Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62018CN0737

Zaak C-737/18 P: Hogere voorziening ingesteld op 27 november 2018 door de Portugese Republiek tegen het arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 26 september 2018 in zaak T-463/16, Portugal/Commissie

PB C 35 van 28.1.2019, p. 14–15 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

28.1.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 35/14


Hogere voorziening ingesteld op 27 november 2018 door de Portugese Republiek tegen het arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 26 september 2018 in zaak T-463/16, Portugal/Commissie

(Zaak C-737/18 P)

(2019/C 35/18)

Procestaal: Portugees

Partijen

Rekwirante: Portugese Republiek (vertegenwoordigers: L. Inez Fernandes, P. Barros da Costa, P. Estêvão en J. Saraiva de Almeida, gemachtigden)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

het bestreden arrest vernietigen voor zover het Gerecht bij dat arrest het beroep tot nietigverklaring van besluit C(2016) 3753 (1) van de Commissie van 20 juni 2016 heeft verworpen;

besluit C(2016) 3753 van de Commissie van 20 juni 2016 nietig verklaren, aangezien de zaak in staat van wijzen is en het Hof de door de Portugese Republiek aangevoerde middelen kan afdoen;

de Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

De Portugese Republiek vordert vernietiging van het bestreden arrest en derhalve nietigverklaring van het bestreden besluit op de volgende gronden:

1)

Onjuiste rechtsopvatting en schending van het rechtszekerheidsbeginsel — Schending van artikel 24 van verordening (EG) nr. 73/2009 (2), artikel 54, lid 1, onder c), tweede alinea, en artikel 71, lid 1, van verordening (EG) nr. 1122/2009 (3), alsook een kennelijke tegenstrijdigheid die het gevolg is van de onjuiste rechtsopvatting waarvan het Gerecht blijk heeft gegeven met de in de punten 43 en 44 van het bestreden arrest verrichte vaststelling dat het tweede middel van de Commissie niet-ontvankelijk was aangezien het stelsel van randvoorwaardencontrole van Portugal een doeltreffend controlesysteem is, zodat het Gerecht, door aldus te oordelen dat dit middel niet-ontvankelijk was maar zonder daarbij evenwel het bestreden besluit nietig te verklaren, blijk heeft gegeven van een kennelijke onjuiste rechtsopvatting en zijn eigen vaststellingen heeft tegengesproken, en het daardoor het rechtszekerheidsbeginsel heeft geschonden.

2)

Onjuiste rechtsopvatting, tegenstrijdige vaststellingen en schending van het evenredigheidsbeginsel, voor zover in punt 41 van het bestreden arrest het ondubbelzinnige onderscheid tussen subsidiabiliteit en het systeem van randvoorwaardencontrole wordt aanvaard, en in de punten 46 en 47 daarentegen wordt bevestigd dat het totale bedrag van de aan de landbouwers betaalde steun moest worden gecorrigeerd. Aldus heeft het Gerecht in punt 43 van het bestreden arrest ten onrechte geoordeeld dat het risico voor het fonds niet kan worden beperkt tot een controlesteekproef en heeft het de door de Commissie met betrekking tot alle kosten verrichte financiële correctie gehandhaafd, hetgeen noch passend noch noodzakelijk is voor het nagestreefde doel, en wat als zodanig dan ook onevenredig is. Deze conclusie van het Gerecht levert schending op van artikel 5 VWEU, artikel 31, lid 2, van verordening nr. 1290/2005 en artikel 50, lid 1, van verordening nr 1122/2009, waaruit blijkt dat het correctiepercentage slechts van toepassing is op het gedeelte van de kosten die aan het risico zijn onderworpen, namelijk 1 %. Daardoor geeft het bestreden arrest blijk van een onjuiste rechtsopvatting en tegenstrijdige motivering en zijn algemene rechtsbeginselen en de regels van punt 2, eerste en zesde alinea, van punt 2 van werkdocument AGRI-2005-64043 van de Commissie geschonden, welke regels onjuist zijn toegepast, en zijn ook werkdocument DS/2010/29 REV van de Commissie en het evenredigheidsbeginsel geschonden.


(1)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/1059 van de Commissie van 20 juni 2016 houdende onttrekking aan EU-financiering van bepaalde uitgaven die de lidstaten hebben verricht in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) of in het kader van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 3753) (PB 2016, L 173, blz. 59).

(2)  Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1782/2003 (PB 2009, L 30, blz. 16).

(3)  Verordening (EG) nr. 1122/2009 van de Commissie van 30 november 2009 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem in het kader van de bij die verordening ingestelde regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers en ter uitvoering van verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden in het kader van de steunregeling voor de wijnsector (PB 2009, L 316, blz. 65).


Top