Wybierz funkcje eksperymentalne, które chcesz wypróbować

Ten dokument pochodzi ze strony internetowej EUR-Lex

Dokument 62018CA0071

    Zaak C-71/18: Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 4 september 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Vestre Landsret - Denemarken) – Skatteministerium/KPC Herning (Prejudiciële verwijzing – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (btw) – Richtlijn 2006/112/EG – Verkoop van een terrein waarop op het tijdstip van de levering een gebouw staat – Kwalificatie – Artikelen 12 en 135 – Begrip „bouwterrein” – Begrip „gebouw” – Beoordeling van de economische en commerciële realiteit – Beoordeling van de objectieve gegevens – Bedoeling van de partijen)

    PB C 383 van 11.11.2019, str. 18—18 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    11.11.2019   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 383/18


    Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 4 september 2019 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Vestre Landsret - Denemarken) – Skatteministerium/KPC Herning

    (Zaak C-71/18) (1)

    (Prejudiciële verwijzing - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (btw) - Richtlijn 2006/112/EG - Verkoop van een terrein waarop op het tijdstip van de levering een gebouw staat - Kwalificatie - Artikelen 12 en 135 - Begrip „bouwterrein” - Begrip „gebouw” - Beoordeling van de economische en commerciële realiteit - Beoordeling van de objectieve gegevens - Bedoeling van de partijen)

    (2019/C 383/17)

    Procestaal: Deens

    Verwijzende rechter

    Vestre Landsret

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Skatteministerium

    Verwerende partij: KPC Herning

    Dictum

    Artikel 12, lid 1, onder a) en b), en leden 2 en 3, alsmede artikel 135, lid 1, onder j) en k), van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde moeten aldus worden uitgelegd dat een handeling bestaande in de levering van een terrein waarop op de datum van die levering een gebouw staat, niet kan worden aangemerkt als de levering van een „bouwterrein” wanneer deze handeling economisch gezien zelfstandig is ten opzichte van andere prestaties en niet samen met die prestaties één enkele handeling vormt, ook al was het de bedoeling van de partijen dat het gebouw geheel of gedeeltelijk zou worden gesloopt om plaats te maken voor een nieuw gebouw.


    (1)  PB C 134 van 16.4.2018.


    Góra