Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020XE3155

    Resolutie over de bijdrage van het Europees Economisch en Sociaal Comité aan het werkprogramma van de Europese Commissie voor 2021 op basis van de werkzaamheden van de ad-hocgroep “EESC-bijdrage aan het werkprogramma van de Europese Commissie voor 2021”

    PB C 364 van 28.10.2020, p. 1–13 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    28.10.2020   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 364/1


    Resolutie over de bijdrage van het Europees Economisch en Sociaal Comité aan het werkprogramma van de Europese Commissie voor 2021 op basis van de werkzaamheden van de ad-hocgroep “EESC-bijdrage aan het werkprogramma van de Europese Commissie voor 2021”

    (2020/C 364/01)

    Rapporteurs:

    Petr ZAHRADNIK

    Stefano PALMIERI

    Jan DIRX

    Tijdens zijn op 15 en 16 juli 2020 gehouden zitting (vergadering van 16 juni) heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité de volgende resolutie met 140 stemmen vóór en 15 stemmen tegen, bij 17 onthoudingen, goedgekeurd.

    1.   Inleiding

    1.1.

    Zoals reeds eerder opgemerkt in zijn resolutie over de voorstellen van het EESC voor wederopbouw en herstel na de COVID-19-crisis (1), verwelkomt en steunt het EESC volledig de voorstellen van de Europese Commissie betreffende het herstelplan voor de Europese Unie, “Next Generation EU” genaamd, en betreffende de algemene EU-begroting voor 2021-2027. Gelet op de noodzaak van herstel en wederopbouw na de coronacrisis hoopt en verwacht het EESC dat de lijnen die de Commissie in deze plannen heeft uitgezet, volledig en concreet worden uitgewerkt in het werkprogramma van de Commissie voor 2021.

    1.2.

    Naar de mening van het EESC moet het werkprogramma gericht zijn op herstructurering en verbetering van onze economie en samenleving op basis van de volgende beginselen: bescherming van mensenrechten en sociale rechten, democratische waarden en de rechtsstaat, benutting van het volledige potentieel van de eengemaakte markt, verwezenlijking van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s), het creëren van een circulaire economie en het bereiken van klimaatneutraliteit in de EU, uiterlijk in 2050, en het tot stand brengen van goed bestuur en democratische verantwoordingsplicht.

    1.3.

    Het EESC onderstreept dat de zes door de Commissie gekozen kernprioriteiten (een Europese Green Deal, een Europa dat klaar is voor het digitale tijdperk, een economie die werkt voor de mensen, een sterker Europa in de wereld, bevordering van onze Europese levenswijze en een nieuwe impuls voor de Europese democratie) voorzien in een krachtig kader voor de uitwerking van het werkprogramma voor 2021. Misschien moet explicieter de nadruk worden gelegd op investeringen en de noodzaak om deze te bespoedigen, mede dankzij de maatregelen die momenteel worden getroffen. Sommige details voor het toekomstige werkprogramma zijn te vinden in de mededeling van de Commissie over het Europees herstelplan (2), en nieuwe voorstellen zullen in september terugkomen in de Staat van de Unie van de voorzitter van de Commissie, Ursula von der Leyen, en in haar intentieverklaring aan het Europees Parlement en de Raad. Het EESC is ook ingenomen met het aangepaste werkprogramma voor 2020, dat een reactie is op de COVID-19-crisis en vooruitblikt op de ontwikkelingen in de nabije toekomst.

    1.4.

    Het EESC is ingenomen met het feit dat de Europese Commissie haar werkprogramma voor 2020 heeft aangepast als onderdeel van het herstel van Europa in reactie op de coronavirus-pandemie. Zij heeft haar werkzaamheden geheroriënteerd en heeft de acties die nodig zijn om het herstel en de veerkracht van Europa te bevorderen tot prioriteit gemaakt, terwijl zij nog steeds vastbesloten is haar vlaggenschipinitiatieven, de Europese Green Deal en de digitale strategie, uit te voeren, aangezien deze essentieel zijn om de Europese economie nieuw leven in te blazen en een veerkrachtiger, duurzamer, eerlijker en welvarender Europa tot stand te brengen. Het EESC neemt nota van het feit dat negen initiatieven tot 2021 zijn opgeschort.

