring en het actieplan van Caïro.

(6) Er bestaat een verband tussen conflictpreventie en democratie, mensenrechten, de rechtsstaat en goed bestuur; hier moet ontwikkelingssamenwerking een strategische rol spelen, in de zin van versterking van de vermogens om conflicten op vreedzame wijze te beheersen.

(7) De Europese Gemeenschap en haar lidstaten hebben op 23 juni 2000 te Cotonou een partnerschapsovereenkomst met de ACS-staten gesloten.

(8) Het Europees Parlement heeft op 30 november 2000 een resolutie over de rol van vrouwen in de vreedzame conflictregeling aangenomen en de Paritaire Parlementaire Vergadering ACS-EU heeft op 21 maart 2002 een resolutie over gendervraagstukken aangenomen.

(9) De Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen heeft op 8 december 2003 richtsnoeren inzake kinderen en gewapende conflicten aangenomen,

HEEFT HET VOLGENDE GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Het doel van dit gemeenschappelijk standpunt is bij te dragen tot de preventie, beheersing en oplossing van gewelddadige conflicten in Afrika, door de Afrikaanse vermogens en actiemiddelen op dit gebied te versterken, met name door een geïntensiveerde dialoog met en steun aan de Afrikaanse Unie alsmede aan subregionale organisaties en initiatieven, en organisaties van de civiele samenleving. De Europese Unie zal in dit kader verdere stappen zetten om de coördinatie tussen de vele mogelijke actoren te bevorderen, met inbegrip van een nauwere coördinatie tussen de maatregelen van de Gemeenschap en die van de lidstaten.

2. Teneinde dit doel te verwezenlijken, verbetert de Europese Unie, naarmate zij haar vermogen op het gebied van crisisbeheersing en conflictpreventie versterkt, haar nauwe samenwerking met de Verenigde Naties en de betrokken regionale en subregionale organisaties. De samenwerking met de Verenigde Naties inzake crisisbeheersing wordt voortgezet in overeenstemming met en als onderdeel van de uitvoering van de gemeenschappelijke verklaring inzake de VN-EU-samenwerking inzake crisisbeheersing die op 24 september 2003 is afgelegd door de secretaris-generaal van de Verenigde Naties en het voorzitterschap. Hoewel voor de Europese Unie de eigen Afrikaanse inbreng vooropstaat, blijft zij bereid zich met haar eigen vermogens waar nodig te laten betrekken bij crisisbeheersing in Afrika.

3. De Europese Unie ontwikkelt langetermijninitiatieven voor conflictpreventie en vredesopbouw omdat alleen wanneer op deze gebieden vooruitgang wordt geboekt de Afrikaanse staten een vermogen tot effectieve terrorismebestrijding kunnen ontwikkelen en instandhouden.

4. De Europese Unie ontwikkelt een proactieve, alomvattende en geïntegreerde aanpak, die ook als gemeenschappelijk kader voor acties van afzonderlijke lidstaten zal dienen. Als onderdeel van die aanpak en teneinde het vermogen om in een vroeg stadium op te treden te vergroten, stelt het voorzitterschap, bijgestaan door de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger en de Commissie, ook in de toekomst jaarlijks een overzicht op teneinde potentiële gewelddadige conflicten op te sporen en op de voet te volgen en de nodige beleidsopties te presenteren om te voorkomen dat die conflicten daadwerkelijk uitbreken of weer de kop opsteken.

