EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52021AR0722

Advies van het Europees Comité van de Regio’s over de trans-Europese energie-infrastructuur: een herziene verordening die geschikt is voor de groene en digitale transitie

COR 2021/00722

PB C 440 van 29.10.2021, p. 105–117 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

29.10.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 440/105


Advies van het Europees Comité van de Regio’s over de trans-Europese energie-infrastructuur: een herziene verordening die geschikt is voor de groene en digitale transitie

(2021/C 440/15)

Rapporteur:

Robert Sorin NEGOIȚĂ (RO/PSE), burgemeester van district 3, Boekarest

Referentiedocument:

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende richtsnoeren voor trans-Europese energie-infrastructuur en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 347/2013

COM(2020) 824 final

I.   AANBEVELINGEN VOOR WIJZIGINGEN

Wijzigingsvoorstel 1

Overweging 1

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

(1)

De Commissie heeft in haar mededeling van 11 december 2019 met de titel “De Europese Green Deal” een nieuwe groeistrategie aangekondigd die de Unie moet omvormen tot een eerlijke en welvarende samenleving met een moderne, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie, waar vanaf 2050 netto geen broeikasgassen meer worden uitgestoten en de economische groei is losgekoppeld van het gebruik van hulpbronnen. In de mededeling van de Commissie inzake het klimaatdoelstellingsplan wordt een broeikasgasemissiereductie van minstens 55 % tegen 2030 voorgesteld, een ambitie die op 11 december 2020 door de Europese Raad is onderschreven. In de onderliggende effectbeoordeling van de Commissie is bevestigd dat de energiemix van de toekomst geheel anders zal zijn dan de huidige energiemix en dat de energiewetgeving opnieuw moet worden beoordeeld en zo nodig herzien. De huidige investeringen in de energie-infrastructuur zijn overduidelijk niet voldoende om de energie-infrastructuur van de toekomst te transformeren en verder uit te bouwen. Dit houdt onder meer in dat er een infrastructuur beschikbaar moet zijn die de Europese energietransitie kan ondersteunen, met inbegrip van de snelle toepassing van elektrificatie, de opschaling van de productie van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen, het toenemende gebruik van hernieuwbare en koolstofarme gassen, de integratie van het energiesysteem en een grotere inzet van innovatieve oplossingen.

(1)

De Commissie heeft in haar mededeling van 11 december 2019 met de titel “De Europese Green Deal” een nieuwe groeistrategie aangekondigd die de Unie moet omvormen tot een eerlijke en welvarende samenleving met een moderne, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie, waar vanaf 2050 netto geen broeikasgassen meer worden uitgestoten en de economische groei is losgekoppeld van het gebruik van hulpbronnen. In de mededeling van de Commissie inzake het klimaatdoelstellingsplan 22 wordt een broeikasgasemissiereductie van minstens 55 % tegen 2030 voorgesteld, een ambitie die op 11 december 2020 door de Europese Raad is onderschreven. In de onderliggende effectbeoordeling van de Commissie is bevestigd dat de energiemix van de toekomst geheel anders zal zijn dan de huidige energiemix en dat de primaire en secundaire energiewetgeving opnieuw moet worden beoordeeld en zo nodig herzien op Europees, nationaal en regionaal niveau . De huidige investeringen in de energie-infrastructuur zijn overduidelijk niet voldoende om de energie-infrastructuur van de toekomst te transformeren en verder uit te bouwen en tegelijkertijd de energievoorzieningszekerheid te waarborgen, rekening houdend met de specifieke behoeften en het specifieke potentieel van verschillende regio’s . Dit houdt onder meer in dat er een infrastructuur beschikbaar moet zijn die de Europese energietransitie kan ondersteunen, met inbegrip van de snelle toepassing van elektrificatie, de opschaling van de productie van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen, het toenemende gebruik van hernieuwbare en koolstofarme gassen, de ontwikkeling van stadsverwarming en -koeling, de integratie van het energiesysteem en een grotere inzet van innovatieve oplossingen , om tot een groene, duurzame en betaalbare samenleving te komen en de levensomstandigheden te verbeteren.

Motivering

Spreekt voor zich.

Wijzigingsvoorstel 2

Overweging 5

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

(5)

De evaluatie van Verordening (EU) nr. 347/2013 heeft duidelijk aangetoond dat het TEN-E-kader de integratie van de netwerken van de lidstaten op effectieve wijze heeft verbeterd, de handel in energie heeft gestimuleerd en daarmee een bijdrage heeft geleverd aan het concurrentievermogen van de Unie. Projecten van gemeenschappelijk belang in de categorieën elektriciteit en gas hebben een grote bijdrage geleverd aan de voorzieningszekerheid. De infrastructuur voor gas is inmiddels onderling goed verbonden en de voorzieningszekerheid is sinds 2013 aanzienlijk toegenomen. De regionale samenwerking in de vorm van regionale groepen en grensoverschrijdende kostentoewijzing is een belangrijke faciliterende factor voor de uitvoering van projecten. In veel gevallen heeft de grensoverschrijdende kostenverdeling echter niet geleid tot de beoogde vermindering van het financieringstekort voor projecten. Hoewel het merendeel van de vergunningverleningsprocedures is ingekort, is er in bepaalde gevallen nog altijd sprake van langdurige vergunningverleningsprocedures. De financiële steun vanuit de Connecting Europe Facility (CEF) is een belangrijke factor gebleken nu subsidies voor studies hebben bijgedragen aan het verminderen van de risico’s in de eerste fasen van de ontwikkeling, en subsidies voor werkzaamheden hebben geholpen de belangrijkste knelpunten voor de betreffende projecten weg te nemen waar marktfinanciering niet volstond.

