Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2005/315/23

    Zaak T-354/05: Beroep ingesteld op 19 september 2005 — TF1/Commissie

    PB C 315 van 10.12.2005, p. 12–12 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    10.12.2005   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 315/12


    Beroep ingesteld op 19 september 2005 — TF1/Commissie

    (Zaak T-354/05)

    (2005/C 315/23)

    Procestaal: Frans

    Partijen

    Verzoekende partij(en): Télévision française 1 SA (Boulogne, Frankrijk) [vertegenwoordiger(s): J.-P. Hordies en C. Smits, advocaten]

    Verwerende partij(en): Commissie van de Europese Gemeenschappen

    Conclusies van verzoeker(s)/verzoekster(s)

    nietig te verklaren de beschikking van de Commissie van 20 april 2005 betreffende de regeling voor het kijkgeld ten gunste van France Télévision;

    te beslissen over de kosten naar recht.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Met het onderhavige verzoekschrift verzoekt Télévision française 1 om nietigverklaring van de beschikking van de Commissie van 20 april 2005 waarbij de door de Franse autoriteiten ten gunste van France Télévision vastgestelde regeling voor het kijkgeld op grond van artikel 86, lid 2, van het EG-Verdrag verenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard.

    Verzoekster voert tot staving van haar verzoekschrift tot nietigverklaring vijf middelen aan, die, kort weergegeven, ontleend zijn aan:

    ontoereikende motivering van de beschikking;

    niet-eerbiediging van de rechten van de verdediging; verzoekster verwijt de Commissie dat deze haar — niettegenstaande de bestaande dialoog en de vroegere contacten tussen verzoekster en de Commissie — niet heeft uitgenodigd om haar opmerkingen in te dienen, inzonderheid betreffende de geschiktheid en de draagwijdte van de verbintenissen van de Franse Republiek in het kader van de onderzoeksprocedure voor de betrokken steun;

    ontoereikende draagwijdte van de verbintenissen van de Franse Republiek; volgens verzoekster vermogen de voorgestelde verbintenissen niet te verzekeren dat de Franse regeling voor het kijkgeld verenigbaar is met de communautaire beginselen op het gebied van staatssteun, met name het beginsel van evenredigheid van de financiering van de openbare dienst en de verplichting tot transparantie bij het gebruik van overheidsmiddelen;

    misbuik van procedureregels; volgens verzoekster laat verweerster het aan de nationale autoriteiten over te beoordelen of een steunmaatregel steun in de zin van het gemeenschapsrecht is, hoewel die controle tot de uitsluitende bevoegdheid van de Commissie behoort;

    onjuiste rechtsopvatting betreffende de toepasselijkheid van artikel 86, lid 2, van het EG-Verdrag ingeval de steun het gevolg is van overcompensatie van de kosten van de openbaredienstverplichtingen. Verzoekster betwist de interpretatie die de Commissie aan de Altmark-rechtspraak (1) geeft en de toepassing daarvan in de onderhavige zaak. Verzoekster betoogt dat verweerster blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting waar zij heeft onderzocht of een overheidsmaatregel ter compensatie van openbaredienstkosten zijn rechtvaardiging kon vinden in artikel 86, lid 2, van het EG-Verdrag, hoewel de Commissie zelf had vastgesteld dat bedoelde maatregel niet voldeed aan voorwaarden van het arrest Altmark.


    (1)  Zaak C-280/00 van 24.7.2003, Jurispr. blz. I-7747.


    Top