This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62009TA0146
Case T-146/09: Judgment of the General Court of 17 May 2013 — Parker ITR and Parker-Hannifin v Commission (Competition — Agreements, decisions and concerted practices — European market for marine hoses — Decision finding an infringement of Article 81 EC and Article 53 of the EEA Agreement — Price-fixing, market-sharing and the exchange of commercially sensitive information — Attributability of unlawful conduct — Fines — 2006 Guidelines on the method of setting fines — Legal certainty — Ceiling of 10 % — Mitigating circumstances — Cooperation)
Zaak T-146/09: Arrest van het Gerecht van 17 mei 2013 — Parker ITR en Parker-Hannifin/Commissie ( „Mededinging — Mededingingsregelingen — Europese markt voor slangen voor maritieme toepassingen — Beschikking tot vaststelling van inbreuk op artikel 81 EG en artikel 53 van EER-Overeenkomst — Vaststelling van prijzen, marktverdeling en uitwisseling van commercieel gevoelige informatie — Toerekenbaarheid van inbreukmakend gedrag — Geldboeten — Richtsnoeren van 2006 voor berekening van geldboeten — Gewettigd vertrouwen — Plafond van 10 % — Verzachtende omstandigheden — Medewerking” )
Zaak T-146/09: Arrest van het Gerecht van 17 mei 2013 — Parker ITR en Parker-Hannifin/Commissie ( „Mededinging — Mededingingsregelingen — Europese markt voor slangen voor maritieme toepassingen — Beschikking tot vaststelling van inbreuk op artikel 81 EG en artikel 53 van EER-Overeenkomst — Vaststelling van prijzen, marktverdeling en uitwisseling van commercieel gevoelige informatie — Toerekenbaarheid van inbreukmakend gedrag — Geldboeten — Richtsnoeren van 2006 voor berekening van geldboeten — Gewettigd vertrouwen — Plafond van 10 % — Verzachtende omstandigheden — Medewerking” )
PB C 189 van 29.6.2013, p. 16–16
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
29.6.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 189/16 |
Arrest van het Gerecht van 17 mei 2013 — Parker ITR en Parker-Hannifin/Commissie
(Zaak T-146/09) (1)
(Mededinging - Mededingingsregelingen - Europese markt voor slangen voor maritieme toepassingen - Beschikking tot vaststelling van inbreuk op artikel 81 EG en artikel 53 van EER-Overeenkomst - Vaststelling van prijzen, marktverdeling en uitwisseling van commercieel gevoelige informatie - Toerekenbaarheid van inbreukmakend gedrag - Geldboeten - Richtsnoeren van 2006 voor berekening van geldboeten - Gewettigd vertrouwen - Plafond van 10 % - Verzachtende omstandigheden - Medewerking)
2013/C 189/29
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partijen: Parker ITR Srl (Veniano, Italië) en Parker-Hannifin Corp. (Mayfield Heights, Ohio, Verenigde Staten) (vertegenwoordigers: B. Amory, F. Marchini Càmia en F. Amato, advocaten)
Verwerende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: aanvankelijk N. Khan, V. Bottka en S. Noë, vervolgens V. Bottka, S. Noë en R. Sauer, gemachtigden)
Voorwerp
Primair een verzoek tot gedeeltelijke nietigverklaring van beschikking C(2009) 428 definitief van de Commissie van 28 januari 2009 in een procedure op grond van artikel 81 [EG] en artikel 53 van de EER-Overeenkomst (zaak COMP/39.406 — Olieslangen voor maritieme toepassingen), voor zover die beschikking verzoeksters betreft, en subsidiair een verzoek tot intrekking of aanzienlijke verlaging van de geldboete die hun bij die beschikking is opgelegd
Dictum
1. |
Artikel 1, sub i, van beschikking C(2009) 428 definitief van de Commissie van 28 januari 2009 in een procedure op grond van artikel 81 [EG] en artikel 53 van de EER-Overeenkomst (zaak COMP/39.406 — Olieslangen voor maritieme toepassingen) wordt nietig verklaard voor zover de Europese Commissie daarbij heeft vastgesteld dat Parker ITR Srl vóór 1 januari 2002 aan de inbreuk heeft deelgenomen. |
2. |
Artikel 2, sub e, van beschikking C(2009) 428 definitief wordt nietig verklaard. |
3. |
Het bedrag van de aan Parker ITR opgelegde geldboete wordt vastgesteld op 6 400 000 EUR, en Parker-Hannifin Corp. wordt hoofdelijk aansprakelijk gesteld tot betaling hiervan ten belope van 6 300 000 EUR. |
4. |
Het beroep wordt verworpen voor het overige. |
5. |
De Commissie wordt verwezen in haar eigen kosten en in die van Parker ITR en Parker-Hannifin. |