EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62019CN0709
Case C-709/19: Request for a preliminary ruling from the Hoge Raad der Nederlanden (Netherlands) lodged on 25 September 2019 — Vereniging van Effectenbezitters v BP plc
Zaak C-709/19: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden (Nederland) op 25 september 2019 – Vereniging van Effectenbezitters tegen BP plc
Zaak C-709/19: Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden (Nederland) op 25 september 2019 – Vereniging van Effectenbezitters tegen BP plc
PB C 19 van 20.1.2020, p. 9–9
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
20.1.2020 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 19/9 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden (Nederland) op 25 september 2019 – Vereniging van Effectenbezitters tegen BP plc
(Zaak C-709/19)
(2020/C 19/11)
Procestaal: Nederlands
Verwijzende rechter
Hoge Raad der Nederlanden
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekster: Vereniging van Effectenbezitters
Verweerder: BP plc
Prejudiciële vragen
1) |
|
2) |
Luidt het antwoord op vraag 1) anders indien het gaat om een vordering die op de voet van artikel 3:305a BW is ingesteld door een vereniging die tot doel heeft krachtens een eigen recht de collectieve belangen te behartigen van beleggers die schade hebben geleden als bedoeld in vraag 1), hetgeen onder meer meebrengt dat de woonplaatsen van de hiervoor bedoelde beleggers niet zijn vastgesteld, evenmin als de bijzondere omstandigheden van de individuele aankooptransacties of van de individuele beslissingen om aandelen die al gehouden werden, niet te verkopen? |
3) |
Indien de Nederlandse rechter bevoegd is om op basis van artikel 7, punt 2, verordening Brussel I bis kennis te nemen van de vordering op de voet van artikel 3:305a BW, is die rechter dan op grond van artikel 7, punt 2, verordening Brussel I bis eveneens internationaal en intern relatief bevoegd om kennis te nemen van alle nadien ingestelde individuele schadevorderingen van beleggers die schade hebben geleden als bedoeld in vraag 1)? |
4) |
Indien de Nederlandse rechter als hiervoor bedoeld in vraag 3) wel internationaal, maar niet intern relatief bevoegd is om kennis te nemen van alle individuele schadevorderingen van beleggers die schade hebben geleden als bedoeld in vraag 1), wordt dan de interne relatieve bevoegdheid bepaald op grond van de woonplaats van de gedupeerde belegger, de vestigingsplaats van de bank waar deze belegger zijn persoonlijke bankrekening aanhoudt of de vestigingsplaats van de bank waar de beleggingsrekening wordt aangehouden, dan wel een ander aanknopingspunt? |