(5)

De evaluatie van Verordening (EU) nr. 347/2013 heeft duidelijk aangetoond dat het TEN-E-kader de integratie van het merendeel van de netwerken van de lidstaten op effectieve wijze heeft verbeterd, de handel in energie heeft gestimuleerd en daarmee een bijdrage heeft geleverd aan het concurrentievermogen van de Unie. Projecten van gemeenschappelijk belang in de categorieën elektriciteit en gas hebben een grote bijdrage geleverd aan de voorzieningszekerheid. De infrastructuur voor gas is in de meeste regio’s inmiddels onderling goed verbonden en de voorzieningszekerheid is sinds 2013 aanzienlijk toegenomen. Er zijn evenwel ook nu nog volledige regio’s die er niet in geslaagd zijn hun gasnetten, energiezekerheid en veerkracht voldoende te verbeteren. Nog steeds zijn er distributieprojecten die in verschillende stadia van uitvoering zijn en nog moeten worden afgerond. De regionale samenwerking in de vorm van regionale groepen en grensoverschrijdende kostentoewijzing is een belangrijke faciliterende factor voor de uitvoering van projecten. In veel gevallen heeft de grensoverschrijdende kostenverdeling echter niet geleid tot de beoogde vermindering van het financieringstekort voor projecten. Hoewel het merendeel van de vergunningverleningsprocedures is ingekort, is er in bepaalde gevallen nog altijd sprake van langdurige vergunningverleningsprocedures. De financiële steun vanuit de Connecting Europe Facility (CEF) is een belangrijke factor gebleken nu subsidies voor studies hebben bijgedragen aan het verminderen van de risico’s in de eerste fasen van de ontwikkeling, en subsidies voor werkzaamheden hebben geholpen de belangrijkste knelpunten voor de betreffende projecten weg te nemen waar marktfinanciering niet volstond , hetgeen van uitermate groot belang is om een veilige en rechtvaardige energietransitie te waarborgen .

Motivering

Spreekt voor zich.

Wijzigingsvoorstel 3

Overweging 11

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

(11)

De voorzieningszekerheid, een van de belangrijkste elementen van Verordening (EG) nr. 347/2013, is aanzienlijk toegenomen als gevolg van de projecten van gemeenschappelijk belang. In de klimaateffectbeoordeling van de Commissie wordt bovendien de verwachting uitgesproken dat het gebruik van aardgas aanzienlijk zal afnemen nu het onverminderde gebruik ervan niet strookt met de doelstelling inzake klimaatneutraliteit. Het gebruik van biogas, hernieuwbare en koolstofarme waterstof en synthetische gasvormige brandstoffen zal daarentegen tegen 2050 aanzienlijk toenemen. De aardgasinfrastructuur heeft derhalve geen ondersteuning meer nodig vanuit het TEN-E-beleid. Bij de planning van de energie-infrastructuur moet rekening worden gehouden met dit veranderende gaslandschap.

(11)

De voorzieningszekerheid, een van de belangrijkste elementen van Verordening (EG) nr. 347/2013, is aanzienlijk toegenomen als gevolg van de projecten van gemeenschappelijk belang. In de klimaateffectbeoordeling van de Commissie wordt bovendien de verwachting uitgesproken dat het gebruik van aardgas aanzienlijk zal afnemen nu het onverminderde gebruik ervan niet strookt met de doelstelling inzake klimaatneutraliteit. Het gebruik van biogas, hernieuwbare en koolstofarme waterstof en synthetische gasvormige brandstoffen zal daarentegen tegen 2050 aanzienlijk toenemen. De nieuwe aardgasinfrastructuur heeft derhalve geen ondersteuning meer nodig vanuit het TEN-E-beleid. Bij de planning van de energie-infrastructuur moet rekening worden gehouden met dit veranderende gaslandschap . Tegelijkertijd helpen projecten met aardgas in veel EU-lidstaten de CO2-uitstoot te reduceren, door de transitie van vaste fossiele brandstoffen te vergemakkelijken. De herziening van de betrokken EU-verordening mag geen negatieve gevolgen hebben voor de nog niet afgeronde projecten .

Motivering

Spreekt voor zich.

Wijzigingsvoorstel 4

Overweging 15

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

(15)

Daarnaast moet er een nieuwe infrastructuurcategorie tot stand worden gebracht voor slimme gasnetten teneinde investeringen te stimuleren voor de integratie van hernieuwbare en koolstofarme gassen in het netwerk, zoals biogas, biomethaan en waterstof, en het hieruit voortvloeiende complexere systeem te helpen beheren op basis van innovatieve technologieën.

(15)

Daarnaast moet er een nieuwe infrastructuurcategorie tot stand worden gebracht voor slimme gasnetten teneinde investeringen te stimuleren voor de integratie van hernieuwbare en koolstofarme gassen in het netwerk, zoals biogas, biomethaan en schone waterstof, en het hieruit voortvloeiende complexere systeem te helpen beheren op basis van innovatieve technologieën en technologische en technische oplossingen voor gaskwaliteit en netwerkbeheer op basis van toezicht, controle en gegevensverzameling .

Motivering

Spreekt voor zich.

Wijzigingsvoorstel 5

Overweging 25

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

(25)

Er moeten regionale groepen worden opgericht die als taak hebben projecten van gemeenschappelijk belang voor te stellen en te evalueren, met als doel de vaststelling van regionale lijsten van projecten van gemeenschappelijk belang. Om een brede consensus te waarborgen, moeten die regionale groepen een nauwe samenwerking verzekeren tussen lidstaten, nationale regulerende instanties, projectpromotoren en relevante belanghebbenden. In het kader van die samenwerking moeten de nationale regulerende instanties de regionale groepen indien nodig van advies dienen over onder meer de uitvoerbaarheid van de regelgevingsaspecten van de voorgestelde projecten en over de haalbaarheid van het voor formele goedkeuring voorgestelde tijdschema.

(25)

Er moeten regionale groepen worden opgericht die als taak hebben projecten van gemeenschappelijk belang voor te stellen en te evalueren, met als doel de vaststelling van regionale lijsten van projecten van gemeenschappelijk belang. Om een brede consensus te waarborgen, moeten die regionale groepen een nauwe samenwerking verzekeren tussen lidstaten, nationale regulerende instanties, lokale en regionale overheden, projectpromotoren en relevante belanghebbenden. In het kader van die samenwerking moeten de nationale regulerende instanties de regionale groepen indien nodig van advies dienen over onder meer de uitvoerbaarheid van de regelgevingsaspecten van de voorgestelde projecten en over de haalbaarheid van het voor formele goedkeuring voorgestelde tijdschema.

Motivering

Spreekt voor zich.