    1.5.

    Nu we het belang van samenwerking tussen landen in deze tijden van crisis ervaren, hoopt het EESC dat de komende conferentie over de toekomst van Europa zal helpen om de institutionele structuur van de EU te versterken en te verdiepen en om het EU-project daadwerkelijk te vernieuwen, zodat aan de uitdagingen van de komende decennia het hoofd kan worden geboden. De Commissie kan hiervoor rekenen op de volledige steun van het EESC.

    1.6.

    Het EESC is ervan overtuigd dat het proces van herstel en wederopbouw van de economie en de samenleving alleen mogelijk zal zijn met de actieve deelname van maatschappelijke organisaties en sociale partners.

    1.7.

    In de volgende hoofdstukken en alinea’s formuleert het EESC zijn concrete voorstellen voor het werkprogramma voor 2021, aan de hand van de zes kernprioriteiten van de Commissie.

    2.   Een Europese Green Deal

    2.1.   De Green Deal

    2.1.1.

    De Green Deal van de EU kan ook worden gezien als een doeltreffend instrument om de economie weer duurzaam op gang te brengen door middel van grootschalige investeringen ter ondersteuning van de noodzakelijke structurele veranderingen waar Europa voor staat. Vanuit dat oogpunt kan de Green Deal worden beschouwd als een kans om het economisch herstel op langere termijn te ondersteunen. Er is een nieuwe consensus in Europa nodig om hiervoor voldoende publieke en private financiële bronnen aan te boren en een nieuwe governance in te voeren om deze met succes in praktijk te brengen.

    2.1.2.

    Het EESC is een groot voorstander van de transitie naar een circulaire economie. In het kader van zijn betrokkenheid bij het Europees stakeholdersplatform voor de circulaire economie heeft het voortdurend gepleit voor een ambitieus beleid op dit gebied. De reeds lang geleden aan de Commissie gerichte verzoeken in verband met een efficiënt hulpbronnengebruik omvatten een oproep tot herziening van de wetgeving inzake ecologisch ontwerp en relevante wetgeving inzake productbeleid, voor de geleidelijke opname van verplichte eisen betreffende een efficiënt hulpbronnengebruik voor productontwerp, alsook een oproep voor nieuwe procedures voor overheidsopdrachten ter bevordering van circulaire producten en nieuwe bedrijfsmodellen. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de economische omstandigheden na de coronacrisis, en met de reële haalbaarheid van de wijziging.

    2.1.3.

    Het EESC neemt nota van het feit dat de herziening van de richtlijn inzake de bekendmaking van niet-financiële informatie, met het oog op een betere kwaliteit van en een breder toepassingsgebied voor de bekendmaking van niet-financiële informatie, waaronder milieuaspecten zoals biodiversiteit, is opgeschort tot 2021. Het EESC is van mening dat het belastingbeleid in het algemeen moet worden herzien in overeenstemming met de klimaatambities, en dat belastingsystemen en prijsstellingmethoden rekening moeten houden met de milieukosten, met inbegrip van de kosten die worden veroorzaakt door het verlies aan biodiversiteit. Dit moet veranderingen in de nationale belastingstelsels aanmoedigen, zodat de fiscale lasten verschuiven van arbeid naar vervuiling, te laag geprijsde hulpbronnen en andere externe milieukosten. De beginselen “de gebruiker betaalt” en “de vervuiler betaalt” moeten worden toegepast om milieuschade te voorkomen en te herstellen.

    2.1.4.