Artikel 2

Een geslaagde conflictpreventie hangt af van de bereidheid actie te ondernemen voordat een situatie ontaardt in geweld. Hoewel zij erkent dat moet worden gereageerd op bestaande crises, is het beleid van de Europese Unie er daarom op gericht door een vroegtijdig optreden te voorkomen dat gewelddadige conflicten uitbreken en zich uitbreiden of opnieuw de kop opsteken. In deze context heeft de actie van de Europese Unie betrekking op:

- conflictpreventie, door te trachten zich ook bezig te houden met de meer structurele onderliggende oorzaken wanneer tegelijkertijd de rechtstreekse oorzaken - de aanleidingen - van gewelddadige conflicten worden aangepakt;

- crisisbeheersing, door de acute fasen van conflicten aan te pakken, en daarbij pogingen ter beëindiging van het geweld te ondersteunen;

- vredesopbouw, door te streven naar ondersteuning van initiatieven om gewelddadige conflicten in te dammen en door de voorbereiding en instandhouding van vreedzame oplossingen voor dergelijke conflicten na te streven;

- wederopbouw, door ondersteuning van de economische, politieke en sociale wederopbouw van staten en samenlevingen in de fase na een conflict, teneinde een nieuwe escalatie van geweld te voorkomen en duurzame vrede te bevorderen.

Artikel 3

Teneinde beter bij te dragen tot conflictbeheersing en te reageren op bestaande crises houdt de Europese Unie rekening met:

- ontwikkeling van internationale rechtsstelsels, geschillenbeslechtingsmechanismen en regelingen voor samenwerking op regionaal niveau;

- institutionele opbouw, door verhoging van de effectiviteit van de eigen Afrikaanse nationale veiligheid en rechtsinstanties, onder andere met het oog op terrorismebestrijding, alsmede door het bepalen van specifieke acties om de Afrikaanse landen bij te staan bij de nakoming van hun verplichtingen in het kader van alle relevante bestaande internationale instrumenten, onder andere op het gebied van terrorismebestrijding en illegale handel;

- steun bij de bekrachtiging en volledige implementatie van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof, dat een belangrijke rol kan spelen bij de inrichting van nationale instellingen voor de bestrijding van straffeloosheid. Daarbij gaat het ook om de versterking van rechtsinstanties, die in dit verband een belangrijke aanvullende rol spelen.

Artikel 4

Erkennende dat de Afrikaanse Unie en de Afrikaanse subregionale organisaties de centrale actoren zijn bij de preventie, beheersing en oplossing van conflicten in Afrika:

1. tracht de Europese Unie meer steun te geven aan regionale regelingen en inspanningen op het gebied van conflictpreventie door te streven naar een grotere ondernemingsverantwoordelijkheid, versterking van de rechtsstaat, opleiding in conflictpreventie, opbouw van capaciteiten voor, onder andere, politieke en economische analyses, vroegtijdige waarschuwingssystemen, onderhandelings/bemiddelingsvaardigheden, verbetering van internationale sanctie- en handhavingsmechanismen, de ontwikkeling van mechanismen die zich richten op economische factoren die conflicten instandhouden, en de versterking van banden tussen regionale organisaties onderling alsmede met plaatselijke, nationale en regionale niet-overheidsactoren en andere leden van de internationale gemeenschap. Inspanningen ter ondersteuning van regionale en subregionale organisaties op het gebied van conflictpreventie worden door de Gemeenschap en haar lidstaten zorgvuldig gecoördineerd met het oog op de ontwikkeling van gezamenlijke initiatieven en synergieën, onder andere, in voorkomend geval, door een gezamenlijke programmering;

2. blijft de Europese Unie de Afrikaanse Unie op het gebied van de preventie, beheersing en oplossing van conflicten steunen en met haar samenwerken, zulks met het oog op de ontwikkeling van een partnerschap voor de lange termijn, met name in het kader van de follow-up van de top van Caïro.