Wijzigingsvoorstel 6

Artikel 1, lid 1

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Artikel 1

Onderwerp

1.   Bij deze verordening worden richtsnoeren vastgesteld voor de tijdige ontwikkeling en de interoperabiliteit van de in bijlage I genoemde prioritaire corridors en gebieden van de trans-Europese energie-infrastructuur (“prioritaire corridors en gebieden voor energie-infrastructuur”) die een bijdrage leveren aan de verwezenlijking van de klimaat- en energiedoelstellingen van de Unie voor 2030 en de doelstelling inzake klimaatneutraliteit voor 2050.

Artikel 1

Onderwerp

1.   Bij deze verordening worden richtsnoeren vastgesteld voor de tijdige ontwikkeling en de interoperabiliteit van de in bijlage I genoemde prioritaire corridors en gebieden van de trans-Europese energie-infrastructuur (“prioritaire corridors en gebieden voor energie-infrastructuur”) die een bijdrage leveren aan de verwezenlijking van de klimaat- en energiedoelstellingen van de Unie voor 2030, de doelstelling inzake klimaatneutraliteit voor 2050 en de biodiversiteitsdoelstellingen voor 2030, en aan het waarborgen en bevorderen van energiezekerheid, marktintegratie, eerlijke concurrentie, diversifiëring van de energievoorziening en betaalbare energie voor iedereen .

Motivering

De herziening van TEN-E (met inbegrip van infrastructuurplanning) moet in overeenstemming zijn met de doelstellingen in het kader van de Green Deal, de doelstelling van klimaatneutraliteit tegen 2050 en de doelstelling niemand aan zijn lot over te laten, hetgeen betekent dat energie betaalbaar moet zijn voor alle burgers.

Wijzigingsvoorstel 7

Artikel 2

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

(4)   “project van gemeenschappelijk belang”: een project dat vereist is om de in bijlage I genoemde prioritaire corridors en gebieden voor energie-infrastructuur uit te voeren en dat deel uitmaakt van de Uniebrede lijst van projecten van gemeenschappelijk belang als bedoeld in artikel 3;

(4)   “project van gemeenschappelijk belang”: een project dat vereist is om de in bijlage I genoemde prioritaire corridors en gebieden voor energie-infrastructuur uit te voeren en dat deel uitmaakt van de Uniebrede lijst van projecten van gemeenschappelijk belang als bedoeld in artikel 3 . Bij de beoordeling van projecten wordt rekening gehouden met nationale ontwikkelingsstrategieën en het lokale en regionale potentieel van de plaats van uitvoering van het project, om een zo gunstig mogelijke impact te waarborgen ;

(…)

(…)

(16)   “aanpassing aan de klimaatverandering”: een proces dat ervoor zorgt dat de weerbaarheid van energie-infrastructuur tegen de potentiële nadelige gevolgen van klimaatverandering wordt gewaarborgd door een klimaatkwetsbaarheids- en risicobeoordeling, onder meer door relevante aanpassingsmaatregelen.

(16)   “aanpassing aan de klimaatverandering”: een proces dat ervoor zorgt dat de weerbaarheid van energie-infrastructuur tegen de potentiële nadelige gevolgen van klimaatverandering wordt gewaarborgd door een klimaatkwetsbaarheids- en risicobeoordeling, onder meer door relevante aanpassingsmaatregelen.

 

(17)     “duurzaamheid”: het potentieel van elk type project om bij te dragen aan het bereiken van de doelstelling van klimaatneutraliteit. De duurzaamheid wordt beoordeeld in het licht van de integratie van hernieuwbare energiebronnen in het netwerk of de vermindering van de broeikasgasemissies die het project zal voortbrengen tijdens de verwachte looptijd ervan.

Motivering

Er wordt geen definitie gegeven van “duurzaamheid”. Gezien de lange looptijd moet nauwkeurig de mogelijkheid worden onderzocht dat projecten gestrande activa worden naarmate het systeem naar koolstofneutraliteit evolueert.

Wijzigingsvoorstel 8

Artikel 3, lid 3, punt a)

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

a)

vergt elk voorstel voor een project van gemeenschappelijk belang de goedkeuring van de landen op het grondgebied waarvan het project betrekking heeft; indien een land geen goedkeuring verleent, maakt dit land zijn voldoende onderbouwde redenen daartoe bekend aan de betrokken groep;

a)

vergt elk voorstel voor een project van gemeenschappelijk belang de goedkeuring van de landen op het grondgebied waarvan het project betrekking heeft; indien een land geen goedkeuring verleent, maakt dit land zijn voldoende onderbouwde redenen daartoe bekend aan de betrokken groep . Om conflicten op het niveau van de regio’s of de lidstaten te voorkomen stelt de Europese Unie één autoriteit in die als bemiddelaar fungeert en die toeziet op de correcte omzetting en naleving van de bepalingen van de richtlijn ;

Motivering

Spreekt voor zich.

Wijzigingsvoorstel 9

Artikel 4, lid 2, punt a)

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

het project draagt in aanzienlijke mate bij tot de verwezenlijking van de decarbonisatiedoelstellingen van de Unie en van het derde land, en tot duurzaamheid, onder meer door de integratie van hernieuwbare energie in het netwerk en de transmissie van hernieuwbare energie naar belangrijke verbruikscentra en opslagfaciliteiten;

het project draagt in aanzienlijke mate bij tot de verwezenlijking van de decarbonisatiedoelstellingen van de Unie en van het derde land, en tot duurzaamheid, onder meer door de integratie van hernieuwbare en koolstofarme energie in het netwerk en de transmissie van hernieuwbare en koolstofarme energie naar belangrijke verbruikscentra en opslagfaciliteiten;

Motivering

Spreekt voor zich.

Wijzigingsvoorstel 10

Artikel 5, lid 5

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

5.   Uiterlijk op 31 januari van elk jaar dienen de in artikel 8 bedoelde bevoegde instanties bij het Agentschap en bij de respectieve groep het in lid 4 van dit artikel bedoelde verslag in, aangevuld met informatie over de stand van en, wanneer relevant, de vertragingen bij de uitvoering van de projecten van gemeenschappelijk belang op hun grondgebied met betrekking tot de vergunningverleningsprocessen, en over de redenen van die vertragingen. De bijdrage van de bevoegde instanties aan het verslag wordt duidelijk als zodanig aangeduid en opgesteld zonder de door de projectpromotoren ingediende tekst te wijzigen.

