EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 24.1.2023
COM(2023) 35 final
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S
Herziening van het EU-initiatief inzake bestuivers
Een "New Deal" voor bestuivers
{SWD(2023) 18 final}
1.Inleiding
De achteruitgang van wilde bestuivers en de gevolgen daarvan voor de voedselzekerheid, de menselijke gezondheid, de levenskwaliteit en het functioneren van ecosystemen geeft aanleiding tot grote bezorgdheid in de hele samenleving. Ze heeft ook geleid tot oproepen, met name door wetenschappers en het maatschappelijk middenveld, voor doortastende maatregelen om de oorzaken van de achteruitgang aan te pakken. Een recent voorbeeld is het Europees burgerinitiatief “Red de bijen en de boeren!”, waarin wordt opgeroepen tot een transitie naar een meer bijvriendelijke landbouw, en dat in oktober 2022 met succes aan de Europese Commissie werd gepresenteerd na meer dan één miljoen steunbetuigingen van EU-burgers te hebben verzameld.
Ongeveer vier op de vijf gewassoorten en wilde bloemensoorten in Europa zijn, althans tot op zekere hoogte, afhankelijk van bestuiving door dieren, in dit geval door duizenden insectensoorten. Deze dienst levert tastbare voordelen op voor de economie: de bijdrage ervan aan de landbouwproductie van de EU wordt geschat op ten minste 5 miljard EUR per jaar. De meeste essentiële voordelen die bestuivers bieden, zijn nog onvoldoende gekwantificeerd, zoals hun bijdrage aan de voedselzekerheid en de gezondheid, of aan het behoud van de gezondheid en veerkracht van ecosystemen door wilde planten te bestuiven.
Toch worden Europa en de wereld geconfronteerd met een drastisch verlies van wilde bestuivers. Volgens de Europese rode lijst neemt de populatie van ongeveer één op drie bijen-, vlinder- en zweefvliegsoorten af. Bovendien zijn één op tien bijen- en vlindersoorten en één op drie zweefvliegsoorten met uitsterven bedreigd. Hoewel deze cijfers al alarmbellen doen rinkelen, is het volledige beeld nog niet bekend. Een beter begrip van de status van bestuivers kan mogelijk een nog zorgwekkendere situatie aan het licht brengen.
De achteruitgang van bestuivers vormt een bedreiging voor zowel het menselijk welzijn als de natuur. Het verlies van bestuivers ondermijnt de landbouwproductiviteit op de lange termijn, waardoor een trend die onder invloed staat van andere factoren, met name de huidige geopolitieke situatie met de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne, nog wordt versterkt.
Tijdens de 15e Conferentie van de Partijen (COP15) bij het Verdrag van de Verenigde Naties inzake biologische diversiteit in december 2022 zijn wereldwijde inspanningen geleverd om de biodiversiteitscrisis aan te pakken. Deze wereldwijde inspanningen moeten vergezeld gaan van ambitieuze maatregelen om de biodiversiteit op EU-niveau, waarvan bestuivers een integraal onderdeel zijn, te beschermen en te herstellen.
In 2018 keurde de Commissie het allereerste EU-kader goed om de achteruitgang van wilde bestuivers aan te pakken: het EU-initiatief inzake bestuivers. Dit initiatief omvatte langetermijndoelstellingen voor 2030 en een uitgebreide reeks maatregelen die op korte tot middellange termijn moesten worden uitgevoerd. Het initiatief wordt sterk ondersteund in alle groepen belanghebbenden en er is grote publieke belangstelling voor. De doelstellingen van het initiatief hebben een sterke impuls gekregen door de Europese Green Deal.
In de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 is de algemene ambitie vastgelegd om de daling van het aantal en de diversiteit van bestuivers tegen 2030 om te keren als onderdeel van een reeks toezeggingen en doelstellingen voor het herstel van de natuur in de EU. Bij de strategie werd ook het EU-biodiversiteitsplatform opgericht, waarbinnen een werkgroep voor bestuivers werd opgezet als het belangrijkste bestuursplatform voor het initiatief inzake bestuivers. Andere initiatieven in het kader van de Europese Green Deal, zoals de “van boer tot bord”-strategie, het actieplan om de vervuiling tot nul terug te brengen, de bosstrategie, de strategie voor aanpassing aan de klimaatverandering, helpen bedreigingen voor bestuivers aan te pakken.
In deze mededeling wordt een herzien actieplan voor het EU-initiatief inzake bestuivers gepresenteerd, gebaseerd op uitgebreide raadplegingen van belanghebbenden en institutionele feedback van het Europees Parlement, de Raad, het Comité van de Regio’s en de Europese Rekenkamer. Zij bevat maatregelen die de EU en haar lidstaten moeten nemen om de achteruitgang van bestuivers tegen 2030 om te keren.
De herziening is een vervolg op de beoordeling van de vooruitgang in de uitvoering van het EU-initiatief inzake bestuivers, die de Commissie in 2021 heeft uitgevoerd. Uit de beoordeling bleek dat, hoewel het initiatief een nuttig beleidsinstrument blijft, er nog aanzienlijke uitdagingen moeten worden overwonnen om de achteruitgang van bestuivers een halt toe te roepen en om te keren. Er moeten met name meer maatregelen worden genomen om de factoren die een rol spelen bij de achteruitgang doeltreffend aan te pakken, ondersteund door robuuste monitoring- en governancemechanismen. In de beoordeling werd opgeroepen het initiatief te herzien om aan de langetermijndoelstellingen te voldoen.
De herziening is ook een vervolg op het speciaal verslag van de Europese Rekenkamer over EU-maatregelen ter bescherming van wilde bestuivers. In dit verslag van de Europese Rekenkamer werden hiaten vastgesteld in de belangrijkste EU-beleidslijnen voor de aanpak van de voornaamste bedreigingen voor wilde bestuivers en werd aanbevolen dat de Commissie de noodzaak zou beoordelen van specifieke maatregelen om bedreigingen aan te pakken die momenteel nog niet zijn overwogen in het initiatief inzake bestuivers. In het verslag werd ook gewezen op de noodzaak om maatregelen ter bescherming van wilde bestuivers beter te integreren in het EU-beleid inzake behoud van biodiversiteit en landbouw, en om de bescherming van wilde bestuivers tegen pesticiden te verbeteren.
In juni 2022 heeft de Commissie een voorstel ingediend voor een wet inzake natuurherstel, die tot doel heeft de ambitie van de biodiversiteitsstrategie wettelijk vast te leggen: het voorstel bevat een wettelijk bindende doelstelling voor de EU-lidstaten om de achteruitgang van bestuiverpopulaties tegen 2030 om te keren en daarna de stijgende trends vast te houden. De wet inzake natuurherstel en dit herziene initiatief inzake bestuivers gaan hand in hand: het wetgevingsvoorstel biedt de lidstaten de ruimte om zelf in hun nationale herstelplannen te bepalen wat de meest effectieve maatregelen zijn om het doel te bereiken. De acties in dit herziene initiatief, die een breed scala aan EU-beleidslijnen omvatten, zijn gericht op het ondersteunen en aanvullen van de nationale herstelmaatregelen die vereist zijn op grond van de voorgestelde wet inzake natuurherstel.