    Het EESC is ingenomen met het feit dat biodiversiteit in alle beleidsterreinen wordt geïntegreerd, zoals vermeld in de mededeling over de biodiversiteitsstrategie voor 2030 (3). Het is tevens ingenomen met het feit dat de Commissie een nieuw Europees governancekader voor biodiversiteit gaat instellen. Dit zal helpen de verplichtingen en verbintenissen in kaart te brengen en een routekaart op te stellen om richting te geven aan de uitvoering. Dit zal ook ten goede komen aan zowel het GLB als het Europese voedselsysteem, en zou deze dus duurzamer kunnen maken. In het kader hiervan zal de Commissie een mechanisme voor toezicht en toetsing instellen met een duidelijke verzameling overeengekomen indicatoren, waarmee de voortgang regelmatig kan worden beoordeeld en indien nodig corrigerende maatregelen kunnen worden vastgesteld. Dit mechanisme moet worden gebruikt bij de evaluatie van de uitvoering van het milieubeleid en zal bijdragen aan het Europees Semester.

    2.1.5.

    Het EESC verwelkomt de Europese klimaatwet, waarin een juridisch bindend, gemeenschappelijk doel voor de gehele EU van klimaatneutraliteit in 2050 is vastgelegd en waarin een kader voor de verwezenlijking van die doelstelling is vastgesteld. Het EESC ziet het voorstel voor een Europese klimaatwet dan ook als een van de instrumenten die kunnen bijdragen tot de gewenste en noodzakelijke wederopbouw van de Europese economie (4). De Commissie wil tegen september 2020 de klimaatcijfers voor 2030 beoordelen in het licht van de doelstelling inzake klimaatneutraliteit, en de mogelijkheden onderzoeken voor een nieuw emissiereductiedoel voor 2030 van 50-55 % ten opzichte van 1990. Ook wil zij halverwege 2021 voorzien in de bijbehorende wetgevingsvoorstellen. Het EESC dringt er bij de Commissie op aan te besluiten tot een minimumreductie van 55 % tegen 2030, met de bijbehorende wetgevingsvoorstellen, om tegemoet te komen aan de enorme wereldwijde behoefte aan vermindering van de uitstoot (5).

    2.1.6.

    De participatie van alle burgers, via maatschappelijke organisaties, verenigingen en netwerken, zal het mogelijk maken de economie en de samenleving echt te hervormen. De lidstaten en de EU moeten er daarom voor zorgen dat in dit complexe proces niemand achterblijft, met name de meest kwetsbaren niet.

    2.1.7.

    Klimaatmaatregelen en toezeggingen inzake duurzaamheid moeten prioriteit krijgen bij herstel- en wederopbouwplannen, om de EU niet verder te laten verzanden in een koolstofafhankelijke toekomst.

    2.1.8.

    Het meerjarig financieel kader moet meer financiële slagkracht krijgen en er moeten voldoende middelen worden toegewezen aan de investeringsbehoeften, om een echte en diepgaande groene transitie te realiseren. Het is tevens belangrijk om prioriteit te blijven geven aan andere milieuaangelegenheden, zoals de bescherming van bodem, land en zee, die na en ondanks de COVID-19-crisis niet mogen worden veronachtzaamd.

    2.1.9.

    Er is behoefte aan een verdere verbetering van de energiezekerheid op alle niveaus en van de veerkracht van de samenleving, bijvoorbeeld door het opzetten van programma’s voor de renovatie van gebouwen. Grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van energie en interconnectie in de EU blijven belangrijk, alsook de noodzaak om een grotere diversifiëring van leveringsbronnen te bevorderen, bijvoorbeeld door een ruimere keuze aan hernieuwbare energiebronnen en oplossingen voor energieopslag.

    2.1.10.

    Een gouden kans om sneller vooruitgang te boeken op weg naar de EU-doelstelling van klimaatneutraliteit bestaat erin het gebruik van hernieuwbare en koolstofarme elektriciteit te verhogen via de elektrificatie van sectoren die momenteel nog steeds afhankelijk zijn van fossiele energiebronnen. De nationale energie- en klimaatplannen vormen een belangrijke stap in de verwezenlijking van de energie-unie en de Europese Green Deal.

    2.1.11.

