Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62020CN0044

Zaak C-44/20: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Consiglio di Stato (Italië) op 27 januari 2020 — Autorità di Regolazione per Energia Reti e Ambiente (ARERA) / PC, RE

PB C 161 van 11.5.2020, p. 29–30 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

11.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 161/29


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Consiglio di Stato (Italië) op 27 januari 2020 — Autorità di Regolazione per Energia Reti e Ambiente (ARERA) / PC, RE

(Zaak C-44/20)

(2020/C 161/38)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Consiglio di Stato

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Autorità di Regolazione per Energia Reti e Ambiente (ARERA)

Verwerende partijen: PC, RE

Prejudiciële vragen

a)

Moet clausule 4 van de op 18 maart 1999 gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, die is opgenomen in de bijlage bij richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 (1), aldus worden opgevat dat de diensttijd die een werknemer voor bepaalde tijd in dienst van de Autoriteit heeft vervuld in functies die overeenkomen met die van een werknemer die bij dezelfde Autoriteit in de overeenkomstige categorie in vaste dienst is aangesteld, ook in aanmerking moet worden genomen bij de vaststelling van de anciënniteit, indien hij in vaste dienst wordt aangesteld na met succes een openbaar vergelijkend onderzoek te hebben doorlopen, ondanks de bijzonderheden van de procedure van het vergelijkend onderzoek die, om de voormelde redenen, met zich brengt dat de arbeidsverhouding volledig wordt vernieuwd, en dat de arbeidsverhouding, met instemming van de deelnemer aan het vergelijkend onderzoek, wordt onderbroken en er een nieuwe arbeidsverhouding tot stand komt die wordt gekenmerkt door een indeling op grond van een handeling van openbaar gezag, speciale verplichtingen en een bijzondere en grotere stabiliteit?

b)

Indien de vraag onder a) bevestigend wordt beantwoord, moet de opgebouwde anciënniteit dan volledig worden erkend of bestaat er een objectieve reden om andere criteria voor erkenning te hanteren dan die voor de volledige erkenning op grond van de voornoemde bijzonderheden?

c)

Indien de vraag onder b) ontkennend wordt beantwoord, op grond van welke criteria moet de anciënniteit die kan worden erkend, dan worden berekend om niet discriminerend te zijn?


(1)  Richtlijn 1999/70/EG van de Raad van 28 juni 1999 betreffende de door het EVV, de UNICE en het CEEP gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd (PB 1999, L 175, blz. 43).


Top