Artikel 5

Aangezien een effectieve conflictpreventie strategieën vereist die de voorwaarden scheppen waarin een stabiele en meer voorspelbare internationale omgeving tot stand kan komen, alsmede alomvattende en evenwichtige steun en ontwikkelingsbijstandsprogramma's ter verlichting van de ongunstige omstandigheden waaronder gewelddadige conflicten ontstaan, streeft de Europese Unie ernaar:

- conflictpreventieaspecten, te integreren in al het communautaire ontwikkelings- en handelsbeleid en in de bijbehorende strategieën voor landen en regio's;

- waar opportuun conflictindicatoren en instrumenten ter beoordeling van het effect van vrede, respectievelijk conflicten, op te nemen in het beleid inzake ontwikkelings- en handelssamenwerking teneinde het risico te verkleinen dat steun en handel conflicten in de hand werken, en ervoor te zorgen dat steun en handel een zo groot mogelijke positieve invloed op de vredesopbouw hebben;

- ervoor te zorgen dat concrete positieve resultaten snel merkbaar worden voor de hele bevolking;

- de coördinatie tussen de inspanningen van de Gemeenschap en die van de lidstaten op dit gebied te verbeteren;

- de ontwikkelings- en handelssamenwerking met regionale, subregionale en plaatselijke actoren te verbeteren teneinde de samenhang tussen de initiatieven te garanderen en Afrikaanse activiteiten te ondersteunen;

- haar inspanningen te coördineren met de internationale financiële instellingen.

Artikel 6

Met het oog op de versterking van de Afrikaanse vermogens inzake vredesondersteuningsoperaties:

1. steunt de Europese Unie voor de lange termijn de vergroting van de Afrikaanse vermogens inzake vredesondersteuningsoperaties op regionaal, subregionaal en bilateraal niveau, alsmede het vermogen van de Afrikaanse staten om bij te dragen tot regionale integratie, vrede, veiligheid en ontwikkeling. Niettegenstaande die vergroting van vermogens blijven de Gemeenschap en haar lidstaten per geval overwegen hun eigen operationele middelen in te zetten voor conflictpreventie en crisisbeheersing in Afrika, overeenkomstig de beginselen van het VN-Handvest en in nauwe samenwerking met de activiteiten van de Verenigde Naties in de regio, zoals bij het geslaagde experiment met operatie Artemis in de Ituri-regio van de Democratische Republiek Kongo. Daarbij wordt rekening gehouden met het scala van vermogens die zijn ontwikkeld in het kader van de crisisbeheersingsvermogens van de Europese Unie, waaronder de inzet van civiel personeel voor vredesopbouwactiviteiten op de langere termijn;

2. wisselen de lidstaten en de Commissie informatie uit over alle acties die ter ondersteuning van de Afrikaanse vermogens inzake vredesondersteuningsoperaties worden ondernomen teneinde de coördinatie te verbeteren en synergieën te ontwikkelen. Deze informatie zal worden samengevat in de in artikel 14 bedoelde jaarlijkse toetsing van dit gemeenschappelijke standpunt;

3. geven de lidstaten en de Commissie hogere prioriteit aan landen- en regiostrategieën en aan risicobeoordeling. Landenstrategieën kunnen worden ontwikkeld met behulp van gestandaardiseerde indicatoren en de bijstand van deskundigengroepen. Risicobeoordeling en landenstrategieën zouden baat hebben bij een intensiever gebruik van plaatselijke kennis, met inbegrip van informatie van plaatselijke deskundigen die een opleiding hebben ontvangen op het gebied van vroegtijdige waarschuwing en risicobeoordeling;

4. streven de lidstaten en de Commissie naar verbetering van de coördinatie van bilaterale acties ter ondersteuning van de Afrikaanse Unie en Afrikaanse subregionale organisaties, met name de Economische Gemeenschap van West-Afrikaanse Staten (ECOWAS), de Zuid-Afrikaanse Ontwikkelingsgemeenschap (SADC) en de Intergouvernementele Autoriteit inzake Ontwikkeling (IGAD), de Economische Gemeenschap van Centraal-Afrikaanse Staten (CEAC) en de Economische en Monetaire Gemeenschap van Centraal Afrika (EMCCA), op het vlak van Afrikaanse vermogens inzake vredesondersteuningsoperaties;

