This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62021CA0347
Case C-347/21: Judgment of the Court (Eighth Chamber) of 15 September 2022 (request for a preliminary ruling from the Spetsializiran nakazatelen sad — Bulgaria) — Criminal proceedings against DD (Reference for a preliminary ruling — Judicial cooperation in criminal matters — Directive (EU) 2016/343 — Strengthening of certain aspects of the presumption of innocence and of the right to be present at the trial in criminal proceedings — Article 8(1) — Right of an accused person to be present at the trial — Examination of an incriminating witness in the absence of the accused person — Possibility of remedying the infringement of a right at a later stage in the proceedings — Additional examination of the same witness — Directive 2013/48/EU — Right of access to a lawyer in criminal proceedings — Article 3(1) — Examination of an incriminating witness in the absence of the lawyer of the accused person)
Zaak C-347/21: Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 15 september 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Spetsializiran nakazatelen sad — Bulgarije) — Strafzaak tegen DD [Prejudiciële verwijzing – Justitiële samenwerking in strafzaken – Richtlijn (EU) 2016/343 – Versterking van bepaalde aspecten van het vermoeden van onschuld en van het recht om in strafprocedures bij de terechtzitting aanwezig te zijn – Artikel 8, lid 1 – Recht van een beklaagde om aanwezig te zijn bij zijn terechtzitting – Verhoor van een getuige à charge in afwezigheid van de beklaagde – Mogelijkheid om de schending van een recht ongedaan te maken in een latere fase van de procedure – Aanvullend verhoor van dezelfde getuige – Richtlijn 2013/48/EU – Recht op toegang tot een advocaat in een strafprocedure – Artikel 3, lid 1 – Verhoor van een getuige à charge in afwezigheid van de advocaat van de beklaagde]
Zaak C-347/21: Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 15 september 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Spetsializiran nakazatelen sad — Bulgarije) — Strafzaak tegen DD [Prejudiciële verwijzing – Justitiële samenwerking in strafzaken – Richtlijn (EU) 2016/343 – Versterking van bepaalde aspecten van het vermoeden van onschuld en van het recht om in strafprocedures bij de terechtzitting aanwezig te zijn – Artikel 8, lid 1 – Recht van een beklaagde om aanwezig te zijn bij zijn terechtzitting – Verhoor van een getuige à charge in afwezigheid van de beklaagde – Mogelijkheid om de schending van een recht ongedaan te maken in een latere fase van de procedure – Aanvullend verhoor van dezelfde getuige – Richtlijn 2013/48/EU – Recht op toegang tot een advocaat in een strafprocedure – Artikel 3, lid 1 – Verhoor van een getuige à charge in afwezigheid van de advocaat van de beklaagde]
PB C 418 van 31.10.2022, p. 10–11
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
31.10.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 418/10 |
Arrest van het Hof (Achtste kamer) van 15 september 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Spetsializiran nakazatelen sad — Bulgarije) — Strafzaak tegen DD
(Zaak C-347/21) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Justitiële samenwerking in strafzaken - Richtlijn (EU) 2016/343 - Versterking van bepaalde aspecten van het vermoeden van onschuld en van het recht om in strafprocedures bij de terechtzitting aanwezig te zijn - Artikel 8, lid 1 - Recht van een beklaagde om aanwezig te zijn bij zijn terechtzitting - Verhoor van een getuige à charge in afwezigheid van de beklaagde - Mogelijkheid om de schending van een recht ongedaan te maken in een latere fase van de procedure - Aanvullend verhoor van dezelfde getuige - Richtlijn 2013/48/EU - Recht op toegang tot een advocaat in een strafprocedure - Artikel 3, lid 1 - Verhoor van een getuige à charge in afwezigheid van de advocaat van de beklaagde)
(2022/C 418/13)
Procestaal: Bulgaars
Verwijzende rechter
Spetsializiran nakazatelen sad
Partij in de strafzaak
DD
In tegenwoordigheid van: Spetsializirana prokuratura
Dictum
Artikel 8, lid 1, van richtlijn (EU) 2016/343 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende de versterking van bepaalde aspecten van het vermoeden van onschuld en van het recht om in strafprocedures bij de terechtzitting aanwezig te zijn, en artikel 3, lid 1, van richtlijn 2013/48/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel en het recht om een derde op de hoogte te laten brengen vanaf de vrijheidsbeneming en om met derden en consulaire autoriteiten te communiceren tijdens de vrijheidsbeneming,
moeten aldus worden uitgelegd dat:
wanneer de nationale rechter, om te verzekeren dat het recht van de beklaagde om aanwezig te zijn bij zijn terechtzitting en diens recht op toegang tot een advocaat worden geëerbiedigd, een aanvullend verhoor van een getuige à charge afneemt, aangezien de beklaagde en zijn advocaat om redenen buiten hun wil niet aanwezig konden zijn bij het vorige verhoor van deze getuige, het volstaat dat de beklaagde en zijn advocaat die getuige vrij kunnen ondervragen, mits de beklaagde en zijn advocaat vóór dat aanvullende verhoor een afschrift hebben ontvangen van het proces-verbaal van het vorige verhoor van dezelfde getuige. In die omstandigheden hoeft het verhoor dat in afwezigheid van de beklaagde en zijn advocaat heeft plaatsgevonden, niet in zijn geheel te worden herhaald met ongeldigverklaring van de tijdens dat verhoor verrichte procedurehandelingen.