5.   Uiterlijk op 31 januari van elk jaar dienen de overeenkomstig artikel 8 op Europees niveau en in de lidstaten opgerichte bevoegde instanties bij het Agentschap en bij de respectieve groep het in lid 4 van dit artikel bedoelde verslag in, aangevuld met informatie over de stand van en, wanneer relevant, de vertragingen bij de uitvoering van de projecten van gemeenschappelijk belang op hun grondgebied met betrekking tot de vergunningverleningsprocessen, en over de redenen van die vertragingen. De bijdrage van de bevoegde instanties aan het verslag wordt duidelijk als zodanig aangeduid en opgesteld zonder de door de projectpromotoren ingediende tekst te wijzigen.

Motivering

Spreekt voor zich.

Wijzigingsvoorstel 11

Artikel 8

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Artikel 8

Organisatie van het vergunningverleningsproces

3.   De bevoegde instantie vereenvoudigt, onverminderd de relevante eisen uit hoofde van het internationale recht en het Unierecht , de vaststelling van het raambesluit. Het raambesluit vormt het definitieve bewijs dat het project van gemeenschappelijk belang de bouwklaarstatus heeft bereikt en dat er in dat verband geen andere eisen worden gesteld voor aanvullende toestemmingen of vergunningen. Het raambesluit wordt binnen het tijdsbestek als aangegeven in artikel 10, leden 1 en 2, en overeenkomstig een van de volgende regelingen bekendgemaakt:

Artikel 8

Organisatie van het vergunningverleningsproces

3.   De bevoegde instantie vereenvoudigt, onverminderd de relevante eisen uit hoofde van het regionaal, nationaal, Unie- en internationaal recht , de vaststelling van het raambesluit. Het raambesluit vormt het definitieve bewijs dat het project van gemeenschappelijk belang de bouwklaarstatus heeft bereikt en dat er in dat verband geen andere eisen worden gesteld voor aanvullende toestemmingen of vergunningen. Het raambesluit wordt binnen het tijdsbestek als aangegeven in artikel 10, leden 1 en 2, en overeenkomstig een van de volgende regelingen bekendgemaakt:

Motivering

Spreekt voor zich.

Wijzigingsvoorstel 12

Artikel 9

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Transparantie en inspraak van het publiek

Transparantie en inspraak van het publiek

1.   Uiterlijk op [1 mei 2023] maakt de lidstaat of de bevoegde instantie, in voorkomend geval in samenwerking met de andere betrokken autoriteiten, een bijgewerkte handleiding bekend van procedures voor het proces van vergunningverlening voor projecten van gemeenschappelijk belang, met daarin ten minste de in bijlage VI, punt 1, gespecificeerde informatie. De handleiding is niet juridisch bindend, maar kan verwijzen naar relevante wettelijke bepalingen of daaruit citeren . De nationale bevoegde instanties coördineren en zoeken naar synergieën met buurlanden bij de ontwikkeling van hun handleiding van procedures .

1.   Uiterlijk op [1 mei 2023] maakt de lidstaat of de bevoegde instantie, in voorkomend geval in samenwerking met de andere betrokken autoriteiten, een bijgewerkte handleiding bekend van procedures voor het proces van vergunningverlening voor projecten van gemeenschappelijk belang, met daarin ten minste de in bijlage VI, punt 1, gespecificeerde informatie. De handleiding is niet juridisch bindend, maar verwijst naar relevante wettelijke bepalingen of citeert daaruit. De nationale en regionale bevoegde instanties werken samen met de overheden van buurlanden met het oog op de uitwisseling van goede praktijken en het vereenvoudigen van het vergunningverleningsproces .

(…)

(…)

4.   Wanneer het nationale recht daar niet reeds in voorziet bij dezelfde of hogere normen, organiseert de projectpromotor of, wanneer zulks onder het nationale recht wordt voorgeschreven, de bevoegde instantie ten minste één openbare raadpleging voordat het definitieve en volledige aanvraagdossier overeenkomstig artikel 10, lid 1, punt a), wordt ingediend bij de bevoegde instantie. Die openbare raadpleging laat de eventueel na indiening van een vergunningsaanvraag krachtens artikel 6, lid 2, van Richtlijn 2011/92/EU te houden publieksraadpleging onverlet. In het kader van de openbare raadpleging worden de in bijlage VI, punt 3, punt a), bedoelde belanghebbenden in een vroeg stadium over het project geïnformeerd en wordt aan de hand daarvan de meest geschikte locatie of het meest geschikte traject bepaald, ook met het oog op overwegingen inzake een adequate aanpassing aan de klimaatverandering in verband met het project, alsmede alle relevante kwesties die in het aanvraagdossier moeten worden behandeld. (…)

4.   Wanneer het nationale recht daar niet reeds in voorziet bij dezelfde of hogere normen, organiseert de projectpromotor of, wanneer zulks onder het nationale recht wordt voorgeschreven, de bevoegde instantie ten minste één openbare raadpleging voordat het definitieve en volledige aanvraagdossier overeenkomstig artikel 10, lid 1, punt a), wordt ingediend bij de bevoegde instantie. Die openbare raadpleging laat de eventueel na indiening van een vergunningsaanvraag krachtens artikel 6, lid 2, van Richtlijn 2011/92/EU te houden publieksraadpleging onverlet. In het kader van de openbare raadpleging worden de in bijlage VI, punt 3, punt a), bedoelde belanghebbenden in een vroeg stadium over het project geïnformeerd en wordt aan de hand daarvan de meest geschikte locatie of het meest geschikte traject bepaald , waar nodig met inbegrip van een alternatief , ook met het oog op overwegingen inzake een adequate aanpassing aan de klimaatverandering in verband met het project, alsmede alle relevante kwesties die in het aanvraagdossier moeten worden behandeld. (…)

Motivering

Spreekt voor zich.

Wijzigingsvoorstel 13

Artikel 16

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

Vergemakkelijken van investeringen met grensoverschrijdende effecten

Vergemakkelijken van investeringen met grensoverschrijdende effecten

1.   De efficiënt gemaakte investeringskosten, onderhoudskosten niet inbegrepen, met betrekking tot een project van gemeenschappelijk belang dat valt binnen de categorieën van bijlage II, punt 1, de punten a), b), c) en e), en projecten van gemeenschappelijk belang die vallen binnen de categorie van bijlage II, punt 3, wanneer zij onder de bevoegdheid van nationale regulerende instanties vallen, worden gedragen door de betrokken TSB(’s) of de projectpromotor(en) van de transmissie-infrastructuur van de lidstaat/lidstaten waarvoor het project een netto positief effect heeft en worden, in zoverre zij niet reeds worden gedekt door congestielasten en andere heffingen, via de tarieven voor netwerktoegang betaald door de gebruikers in die lidstaat of deze lidstaten.