    In de context van de in de Europese klimaatwet vastgestelde doelstelling om de EU tegen 2050 klimaatneutraal te maken, moet speciale aandacht worden besteed aan de vervoerssector. De CO2-uitstoot van deze sector neemt namelijk nog steeds toe, terwijl de emissies in de vervoerssector in 2050 met 90 % moeten zijn afgenomen om de doelstelling inzake klimaatneutraliteit te halen.

    2.1.12.

    Het EESC heeft verzocht om een geactualiseerde EU-bosstrategie na 2020, als onderdeel van de Europese Green Deal. Met de nieuwe strategie kan vooruit worden gekeken naar 2050. Het belang van bossen, bosbouw en de houtsector voor het behalen van deze doelstellingen moet worden erkend in alle sectoren en moet leiden tot een optimale sectordoorsnijdende samenwerking.

    2.1.13.

    Het EESC is van mening dat aanpassingsmaatregelen in grote mate kunnen bijdragen tot een rechtvaardige uitvoering van de duurzame transitie en wederopbouw na COVID-19. Gemeenschappen en regio’s die meer dan gemiddeld worden getroffen door de negatieve gevolgen van de klimaatverandering, moeten worden geholpen bij de reactie op die gevolgen en geconstateerde risico’s. Dit geldt met name voor gemeenschappen en regio’s waarvan de huidige en historische broeikasgasemissies onder het gemiddelde liggen.

    2.1.14.

    Het EESC stelt het op prijs dat de Europese Green Deal in het aangepaste werkprogramma van de Commissie voor 2020 voldoende in aanmerking is genomen en tamelijk gelijkmatig wordt behandeld in de belangrijkste onderdelen ervan. Het benadrukt vooral de prioritaire aandacht die is besteed aan de financiering van de duurzame transitie, en met name aan het Europees investeringsplan voor een duurzaam Europa en het Fonds voor een rechtvaardige transitie. Ook de andere belangengebieden die in het aangepaste werkprogramma worden genoemd, zoals duurzame en slimme mobiliteit, duurzame productie en consumptie, de duurzaamheid van voedselsystemen of het koolstofvrij maken van energie, zijn van groot belang voor het verwezenlijken van deze doelstelling. Het EESC is dan ook van mening dat de prioriteiten van het werkprogramma van de Commissie voor 2021 op deze initiatieven moeten zijn gericht.

    2.2.   De investeringsprioriteiten

    2.2.1.

    Overheidsgeld dat in herstelplannen wordt geïnvesteerd, moet niet alleen de Europese economie en samenleving helpen herstellen, maar ook de impact van verdere schokken drastisch verminderen door te investeren in een veerkrachtige, inclusieve en klimaatvriendelijke economie (de zogenaamde “welzijnseconomie”).

    2.2.2.

    De EU-taxonomie voor duurzame financiering moet als leidraad dienen voor publieke en private investeringen gedurende het herstel, om de verschuiving van vervuilende sectoren naar groene sectoren te bespoedigen.

    2.2.3.

    Er moet worden gewaarborgd dat het nieuwe meerjarig financieel kader voldoende middelen vrijmaakt voor de uitvoering van de SDG’s en de aanpak van de klimaatverandering, waarbij contraproductieve financiering (bv. van fossiele brandstoffen) geleidelijk wordt afgebouwd.

    2.2.4.

    De Europese economie heeft het grootste deel van het decennium na het einde van de crisis in 2009 een investeringskloof gekend. Om toereikende resultaten te behalen, moeten de investeringen absoluut weer aantrekken. Om die reden is het EESC ingenomen met het voorstel voor een herstelplan, dat voornamelijk tot uiting komt in het programma Next Generation EU en de bijbehorende pijlers, en in het aangepaste meerjarig financieel kader voor 2021-2027. Next Generation EU kan worden gezien als een buitengewone, maar tevens noodzakelijke en urgente stap naar een beter investeringsklimaat in de EU. Dit wordt verder uit de doeken gedaan in onder meer EESC-advies ECO/523 (6).

    2.2.5.

