Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62014CN0482

    Zaak C-482/14: Beroep ingesteld op 30 oktober 2014 — Europese Commissie/Bondsrepubliek Duitsland

    PB C 16 van 19.1.2015, p. 17–18 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    19.1.2015   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 16/17


    Beroep ingesteld op 30 oktober 2014 — Europese Commissie/Bondsrepubliek Duitsland

    (Zaak C-482/14)

    (2015/C 016/27)

    Procestaal: Duits

    Partijen

    Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: W. Mölls, J. Hottiaux en T. Maxian Rusche, gemachtigden)

    Verwerende partij: Bondsrepubliek Duitsland

    Conclusies

    De Bondsrepubliek Duitsland heeft de verplichtingen geschonden die op haar rusten krachtens artikel 6, lid 1, van richtlijn 2012/34/EU (1) (artikel 6, lid 1, van richtlijn 91/440/EEG), doordat zij heeft toegelaten dat overheidsmiddelen die voor het beheer van de spoorweginfrastructuur zijn verstrekt, naar vervoersdiensten kunnen worden overgedragen.

    De Bondsrepubliek Duitsland heeft de verplichtingen geschonden die op haar rusten krachtens artikel 6, lid 4, van richtlijn 2012/34/EU (artikel 6, lid 1, van richtlijn 91/440/EEG), doordat zij heeft nagelaten ervoor te zorgen dat de naleving van het verbod overheidsmiddelen voor het beheer van de spoorweginfrastructuur naar vervoersdiensten over te dragen, door de wijze van boekhouding kan worden gecontroleerd.

    De Bondsrepubliek Duitsland heeft de verplichtingen geschonden die op haar rusten krachtens artikel 31, lid 1, van richtlijn 2012/34/EU (artikel 7, lid 1, van richtlijn 2001/14/EG), doordat zij heeft nagelaten ervoor te zorgen dat rechten voor het gebruik van de infrastructuur enkel mogen worden aangewend om de infrastructuurbeheerder van middelen te voorzien.

    De Bondsrepubliek Duitsland heeft de verplichtingen geschonden die op haar rusten krachtens artikel 6, lid 3, van richtlijn 2012/34/EU (artikel 9, lid 4, van richtlijn 91/440/EEG) en krachtens artikel 6, lid 1, van verordening (EG) nr. 1370/2007 (2) juncto punt 5 van de bijlage bij deze verordening, doordat zij heeft nagelaten ervoor te zorgen dat openbare financiële middelen voor de exploitatie van openbaar personenvervoer afzonderlijk worden opgevoerd in de desbetreffende rekeningen.

    De Bondsrepubliek Duitsland draagt de kosten van het geding.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster het volgende aan:

    Duitsland laat toe dat het concern Deutsche Bahn dankzij afspraken over winstoverdracht inkomsten van de beheerder van de spoorweginfrastructuur in de vorm van rechten voor het gebruik van de infrastructuur en overheidsmiddelen gebruikt voor andere doeleinden dan het beheer van de infrastructuur. Deze middelen kunnen immers worden aangewend voor doeleinden die met vervoersdiensten verband houden. Dit is onverenigbaar met de artikelen 6, lid 1, en 31, lid 1, van richtlijn 2012/34/EU.

    Bovendien maakt de boekhouding van de infrastructuurbeheerder het niet mogelijk het verbod op de overdracht van overheidsmiddelen naar vervoersdiensten te controleren. Duitsland laat dit toe, wat in strijd is met artikel 6, lid 4, van richtlijn 2012/34/EU.

    Ten slotte zorgt Duitsland er niet voor dat overheidsmiddelen voor de exploitatie van openbaar personenvervoer afzonderlijk worden opgevoerd in de desbetreffende rekeningen. Dat is in strijd met artikel 6, lid 3, van richtlijn 2012/34/EU en met artikel 6, lid 1, van verordening (EG) nr. 1370/2007 juncto punt 5 van de bijlage bij deze verordening.


    (1)  Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte, PB L 343, blz. 32.

    (2)  Verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad en verordening (EEG) nr. 1107/70 van de Raad, PB L 315, blz. 1.


    Top