5. nodigen de lidstaten en de Commissie elkaar of, in voorkomend geval, het voorzitterschap, stelselmatig uit om deel te nemen aan oefeningen en studiebijeenkomsten die zij organiseren om de Afrikaanse vredeshandhavingsvermogens te versterken;

6. wordt er gestreefd naar coördinatie en uitwisselingen met betrekking tot ondersteuningsactiviteiten met betrokken derde partijen, met name de Verenigde Staten, Canada en Japan, in het bijzonder in het kader van de politieke dialoog met deze landen;

7. streeft de Europese Unie verdere verbetering van haar coördinatie met de Verenigde Naties, met name met het Department of Peacekeeping Operations (DPKO), na met betrekking tot alle activiteiten die gericht zijn op versterking van de Afrikaanse vermogens inzake vredesondersteuningsoperaties;

8. analyseert de Europese Unie hoe de inspanningen van de lidstaten op het gebied van opleiding, uitrusting en oefeningen het best kunnen worden gecoördineerd. Bij deze analyse wordt rekening gehouden met de kerngebieden van het Brahimi-verslag over de VN-vredesoperaties, zoals interoperabiliteit van de troepen en commando- en controlestructuren;

9. overweegt de Europese Unie te gelegener tijd, op ad-hocbasis, eigen vermogensvergrotingsprogramma's op te zetten, wanneer dit een meerwaarde oplevert. Deze programma's kunnen op zichzelf staan dan wel samenhangen met programma's van afzonderlijke lidstaten. Het zou zowel kunnen gaan om kleinschalige waarnemingsmissies tijdens vredeshandhavingsoefeningen als om meer uitgebreide opleidingsprogramma's.

Artikel 7

De lidstaten blijven een restrictief beleid inzake wapenuitvoer voeren en daarbij de gedragscode van de Europese Unie van 1998 betreffende wapenuitvoer onverkort toepassen. Erkennende dat de beschikbaarheid en de accumulatie van meer wapens dan voor de legitieme veiligheidsbehoeften nodig is, mede kunnen leiden tot instabiliteit en dat het terugdringen van illegale wapenhandel de spanningen sterk kan doen afnemen en aanzienlijk kan bijdragen tot verzoeningsprocessen:

- beijveren de lidstaten en de Commissie zich samen voor internationale eerbiediging van wapenembargo's en andere relevante besluiten van de VN-Veiligheidsraad en steunen zij initiatieven om dergelijke maatregelen doeltreffend uit te voeren;

- blijven de lidstaten en de Commissie regionale initiatieven die tot de preventie en de bestrijding van illegale wapenhandel bijdragen, steunen en actief eerbiedigen;

- werken de lidstaten en de Commissie samen teneinde geassocieerde landen aan te moedigen zich te richten naar de beginselen en maatregelen van de Europese Unie. De Europese Unie overweegt voorts steun te verlenen aan Afrikaanse inspanningen ter verbetering van de controle op de productie, de invoer en de uitvoer van wapens, aan het controleren of opruimen van de overmaat aan handvuurwapens, en aan Afrikaanse inspanningen om problemen in verband met handvuurwapens aan te pakken, overeenkomstig Gemeenschappelijk Standpunt 2002/589/GBVB van de Raad van 12 juli 2002 inzake de bijdrage van de Europese Unie aan de bestrijding van de destabiliserende accumulatie en verspreiding van handvuurwapens en lichte wapens(2);

- blijven de lidstaten en de Commissie steun geven aan het VN-actieprogramma inzake de illegale handel in handvuurwapens en lichte wapens in al zijn aspecten alsmede aan de onderhandelingen over het protocol ter bestrijding van de illegale vervaardiging van en handel in vuurwapens, met inbegrip van delen en onderdelen, en munitie, tot aanvulling van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad, dat door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 31 mei 2001 is aangenomen.