2.EU-optreden om de achteruitgang van bestuivers tegen te gaan
In het herziene initiatief inzake bestuivers zijn doelstellingen voor 2030 en gerelateerde acties in het kader van drie prioriteiten vastgesteld:
I: Verbetering van de kennis van de achteruitgang van bestuivers en de oorzaken en gevolgen ervan
II: Verbetering van de instandhouding van bestuivers en aanpak van de oorzaken van de achteruitgang van bestuivers
III: Mobilisatie van de samenleving en bevordering van strategische planning en samenwerking op alle niveaus
In de volgende hoofdstukken worden deze prioriteiten en de bijbehorende acties uitgewerkt. In de tabel in de bijlage staan alle acties vermeld.
2.1.PRIORITEIT I: Verbetering van de kennis van de achteruitgang van bestuivers en de oorzaken en gevolgen ervan
Maatregelen om bestuivers te helpen moeten worden ondersteund door degelijk wetenschappelijk bewijs. Sinds 2018 is er grote vooruitgang geboekt bij het verzamelen van bruikbare kennis voor de instandhouding van bestuivers, maar er blijven aanzienlijke kennishiaten bestaan. Er zijn meer inspanningen nodig om een robuust EU-breed monitoringsysteem voor bestuivers op te zetten, kritische beoordelingen en ruimtelijke analyses uit te voeren en gerichte onderzoeks- en innovatieactiviteiten te bevorderen.
Opzetten van een veelomvattend monitoringsysteem
Om effectieve instandhoudings- en herstelmaatregelen voor bestuiverpopulaties uit te voeren, is het noodzakelijk dat hun verspreiding, status en trends in kaart worden gebracht met voldoende nauwkeurige ruimtelijke en temporele details. Dit vereist een robuust EU-breed monitoringsysteem dat regelmatige en frequente informatie over een lange periode verstrekt. De Commissie en de lidstaten werken aan een monitoringmethode, voortbouwend op technische opties voor een EU-monitoringsysteem voor bestuivers (EU-PoMS). Om de trends in de dichtheid en diversiteit van bestuivers nauwgezet te meten en op betrouwbare wijze de vooruitgang in de richting van de omkering ervan te beoordelen, zal monitoring op een voldoende aantal locaties moeten worden uitgevoerd. Krachtens de voorgestelde wet inzake natuurherstel zouden de lidstaten verplicht zijn om de soorten bestuivers elk jaar te monitoren volgens een gestandaardiseerde methode.
Daarnaast moeten ook de belangrijkste bedreigingen bij de achteruitgang van bestuivers in de gaten worden gehouden. Het initiatief inzake Europese monitoring van biodiversiteit in agrarische landschappen (Embal), dat informatie verzamelt over de habitats van bestuivers in agrarische landschappen, en het Insignia-project, dat is gericht op het toezicht op pesticiden en andere verontreinigende stoffen met behulp van de honingbij als bio-indicator, bieden efficiënte manieren om informatielacunes over de toestand van de habitats voor bestuivers en de milieuverontreiniging op te vullen. Deze processen vereisen een systematische uitvoering op de lange termijn. Het opzetten van een geïntegreerd kader voor monitoring van de achteruitgang van bestuivers, de oorzaken en gevolgen ervan, volgens het DPSIR-interventiemodel (driving force, pressure, state, impact and response), zou het mogelijk maken om de output en resultaten van relevante beleidsacties te volgen.
Ondersteuning van onderzoek en evaluatie
Onderzoeks- en innovatieactiviteiten zullen nodig blijven om bruikbare kennis te genereren op basis van systematisch verzamelde gegevens en informatie, ondersteund door het EU-kaderprogramma voor onderzoek en innovatie – Horizon Europa – en door nationale onderzoeksinspanningen. We moeten meer inzicht krijgen in de taxonomische en functionele diversiteit van bestuiversgemeenschappen en hun verspreiding, evenals in de bedreigingen voor bestuivers en hun interacties. Dit laatste geldt met name voor minder bekende bedreigingen voor bestuivers (zie prioriteit II).
Ook zullen beoordelingsinstrumenten verder ontwikkeld moeten worden, zoals de beoordeling van de rode lijst en het EU-breed in kaart brengen van belangrijke bestuivingsgebieden, om gerichte instandhoudings- en herstelmaatregelen mogelijk te maken.
Bevordering van capaciteitsopbouw en kennisdeling
Voor monitoring en onderzoek zijn veel middelen nodig, en financiële en personele middelen zullen op een kosteneffectieve manier moeten worden ingezet. Strategische ontwikkeling van onderzoeksinfrastructuur, instrumenten voor monitoring en expertise kunnen hierbij helpen. Het zal met name belangrijk zijn om de capaciteit van zowel professionele als burgerwetenschap te vergroten om taxonomisch werk te verrichten, door werk, onderwijs en opleidingsmogelijkheden te bieden.
Bestaande online-instrumenten, zoals de EU Pollinator Information Hive en het biodiversiteitsinformatiesysteem voor Europa (BISE), moeten ten volle worden benut om monitoringresultaten en de door onderzoek en innovatie gegenereerde kennis te delen. Dit vereist betrokkenheid op zowel EU- als nationaal niveau, met steun van het Europees Milieuagentschap. Het delen van kennis, samen met open toegang tot gegevens, zal de efficiëntie van overheidsinvesteringen verhogen en zorgen voor transparantie van wetenschapsbeleidsprocessen en besluitvorming.
2.2.PRIORITEIT II: Verbetering van de instandhouding van bestuivers en aanpak van de oorzaken van de achteruitgang van bestuivers
De belangrijkste bedreigingen voor wilde bestuivers zijn onder meer verandering in landgebruik (waaronder verstedelijking), intensief landbouwbeheer (waaronder pesticidengebruik), milieuverontreiniging (waaronder lichtvervuiling), invasieve uitheemse soorten en de klimaatverandering. Er kunnen andere bedreigingen opduiken, waardoor bestuivers extra onder druk komen te staan. Over sommige bedreigingen, zoals intensieve landbouw en pesticidengebruik, is meer bekend dan over andere. De passende maatregelen om de gevolgen ervan te verminderen zijn algemeen bekend. Deze maatregelen moeten dringend op grotere schaal worden toegepast.
Voor andere bedreigingen, zoals verontreiniging door chemische stoffen, luchtverontreinigende stoffen en zware metalen, is de kennis onvoldoende om de omvang en verspreiding van de effecten ervan op bestuivers in te schatten, of om een geschikte interventiestrategie uit te stippelen. Hier zijn verdere monitoring en onderzoeks- en innovatieactiviteiten nodig om met een op wetenschap gebaseerde reactie op de achteruitgang van bestuivers te kunnen komen.
