This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62021CA0034
Case C-34/21, Hauptpersonalrat der Lehrerinnen und Lehrer: Judgment of the Court (First Chamber) of 30 March 2023 (request for a preliminary ruling from the Verwaltungsgericht Wiesbaden — Germany) — Hauptpersonalrat der Lehrerinnen und Lehrer beim Hessischen Kultusministerium v Minister des Hessischen Kultusministeriums (Reference for a preliminary ruling — Protection of personal data — Regulation (EU) 2016/679 — Article 88(1) and (2) — Processing of data in the employment context — Regional school system — Teaching by videoconference as a result of the COVID-19 pandemic — Implementation without the express consent of the teachers)
Zaak C-34/21, Hauptpersonalrat der Lehrerinnen und Lehrer: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 30 maart 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Wiesbaden — Duitsland) — Hauptpersonalrat der Lehrerinnen und Lehrer beim Hessischen Kultusministerium / Minister des Hessischen Kultusministeriums [Prejudiciële verwijzing – Bescherming van persoonsgegevens – Verordening (EU) 2016/679 – Artikel 88, leden 1 en 2 – Gegevensverwerking in het kader van de arbeidsverhouding – Regionaal onderwijsstelsel – Onderwijs via videoconferentie vanwege de COVID-19-pandemie – Uitvoering zonder uitdrukkelijke toestemming van de leerkrachten]
Zaak C-34/21, Hauptpersonalrat der Lehrerinnen und Lehrer: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 30 maart 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Wiesbaden — Duitsland) — Hauptpersonalrat der Lehrerinnen und Lehrer beim Hessischen Kultusministerium / Minister des Hessischen Kultusministeriums [Prejudiciële verwijzing – Bescherming van persoonsgegevens – Verordening (EU) 2016/679 – Artikel 88, leden 1 en 2 – Gegevensverwerking in het kader van de arbeidsverhouding – Regionaal onderwijsstelsel – Onderwijs via videoconferentie vanwege de COVID-19-pandemie – Uitvoering zonder uitdrukkelijke toestemming van de leerkrachten]
PB C 179 van 22.5.2023, p. 2–2
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
22.5.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 179/2 |
Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 30 maart 2023 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Wiesbaden — Duitsland) — Hauptpersonalrat der Lehrerinnen und Lehrer beim Hessischen Kultusministerium / Minister des Hessischen Kultusministeriums
(Zaak C-34/21 (1), Hauptpersonalrat der Lehrerinnen und Lehrer)
(Prejudiciële verwijzing - Bescherming van persoonsgegevens - Verordening (EU) 2016/679 - Artikel 88, leden 1 en 2 - Gegevensverwerking in het kader van de arbeidsverhouding - Regionaal onderwijsstelsel - Onderwijs via videoconferentie vanwege de COVID-19-pandemie - Uitvoering zonder uitdrukkelijke toestemming van de leerkrachten)
(2023/C 179/02)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Verwaltungsgericht Wiesbaden
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Hauptpersonalrat der Lehrerinnen und Lehrer beim Hessischen Kultusministerium
Verwerende partij: Minister des Hessischen Kultusministeriums
Dictum
1) |
Artikel 88 van verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) moet aldus worden uitgelegd dat een nationale regeling geen “nadere regel” in de zin van lid 1 van dat artikel kan vormen ingeval zij niet voldoet aan de voorwaarden van lid 2 van dat artikel. |
2) |
Artikel 88, leden 1 en 2, van verordening 2016/679 moet aldus worden uitgelegd dat de toepassing van nationale bepalingen die zijn vastgesteld ter bescherming van de rechten en vrijheden van werknemers met betrekking tot de verwerking van hun persoonsgegevens in het kader van de arbeidsverhouding, achterwege moet blijven wanneer die bepalingen niet voldoen aan de voorwaarden en beperkingen van genoemd artikel 88, leden 1 en 2, tenzij die bepalingen een rechtsgrond vormen als bedoeld in artikel 6, lid 3, van deze verordening die aan de daarin vastgelegde vereisten voldoet. |