Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62021TN0262

    Zaak T-262/21: Beroep ingesteld op 13 mei 2021 — Yanukovych / Raad

    PB C 278 van 12.7.2021, p. 54–55 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    12.7.2021   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 278/54


    Beroep ingesteld op 13 mei 2021 — Yanukovych / Raad

    (Zaak T-262/21)

    (2021/C 278/74)

    Procestaal: Engels

    Partijen

    Verzoekende partij: Viktor Fedorovych Yanukovych (Rostov on Don, Rusland) (vertegenwoordiger: B. Kennelly, advocaat)

    Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

    Conclusies

    Verzoeker vordert nietigverklaring van besluit (GBVB) 2021/394 van de Raad van 4 maart 2021 tot wijziging van besluit 2014/119/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Oekraïne (1), en van uitvoeringsverordening (EU) 2021/391 van de Raad van 4 maart 2021 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen in het licht van de situatie in Oekraïne (2) (“the Ninth Amending Instruments” of “sancties van 2021”), voor zover deze betrekking hebben op hem.

    Verzoeker vordert ook terugbetaling van zijn kosten.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van zijn beroep voert verzoeker drie middelen aan.

    1.

    Eerste middel, waarmee wordt aangevoerd dat de Raad niet heeft geverifieerd en niet kon verifiëren of de beslissing(en) van de Oekraïense autoriteiten op basis waarvan die instelling verzoeker op de lijst heeft geplaatst, werden genomen met inachtneming van zijn Uniegrondrechten op verdediging en effectieve rechterlijke bescherming.

    2.

    Tweede middel, waarmee wordt aangevoerd dat de Raad kennelijke beoordelingsfouten heeft gemaakt door te oordelen dat was voldaan aan het criterium om op de lijst te worden geplaatst. De Raad heeft met name materiaal afkomstig van het bureau van de procureur-generaal van Oekraïne aanvaard zonder dit behoorlijk te onderzoeken en/of rekening te houden met de door verzoeker vastgestelde onjuistheden. Gezien de opmerkingen die verzoeker heeft ingediend en de bewijzen à décharge die hij heeft overgelegd, had de Raad bijkomende verificaties moeten verrichten en aanvullend bewijs moeten vragen aan de Oekraïense autoriteiten. Het weinige onderzoek dat de Raad heeft gedaan, schoot echter tekort, zodat er onvoldoende feitelijke basis is voor de sancties van 2021.

    3.

    Derde middel, ontleend aan schending van het in artikel 17, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de EU neergelegde recht op eigendom van verzoeker, onder meer omdat de beperkende maatregelen een ongerechtvaardigde, onnodige en onevenredige beperking van dit recht vormen: (i) er zijn geen aanwijzingen dat enige vermeend door verzoeker verduisterde middelen worden geacht buiten Oekraïne te zijn gebracht; (ii) Oekraïense, nationale maatregelen zouden zonder meer passend en voldoende zijn, en (iii) er zijn momenteel al zeven jaar beperkende maatregelen van kracht, die werden opgelegd op basis van een vooronderzoek dat in werkelijkheid stil ligt of op zijn minst almaar meer vertraging oploopt.


    (1)  PB 2021, L 77, blz. 29.

    (2)  PB 2021, L 77, blz. 2.


    Top