1.   De efficiënt gemaakte investeringskosten, onderhoudskosten niet inbegrepen, met betrekking tot een project van gemeenschappelijk belang dat valt binnen de categorieën van bijlage II, punt 1, de punten a), b), c) , d), en e), en punt 2, onder a), en projecten van gemeenschappelijk belang die vallen binnen de categorie van bijlage II, punt 3, en bijlage IV, punt 1, onder c), wanneer zij onder de bevoegdheid van nationale regulerende instanties vallen, worden gedragen door de betrokken netwerkbeheerder of de projectpromotor(en) van de transmissie- en/of distributie infrastructuur van de lidstaat/lidstaten waarvoor het project een netto positief effect heeft en worden, in zoverre zij niet reeds worden gedekt door congestielasten en andere heffingen, via de tarieven voor netwerktoegang betaald door de gebruikers in die lidstaat of deze lidstaten.

2.   De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing op een project van gemeenschappelijk belang dat valt binnen de categorieën van bijlage II, punt 1, de punten a), b), c) en e), indien ten minste één projectpromotor de betrokken nationale autoriteiten verzoekt deze bepalingen voor de kosten van het project te laten gelden. Zij zijn van toepassing op een project van gemeenschappelijk belang dat onder de categorie van punt 3 van bijlage II valt, voor zover relevant, indien er reeds een evaluatie van de marktbehoefte is opgemaakt en deze aangeeft dat de efficiënt gemaakte investeringskosten naar verwachting niet via de tarieven kunnen worden gedekt.

2.   De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing op een project van gemeenschappelijk belang dat valt binnen de categorieën van bijlage II, punt 1, de punten a), b), c ), d), en e) , en punt 2, onder a), en bijlage IV, punt 1, onder c) , indien ten minste één projectpromotor de betrokken nationale autoriteiten verzoekt deze bepalingen voor de kosten van het project te laten gelden. Zij zijn van toepassing op een project van gemeenschappelijk belang dat onder de categorie van punt 3 van bijlage II valt, voor zover relevant, indien er reeds een evaluatie van de marktbehoefte is opgemaakt en deze aangeeft dat de efficiënt gemaakte investeringskosten naar verwachting niet via de tarieven kunnen worden gedekt.

4.   (…) Bij de verdeling van de kosten over de grenzen heen, trachten de relevante nationale regulerende instanties in overleg met de betrokken TSB’s een onderling akkoord te bereiken op basis van, maar niet beperkt tot, de in lid 3, punten a) en b), gespecificeerde informatie. Hun beoordeling is gebaseerd op het scenario dat wordt gebruikt bij het selectieproces voor het opstellen van de Unielijst waarin het project van gemeenschappelijk belang is opgenomen.

Wanneer een project van gemeenschappelijk belang een mitigerend effect heeft op negatieve externaliteiten zoals loop-flows, en dat project wordt uitgevoerd in de lidstaat waar de oorzaak van de negatieve externaliteit ligt, mag een dergelijke mitigatie niet worden beschouwd als een grensoverschrijdend voordeel en mag het derhalve niet als basis dienen voor de toewijzing van kosten aan de TSB van de betrokken lidstaten die de gevolgen van die negatieve externaliteiten ondergaan.

4.   (…) Bij de verdeling van de kosten over de grenzen heen, trachten de relevante nationale regulerende instanties in overleg met de betrokken netwerkbeheerders een onderling akkoord te bereiken op basis van, maar niet beperkt tot, de in lid 3, punten a) en b), gespecificeerde informatie. Hun beoordeling is gebaseerd op het scenario dat wordt gebruikt bij het selectieproces voor het opstellen van de Unielijst waarin het project van gemeenschappelijk belang is opgenomen. Wanneer een project van gemeenschappelijk belang een mitigerend effect heeft op negatieve externaliteiten zoals loop-flows, en dat project wordt uitgevoerd in de lidstaat waar de oorzaak van de negatieve externaliteit ligt, mag een dergelijke mitigatie niet worden beschouwd als een grensoverschrijdend voordeel en mag het derhalve niet als basis dienen voor de toewijzing van kosten aan de netwerkbeheerder van de betrokken lidstaten die de gevolgen van die negatieve externaliteiten ondergaan.

Motivering

Slimme laagspanningsnetten en slimme gasnetten stellen burgers in staat prosumenten te worden en bij te dragen aan de energietransitie. Projecten voor slimme netten zijn momenteel ondervertegenwoordigd in de PGB-lijst door de restrictieve definitie van slimme netwerken in de huidige TEN-E-verordening. De wijziging heeft als doel de definitie uit te breiden.

Wijzigingsvoorstel 14

Artikel 18, punt 4

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

4.   Projecten van gemeenschappelijk belang die vallen binnen de categorieën van bijlage II, punt 1, punt d), en de punten 2 en 5, komen ook in aanmerking voor financiële bijstand van de Unie in de vorm van subsidies voor werkzaamheden, wanneer de betrokken projectpromotoren duidelijk de aanzienlijke positieve externaliteiten, zoals energievoorzieningszekerheid, systeemflexibiliteit, solidariteit of innovatie, ten gevolge van de projecten en het gebrek aan commerciële levensvatbaarheid daarvan kunnen aantonen, naar blijkt uit de kosten-batenanalyse, het ondernemingsplan en uitgevoerde evaluaties, met name door potentiële investeerders en crediteuren, dan wel, waar van toepassing, door een nationale regulerende instantie.

4.   Projecten van gemeenschappelijk belang die vallen binnen de categorieën van bijlage II, punt 1, punt d), en de punten 2 , 4 en 5, komen ook in aanmerking voor financiële bijstand van de Unie in de vorm van subsidies voor werkzaamheden, wanneer de betrokken projectpromotoren duidelijk de aanzienlijke positieve externaliteiten, zoals energievoorzieningszekerheid, systeemflexibiliteit, solidariteit of innovatie, ten gevolge van de projecten en het gebrek aan commerciële levensvatbaarheid daarvan kunnen aantonen, naar blijkt uit de kosten-batenanalyse, het ondernemingsplan en uitgevoerde evaluaties, met name door potentiële investeerders en crediteuren, dan wel, waar van toepassing, door een nationale regulerende instantie.