Artikel 8

Het belang erkennende van economische factoren bij conflicten in Afrika, alsmede van de mogelijkheden die diplomatieke en economische maatregelen bieden om gewelddadige conflicten te voorkomen of op te lossen:

1. komt de Europese Unie tot het volgende:

- zij tracht de economische factoren aan te pakken die conflicten in de hand werken;

- zij tracht de verdere integratie van Afrika in de wereldeconomie te bevorderen en gelijke toegang tot de daaruit voortvloeiende voordelen en kansen van alle geledingen van de samenleving te steunen;

- zij steunt economische en politieke samenwerking, zoals regionale stabilisatieakkoorden, teneinde in het kader van de conflictpreventie dan wel als vredesopbouwende maatregel na een conflict de banden tussen de partijen bij een conflict aan te halen;

- zij beijvert zich ervoor dat maatregelen ter integratie van de regionale handel binnen een beleid dat veiligheidsnetten voor kwetsbare groepen omvat, bevorderlijk zijn voor de preventie en oplossing van conflicten;

2. komt de Europese Unie voorts tot het volgende:

- zij helpt mee te bevorderen dat embargo's in verband met de illegale exploitatie van en handel in kostbare grondstoffen en andere relevante besluiten van de VN-Veiligheidsraad overal ter wereld geëerbiedigd worden, en steunt initiatieven met het oog op daadwerkelijke uitvoering van dergelijke maatregelen;

- zij zoekt actief naar middelen om de illegale exploitatie van de natuurlijke rijkdommen, die tot het uitbreken, escaleren en voortduren van gewelddadige conflicten bijdraagt, een halt toe te roepen;

- zij treft in voorkomend geval beperkende maatregelen, met inbegrip van economische en financiële sancties, tegen actoren die van gewelddadige conflicten profijt hebben en conflicten verergeren. In dit verband moet verder worden nagedacht over de (positieve of negatieve) rol die is weggelegd voor de particuliere sector bij de preventie en oplossing van conflicten.

Artikel 9

In de verschillende fasen van de conflictcyclus blijft de Europese Unie:

- de belangrijke rol evalueren die niet-overheidsactoren kunnen spelen bij hetzij het in de hand werken hetzij het helpen oplossen of voorkomen van conflicten. In beide gevallen moet hun rol en hun eventuele positieve bijdrage zichtbaar worden gemaakt;

- de toepassing van Resolutie 1325 van de VN-Veiligheidsraad inzake vrouwen, vrede en veiligheid aanmoedigen door ervoor te zorgen dat rekening wordt gehouden met het genderperspectief bij de planning, uitvoering en evaluatie van de gevolgen van een conflict, de behoeften van de verschillende actoren in een conflict en het niveau en de aard van de deelneming aan de besluitvorming bij de preventie, beheersing en oplossing van conflicten, met inbegrip van vredesprocessen en onderhandelingen;

- zich effectief en grondig bezighouden met de korte-, middellange- en langetermijngevolgen van gewapende conflicten voor kinderen met behulp van de uiteenlopende haar ter beschikking staande instrumenten en voortbouwend op eerdere en lopende activiteiten, overeenkomstig de EU-richtsnoeren inzake kinderen en gewapende conflicten die op 8 december 2003 zijn goedgekeurd door de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen. Ook tracht zij druk uit te oefenen op actoren uit derde landen (regeringen alsook niet-overheidsactoren, waaronder gewapende groepen) om effectieve maatregelen te nemen tot bescherming van de rechten van de kinderen die getroffen worden door gewapende conflicten.

