EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012CN0050

Zaak C-50/12 P: Hogere voorziening ingesteld op 1 februari 2012 , door Kendrion NV tegen het arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 16 november 2011 in zaak T-54/06, Kendrion tegen Commissie

PB C 80 van 17.3.2012, p. 14–14 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

17.3.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 80/14


Hogere voorziening ingesteld op 1 februari 2012, door Kendrion NV tegen het arrest van het Gerecht (Vierde kamer) van 16 november 2011 in zaak T-54/06, Kendrion tegen Commissie

(Zaak C-50/12 P)

2012/C 80/20

Procestaal: Nederlands

Partijen

Rekwirante: Kendrion NV (vertegenwoordigers: P. Glazener en T. Ottervanger, advocaten)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

Het arrest conform de in deze hogere voorziening aangevoerde middelen geheel dan wel gedeeltelijk nietig te verklaren;

De beschikking geheel dan wel gedeeltelijk nietig te verklaren voor zover deze rekwirante betreft;

De aan rekwirante opgelegde boete nietig te verklaren of te verminderen;

Subsidiair, de zaak terug te verwijzen naar het Gerecht voor een nieuwe beoordeling in overeenstemming met de rechtsopvatting van het Hof;

De Commissie in de kosten van deze procedure alsmede in de kosten van de procedure voor het Gerecht te veroordelen.

Middelen en voornaamste argumenten

1)

Volgens het eerste middel heeft het Gerecht blijk gegeven van een onjuiste opvatting van het Unierecht en heeft het zijn oordeel tegenstrijdig en gebrekkig gemotiveerd door te oordelen dat de Commissie rechtens genoegzaam heeft uiteengezet waarom zij aan Kendrion een boete heeft opgelegd die hoger is dan de boete die aan Fardem is opgelegd.

2)

Volgens het tweede middel heeft het Gerecht bij de beoordeling van de vraag of de Commissie mocht aannemen dat Kendrion hoofdelijk aansprakelijk is voor de aan haar ex-dochter Fardem op te leggen boete, blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en heeft het Gerecht gefaald in het concrete onderzoek van bewijs en aldus procedurele fouten gemaakt. In zijn arrest heeft het Gerecht de bewijslast onjuist verdeeld, de feiten manifest miskend en bewijsmiddelen kennelijk onjuist beoordeeld. Het Gerecht heeft zijn opvattingen voorts gebrekkig gemotiveerd en is onvoldoende ingegaan op de door Kendrion aangedragen argumenten.

3)

Met dit derde middel komt Kendrion op tegen de overwegingen van het bestreden arrest in welke het Gerecht het tweede, vierde en vijfde middel van Kendrion in eerste aanleg bespreekt en afwijst. Naar het oordeel van Kendrion is het Gerecht uitgegaan van een onjuiste opvatting van het Unierecht door aan te nemen dat moedermaatschappij Kendrion, die niet bij de inbreuk was betrokken, een eigen boete opgelegd kan krijgen die hoger is dan de boete die opgelegd aan dochteronderneming Fardem die de inbreuk heeft gepleegd. Voorts heeft het Gerecht het beginsel van gelijke behandeling geschonden, en heeft het zijn oordeel tegenstrijdig en gebrekkig gemotiveerd.

4)

Met het vierde middel voert Kendrion aan dat het Gerecht ten onrechte als „niet ter zake doend” verwerpt het door Kendrion aangevoerde argument dat de procedure bij het Gerecht buitensporig lang heeft geduurd. Het Gerecht lijkt aldus van mening te zijn dat het niet bevoegd is een oordeel te vellen over onregelmatigheden in de procedure voor het Gerecht. Ook al zou juist zijn dat het Gerecht niet zelf bevoegd is tot boetematiging wegens een te lange duur van de eigen procedure, in elk geval is het Hof gehouden op dit voor de rechtszekerheid wezenlijke punt een oordeel te vellen en daar de nodige consequenties uit te trekken.


Top