This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62017CN0279
Case C-279/17: Request for a preliminary ruling from the Amtsgericht Hannover (Germany) lodged on 18 May 2017 — Thomas Kiehl v TUIfly GmbH
Zaak C-279/17: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Amtsgericht Hannover (Duitsland) op 18 mei 2017 — Thomas Kiehl/TUIfly GmbH
Zaak C-279/17: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Amtsgericht Hannover (Duitsland) op 18 mei 2017 — Thomas Kiehl/TUIfly GmbH
PB C 239 van 24.7.2017, p. 36–36
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
24.7.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 239/36 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Amtsgericht Hannover (Duitsland) op 18 mei 2017 — Thomas Kiehl/TUIfly GmbH
(Zaak C-279/17)
(2017/C 239/45)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Amtsgericht Hannover
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Thomas Kiehl
Verwerende partij: TUIfly GmbH
Prejudiciële vragen
1) |
Vormt de uit ziekmeldingen resulterende afwezigheid van een voor de uitvoering van vluchten relevant deel van het personeel van de uitvoerende luchtvaartmaatschappij een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5, lid 3, van verordening (EG) nr. 261/2004 (1)? Indien vraag 1 bevestigend wordt beantwoord: hoe hoog moet het afwezigheidspercentage zijn om van een dergelijke omstandigheid te kunnen spreken? |
2) |
Indien vraag 1 ontkennend wordt beantwoord: vormt de spontane afwezigheid van een voor de uitvoering van de vluchten relevant deel van het personeel van de uitvoerende luchtvaartmaatschappij wegens een volgens het arbeidsrecht en volgens het collectieve overeenkomstenrecht niet gewettigde staking („wilde staking”) een buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5, lid 3, van verordening (EG) nr. 261/2004? Indien vraag 2 bevestigend wordt beantwoord: hoe hoog moet het afwezigheidspercentage zijn om van een dergelijke omstandigheid te kunnen spreken? |
3) |
Indien vraag 1 of vraag 2 bevestigend wordt beantwoord: moet de buitengewone omstandigheid zich hebben voorgedaan bij de geannuleerde vlucht zelf of heeft de uitvoerende luchtvaartmaatschappij het recht om op grond van economische overwegingen een nieuw vliegplan op te stellen? |
4) |
Indien vraag 1 of vraag 2 bevestigend wordt beantwoord: heeft de vermijdbaarheid betrekking op de buitengewone omstandigheid dan wel op de gevolgen van het zich voordoen van de buitengewone omstandigheid? |
(1) Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91 (PB 2004, L 46, blz. 1).