Motivering

Elektrolytische cellen moeten in aanmerking komen voor CEF-financiering. Met name in de eerste fasen zijn netwerkinvesteringen afhankelijk van de productiecapaciteit en zij moeten daarom in hun gehele samenhang worden beschouwd. Elektrolytische cellen hebben een grensoverschrijdende impact, met name wanneer zij waterstofproductie verbinden met de vraag in grensoverschrijdende regio’s.

Wijzigingsvoorstel 15

Bijlage II

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

(3)

Waterstof:

(3)

Waterstof:

 

a)

transmissiepijpleidingen voor het transport van waterstof, waardoor meerdere netwerkgebruikers op transparante en niet-discriminerende wijze toegang hebben, die grotendeels bestaan uit hogedrukpijpleidingen, exclusief pijpleidingen voor de lokale distributie van waterstof;

 

a)

transmissiepijpleidingen voor het transport van waterstof, waardoor meerdere netwerkgebruikers op transparante en niet-discriminerende wijze toegang hebben, die grotendeels bestaan uit hogedrukpijpleidingen, exclusief pijpleidingen voor de lokale distributie van waterstof;

 

b)

de in punt a) bedoelde hogedrukwaterstofpijpleidingen verbonden ondergrondse opslaginstallaties;

 

b)

de in punt a) bedoelde hogedrukwaterstofpijpleidingen verbonden ondergrondse opslaginstallaties;

 

c)

faciliteiten voor de ontvangst, opslag en hervergassing of decompressie van vloeibaar gemaakte waterstof of in andere chemische stoffen ingebedde waterstof met als doel de injectie van waterstof in het netwerk;

 

c)

faciliteiten voor de ontvangst, opslag en hervergassing of decompressie van vloeibaar gemaakte waterstof of in andere chemische stoffen ingebedde waterstof met als doel de injectie van waterstof in het netwerk;

 

d)

alle uitrusting of installaties die van essentieel belang zijn voor een veilige, betrouwbare en efficiënte exploitatie van het waterstofnet of om een bidirectionele capaciteit mogelijk te maken, met inbegrip van compressorstations;

 

d)

alle uitrusting of installaties die van essentieel belang zijn voor een veilige, betrouwbare en efficiënte exploitatie van het waterstofnet of om een bidirectionele capaciteit mogelijk te maken, met inbegrip van compressorstations;

 

 

e)

alle uitrusting of installaties waarmee schone waterstof kan worden gebruikt in de vervoerssector in het kernnetwerk en het uitgebreide TEN-T-netwerk.

Elk van de in de punten a), b), c) en d) opgesomde activa kunnen nieuw gebouwde activa zijn of activa die zijn omgezet vanuit voor waterstof bestemde aardgas, of een combinatie van beide.

Elk van de in de punten a), b), c) en d) opgesomde activa kunnen nieuw gebouwde activa zijn of activa die zijn omgezet vanuit voor waterstof bestemde aardgas, of een combinatie van beide.

Motivering

Inclusie zal leiden tot een betere onderlinge verhouding tussen het vervoer- en energiebeleid. Het is belangrijk dat zowel het kernnetwerk als het uitgebreide TEN-T-netwerk wordt opgenomen, aangezien dat zorgt voor een betere afstemming op de huidige “hydrogen valley”-regio’s, waar grootschalige investeringen op het gebied van waterstof gepland zijn.

Wijzigingsvoorstel 16

Bijlage IV

Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

Wijzigingsvoorstel van het CvdR

REGELS EN INDICATOREN BETREFFENDE CRITERIA VOOR PROJECTEN VAN GEMEENSCHAPPELIJK BELANG EN VOOR PROJECTEN VAN WEDERZIJDS BELANG

REGELS EN INDICATOREN BETREFFENDE CRITERIA VOOR PROJECTEN VAN GEMEENSCHAPPELIJK BELANG EN VOOR PROJECTEN VAN WEDERZIJDS BELANG

c)

bij slimme elektriciteitsnetwerken: het project is ontworpen voor apparatuur en installaties op hoogspannings- en middenspanningsniveau. Bij het project zijn transmissiesysteembeheerders, transmissie- en distributiesysteembeheerders of distributiesysteembeheerders van ten minste twee lidstaten betrokken. Distributiesysteembeheerders kunnen alleen worden betrokken met de steun van de transmissiesysteembeheerders van ten minste twee lidstaten die nauw bij het project zijn betrokken en de interoperabiliteit waarborgen. Een project bedient minimaal 50 000 gebruikers , producenten, consumenten en “prosumenten”, in een verbruiksgebied van minimaal 300 gigawattuur/jaar waarvan ten minste 20 % wordt opgewekt door variabele hernieuwbare bronnen.

c)

bij slimme elektriciteitsnetwerken: het project is ontworpen voor apparatuur en installaties voornamelijk op hoogspannings- of middenspanningsniveau. Bij het project zijn transmissie- of distributiesysteembeheerders van ten minste twee lidstaten betrokken die minimaal 50 000 gebruikers bedienen die elektriciteit opwekken of verbruiken of die beide doen in een verbruiksgebied van minimaal 300 gigawattuur/jaar en waarvan ten minste 20 % wordt opgewekt door hernieuwbare bronnen die variabel van aard zijn . Het project kan ook in een virtuele grensoverschrijdende verbinding voorzien .

Motivering

Slimme laagspanningsnetten stellen burgers in staat prosumenten te worden en bij te dragen aan de energietransitie. Projecten voor slimme netten zijn momenteel ondervertegenwoordigd in de PGB-lijst door de restrictieve definitie van slimme netwerken in de huidige TEN-E-verordening. De wijziging heeft als doel de definitie uit te breiden.

