EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62021TN0256

Zaak T-256/21: Beroep ingesteld op 15 mei 2021 — Domator24.com Paweł Nowak/EUIPO — Siwek en Didyk (Stoelen)

PB C 278 van 12.7.2021, p. 53–54 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

12.7.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 278/53


Beroep ingesteld op 15 mei 2021 — Domator24.com Paweł Nowak/EUIPO — Siwek en Didyk (Stoelen)

(Zaak T-256/21)

(2021/C 278/73)

Taal van het verzoekschrift: Pools

Partijen

Verzoekende partij: Domator24.com Paweł Nowak (Zielona Góra, Polen) (vertegenwoordiger: T. Gawliczek, advocaat)

Verwerende partij: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Andere partijen in de procedure voor de kamer van beroep: Piotr Siwek (Gdańsk, Polen), Sebastian Didyk (Gdańsk)

Gegevens betreffende de procedure voor het EUIPO

Houder van het betrokken model: verzoekende partij in de procedure voor het Gerecht

Betrokken model: Uniemodel nr. 3 304 021-0001 (stoelen)

Procedure voor het EUIPO: nietigheidsprocedure

Bestreden beslissing: beslissing van de derde kamer van beroep van het EUIPO van 15 maart 2021 in zaak R 1275/2020-3

Conclusies

de bestreden beslissing vernietigen;

de in het ongelijk gestelde partij verwijzen in de kosten van verzoekster in de procedure voor het Gerecht van de Europese Unie en — overeenkomstig artikel 190, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering — in de kosten die verzoekster noodzakelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de procedure voor de kamer van beroep van het EUIPO;

in het geval andere partijen in de procedure interveniëren, deze andere partijen verwijzen in hun eigen kosten.

Aangevoerde middelen

schending van artikel 25, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad, gelezen in samenhang met artikel 7, lid 1, daarvan, door de aanname dat het ontwerp op de datum van de aanvraag van inschrijving geen eigen karakter had;

schending van artikel 25, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad, gelezen in samenhang met artikel 7, lid 1, daarvan, door de aanname dat het eerdere ontwerp dat in de onderhavige zaak als bewijs is aangevoerd, bij een normale gang van zaken redelijkerwijze ter kennis had kunnen zijn gekomen van ingewijden in de gamesector;

schending van de regels inzake de bewijslast;

schending van het beginsel van de vrije bewijslevering;

schending van artikel 25, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad, gelezen in samenhang met artikel 6, lid 1, onder b), en lid 2, daarvan:

schending van artikel 25, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad, gelezen in samenhang met artikel 6, lid 1, onder b).


Top