Betere instandhouding van bestuiversoorten en habitats
Bestuiverpopulaties staan onder druk in uiteenlopende landschappen en bij uiteenlopende soorten landgebruik, die met elkaar in wisselwerking staan, waardoor de schadelijke gevolgen nog groter worden. Maatregelen om die gevolgen te verminderen mogen daarom niet afzonderlijk worden genomen, maar moeten sectoroverschrijdend worden gecoördineerd en goed worden gepland om samenhang, synergieën en kosteneffectiviteit te waarborgen.
Beschermde gebieden en passend landbeheer vormen de ruggengraat voor de instandhouding van de rijke diversiteit aan bestuiversoorten. Op basis hiervan moeten strategisch geplande herstelactiviteiten worden uitgevoerd om te zorgen voor geschikte gebieden met goed verbonden, hoogwaardige habitats voor bestuivers. Instandhoudingsplannen voor soorten zijn een belangrijk instrument om een dergelijke strategische aanpak te coördineren, met name voor de meest bedreigde soorten. Zij bevatten informatie over de toestand, de ecologie, de bedreigingen en de huidige instandhoudingsmaatregelen voor elke soort en een lijst van de belangrijkste acties die nodig zijn om hun staat van instandhouding in hun verspreidingsgebied in de EU te verbeteren. De Commissie is momenteel bezig met de ontwikkeling van drie instandhoudingsplannen voor bepaalde soorten bedreigde bestuivers. Twee plannen hebben betrekking op landbouw- en boslandschappen in de hele EU, en het derde heeft betrekking op een specifiek geografisch gebied, de Canarische Eilanden. Na voltooiing moet hun brede acceptatie en uitvoering worden gewaarborgd door steun uit verschillende financieringsbronnen, waaronder het LIFE-programma.
De instandhouding van bestuivers moet goed worden geïntegreerd in het beheer van beschermde gebieden, met name het Natura 2000-netwerk. Veel door de habitatrichtlijn beschermde habitattypen zijn essentieel voor bestuivers. Het opnemen van bestuivers als typische soorten bij de monitoring en beoordeling van de staat van instandhouding van deze habitats zou helpen de instandhouding van bestuivers in de beheersplannen van Natura 2000 te stroomlijnen.
De uitrol van de monitoring van bestuivers zal helpen om zeldzame en bedreigde bestuiversoorten beter in kaart te brengen. Deze informatie moet worden gebruikt voor het verder afstemmen van de inspanningen voor instandhouding en herstel, en voor het aanwijzen van nieuwe beschermde gebieden, met het oog op de EU-doelstelling om 30 % beschermde gebieden te bereiken tegen 2030 in het kader van de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030.
Landgebruik en veranderingen in landgebruik, zoals intensivering van land- en bosbouw, verstedelijking en infrastructuurontwikkeling, kunnen een negatieve invloed hebben op bestuivers doordat de beschikbaarheid van de habitats voor bestuivers afneemt en de versnippering van de habitats toeneemt. Er is een geïntegreerde aanpak voor natuurlijke en culturele landschappen nodig om versnippering van habitats tegen te gaan. Dit kan worden bereikt door middel van een strategisch gepland netwerk van habitatstroken die samen een verbonden infrastructuur vormen door het landschap heen, en biogeografische en administratieve regio’s doorkruisen. Dankzij dergelijke ecologische corridors voor bestuivers – wij stellen voor deze “Buzz Lines” te noemen – kunnen soorten zich verplaatsen op zoek naar voedsel, beschutting en voortplantings- en nestplaatsen. Bovendien zouden deze corridors fungeren als migratieroutes voor soorten waarop de klimaatverandering invloed heeft, om zo de aanpassingsinspanningen te ondersteunen. Processen voor ruimtelijke ordening op alle bestuursniveaus zijn van cruciaal belang voor de succesvolle implementatie van het “Buzz Lines”-netwerk.
Acties ten behoeve van bestuivers in verschillende landschappen moeten ook verder worden ondersteund via EU-fondsen, met name het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) van de EU, de fondsen voor het cohesiebeleid en het LIFE-programma. De lidstaten moeten ook de grensoverschrijdende samenwerking in dit verband sterk aanmoedigen en vergemakkelijken.
Herstel van de habitats voor bestuivers in agrarische landschappen
Bekende vormen van druk zijn onder meer bepaalde landbouwpraktijken zoals monocultuur, intensief gebruik van pesticiden en intensieve grondbewerking, intensief begrazen of maaien en, waar dit voorkomt, overbemesting van graslanden, wat leidt tot de achteruitgang van bestuivers in agrarische landschappen. Een grotere inzet van bestuivervriendelijke agronomische technieken, met name agro-ecologie, is essentieel om deze trend te keren.
Het GLB is een van de belangrijkste instrumenten ter ondersteuning van een dergelijke transitie, door middel van maatregelen zoals biologische landbouw, instandhouding en ontwikkeling van landschapselementen, agrobosbouw, verminderd gebruik van chemische stoffen en bescherming van bestuivervriendelijke planten op weiden en bufferstroken. In 2023-2027 zal het GLB gebonden zijn aan een nieuwe groene architectuur met aangescherpte basisvereisten en nieuwe ecoregelingen onder pijler I, in combinatie met maatregelen onder pijler II, zoals agromilieu- en klimaatverbintenissen. Interventies die gunstig zijn voor bestuivers in agrarische landschappen moeten op een strategische en gecoördineerde manier worden gepland, op basis van de behoeften die op lokaal niveau zijn vastgesteld. Bestuivervriendelijke landschappen zijn biodivers, met gediversifieerde landschapselementen en bieden voldoende hoogwaardige en goed verbonden habitats.
Binnen het GLB kunnen de lidstaten strategische interventies ontwerpen die bijdragen aan de specifieke economische, ecologische en sociale doelstellingen. Zo kunnen op resultaat gebaseerde betalingsregelingen zorgen voor een effectievere aanpak en landbouwers meer flexibiliteit en prikkels bieden om milieuvriendelijke praktijken toe te passen. Bovendien worden de lidstaten aangemoedigd om de druk op landschapsniveau te verlichten door middel van collectieve regelingen, die de samenwerking tussen landbouwers stimuleren bij de collectieve uitvoering van agromilieu- en klimaatverbintenissen.
De door de lidstaten ontwikkelde strategische GLB-plannen omvatten een reeks maatregelen met een groot potentieel voor de bescherming van bestuivers. Zo hebben verschillende plannen tot doel voedselgebieden te creëren voor wilde bestuivers, zoals bloemenstroken, de teelt van eenjarige drachtplanten of andere geschikte landschapselementen. Andere verbintenissen betreffen de inrichting van niet-productieve gebieden op bouwland om onder andere de status van bestuivers te verbeteren en het voedselaanbod voor bestuivende insecten te vergroten. De plannen kunnen ook gericht zijn op de vervanging van chemische gewasbeschermingsmiddelen door biologische bestrijdingsmethoden, wat aanzienlijk bijdraagt tot de bescherming van bestuivers.