II.   BELEIDSAANBEVELINGEN

HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S

1.

is ingenomen met het voorstel voor een verordening om de richtsnoeren voor trans-Europese energie-infrastructuur (TEN-E) te herzien. Het erkent dat de doelstellingen van de huidige verordening grotendeels van toepassing blijven, maar het huidige TEN-E-kader is nog onvoldoende toegespitst op de te verwachten veranderingen in het energiesysteem die het gevolg zullen zijn van de nieuwe politieke context en de snelle technologische ontwikkelingen die erop gericht zijn de doelstellingen voor 2030 naar boven te kunnen bijstellen, en de doelstelling inzake klimaatneutraliteit tegen 2050 in het kader van de Europese Green Deal. Het Comité benadrukt dat de klimaatverandering die nu niet kan worden voorkomen een grote impact zal hebben in Europa, ondanks de mitigatie- en aanpassingsinspanningen, een roept de Commissie en de lidstaten er daarom toe op hun inspanningen op te voeren voor de modernisering van de energie-infrastructuur, als belangrijke factor voor de energie-transitie. In dit verband moeten klimaat- en natuurbescherming worden gewaarborgd en de duurzaamheidscriteria in de zin van de SDG’s in acht worden genomen.

2.

Het is een goede zaak dat in het toekomstig kader de belangrijke rol van de regionale groepen in het identificatie- en selectieproces voor projecten van gemeenschappelijk belang wordt gehandhaafd wanneer het van het grootste belang is adequate regionale en lokale vertegenwoordiging te waarborgen.

3.

Positief is het voorstel om de lijst van projecten van gemeenschappelijk belang te herzien om voldoende rekening te houden met de meest recente technologische ontwikkelingen en alle relevante infrastructuurcategorieën te bestrijken, met het oog op de doelstellingen van klimaatneutraliteit en voorzieningszekerheid. Het CvdR is in het bijzonder ingenomen met de integratie van oplossingen op het gebied van slimme netwerken, systemen voor slimme netwerken (systemen voor de omzetting van elektriciteit in gas en andere sectoren), de productie van waterstof en synthetische gassen uit hernieuwbare energiebronnen, elektrolyse, offshorenetwerken en distributiesystemen. Het benadrukt dat er een groot potentieel is voor stadsverwarming en -koeling met gebruik van hernieuwbare energiebronnen en afvalwarmte, soms ook op regionale en grensoverschrijdende schaal. Het stelt verheugd vast dat infrastructuur voor methaangas en olieleidingen wordt uitgesloten wanneer dit geen negatieve impact of ongewenste neveneffecten heeft ten gevolge van de specifieke lokale of regionale situatie.

4.

De verplichting voor alle projecten om aan verplichte duurzaamheidscriteria te voldoen en het beginsel “geen schade berokkenen” zoals uiteengezet in de Europese Green Deal te volgen (conform artikel 17 van de EU-taxonomieverordening (1)) is een goede zaak, waarmee een grote stap vooruit wordt gezet naar het bereiken van de collectieve groene doelstellingen van de EU.

5.

Bij de beoordeling van projecten in het kader van TEN-E moeten tal van elementen in aanmerking worden genomen, met name de specifieke lokale en regionale uitdagingen in verband met energietransitie en de klimaatdoelstellingen, het belang van een stabiele energievoorziening, energiezekerheid en energievoorziening, de toegang tot betaalbare energie voor alle Europese burgers, de strijd tegen energiearmoede, het verband met nationale, regionale en lokale energiestrategieën en de samenhang met reeds bestaande programma’s en projecten.

6.

De energie-infrastructuur moet een belangrijke rol spelen bij energietransitie en kan een aanzienlijke impact hebben op het milieu en de economie. Daarom zou de Commissie een permanent mechanisme voor regionale groepen moeten instellen voor dialoog met de betrokken lokale en regionale overheden, in overeenstemming met het kader voor klimaat- en energiedialoog op verschillende niveaus dat bij Verordening (EU) 2018/1999 inzake de governance van de energie-unie in het leven werd geroepen.

7.

Er is een robuust kader nodig voor vergunningverlening. De desbetreffende procedures nemen op dit moment nog veel tijd in beslag, ook bij projecten van gemeenschappelijk belang. Conflicterende reeds bestaande procedures kunnen, soms in combinatie met een specifieke institutionele context, de vooruitgang in bepaalde lidstaten bemoeilijken. Bovendien kan er publiek verzet zijn door een gebrek aan aandacht voor het draagvlak bij belanghebbenden.

8.

De toekenning van een prioritaire status aan PGB’s moet zorgvuldig worden overwogen en niet gelden voor projecten die een negatief effect kunnen hebben op het klimaat of op beschermde habitats of soorten.

9.

Vergunningverleningsprocedures moeten met de nodige zorgvuldigheid worden afgerond. Het CvdR steunt echter de stappen die in artikel 10 van het voorstel voor een verordening worden genoemd om ervoor te zorgen dat de verschillende betrokken instanties de vergunningsprocedures binnen een redelijke termijn afronden. Het inrichten van onestopshops met voldoende competenties en beslissingsbevoegdheden, die aan duidelijke termijnen gebonden zijn, is in dit opzicht van essentieel belang. Dit zal tot meer zekerheid leiden voor de projectdeelnemers en zij zullen hierdoor de risico’s beter kunnen inschatten wanneer zij aan het proces beginnen.

10.

Het CvdR juicht toe dat er in de Europese Unie steeds meer aandacht wordt besteed aan de rol van schone, in de eerste plaats uit hernieuwbare energie gewonnen waterstof en is tevreden dat het voorstel van de Europese Commissie gevolg geeft aan de oproep van het CvdR voor een meer ondersteunend EU-regelgevingskader voor marktontwikkeling en noodzakelijke infrastructuur, door de relevante EU-wetgeving betreffende trans-Europese energienetwerken te herzien en met name de criteria voor projecten van gemeenschappelijk belang op basis van TEN-E en de tienjarenplannen voor netwerkontwikkeling in de gehele Unie (TYNDP) naar behoren aan te passen (2). Het steunt ook de invoering van specifieke categorieën van infrastructuur voor waterstof in de TEN-E-verordening, zoals transmissienetwerken voor waterstof (met inbegrip van omgebouwde bestaande aardgaspijpleidingen voor zuivere waterstof), distributie en opslag, evenals elektrolyse, die financiering moeten kunnen krijgen uit de Connecting Europe Facility.

11.

