Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015CN0222

    Zaak C-222/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Pécsi Törvényszék (Hongarije) op 15 mei 2015 — Hőszig Kft./Alstom Power Thermal Services

    PB C 245 van 27.7.2015, p. 9–10 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    27.7.2015   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 245/9


    Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Pécsi Törvényszék (Hongarije) op 15 mei 2015 — Hőszig Kft./Alstom Power Thermal Services

    (Zaak C-222/15)

    (2015/C 245/12)

    Procestaal: Hongaars

    Verwijzende rechter

    Pécsi Törvényszék

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Hőszig Kft.

    Verwerende partij: Alstom Power Thermal Services

    Prejudiciële vragen

    I.

    Met betrekking tot verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I) (1) [hierna: „Rome I-verordening”]:

    1)

    Kan de nationale rechter de in artikel 10, lid 2, van de Rome I-verordening gebruikte woorden „uit de omstandigheden blijkt” aldus uitleggen dat bij de beoordeling van de omstandigheden waarmee rekening moet worden gehouden om te bepalen of het redelijk is dat geen toestemming is verleend volgens het recht van het land waar een partij haar gewone verblijfplaats heeft, dient te worden gekeken naar de omstandigheden van de sluiting, het onderwerp en de uitvoering van de overeenkomst?

    1.1)

    Moeten de in artikel 10, lid 2, bedoelde gevolgen van de in punt 1 beschreven situatie aldus worden uitgelegd dat wanneer, op basis van het door een partij gedane beroep [op het recht van het land waar zij haar gewone verblijfplaats heeft], uit de in aanmerking te nemen omstandigheden blijkt dat het verlenen van toestemming met betrekking tot het ingevolge artikel 10, lid 1, toepasselijke recht niet redelijkerwijs voortvloeit uit het gedrag van die partij, de rechter het bestaan en de geldigheid van de contractsbepaling dient te beoordelen volgens het recht van het land waar de partij die dat beroep heeft gedaan haar gewone verblijfplaats heeft?

    2)

    Kan de nationale rechter artikel 10, lid 2, van de Rome I-verordening aldus uitleggen dat hij de discretionaire bevoegdheid heeft om — rekening houdend met alle omstandigheden van het geval — te beoordelen of het verlenen van toestemming met betrekking tot het ingevolge artikel 10, lid 1, toepasselijke recht, in het licht van de in aanmerking te nemen omstandigheden, niet redelijkerwijs voortvloeit uit het gedrag van de betrokken partij?

    3)

    Indien een partij zich, voor het bewijs dat zij haar toestemming niet heeft verleend, krachtens artikel 10, lid 2, van de Rome I-verordening beroept op het recht van het land waar zij haar gewone verblijfplaats heeft, moet de nationale rechter dan rekening houden met dat recht voor zover op grond daarvan het door die partij verlenen van toestemming met betrekking tot het krachtens de overeenkomst toepasselijke recht, gelet op de genoemde omstandigheden, niet is aan te merken als redelijk gedrag?

    3.1)

    Verzet het [Unierecht] zich er in dat geval tegen dat de nationale rechter een zodanige uitlegging geeft dat bij de beoordeling van de omstandigheden om te bepalen of het redelijk is dat geen toestemming is verleend, dient te worden gekeken naar de omstandigheden van de sluiting, het onderwerp en de uitvoering van de overeenkomst?

    II.

    Met betrekking tot verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (2) [hierna: „executieverordening”]:

    1)

    Verzet artikel 23, lid 1, van de executieverordening zich ertegen dat de nationale rechter een zodanige uitlegging geeft dat precies moet worden aangegeven welk gerecht bevoegd is, of is het, gelet op overweging 14 van deze verordening, voldoende dat de wil of bedoeling van partijen duidelijk blijkt uit de bewoordingen van de overeenkomst?

    1.1)

    Is het verenigbaar met artikel 23, lid 1, van de executieverordening dat de nationale rechter een zodanige uitlegging geeft dat een in de algemene voorwaarden van één van de partijen opgenomen forumkeuzebeding, op grond waarvan partijen zijn overeengekomen dat geschillen die voortvloeien uit of samenhangen met de geldigheid, uitvoering of afhandeling van de opdracht en die tussen partijen niet in der minne worden opgelost, uitsluitend en definitief worden beslecht door de gerechten van een bepaalde stad in een lidstaat (namelijk de gerechten van Parijs), voldoende duidelijk is omdat de wil of bedoeling van partijen met betrekking tot de aangewezen lidstaat, gelet op overweging 14 van de executieverordening, ondubbelzinnig blijkt uit de bewoordingen van het forumkeuzebeding?


    (1)  PB L 177, blz. 6.

    (2)  PB 2001, L 12, blz. 1.


    Top