De risico’s van landbouwchemicaliën (met name pesticiden en hoge nutriëntengehalten) moeten ook voldoende worden beperkt. Dit vereist gezamenlijke inspanningen en samenwerking tussen overheden en landbouwers. Landbouwadviseurs die goed zijn opgeleid op het gebied van biodiversiteit en de instandhouding van bestuivers, evenals demonstratie- en communicatieactiviteiten, zijn essentiële elementen om een betere toepassing van gerichte maatregelen te vergemakkelijken. Zodra deze beschikbaar zijn, moeten robuuste indicatoren op basis van de EU-brede monitoringmethodologie voor bestuivers (zie prioriteit I) worden gebruikt om het effect van interventies te evalueren. In het kader van het GLB kan, naast andere financieringsbronnen, op initiatief van de lidstaten technische bijstand worden ingezet ter ondersteuning van de uitrol van het monitoringsysteem voor bestuivers (EU-PoMS).
De effecten van het gebruik van pesticiden op bestuivers verminderen
Pesticiden blijven een belangrijke oorzaak van de achteruitgang van bestuivers en de effecten ervan moeten door gericht beleid en gerichte praktijken worden verminderd. In de “van boer tot bord”-strategie en de biodiversiteitsstrategie van de EU heeft de Commissie zich ertoe verbonden het risico en het gebruik van pesticiden en het gebruik van gevaarlijkere pesticiden tegen 2030 met 50 % te verminderen. Deze doelstellingen moeten met name worden verwezenlijkt door de voorgestelde verordening inzake het duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. De Commissie zal ook verder werken aan de verbetering van de indicatoren die worden gebruikt voor het kwantificeren van de vermindering van het risico en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.
Als onderdeel van de ontwerpverordening inzake het duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen heeft de Commissie ook een verbod op het gebruik van pesticiden in kwetsbare gebieden voorgesteld. Hieronder vallen beschermde gebieden voor natuurbehoud, evenals gebieden waar bestuivers leven die met uitsterven worden bedreigd. In het kader van de interinstitutionele onderhandelingen onderzoeken het Europees Parlement en de Raad de modaliteiten van een dergelijk verbod in detail. De ontwerpverordening inzake het duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen voorziet ook in een bredere toepassing van geïntegreerde gewasbescherming. Met deze methode wordt een hiërarchie van interventies voor gewasbescherming gevestigd, waarbij de nadruk ligt op maatregelen met een laag risico en chemische pesticiden alleen als laatste redmiddel worden ingezet.
Een groeiende zorg is de verlening door de lidstaten van noodtoelatingen voor pesticiden die niet langer op EU-niveau zijn goedgekeurd. De Commissie zal de situatie blijven volgen en zal de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) opdracht geven om na te gaan of de door de lidstaten verstrekte rechtvaardigingen voor deze toelatingen geldig zijn. De Commissie heeft dit al herhaaldelijk gedaan met betrekking tot noodtoelatingen voor het gebruik van bepaalde neonicotinoïden. Bovendien neemt de Commissie maatregelen om de beschikbaarheid te verbeteren van alternatieven met een laag risico voor chemische bestrijding van plaagorganismen, met name met betrekking tot biologische oplossingen zoals micro-organismen.
De Commissie werkt aan een betere risicobeoordeling van pesticiden voor bestuivers. Hierbij legt zij zich onder meer toe op het verbeteren van de risicobeoordeling voor bijen om de ongewenste effecten van het gebruik van pesticiden op honingbijen en wilde bijensoorten te minimaliseren. Bovendien is er dringend behoefte aan een snellere beschikbaarheid van testmethoden waarmee de toxiciteit van pesticiden voor wilde bestuivers kan worden bepaald. Er moet ook voor worden gezorgd dat het gebruik van formuleringshulpstoffen in combinatie met werkzame stoffen in gewasbeschermingsmiddelen wordt verboden wanneer wordt aangenomen dat zij onaanvaardbare effecten hebben voor het milieu, waaronder bestuivers.
Verbetering van de habitats voor bestuivers in stedelijke gebieden
Verstedelijking en de ontwikkeling van infrastructuur leiden tot een verminderde beschikbaarheid van natuurlijke habitats voor bestuivers. Als stedelijke gebieden echter goed worden uitgedacht en beheerd, kunnen ze fungeren als toevluchtsoorden voor bestuivers, vooral in een ruimer landschap zonder bloemen. Ze kunnen ook de connectiviteit van habitats verbeteren door “springplankhabitats” te bieden, zoals openbare parken, particuliere tuinen (ook in landelijke gebieden), stadsboerderijen en groene muren en groendaken.
De Commissie heeft richtsnoeren voor bestuivervriendelijke steden ontwikkeld, die door steden verder moeten worden bevorderd en op grote schaal moeten worden toegepast. Bovendien moet bij het opstellen van plannen voor stedelijke vergroening rekening worden gehouden met de instandhouding van bestuivers. Stedelijke gebieden zijn ook hotspots voor betrokkenheidsactiviteiten en spelen derhalve een belangrijke rol bij het vergroten van de betrokkenheid van burgers bij natuurbehoudactiviteiten.
Terugdringen van de effecten van invasieve uitheemse soorten op bestuivers
Bepaalde invasieve uitheemse soorten kunnen directe of indirecte druk uitoefenen op bestuivers. Ze kunnen inheemse bestuivers aanvallen, een vector zijn voor nieuwe ziekten en ziekteverwekkers, of met hen concurreren om voedselbronnen. Invasieve uitheemse planten kunnen inheemse planten verdringen, waardoor plantengemeenschappen waarvan inheemse bestuivers afhankelijk zijn, veranderen.
Om verdere introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten waarvan de gevolgen voor bestuivers ernstig kunnen zijn, te voorkomen, zal worden overwogen deze soorten op te nemen in de lijst van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten.
Om ervoor te zorgen dat het beperken van het gebruik van pesticiden in kwetsbare gebieden het toekomstige beheer van invasieve uitheemse plantensoorten niet ondermijnt, is het belangrijk de beschikbaarheid, toepassing en effectiviteit van niet-chemische beheersmogelijkheden te vergroten.
Het risico van de introductie en verspreiding van uitheemse soorten die schadelijk zijn voor bestuivers, moet ook verder worden verminderd door het gebruik van bestuivervriendelijke inheemse planten en zaadmengsels te bevorderen in onder meer particuliere tuinen, openbare gebieden, landbouwgrond en bossen.