Elektrificatie en schone waterstof spelen een belangrijke rol voor de transitie van fossiele brandstoffen en om de hardnekkige emissies van vervuilende sectoren zoals de industrie en zwaar vervoer, waar directe elektrificatie beperkt is, te verminderen. Hernieuwbare waterstof moet prioriteit krijgen en koolstofarme waterstof moet worden gebruikt voor decarbonisatiedoeleinden totdat hernieuwbare waterstof deze rol volledig kan overnemen. Het CvdR roept de EU-instellingen, de lidstaten en de industrie er derhalve toe op de capaciteit voor hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare waterstof op te schalen, om contraproductieve concurrentie tussen elektrolysers voor de productie van waterstof en andere rechtstreekse toepassingen van hernieuwbare elektriciteit te voorkomen (3). Voorts roept het CvdR de Commissie ertoe op een duidelijke taxonomie voor hernieuwbare gassen te ontwikkelen.

12.

Een klimaatneutraal vervoer (mobiliteit), alsook de productie van schone waterstof, vergt een tijdige, aanzienlijke uitbreiding van de capaciteit en de technologieën voor de opwekking van hernieuwbare energie in de EU.

13.

Het is van belang dat de activiteiten in het kader van de TEN-E-verordening volledig in overeenstemming zijn met de relevante planningsinstrumenten, en met name de nationale energie- en klimaatplannen. In dit verband zij herhaald dat het belangrijk is dat lokale en regionale overheden ten volle kunnen bijdragen aan de nationale energie- en klimaatplannen. Het CvdR pleit ervoor dat lokale en regionale overheden in dit proces optimaal worden vertegenwoordigd.

14.

De vervoerssector is verantwoordelijk voor een kwart van de CO2-uitstoot in de EU en is de enige sector waarvan de uitstoot niet is verminderd ten opzichte van het basisniveau van 1990. Waterstof kan worden gebruikt als middel om de CO2-uitstoot van vervoerswijzen terug te dringen, met name wanneer volledige elektrificatie moeilijker of nog niet mogelijk is. Er moet gebruik worden gemaakt van tankinfrastructuur om het gebruik van waterstof in de vervoerssector te stimuleren.

15.

Koolstofarme aandrijftechnologieën voor vrachtwagens, touringcars en binnenschepen, zoals elektromotoren die via waterstofbrandstofcellen of bovenleidingen van stroom worden voorzien, moeten een veel hogere prioriteit krijgen bij de herziening van de verordening betreffende het trans-Europese vervoersnetwerk (TEN-V) (4). De ontwikkeling van de relevante infrastructuur, in eerste instantie langs de kernnetwerkcorridors en uitgebreide netwerkcorridors, is een voorwaarde voor de verspreiding van deze technologieën. De CEF moet hiervoor voldoende middelen beschikbaar stellen.

16.

Er moeten synergieën tot stand worden gebracht tussen TEN-T, TEN-E en strategieën voor alternatieve brandstoffen. Het CvdR is wat dat betreft tevreden met het voornemen van de Commissie om waterstoftankinfrastructuur te ontwikkelen in het kader van de strategie voor duurzame en slimme mobiliteit en de herziening van de richtlijn betreffende infrastructuur voor alternatieve brandstoffen te evalueren, waarbij concrete eisen en geharmoniseerde normen kunnen worden vastgesteld voor een gefaseerde uitrol van waterstoftankstations in de lidstaten, regio’s en steden.

17.

Er is een ruimere benadering nodig van de definitie van grensoverschrijdende projecten, om niet alleen grote transmissieprojecten te dekken, maar ook lokale, gedecentraliseerde en vaak participatieve projecten voor slimme netten waarbij er geen fysieke grenzen zijn. Regionale en lokale gedecentraliseerde projecten over de landsgrenzen heen kunnen positieve gevolgen hebben voor regionale en nationale systemen, maar ook voor verschillende lidstaten, bijvoorbeeld door hernieuwbare energiebronnen te integreren, congestie op te lossen en negatieve externe effecten te voorkomen.

18.

Om zo veel mogelijk bij te dragen aan de EU-doelstellingen op het gebied van energie en klimaat en de positie van consumenten te versterken, moet het TEN-E-kader worden herzien, zodat de bijdragen van “prosumenten”, lokale energiegemeenschappen en nieuwe technologieën (5) volledig worden bestreken en benut. Laag- en middenspanningsnetten zijn van belang, wanneer de noodzakelijke infrastructuur voor een reeks nieuwe, gedecentraliseerde producenten die elektriciteit in het systeem brengen, moet worden gecreëerd. Het is ook noodzakelijk kleinschalige producenten op laag- en middenspanningsnetwerken aan te sluiten. Het CvdR roept de Commissie ertoe op een kader te bieden om verschillende kleinere projecten bijeen te brengen, zodat zij aan de criteria van de huidige wetgeving kunnen voldoen. Flexibiliteit is in dit verband van groot belang voor lokale en regionale overheden om samengevoegde projecten te kunnen opzetten en daar financiering voor te kunnen krijgen.

19.

De TEN-E-verordening, als centrale pijler voor de ontwikkeling van de energie-infrastructuur in de Europese Unie en derhalve een cruciale factor om klimaatneutraliteit te bereiken, leeft in grote lijnen de beginselen van actieve subsidiariteit en evenredigheid na. Het CvdR benadrukt de toegevoegde waarde van regionale samenwerking bij de uitvoering van grensoverschrijdende projecten, transparantie, rechtszekerheid en toegang tot financiering en pleit ervoor lokale en regionale overheden niet louter als belanghebbenden, maar ten volle als partners te betrekken, overeenkomstig de beginselen van actieve subsidiariteit en evenredigheid.

Brussel, 1 juli 2021.

De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's

Apostolos TZITZIKOSTAS


(1)  Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13).

(2)  Advies “Stappenplan voor schone waterstof — de bijdrage van lokale en regionale overheden aan een klimaatneutraal Europa”, Birgit Honé (DE/PSE), CoR 2020-549.

(3)  Het additionaliteitsbeginsel werd voorgesteld door het Europees Parlement in het verslag over een Europese waterstofstrategie (A9-0116/2021 ITRE Jens Geier).

(4)  https://www.europarl.europa.eu/doceo/document/A-9-2021-0116_NL.html#_ftn20

(5)  Zoals energieopslag, vraagsturing, micro-netwerken (eventueel grensoverschrijdend) en elektrische mobiliteit.


Top