Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62010CN0474

Zaak C-474/10: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Court of Appeal in Northern Ireland (Verenigd Koninkrijk) op 29 september 2010 — Seaport (NI) Ltd, Magherafelt district Council, F P McCann (Developments) Ltd, Younger Homes Ltd, Heron Brothers Ltd, G Small Contracts, Creagh Concrete Products Ltd/Ministerie van Leefmilieu van Noord-Ierland

PB C 13 van 15.1.2011, p. 16–16 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

15.1.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 13/16


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Court of Appeal in Northern Ireland (Verenigd Koninkrijk) op 29 september 2010 — Seaport (NI) Ltd, Magherafelt district Council, F P McCann (Developments) Ltd, Younger Homes Ltd, Heron Brothers Ltd, G Small Contracts, Creagh Concrete Products Ltd/Ministerie van Leefmilieu van Noord-Ierland

(Zaak C-474/10)

()

2011/C 13/27

Procestaal: Engels

Verwijzende rechter

Court of Appeal in Northern Ireland

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Seaport (NI) Ltd, Magherafelt district Council, F P McCann (Developments) Ltd, Younger Homes Ltd, Heron Brothers Ltd, G Small Contracts, Creagh Concrete Products Ltd

Verwerende partij: Ministerie van Leefmilieu van Noord-Ierland

Prejudiciële vragen

1)

Moet richtlijn [2001/42] (1) aldus worden uitgelegd dat, wanneer een overheidsinstantie die overeenkomstig artikel 3 van de richtlijn een plan opstelt, zelf ook de globale verantwoordelijkheid voor milieuaangelegenheden in een lidstaat draagt, die lidstaat op basis van artikel 6, lid 3, mag weigeren een instantie aan te wijzen die moet worden geraadpleegd voor de toepassing van de artikelen 5 en 6?

2)

Moet de richtlijn aldus worden uitgelegd dat, wanneer een overheidsinstantie die overeenkomstig artikel 3 van de richtlijn een plan opstelt, zelf ook de globale verantwoordelijkheid voor milieuaangelegenheden in een lidstaat draagt, die lidstaat verplicht is ervoor te zorgen dat er een aan te wijzen raadgevende instantie bestaat die onderscheiden is van eerstgenoemde instantie?

3)

Moet de richtlijn aldus worden uitgelegd dat het vereiste van artikel 6, lid 2, op basis waarvan de in artikel 6, lid 3, bedoelde instanties en het in artikel 6, lid 4, bedoelde publiek, tijdig, daadwerkelijk en „binnen een passend tijdschema” de gelegenheid moeten krijgen hun mening te geven, mag worden uitgevoerd door voorschriften die bepalen dat de instantie die bevoegd is om het plan op te stellen geval per geval een tijdslimiet mag vaststellen waarbinnen de opmerkingen moeten worden ingediend, of moeten de voorschriften die de richtlijn uitvoeren zelf een tijdslimiet vaststellen — of verschillende tijdslimieten voor verschillende omstandigheden — waarbinnen dergelijke opmerkingen moeten worden ingediend?


(1)  Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma's (PB L 197, blz. 30).


Top