EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52021AP0309

P9_TA(2021)0309 Europese klimaatwet ***I Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 24 juni 2021 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor de totstandbrenging van klimaatneutraliteit en tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1999 (Europese klimaatwet) (COM(2020)0080 — COM(2020)0563 — C9-0077/2020 — 2020/0036(COD)) P9_TC1-COD(2020)0036 Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 24 juni 2021 met het oog op de vaststelling van Verordening (EU) 2021/… van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (“Europese klimaatwet”)

PB C 81 van 18.2.2022, p. 115–116 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

18.2.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 81/115


P9_TA(2021)0309

Europese klimaatwet ***I

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 24 juni 2021 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor de totstandbrenging van klimaatneutraliteit en tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1999 (Europese klimaatwet) (COM(2020)0080 — COM(2020)0563 — C9-0077/2020 — 2020/0036(COD))

(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)

(2022/C 81/17)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2020)0080) en het gewijzigde voorstel (COM(2020)0563,

gezien artikel 294, lid 2, en artikel 192, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C9-0077/2020),

gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien de gemotiveerde adviezen die in het kader van Protocol nr. 2 betreffende de toepassing van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid zijn uitgebracht door de Franse Senaat, de Nederlandse Senaat en de Oostenrijkse Bondsraad, en waarin wordt gesteld dat het ontwerp van wetgevingshandeling niet strookt met het subsidiariteitsbeginsel,

gezien de adviezen van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 15 juli 2020 (1) en 29 oktober 2020 (2),

gezien het advies van het Comité van de Regio’s van 2 juli 2020 (3),

gezien het overeenkomstig artikel 74, lid 4, van zijn Reglement door de bevoegde commissie goedgekeurde voorlopig akkoord en de door de vertegenwoordiger van de Raad bij brief van 5 mei 2021 gedane toezegging om het standpunt van het Europees Parlement overeenkomstig artikel 294, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie goed te keuren,

gezien artikel 59 van zijn Reglement,

gezien de adviezen van de Commissie industrie, onderzoek en energie, de Commissie vervoer en toerisme, de Commissie regionale ontwikkeling en de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling,

gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A9-0162/2020),

1.

stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast (4);

2.

neemt kennis van de verklaringen van de Commissie die als bijlage bij onderhavige resolutie zijn gevoegd;

3.

verzoekt de Commissie om hernieuwde voorlegging aan het Parlement indien zij haar voorstel vervangt, ingrijpend wijzigt of voornemens is het ingrijpend te wijzigen;

4.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.

(1)  PB C 364 van 28.10.2020, blz. 143.

(2)  PB C 10 van 11.1.2021, blz. 69.

(3)  PB C 324 van 1.10.2020, blz. 58.

(4)  Dit standpunt vervangt de amendementen die zijn aangenomen op 8 oktober 2020 (Aangenomen teksten, P9_TA(2020)0253).


P9_TC1-COD(2020)0036

Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 24 juni 2021 met het oog op de vaststelling van Verordening (EU) 2021/… van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (“Europese klimaatwet”)

(Aangezien het Parlement en de Raad tot overeenstemming zijn geraakt, komt het standpunt van het Parlement overeen met de definitieve rechtshandeling: Verordening (EU) 2021/1119.)


BIJLAGE BIJ DE WETGEVINGSRESOLUTIE

Verklaringen van de Commissie

De LULUCF-emissieput en doelstelling voor 2030

De sector landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (LULUCF) in de EU stoot broeikasgassen uit, maar vangt ook CO2 op in de bodem en in biomassa. Het herstel en de groei van onze koolstofput op land — het vermogen van onze natuurlijke omgeving zoals bomen om CO2 op te vangen — is van cruciaal belang om onze klimaatdoelstellingen te behalen.

De koolstofput moet groeien, willen we in de EU tegen 2050 klimaatneutraliteit bereiken. Om de huidige tendens om te keren, zijn aanzienlijke maatregelen op korte termijn nodig. In de mededeling van de Commissie “Een ambitieuzere klimaatdoelstelling voor Europa voor 2030: investeren in een klimaatneutrale toekomst voor ons allemaal” wordt ingeschat dat het noodzakelijk en mogelijk is de huidige tendens om te keren en de koolstofput tegen 2030 te verhogen tot een niveau van meer dan 300 miljoen ton CO2-equivalent.

In lijn met deze ambitie zal de Commissie voorstellen doen om de LULUCF-verordening te herzien.

Toegang tot de rechter

De EU en haar lidstaten zijn partij bij het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden van de Economische Commissie van de Verenigde Naties voor Europa (VN/ECE) (het “Verdrag van Aarhus”) van 25 juni 1998.

Bij het nakomen van hun verplichtingen uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1999 betreffende de betrokkenheid van het publiek bij de voorbereiding van de nationale energie- en klimaatplannen en de raadplegingen over de langetermijnstrategieën moeten de lidstaten ervoor zorgen dat het betrokken publiek bij schending daarvan toegang tot de rechter wordt verleend. Dit moet in overeenstemming zijn met de desbetreffende jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie inzake toegang tot de rechter bij milieuaangelegenheden en met volledige inachtneming van de verplichtingen die de lidstaten als partij bij het Verdrag van Aarhus zijn aangegaan (1).


(1)  Zie ook de mededeling “Verbetering van de toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden in de EU en haar lidstaten” (COM(2020)0643).


Top