Artikel 10

Omdat een conflict ook na de acute fase nog de nodige aandacht moet krijgen en teneinde bij te dragen tot een meer samenhangende en systematischer aanpak van naoorlogse situaties in Afrika:

- is de Europese Unie steeds bereid hervormingen van de veiligheidssector te ondersteunen binnen het kader van de democratische beginselen, de eerbiediging van de mensenrechten, de rechtsstaat en goed bestuur, met name in landen in de overgang van een gewelddadig conflict naar duurzame vrede;

- zet de Europese Unie haar steun voor de destabiliserende accumulatie en de ongecontroleerde verspreiding van handvuurwapens voort en consolideert zij die steun;

- gaat de Europese Unie meer steun verlenen voor de ontwapening en de duurzame herintegratie van gedemobiliseerde oudstrijders met bijzondere aandacht voor genderspecifieke behoeften en de behoeften van kinderen die aan militaire activiteiten hebben moeten deelnemen;

- verleent de Europese Unie meer bijstand bij de verwijdering van bestaande landmijnen en bevordert zij de bewustwording inzake het mijnenprobleem en stimuleert zij de ontwikkeling van Afrikaanse vermogens inzake het opruimen van mijnen;

- blijft de Europese Unie acties ter bevordering van herintegratie van ontwortelde bevolkingsgroepen in situaties na conflicten steunen, rekening houdend met de desbetreffende richtsnoeren inzake interne ontheemding van de vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties;

- moedigt de Europese Unie verzoening aan en verleent zij steun voor het nodige herstel zodat landen die een conflict achter de rug hebben, weer een beleid voor ontwikkeling op lange termijn kunnen gaan voeren;

- spreekt de Europese Unie in overeenstemming met Gemeenschappelijk Standpunt 2003/444/GBVB van de Raad van 16 juni 2003 inzake het Internationale Strafhof(3) in haar politieke dialoog met haar Afrikaanse gesprekspartners opnieuw haar niet aflatende steun voor het Internationale Strafhof uit en herhaalt zij haar standpunt ten aanzien van de door de Verenigde Staten voorgestelde bilaterale niet-uitleveringsovereenkomsten.

Artikel 11

In Afrika is de relatie tussen de radicalisering van religieuze groepen en hun kwetsbaarheid voor recrutering door terroristische organisaties een punt van bijzondere zorg. De Europese Unie beoordeelt hoe op dit gebied op nationaal en regionaal niveau kan worden samengewerkt en stelt formules - op basis van een reeks instrumenten - voor om dit probleem aan te pakken binnen het perspectief van conflictpreventie en vredesopbouw. In dit verband herinnert de Europese Unie aan de gezamenlijke verklaring inzake terrorisme die is aangenomen door de Ministeriële Conferentie EU-Afrika van Brussel (11 oktober 2001), alsmede aan de gezamenlijke verklaring inzake terrorisme die is aangenomen door de Ministeriële Conferentie EU-Afrika van Ouagadougou (28 november 2002).

Artikel 12

Gezien het belang van HIV/AIDS en de omvang van de epidemie op het Afrikaanse continent zorgt de Europese Unie ervoor dat de aanpak van HIV/AIDS een integrerend onderdeel vormt van de EU-strategie ter preventie en verzachting van conflicten. In dit verband moet de bijstand aan vredesondersteuningsoperaties ook bewustmaking en opleiding voor preventie van HIV/AIDS omvatten.

Artikel 13

De Raad neemt er nota van dat de Commissie voornemens is haar actie te richten op de verwezenlijking van de doelstellingen en prioriteiten van dit gemeenschappelijk standpunt, in voorkomend geval door middel van gerichte maatregelen van de Gemeenschap.

Artikel 14

Dit gemeenschappelijk standpunt en de uitvoering daarvan worden op basis van een verslag van het voorzitterschap in overleg met de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger en de Commissie elk jaar getoetst en in voorkomend geval aangepast.

Artikel 15

Gemeenschappelijk Standpunt 2001/374/GBVB wordt hierbij ingetrokken.

Artikel 16

Dit gemeenschappelijk standpunt wordt van kracht op de dag van zijn vaststelling.

Artikel 17

Dit gemeenschappelijk standpunt wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 26 januari 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

B. Cowen

(1) PB L 132 van 15.5.2001, blz. 3.

(2) PB L 191 van 19.7.2002, blz. 1.

(3) PB L 150 van 18.6.2003, blz. 67.

Top