    Het EESC merkt op dat investeringen geen beleidsdoelstelling van de Commissie vormen voor haar ambtstermijn tot 2024 en ook dat investeringen, in de afzonderlijke initiatieven, onvoldoende in aanmerking worden genomen in het aangepaste werkprogramma voor 2020. Het beveelt de Commissie derhalve aan de op investeringen gebaseerde initiatieven op te nemen in haar werkprogramma voor 2021, met inbegrip van de inspanning om particuliere investeringen te mobiliseren ten behoeve van de toekomstige duurzame economische ontwikkeling van de EU.

    3.   Een Europa dat klaar is voor het digitale tijdperk

    3.1.

    De coronacrisis toont aan dat grootscheepse digitalisering een belangrijk instrument is om onze samenleving crisisbestendiger te maken. Het is van het grootste belang dat wordt geïnvesteerd in de digitalisering van essentiële diensten en dat regeringen, wetgevers en overheidsinstellingen beter in staat zijn om hun diensten te blijven leveren tijdens perioden van crisis. Tegelijkertijd moeten we beseffen dat digitale technologie niet het uiteindelijke doel is, maar slechts een middel. We moeten publieke verantwoordelijkheid nemen voor het kader rond digitale technologie en er hoge duurzaamheidseisen aan stellen. Het moet stevige waarborgen bevatten op democratisch en technologisch vlak en gepaard gaan met kostenondersteunende en kennisbevorderende maatregelen zodat niemand achterblijft. Daarom is het, in overeenstemming met de Europese toegankelijkheidswet, belangrijk ervoor te zorgen dat de digitale revolutie de toegankelijkheid voor de meer dan 100 miljoen burgers met een handicap in de EU waarborgt.

    3.2.

    Digitalisering is zowel een kans als een risico voor herstel. De EU kan een voortrekkersrol spelen op het gebied van innovatie, bijvoorbeeld wat blockchain betreft, waar de EU nu een leidende positie inneemt. Blockchain (niet de bitcoin) is als technologie gebaseerd op democratische waarden en zorgt voor grotere transparantie en betere governancestructuren. Wel moeten de risico’s die inherent zijn aan de digitalisering worden beheerst, zoals toenemende werkloosheid, digitale marginalisering en sociale uitsluiting. Er moeten manieren worden gevonden om de kansen te benutten en tegelijkertijd de risico’s af te wegen, en dit in een context waarin de EU wereldwijd concurrerend wil blijven.

    3.3.

    Het Europees model van rechten, normen en consumentenbeleid moet worden hooggehouden. Dit is wat de EU uniek maakt. Op het gebied van digitalisering leert de ethische code van de EU inzake kunstmatige intelligentie ons bijvoorbeeld dat de EU een andere kijk heeft op het begrip “human-in-command” kijkt dan andere spelers in de wereld. Deze aanpak, die gebaseerd is op fundamentele rechten en vrijheden, is onderdeel van het EU-model en moet in ere worden gehouden, ondanks het hardere concurrentieklimaat dat zich op dit moment aftekent.

    3.4.

    Het EESC onderstreept het belang van digitalisering van alle sectoren van de samenleving, meer bepaald door telewerk en digitale diensten, met inbegrip van e-handel en e-gezondheid.

    3.5.

    De pandemie heeft laten zien dat digitalisering in het onderwijs niet overal en voor iedereen even toegankelijk is, wat tot meer problemen in de onderwijsprestaties en mogelijkheden op onderwijsgebied zou kunnen leiden. Daarom is het noodzakelijk om maatregelen in te voeren die kansarme groepen ondersteunen en daarmee segregatie helpen voorkomen.

    3.6.

    Het rechtskader voor kunstmatige intelligentie en digitalisering moet voortdurend worden geactualiseerd om in overeenstemming te blijven met de technische vooruitgang, met name wat betreft de veiligheid van digitale communicatie, zowel qua netwerken als qua inhoud.

    3.7.