Aanpak van de klimaatverandering en van andere oorzaken van de achteruitgang van bestuivers
Klimaatverandering verandert de lokale weersomstandigheden in termen van temperatuur en neerslag, en kan daardoor een verminderde beschikbaarheid van middelen voor bestuivers veroorzaken (bijvoorbeeld als gevolg van droogte) en gelijktijdig ontwikkelde relaties tussen planten en bestuivers verstoren, zoals het tijdschema van de bloei en de opkomst van gespecialiseerde bestuivers.
Met name wordt van veel soorten verwacht dat ze hun verspreidingsgebied veranderen om zich aan te passen aan gewijzigde klimatologische omstandigheden, waardoor ze naar nieuwe gebieden zouden moeten verhuizen. Hoewel de EU een reeks klimaatbeleidsmaatregelen en -strategieën heeft ingevoerd om tegen 2050 het eerste klimaatneutrale en klimaatbestendige continent te worden, zullen de Europese ecosystemen de komende decennia onvermijdelijk worden beïnvloed door klimaatverandering. Daarom is het van belang de gevolgen van klimaatverandering voor bestuivers en hun habitats te onderzoeken en in dit verband de meest kwetsbare zones voor bestuivers in kaart te brengen, zodat gerichte maatregelen kunnen worden ontwikkeld en uitgevoerd om de gevolgen te beperken.
De impact van lichtvervuiling op nachtelijke bestuivers is algemeen bekend, waardoor specifieke mitigatiemaatregelen op nationaal, regionaal en lokaal niveau mogelijk zijn. De Commissie heeft in haar richtsnoeren voor burgers en steden aanbevelingen opgenomen over hoe lichtvervuiling kan worden beperkt en zal deze aanbevelingen blijven bevorderen.
Bestuivers kunnen ook worden aangetast door biociden. De goedkeuring van werkzame stoffen en de toelating van biociden die werkzame stoffen bevatten, zijn onderworpen aan een strikte risicobeoordeling. Het Europees Agentschap voor chemische stoffen werkt momenteel aan een specifieke aanpak om de risico’s van biociden voor bestuivers te beoordelen.
2.3.PRIORITEIT III: Mobilisatie van de samenleving en bevordering van strategische planning en samenwerking op alle niveaus
Burgers en bedrijven helpen om in actie te komen
Voor de uitvoering van de acties die onder de vorige twee prioriteiten zijn geschetst, is een brede mobilisatie van alle relevante actoren nodig, onder wie wetenschappers, beleidsmakers, burgers, landbouwers en bedrijven.
Dit moet worden ondersteund door effectieve communicatie-, mobilisatie- en netwerkactiviteiten. Inspraak van het publiek bij de monitoring en instandhouding van bestuivers moet verder worden bevorderd. Dit moet burgerwetenschap omvatten, evenals georganiseerde processen van inspraak van het publiek bij monitoring- en instandhoudingsactiviteiten op alle relevante niveaus. Het Europese competentiekader voor duurzaamheid kan burgers de middelen verstrekken om in dit verband te handelen.
Aangezien de achteruitgang van bestuivers naar verwachting grote gevolgen zal hebben voor toekomstige generaties, moet ook bijzondere aandacht worden besteed aan de betrokkenheid van jongeren. In dit opzicht bieden nieuwe technologieën, zoals de ervaring van een virtuele realiteit met Pollinator Park, aanvullende kanalen om de samenleving als geheel te betrekken.
De betrokkenheid van belangrijke bedrijfssectoren moet verder worden vergemakkelijkt via bestaande netwerken, om de toepassing van de richtsnoeren betreffende maatregelen voor de instandhouding van bestuivers in alle sectoren te bevorderen.
Bevordering van strategische planning en samenwerking op alle niveaus
Het initiatief inzake bestuivers zal moeten worden omgezet in goed doordachte strategische benaderingen op nationaal, regionaal en lokaal niveau. Alleen een consequente handelwijze op alle bestuursniveaus kan de achteruitgang van bestuivers omkeren.
Nationale strategieën voor bestuivers moeten de inspanningen in alle relevante sectoren en beleidsgebieden coördineren en stimuleren om de achteruitgang van bestuivers tegen 2030 om te keren, onder meer door middel van acties die worden ondersteund door de fondsen van het EU-cohesiebeleid. Zij moeten worden omgezet in actieplannen op regionaal en lokaal niveau. De strategieën en actieplannen moeten op transparante wijze worden ontwikkeld, in nauwe samenwerking met alle relevante belanghebbenden en gebruikmakend van bestaande netwerken en platforms om samenwerking tussen meerdere actoren te vergemakkelijken. Indien nodig moet worden onderzocht of nieuwe netwerken en platforms kunnen worden opgezet. Voor controversiële onderwerpen en interventies bieden participatieve, deliberatieve en co-creatieve processen aanvullende middelen om spanningen tussen verschillende actoren, onder wie burgers, aan te pakken. Bij het bevorderen van regionale betrokkenheid en samenwerking zal een actieve rol voor het Europees Comité van de Regio’s van bijzonder belang zijn.
Ten slotte is de achteruitgang van bestuivers niet uitsluitend een Europese uitdaging. De inspanningen van de EU moeten bijdragen aan de internationale inspanningen om deze wereldwijde trend te keren, in het kader van het internationale initiatief voor bestuivers en via andere relevante internationale fora.
3.Conclusie
We hebben geen andere keuze dan de achteruitgang van wilde bestuivers een halt toe te roepen en om te keren als we de biodiversiteit in de EU, die van fundamenteel belang is voor het welzijn van de mens, in stand willen houden. In het nieuwe actiekader krachtens het EU-initiatief inzake bestuivers wordt een weg voor de EU uitgestippeld om deze uitdaging aan te gaan. Samen met het voorstel voor een wet inzake natuurherstel vormt het actiekader een nieuwe deal voor bestuivers in de EU.
Dit herziene initiatief zal bijdragen aan de doelstellingen van de Europese Green Deal, met name de biodiversiteitsstrategie en de “van boer tot bord”-strategie. Het zal ook een waardevolle bijdrage leveren aan de vooruitgang van de EU in de richting van de relevante duurzameontwikkelingsdoelen van de VN en de toezeggingen die zijn overeengekomen in het kader van het Verdrag inzake biologische diversiteit.
De Commissie verzoekt het Europees Parlement en de Raad om het nieuwe actiekader krachtens dit initiatief te onderschrijven en om zich actief in te zetten voor de uitvoering ervan, in nauwe samenwerking met alle betrokken partijen.
BIJLAGE – Nieuw actiekader
Deze bijlage geeft een overzicht van de doelstellingen en maatregelen in het kader van elke prioriteit van het herziene EU-initiatief inzake bestuivers.
