Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62009CN0429

    Zaak C-429/09: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Halle (Duitsland) op 30 oktober 2009 — Günter Fuss/Stadt Halle (Saale)

    PB C 24 van 30.1.2010, p. 23–23 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    30.1.2010   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 24/23


    Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Halle (Duitsland) op 30 oktober 2009 — Günter Fuss/Stadt Halle (Saale)

    (Zaak C-429/09)

    2010/C 24/41

    Procestaal: Duits

    Verwijzende rechter

    Verwaltungsgericht Halle

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Günter Fuss

    Verwerende partij: Stadt Halle (Saale)

    Prejudiciële vragen

    1)

    Vloeien uit richtlijn 2003/88/EG (1) van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (PB L 299, blz. 9; hierna: „richtlijn 2003/88”) secundaire rechten voort wanneer de werkgever een arbeidstijd heeft vastgesteld die de grenzen van artikel 6, sub b, van richtlijn 2003/88 overschrijdt?

    2)

    Indien de eerste vraag bevestigend moet worden beantwoord, vloeit dat recht dan voort uit de enkele schending van richtlijn 2003/88 of stelt het gemeenschapsrecht verdergaande eisen voor het ontstaan van dat recht, bijvoorbeeld dat een verzoek tot arbeidstijdverkorting bij de werkgever moet zijn ingediend of dat er sprake moet zijn van schuld bij de vaststelling van de arbeidstijd?

    3)

    Indien er een secundair recht bestaat, rijst de vraag of het gericht is op compensatie in de vorm van vrije tijd dan wel op een financiële schadeloosstelling en welke criteria het gemeenschapsrecht bevat voor de berekening van de omvang van het recht?

    4)

    Zijn de referentieperiodes van artikel 16, sub b, en/of artikel 19, tweede alinea, van richtlijn 2003/88 rechtstreeks toepasselijk in een geval als het onderhavige waarin het nationale recht enkel een arbeidstijd vaststelt, die de maximumarbeidstijd van artikel 6, sub b, overschrijdt, en niet voorziet in een compensatie? Indien er sprake is van rechtstreekse toepasselijkheid, rijst de vraag of, en zo ja hoe, de compensatie moet plaatsvinden wanneer de werkgever tot aan het einde van de referentieperiode niet tot compensatie overgaat?

    5)

    Hoe moeten de vragen 1 tot en met 4 worden beantwoord voor de periode waarin richtlijn 93/104/EG (2) van de Raad van 23 november 1993 (PB L 307, blz. 15) van kracht was?


    (1)  Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (PB L 299, blz. 9).

    (2)  Richtlijn 93/104/EG van de Raad van 23 november 1993 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (PB L 307, blz. 18).


    Top