    Het EESC neemt nota van het feit dat de Commissie het wetgevingsvoorstel over de impact van kunstmatige intelligentie, onder meer op het gebied van veiligheid, betrouwbaarheid, fundamentele rechten en gegevens, opschort tot 2021. Het roept de Commissie op om: i) multidisciplinariteit in het onderzoek te bevorderen door andere disciplines zoals recht, ethiek, filosofie, psychologie, arbeidswetenschappen, geesteswetenschappen, economie enz. bij het onderzoek te betrekken; ii) relevante belanghebbenden (vakbonden, beroeps- en bedrijfsorganisaties, consumentenverenigingen, ngo’s) bij het debat over KI en bij door de EU gefinancierde onderzoeks- en andere projecten zoals het publiek-private partnerschap inzake KI, de sectorale dialogen en het programma Adopt AI in de publieke sector en het referentiecentrum als gelijkwaardige partners te betrekken; en iii) het bredere publiek te blijven voorlichten en informeren over de mogelijkheden en uitdagingen van KI. Het beveelt de Commissie tevens aan om dieper in te gaan op de gevolgen van KI voor het volledige spectrum van grondrechten en fundamentele vrijheden, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, het recht op een eerlijk proces, op eerlijke en open verkiezingen, op vergadering en betoging, alsook het recht om niet te worden gediscrimineerd. Het EESC blijft zich verzetten tegen de invoering van elke vorm van rechtspersoonlijkheid voor KI. Dit zou de preventief corrigerende werking van het aansprakelijkheidsrecht uithollen, met een ernstig risico op “moral hazard” bij zowel de ontwikkeling als het gebruik van KI, en vandaar ook op mogelijk misbruik (7).

    3.8.

    Door het toenemende gebruik van smartphones en de uitrol van 5G-netwerken is de kwestie van interoperabiliteit tussen toepassingen en netwerken in de gehele Europese Unie, met name in noodsituaties, van groot belang.

    3.9.

    Gezien de verdere ontwikkelingen op het gebied van digitalisering en de toenemende invloed daarvan op het privé-, sociale en arbeidsleven en op alle sectoren, is het van essentieel belang om aandacht te blijven schenken aan onderwijs in digitale vaardigheden en maatregelen die de kloof tussen de digitale wereld en de burgers kunnen dichten.

    3.10.

    Europa voorbereiden op het digitale tijdperk is terecht een van de hoofdprioriteiten, wat ook duidelijk wordt weerspiegeld in het aangepaste werkprogramma voor 2020. Het EESC waardeert de forse inspanningen van de Europese Commissie om maatregelen te treffen op gebieden als kunstmatige intelligentie, digitale diensten, cyberbeveiliging, digitale apparaten en oplossingen voor consumenten, maar ook digitale financiering. Het is met name ingenomen met de bijzondere aandacht voor digitalisering in de voorgestelde nieuwe industriestrategie voor Europa. Digitalisering komt ook terug in het pakket luchtvaartdiensten. Het EESC waardeert het bovendien dat digitalisering ook is opgenomen in de voorgestelde prioriteitsgebieden van de Europese Onderzoeksruimte.

    4.   Een economie die werkt voor de mensen

    4.1.

    We moeten ons economische bestuur opnieuw opbouwen op basis van een veerkrachtig, duurzaam en inclusief Europees economisch systeem. Wij streven niet alleen naar een mechanisch economisch herstel, maar veeleer naar een kwalitatieve verandering in het beheer en de governance van het economisch beleid.

    4.2.

    De totale impact van de crisis valt nog te bezien, maar de wederopbouw en het herstel zullen aanzienlijke inspanningen vergen. Derhalve moeten de voorstellen van mei 2020 voor een herstelinstrument en voor een versterkt meerjarig financieel kader (MFK) snel worden uitgevoerd. Ook moeten we bereid zijn om verdere maatregelen te nemen en wijzigingen door te voeren van reeds goedgekeurde voorstellen, indien de veranderende situatie hierom vraagt.

    4.3.