PRIORITEIT I: Verbetering van de kennis van de achteruitgang van bestuivers en de oorzaken en gevolgen ervan
|
Doelstellingen die tegen 2030 moeten worden verwezenlijkt
De status van bestuivers en de belangrijkste oorzaken van de achteruitgang ervan worden regelmatig gemonitord door middel van een EU-breed monitoringsysteem en regelmatig beoordeeld. Dit vormt de basis voor het ontwikkelen van robuuste indicatoren die informatie geven over de effecten van relevant nationaal en EU-beleid op bestuivers. Kritische kennislacunes over de achteruitgang van bestuivers, de oorzaken en gevolgen ervan voor de samenleving en de economie worden gedicht. Er is open toegang tot gegevens en informatie over bestuivers.
|
ACTIE
|
VOLTOOID DOOR
|
1. OPZETTEN VAN EEN VEELOMVATTEND MONITORINGSYSTEEM
|
|
1.1
|
De Commissie en de lidstaten moeten de ontwikkeling en het testen van een gestandaardiseerde methodologie voor een EU-monitoringsysteem voor bestuivers (EU-PoMS) afronden. Met de methodologie zullen jaarlijkse gegevensreeksen worden verstrekt over de dichtheid en diversiteit van bestuiversoorten, met voldoende statistische gegevens om te beoordelen of de achteruitgang van bestuivers zowel op EU- als nationaal niveau is omgekeerd. Zodra de methode beschikbaar is, moeten de lidstaten de regeling in de praktijk toepassen.
|
2026
|
1.2
|
De Commissie zal, met de steun van de lidstaten en het Europees Milieuagentschap, een geïntegreerd kader uitwerken voor het monitoren van de achteruitgang van bestuivers en de oorzaken en gevolgen ervan. De Commissie zal de systematische verzameling van gegevens over de belangrijkste bedreigingen voor bestuivers blijven ondersteunen, met name via de initiatieven Embal en Insignia.
|
2026
|
1.3
|
De Commissie zal indicatoren ontwikkelen over de status van bestuiverpopulaties en de druk waarmee zij worden geconfronteerd, en zal opties onderzoeken voor het ontwikkelen van indicatoren over de effecten van bestuivers op de gezondheid van ecosystemen, de economie en het menselijk welzijn. Deze indicatoren zullen worden ontwikkeld om onder meer bij te dragen tot de evaluatie van relevant beleid, zoals het gemeenschappelijk landbouwbeleid (verband met actie 5.4).
|
Doorlopend tot 2030
|
2. ONDERSTEUNING VAN ONDERZOEK EN EVALUATIE
|
|
2.1
|
De Commissie en de lidstaten moeten onderzoek en innovatie op het gebied van de status van bestuivers, de oorzaken en gevolgen van de achteruitgang ervan, evenals doeltreffende mitigatiemaatregelen bevorderen. Prioritair basis- en toegepast onderzoek, dat wordt ondersteund door het EU-kaderprogramma voor onderzoek en innovatie – Horizon Europa – en nationale onderzoeksinspanningen, moet de kennisbasis over alle bestuivergroepen vergroten en het inzicht in nieuwe bedreigingen voor bestuivers verbeteren.
|
Doorlopend tot 2030
|
2.2
|
De Commissie zal de beoordeling van de Europese rode lijst voor de belangrijkste groepen bestuivende insecten – bijen, zweefvliegen, vlinders en motten – afronden.
|
2024
|
2.3
|
De Commissie zal, samen met de lidstaten en het Europees Milieuagentschap, de belangrijkste bestuivingsgebieden in de EU vaststellen en in kaart brengen. Dit zijn de gebieden waarop de instandhoudings- en herstelinspanningen moeten worden gericht.
|
2025
|
3. BEVORDERING VAN CAPACITEITSOPBOUW EN KENNISDELING
|
|
3.1
|
Op basis van een evaluatie van de lacunes moeten de Commissie en de lidstaten investeringen ondersteunen om de capaciteit van EU-deskundigen op het gebied van de taxonomie van bestuivers (d.w.z. de wetenschap van de benaming, beschrijving en indeling van deze organismen) te vergroten, om te voldoen aan onderzoeks- en monitoringbehoeften. De lidstaten moeten hun inspanningen op het gebied van onderwijs opvoeren en werkgelegenheid op dit gebied creëren.
|
Doorlopend tot 2030
|
3.2
|
De Commissie zal blijven werken aan de ontwikkeling van een gegevensbank over bestuiversoorten (met inbegrip van de beschrijving, afbeeldingen en verspreidingskaarten van elke soort) en zal de ontwikkeling van praktijkrichtsnoeren en identificatiesleutels ondersteunen om de monitoring van bestuivers te vergemakkelijken.
|
2025
|
3.3
|
De Commissie en de lidstaten moeten open toegang bevorderen tot gegevens en informatie die zijn gegenereerd door onderzoeks- en monitoringactiviteiten, evenals tot andere relevante gegevensbronnen, zoals gegevens over landgebruik in het kader van het geïntegreerd beheers- en controlesysteem (GBCS) van het GLB.
|
Doorlopend tot 2030
|
3.4
|
De Commissie en het Europees Milieuagentschap zullen het delen van kennis blijven faciliteren via de EU Pollinator Information Hive en het biodiversiteitsinformatiesysteem voor Europa (BISE).
|
Doorlopend tot 2030
|
3.5
|
De Commissie en de lidstaten moeten de verdere ontwikkeling ondersteunen van onderzoeksinfrastructuur die belangrijk is voor het verbeteren van de kennisbasis over bestuivers, onder meer door voort te bouwen op bestaande initiatieven zoals het Distributed System of Scientific Collections (DiSSCo) en het Europese Long-Term Ecosystem Research (eLTER).
|
2026
|
PRIORITEIT II: Verbetering van de instandhouding van bestuivers en aanpak van de oorzaken van de achteruitgang van bestuivers
|
Doelstellingen die tegen 2030 moeten worden verwezenlijkt
Voor bestuivers en hun habitats worden passende instandhoudings- en herstelmaatregelen vastgesteld en uitgevoerd. Maatregelen die relevant zijn voor bestuivers worden volledig geïntegreerd in het gemeenschappelijk landbouwbeleid, en de lidstaten maken ten volle gebruik van de mogelijkheden om de habitats voor bestuivers in plattelands- en stedelijke gebieden in stand te houden en te herstellen, ook in het kader van het EU-cohesiebeleid. De habitats voor bestuivers zijn daadwerkelijk verbonden met het ruimere landschap, zodat bestuivers zich over verschillende gebieden kunnen verspreiden en kunnen reageren op negatieve klimaatgevolgen. Bestuivers worden beschermd tegen de gevolgen van pesticiden, andere verontreinigende stoffen in het milieu en invasieve uitheemse soorten.
|
4. BETERE INSTANDHOUDING VAN BESTUIVERSOORTEN EN HABITATS
|
|
4.1
|
De Commissie zal de ontwikkeling van instandhoudingsplannen voor bedreigde bestuiversoorten afronden. Twee plannen hebben betrekking op landbouw- en boslandschappen en het derde heeft betrekking op de Canarische Eilanden. De Commissie en de lidstaten moeten de uitvoering van deze plannen ondersteunen.
