Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62012CN0010

Zaak C-10/12 P: Hogere voorziening ingesteld op 5 januari 2012 door Transnational Company „Kazchrome” AO en ENRC Marketing AG tegen het arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 25 oktober 2011 in zaak T-192/08, Transnational Company „Kazchrome” AO en ENRC Marketing AG/Raad van de Europese Unie

PB C 65 van 3.3.2012, p. 9–10 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

3.3.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 65/9


Hogere voorziening ingesteld op 5 januari 2012 door Transnational Company „Kazchrome” AO en ENRC Marketing AG tegen het arrest van het Gerecht (Tweede kamer) van 25 oktober 2011 in zaak T-192/08, Transnational Company „Kazchrome” AO en ENRC Marketing AG/Raad van de Europese Unie

(Zaak C-10/12 P)

2012/C 65/18

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirantes: Transnational Company „Kazchrome” AO en ENRC Marketing AG (vertegenwoordigers: A. Willems, avocat en S. De Knop, advocate)

Andere partijen in de procedure: Raad van de Europese Unie, Europese Commissie, Euroalliages

Conclusies

Rekwirantes verzoeken het Hof:

het arrest van het Gerecht van 25 oktober 2011 te vernietigen voor zover het Gerecht de bestreden verordening niet nietig heeft verklaard en rekwiranten heeft verwezen in de kosten van de procedure in eerste aanleg;

de zaak definitief af te doen en de bestreden verordening nietig te verklaren;

de Raad te verwijzen in de kosten van de hogere voorziening en de procedure in eerste aanleg;

elke tussenkomende partij te verwijzen in de kosten van de hogere voorziening en de procedure in eerste aanleg.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirantes voeren aan dat het Gerecht:

blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de inbreuken van de Instellingen op artikel 3, lid 7, van de antidumpingbasisverordening (1) onvoldoende waren voor nietigverklaring van de bestreden verordening (2);

blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de instellingen de schadelijke gevolgen van andere factoren dan de invoer met dumping niet gezamenlijk hoefden te beoordelen;

ten onrechte de verzoeksters heeft verwezen in de kosten van de Raad en Euroalliages.


(1)  Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB L 56, blz. 1).

(2)  Verordening (EG) nr. 172/2008 van de Raad van 25 februari 2008 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op ferrosilicium van oorsprong uit de Volksrepubliek China, Egypte, Kazachstan, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en Rusland (PB L 55, blz. 6).


Top