    De Commissie wordt verzocht het Europees Semester te blijven gebruiken als aanjager van herstel op basis van de daarin vastgestelde investerings- en hervormingsprioriteiten. Het EESC is verheugd over de nadruk die de laatste tijd is gelegd op de noodzaak om meer rekening te houden met sociale aangelegenheden en de Europese Green Deal, en is ingenomen met de uitvoering van de faciliteit voor herstel en veerkracht via het Europees Semester. De Commissie moet gedurende het hele Europees Semester de lidstaten in de eurozone ondersteunen bij het nemen van de noodzakelijke maatregelen om meer convergentie en integratie op economisch gebied te waarborgen. Dit omvat een geaggregeerde positieve begrotingskoers voor de eurozone in haar geheel, om de huidige crisis te boven te kunnen komen.

    4.4.

    Voor alle prioriteiten en acties die in de andere bovengenoemde beleidsterreinen uiteen zijn gezet, moet een nieuw kader voor economische governance worden geformuleerd dat opgewassen is tegen de uitdagingen van de huidige macro-economische situatie en de Unie en haar lidstaten in staat stelt om strategische industriële, mededingings-, sociale, milieu- en handelsbeleidsmaatregelen uit te voeren. Begin 2020 startte de Commissie een grootschalige openbare raadpleging over dit onderwerp, maar deze is vanwege de crisis als gevolg van het coronavirus en de toepassing van de algemene ontsnappingsclausule van het stabiliteits- en groeipact stopgezet. Het is ondenkbaar dat we in 2021 kunnen terugkeren naar een automatische toepassing van het pact. Derhalve moet de Commissie met nieuwe initiatieven komen voor een hervorming van het stabiliteits- en groeipact met als doel om tegelijkertijd voor stabiliteit en groei te zorgen.

    4.5.

    In deze context dringt het EESC aan op een meer symmetrische macro-economische aanpassing, zowel voor lidstaten met tekorten als voor lidstaten met overschotten. Alle lidstaten moeten in staat zijn meer te investeren in openbare diensten, aangezien de crisis heeft aangetoond dat zij een cruciale rol spelen bij het redden van levens en het indammen van de pandemie. Bovendien moeten de Europese leiders de zogeheten “gouden regel” overwegen wanneer zij de begrotingsregels van de EU opnieuw gaan toepassen, zodat bepaalde overheidsinvesteringen niet worden meegenomen in de berekening van het tekort en rekening wordt gehouden met de houdbaarheid van de bestaande schuld.

    4.6.

    Ten slotte wordt reeds lange tijd verzocht om een permanent begrotingsstabilisatiemechanisme voor de eurozone, aangezien dit in geval van eventuele toekomstige schokken een geweldige ondersteuning van de anticyclische beleidsmaatregelen van de Unie zou zijn. Een dergelijk mechanisme zou bijdragen tot de langdurige stabiliteit en duurzaamheid van nationale overheidsfinanciën en een noodzakelijke stap zijn in de verdieping van de Europese economische en monetaire unie.

    4.7.

    Het herstel na COVID-19 zal in hoge mate afhangen van het vermogen van de Europese financiële markten om voldoende liquide middelen beschikbaar te stellen. Daarnaast zijn een correcte werking van de financiële markten en een groter vermogen om financiële risico’s te delen nodig om de veerkracht van de Europese economie te versterken. De verdere harmonisatie en integratie van de Europese financiële markten moet daarom onverwijld worden voortgezet. Bovendien moet de bankenunie worden voltooid en moet de kapitaalmarktenunie worden versterkt. Bij het herzien van de prudentiële regels voor banken om de resterende overeenkomsten van het kader van Bazel uit te voeren, moet rekening worden gehouden met de bijzonderheden van het bankenlandschap in de EU. Bovendien is het van cruciaal belang dat de financiële markten in staat zijn om de groene en digitale transformatie te ondersteunen. Het EESC vindt dat meer inspanningen moeten worden verricht om het streven naar duurzaamheid te mainstreamen in de financiële sector; derhalve is het Comité verheugd over het voornemen van de Commissie om haar strategie voor duurzame financiering te vernieuwen.

    4.8.