|
2026
|
4.2
|
De Commissie zal bestuivers identificeren die kenmerkend zijn voor habitats die worden beschermd krachtens de habitatrichtlijn. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat bij de maatregelen die voor deze habitats worden genomen, met name in het kader van de Natura 2000-beheerplannen, rekening wordt gehouden met de instandhouding van bestuivers. De lidstaten moeten zorgen voor voldoende financiering voor die maatregelen.
|
Doorlopend tot 2030
|
4.3
|
De lidstaten moeten rekening houden met de behoeften van bedreigde bestuiversoorten bij het beheer van bestaande beschermde gebieden en in hun toezeggingen voor nieuwe beschermde gebieden in het kader van de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030.
|
Doorlopend tot 2030
|
4.4
|
De Commissie en de lidstaten moeten, met de steun van het Europees Milieuagentschap, een blauwdruk ontwerpen voor een netwerk van ecologische corridors voor bestuivers – “Buzz Lines” – en een plan van aanpak ontwikkelen voor de uitvoering ervan. Het plan is gebaseerd op het in kaart brengen van belangrijke bestuivingsgebieden en het creëren van nieuwe habitats door middel van herstel. Om de uitvoering van het “Buzz Lines”-netwerk te ondersteunen, moeten de lidstaten de instandhouding van bestuivers integreren in het beleid inzake ruimtelijke ordening op nationaal, regionaal en lokaal niveau.
|
2027, met doorlopende uitvoering tot 2030
|
4.5
|
De Commissie en de lidstaten moeten via het LIFE-programma activiteiten voor de instandhouding van bestuivers blijven stimuleren.
|
Doorlopend tot 2030
|
5. HERSTELLEN VAN HABITATS VOOR BESTUIVERS IN AGRARISCHE LANDSCHAPPEN
|
|
5.1
|
De Commissie zal met de lidstaten blijven samenwerken om de steun voor bestuivervriendelijke landbouw in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) te vergroten. De lidstaten moeten gerichte en strategisch geplande interventies ontwikkelen en uitvoeren om de achteruitgang van bestuivers in agrarische landschappen tegen 2030 om te keren, als onderdeel van het GLB en andere relevante instrumenten (bv. nationale of regionale natuurbehoudmaatregelen). Zij moeten tevens zorgen voor samenhang en synergieën tussen deze verschillende instrumenten en maatregelen. Met het oog op deze behoefte zal de Commissie nagaan hoe bij de toekomstige hervorming van het GLB het best kan worden omgegaan met de instandhouding en het herstel van bestuivers.
|
Doorlopend tot 2030
|
5.2
|
De Commissie zal de lidstaten en belanghebbenden blijven aanmoedigen om beste praktijken uit te wisselen en coördinatieactiviteiten te organiseren in het kader van het huidige GLB om de opzet en toepassing van doeltreffende instrumenten die bestuivers ten goede komen, zoals resultaatgerichte betalingsregelingen en collectieve maatregelen door landbouwers, te vergemakkelijken, onder meer via het GLB-netwerk van de EU en andere platforms van belanghebbenden.
|
2027
|
5.3
|
De lidstaten moeten de capaciteit van de landbouwbedrijfsadviesdiensten op het gebied van de instandhouding en het herstel van bestuivers verbeteren. De lidstaten moeten ook communicatie- en demonstratieactiviteiten voor bestuivervriendelijke programma’s opzetten.
|
Doorlopend tot 2030
|
5.4
|
De Commissie zal verder werken aan de ontwikkeling van een bestuiverindicator om deze op te nemen in het prestatietoezicht- en -evaluatiekader van het GLB, zodra het EU-monitoringsysteem voor bestuivers (EU-PoMS) voldoende is geïmplementeerd.
|
2026
|
6. DE EFFECTEN VAN HET GEBRUIK VAN PESTICIDEN OP BESTUIVERS VERMINDEREN
|
|
6.1
|
De Commissie zal verlangen dat alle lidstaten systemen opzetten die in overeenstemming zijn met de toepasselijke wettelijke vereisten om ervoor te zorgen dat professionele gebruikers van gewasbeschermingsmiddelen geïntegreerde gewasbescherming toepassen om de gevolgen van gewasbeschermingsmiddelen voor bestuivers tot een minimum te beperken.
|
2026
|
6.2
|
De Commissie zal opties beoordelen om de bestaande geharmoniseerde risico-indicatoren te verbeteren of er nieuwe te ontwikkelen om de trends in het risico en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, met inbegrip van de risico’s voor bestuivers, beter in te schatten.
|
Doorlopend tot 2030
|
6.3
|
De Commissie zal toezicht blijven houden op noodtoelatingen voor pesticiden die schadelijk zijn voor bestuivers en, indien nodig, de EFSA vragen de door de lidstaten verstrekte rechtvaardigingen te beoordelen. De Commissie zal de EFSA opdracht geven om specifieke protocollen te ontwikkelen om die rechtvaardigingen te evalueren. Wanneer wordt vastgesteld dat noodtoelatingen ongerechtvaardigd zijn, zal de Commissie besluiten blijven nemen om ze te verbieden. De Commissie zal toezicht houden op de uitvoering van het document met richtsnoeren voor noodtoelatingen en zal, indien nodig, overwegen om krachtens Verordening (EG) nr. 1107/2009 juridisch bindende criteria vast te stellen over wanneer noodtoelatingen kunnen worden verleend.
|
Doorlopend tot 2030
|
6.4
|
Na bekendmaking van de herziene en door de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) opgestelde richtsnoeren inzake de beoordeling van de risico’s ten aanzien van bijen door het gebruik van pesticiden, zal de Commissie met de lidstaten werken aan de volledige goedkeuring en uitvoering ervan. De Commissie zal de EFSA om een nieuwe beoordeling vragen wanneer er nieuwe kennis- of modelleringsinstrumenten beschikbaar komen.
|
2024
|
6.5
|
De Commissie zal samen met de lidstaten een werkplan opstellen voor het ontwikkelen, valideren en ringtesten van aanvullende testmethoden om de toxiciteit van pesticiden voor bestuivers, met inbegrip van wilde bestuivers, te bepalen. In dit werkplan zullen de indicatorsoorten worden bestudeerd die moeten worden getest en zullen de subletale en chronische effecten van bestrijdingsmiddelen worden opgenomen. Het plan ondersteunt de internationale erkenning van die methoden door middel van nieuwe testrichtsnoeren van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO).
|
2025
|
6.6
|
De Commissie zal een uitvoeringsverordening opstellen met een procedure en criteria voor het identificeren van onaanvaardbare formuleringshulpstoffen in gewasbeschermingsmiddelen, die milieubeschermingscriteria zullen omvatten die betrekking hebben op bestuivers.
