EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 32003D0276
2003/276/CFSP: Council Decision 2003/276/CFSP of 14 April 2003 concerning the implementation of Joint Action 2002/589/CFSP with a view to a European Union contribution to the destruction of ammunition for small arms and light weapons in Albania
2003/276/GBVB: Besluit 2003/276/GBVB van de Raad van 14 april 2003 betreffende de uitvoering van Gemeenschappelijk Optreden 2002/589/GBVB met het oog op een bijdrage van de Europese Unie aan de vernietiging van munitie voor handvuurwapens en lichte wapens in Albanië
2003/276/GBVB: Besluit 2003/276/GBVB van de Raad van 14 april 2003 betreffende de uitvoering van Gemeenschappelijk Optreden 2002/589/GBVB met het oog op een bijdrage van de Europese Unie aan de vernietiging van munitie voor handvuurwapens en lichte wapens in Albanië
PB L 99 van 17.4.2003, p. 60–61
(ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV) Dit document is verschenen in een speciale editie.
(CS, ET, LV, LT, HU, MT, PL, SK, SL)
No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2005: This act has been changed. Current consolidated version: 01/11/2004
17.4.2003 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 99/60 |
BESLUIT 2003/276/GBVB VAN DE RAAD
van 14 april 2003
betreffende de uitvoering van Gemeenschappelijk Optreden 2002/589/GBVB met het oog op een bijdrage van de Europese Unie aan de vernietiging van munitie voor handvuurwapens en lichte wapens in Albanië
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op Gemeenschappelijk Optreden 2002/589/GBVB van de Raad van 12 juli 2002 inzake de bijdrage van de Europese Unie aan de bestrijding van de destabiliserende accumulatie en verspreiding van handvuurwapens en lichte wapens en tot intrekking van Gemeenschappelijk Optreden 1999/34/GBVB (1), en met name artikel 6 juncto artikel 23, lid 2, tweede streepje, van het Verdrag betreffende de Europese Unie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In Gemeenschappelijk Standpunt 97/357/GBVB van 2 juni 1997 inzake Albanië (2) heeft de Europese Unie uiting gegeven aan haar voornemen om Albanië te helpen bij het bevorderen van het democratische proces, de terugkeer naar politieke stabiliteit en het herstel van de binnenlandse veiligheid. De bovenmatige en ongecontroleerde accumulatie en verspreiding van handvuurwapens en lichte wapens en van munitie daarvoor vormt een bedreiging voor de vrede en de veiligheid en beperkt de vooruitzichten op een duurzame ontwikkeling. Dit is in Albanië een acuut probleem. |
(2) |
De Europese Unie is, ter verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 1 van Gemeenschappelijk Optreden 2002/589/GBVB, van plan er in de betrokken internationale gremia en waar van toepassing in een regionale context voor te ijveren om bijstand te verlenen via internationale organisaties, programma's en organen en via regionale regelingen. |
(3) |
Het Albanese ministerie van Defensie heeft een grote hoeveelheid overtollige of bij het publiek in beslag genomen munitie voor handvuurwapens en lichte wapens achterhaald. Een groot deel van deze munitie is niet naar behoren verpakt en niet op geschikte plaatsen of onder passende omstandigheden opgeslagen. |
(4) |
Het NAVO-bureau voor onderhoud en bevoorrading („NAMSA”) beheert in het kader van het trustfonds van het Partnerschap voor de Vrede een project dat gericht is op de consolidatie en de demilitarisatie van in totaal 11 665 ton overtollige munitie voor handvuurwapens en lichte wapens gedurende een periode van vier jaar. |
(5) |
De Commissie heeft ermee ingestemd dat zij met de uitvoering van dit besluit zal worden belast. |
(6) |
De Europese Unie is derhalve voornemens financiële bijstand te verlenen aan het project van het NAMSA overeenkomstig titel II van Gemeenschappelijk Optreden 2002/589/GBVB. |
(7) |
De Commissie zal ervoor zorgen dat de bijdrage van de Europese Unie aan het project de nodige zichtbaarheid krijgt, onder meer door passende maatregelen van het NAMSA, |
BESLUIT:
Artikel 1
1. De Europese Unie draagt bij tot de vernietiging van overtollige munitie voor handvuurwapens en lichte wapens in Albanië.
2. Hiertoe verleent de Europese Unie aan het NAMSA financiële steun voor een project dat gericht is op de consolidatie en de demilitarisatie van overtollige munitie voor handvuurwapens en lichte wapens.
3. De Commissie wordt belast met de uitvoering van dit besluit. Daartoe sluit de Commissie met het NAMSA een financieringsovereenkomst over de voorwaarden voor de besteding van de bijdrage van de Europese Unie, die de vorm krijgt van een subsidie. Deze subsidie zal onder meer worden gebruikt om gedurende een periode van twaalf maanden de lonen, de reiskosten, de leveringskosten en de kosten van de uitrusting die nodig is voor de vernietiging van overtollige munitie voor handvuurwapens en lichte wapens in Albanië, te dekken. In de financieringsovereenkomst zal worden bepaald dat het NAMSA ervoor zorgt dat de bijdrage van de Europese Unie aan dit project de zichtbaarheid krijgt die in overeenstemming is met de omvang ervan.
Artikel 2
1. Het financieel referentiebedrag voor de in artikel 1 genoemde doelstelling bedraagt 820 000 EUR.
2. Voor het beheer van de uitgaven die uit het in lid 1 genoemde bedrag worden gefinancierd, gelden de procedures en voorschriften van de Europese Gemeenschap die van toepassing zijn op de algemene begroting van de Europese Unie.
Artikel 3
In overeenstemming met artikel 9, lid 1, van Gemeenschappelijk Optreden 2002/589/GBVB legt de Commissie regelmatig verslagen over de uitvoering van dit besluit voor aan de betrokken Raadsinstanties. Daarbij wordt met name uitgegaan van de verslagen die het NAMSA in het kader van zijn contractuele relatie met de Commissie, zoals omschreven in artikel 1, regelmatig verstrekt.
Artikel 4
1. Dit besluit wordt van kracht op de dag waarop het wordt aangenomen. Het verstrijkt twaalf maanden nadat de financieringsovereenkomst tussen de Commissie en het NAMSA is gesloten.
2. Dit besluit wordt tien maanden na de datum van aanneming opnieuw bezien.
Artikel 5
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Luxemburg, 14 april 2003.
Voor de Raad
De voorzitter
A. GIANNITSIS
(1) PB L 191 van 19.7.2002, blz. 1.
(2) PB L 153 van 11.6.1997, blz. 4.