|
2024
|
7. VERBETERING VAN DE HABITATS VOOR BESTUIVERS IN STEDELIJKE GEBIEDEN
|
|
7.1
|
De Commissie en de lidstaten moeten steden aanmoedigen om de richtsnoeren voor bestuivervriendelijke steden toe te passen.
|
Doorlopend tot 2030
|
7.2
|
Bij het ontwikkelen van plannen voor stedelijke vergroening moeten Europese steden rekening houden met de vereisten voor de instandhouding van bestuivers.
|
Doorlopend tot 2030
|
8. DE EFFECTEN VAN INVASIEVE UITHEEMSE SOORTEN OP BESTUIVERS VERMINDEREN
|
|
8.1
|
De Commissie zal bedreigingen voor bestuivers door invasieve uitheemse soorten die nog niet zijn opgenomen in de lijst van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten krachtens Verordening (EU) nr. 1143/2014, beoordelen en risicobeoordelingen opstellen voor de meest problematische soorten.
|
2025
|
8.2
|
De Commissie zal beheeropties voor invasieve uitheemse plantensoorten die het schadelijkst zijn voor wilde bestuivers beoordelen, met het oog op het vergroten van de beschikbaarheid, toepassing en effectiviteit van niet-chemische beheeropties.
|
2028
|
8.3
|
De Commissie zal richtsnoeren opstellen om het gebruik van bestuivervriendelijke inheemse planten en zaadmengsels te bevorderen in gebieden zoals particuliere tuinen, openbare gebieden, landbouwgrond en bossen.
|
2027
|
9. AANPAK VAN DE KLIMAATVERANDERING EN VAN ANDERE OORZAKEN VAN DE ACHTERUITGANG VAN BESTUIVERS
|
|
9.1
|
De Commissie zal, met de steun van het Europees Milieuagentschap, de meest kwetsbare zones voor bestuivers in de context van de klimaatverandering in kaart brengen, en gerichte beperkingsmaatregelen bedenken en uitvoeren. De lidstaten moeten in hun nationale strategieën voor de aanpassing aan de klimaatverandering rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering voor bestuivers en hun habitats.
|
Doorlopend tot 2030
|
9.2
|
De lidstaten moeten de gevolgen van lichtvervuiling voor bestuivers beperken door middel van nationaal, regionaal en lokaal beleid. De Commissie zal de toepassing van richtsnoeren voor het publiek en de steden in dit verband stimuleren.
|
Doorlopend tot 2030
|
9.3
|
Het Europees Agentschap voor chemische stoffen zal richtsnoeren ontwikkelen voor het beoordelen van de risico’s van biociden op bestuivers.
|
2024
|
PRIORITEIT III: Mobilisatie van de samenleving en bevordering van strategische planning en samenwerking op alle niveaus
|
Doelstellingen die tegen 2030 moeten worden verwezenlijkt
Op nationaal, regionaal en lokaal niveau zijn actieplannen ontwikkeld en uitgevoerd om de achteruitgang van bestuivers tegen te gaan. Het effect van overheidsbeleid is vergroot door het grote publiek en bedrijven op een doeltreffende manier te mobiliseren. Het effect van individuele maatregelen is vergroot door betere samenwerking en coördinatie van relevante actoren op alle niveaus. De EU neemt wereldwijd het voortouw om internationaal optreden inzake bestuivers te ondersteunen en te vergemakkelijken.
|
10. BURGERS EN BEDRIJVEN HELPEN OM IN ACTIE TE KOMEN
|
|
10.1
|
De Commissie en de lidstaten moeten het publiek bewust blijven maken van de achteruitgang van bestuivers en het publiek aanzetten tot actie om dit aan te pakken, door communicatie- en netwerkactiviteiten te ondersteunen.
|
Doorlopend tot 2030
|
10.2
|
De Commissie en de lidstaten moeten burgerwetenschap bevorderen en de deelname van het publiek aan de monitoring en instandhouding van bestuivers vergemakkelijken, en met name de betrokkenheid van jongeren en participatief bestuur ondersteunen.
|
Doorlopend tot 2030
|
10.3
|
De Commissie en de lidstaten moeten de toepassing van de richtsnoeren over maatregelen door belangrijke bedrijfssectoren ter bescherming van bestuivers bevorderen, onder meer via het EU-platform “Business @ Biodiversity”.
|
Doorlopend tot 2030
|
11. BEVORDERING VAN STRATEGISCHE PLANNING EN SAMENWERKING OP ALLE NIVEAUS
|
|
11.1
|
De lidstaten moeten, in nauwe samenwerking met belanghebbenden en burgers, nationale strategieën inzake bestuivers ontwikkelen waarin de inspanningen in alle relevante sectoren en beleidsmaatregelen worden gecoördineerd en gestimuleerd om de achteruitgang van bestuivers tegen 2030 om te keren. De Commissie zal de lidstaten hierbij ondersteunen, onder meer via de werkgroep bestuivers van het EU-biodiversiteitsplatform.
|
2025
|
11.2
|
De Commissie en de lidstaten moeten op regionaal en lokaal niveau acties voor de instandhouding van bestuivers ondersteunen en aanmoedigen, onder meer via de fondsen van het EU-cohesiebeleid. Regionale en lokale autoriteiten moeten, in nauwe samenwerking met belanghebbenden en lokale gemeenschappen, actieplannen ontwikkelen die bijdragen aan EU- en nationale inspanningen om de achteruitgang van bestuivers tegen 2030 om te keren.
|
Doorlopend tot 2030
|
11.3
|
Het Europees Comité van de Regio’s moet de uitvoering van het initiatief inzake bestuivers door lokale en regionale overheden ondersteunen en de uitwisseling van kennis en beste praktijken over de bescherming van bestuivers bevorderen. De Commissie en het Europees Comité van de Regio’s moeten samenwerken om de betrokkenheid van alle bestuursniveaus te bevorderen en te zorgen voor toereikende ondersteuning, aanmoediging en coördinatie van acties die op lokaal en regionaal niveau worden uitgevoerd.
|
Doorlopend tot 2030
|
11.4
|
De Commissie zal samenwerking tussen meerdere actoren blijven faciliteren via bestaande platforms zoals de werkgroep bestuivers van het EU-biodiversiteitsplatform, het Interreg-beleidsplatform, het TAIEX-EIR “peer2peer”-programma, het GLB-netwerk van de EU en het EU-platform voor stedelijke vergroening. De Commissie zal aanvullende behoeften onderzoeken om de samenwerkingscapaciteit tussen meerdere actoren op EU-niveau te vergroten.
|
Doorlopend tot 2030
|
11.5
|
De Commissie en de lidstaten moeten effectief internationaal optreden inzake bestuivers blijven bevorderen, onder meer in het kader van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de VN (FAO), het Verdrag inzake biologische diversiteit en de OESO.
|
Doorlopend tot 2030
|