    In de context van de digitalisering van de economie is het EESC er stellig van overtuigd dat wijzigingen in de regels voor de verdeling van de rechten op winstbelastingheffing tussen landen op mondiaal niveau gecoördineerd moeten worden. Daarom is het EESC ingenomen met de nauwe samenwerking tussen de Commissie, de lidstaten en de OESO/G20 om de ontwikkeling van een internationale oplossing te ondersteunen. Als echter geen internationale oplossing overeengekomen kan worden, moet de EU overwegen om alleen verder te gaan. De strijd tegen belastingfraude, belastingontduiking en witwassen moet de hoogste prioriteit op de agenda blijven.

    4.9.

    Het cohesiebeleid zal een belangrijke rol spelen in de waarborging van een evenwichtig herstel, de bevordering van convergentie en de garantie dat niemand achterblijft. Financiële flexibiliteit is zeer belangrijk voor de cohesieprogramma’s en biedt de lidstaten de mogelijkheid om afhankelijk van hun behoeften fondsen over te dragen teneinde de crisis aan te pakken. Het EESC vindt dat er een realistisch tijdschema moet worden vastgesteld om de middelen zo spoedig mogelijk aan de lidstaten toe te wijzen. Het cohesiebeleid van de EU in 2021-2027 moet gericht blijven op vergroting van het economische concurrentievermogen via onderzoek en innovatie, de digitale transitie, alsook de agenda van de Europese Green Deal en duurzame ontwikkeling.

    4.10.

    De gezondheids- en economische crisis als gevolg van de COVID-19-uitbraak heeft de bestaande verschillen in inkomen en welvaart verergerd en duidelijk gemaakt dat er behoefte is aan een nieuw maatschappelijk model dat meer bijdraagt tot economische en sociale cohesie, productiviteit en een eerlijke verdeling van welvaart. De Commissie moet nu dringend gevolg geven aan eerdere voorstellen van het EESC die zouden helpen de trend van toenemende ongelijkheid, die een kloof tussen verschillende lidstaten en sociale groepen veroorzaakt en heeft bijgedragen tot de opkomst van extremistische bewegingen en partijen, te keren. Hiertoe is doortastend optreden van de EU nodig in aanvulling op de inspanningen van de lidstaten om een impuls te geven aan investeringen in sociale infrastructuur (onderwijs en een leven lang leren; gezondheid, langdurige zorg en maatschappelijk werk; betaalbare huisvesting), om overheidsactiva te ontwikkelen die de lacunes in het marktsysteem moeten opvullen, om geleidelijk van belastinginkomsten uit de belasting op arbeid over te gaan op meer op welvaart gerichte belastinginkomsten; om een transparant mechanisme voor de monitoring en consolidatie van gegevens over alle inkomsten en welvaart te ontwikkelen; om een register van vennootschapaandeelhouders op Europees niveau op te stellen enz.

    4.11.

    Tegen de achtergrond van de COVID-19-crisis moet de Commissie ook gevolg geven aan eerdere initiatieven om de rol van Europa als mondiale economische speler te versterken en te bevorderen. Zij moet de internationale rol van de euro verder analyseren en meer specifieke manieren en middelen voorstellen om deze te versterken, de bevoorradingsketens te diversifiëren en de Europese regels en normen in bepaalde strategische sectoren te bevorderen, te zorgen voor een veerkrachtiger Europees antwoord op extraterritoriale sancties van derde landen en geleidelijk te komen tot een eengemaakte Europese vertegenwoordiging in de internationale financiële fora.

    4.12.

    Economische welvaart moet worden losgekoppeld van aantasting van het milieu en sociale uitputting. Modellen zoals de circulaire economie, de coöperatieve economie en de deeleconomie bieden, wanneer deze naar behoren gereglementeerd zijn, nieuwe kansen voor werkgelegenheid, eigendom en innovatie, en transformeren de relaties tussen producenten, distributeurs en consumenten, waardoor alle actoren veerkrachtiger op crises kunnen reageren. Naast de goede uitvoering van het nieuwe actieplan voor de circulaire economie en de voortzetting van het Europees stakeholdersplatform voor de circulaire economie van het EESC en de Europese Commissie, zijn belangrijke prioriteiten onder meer de bevordering van een alomvattende strategie voor duurzame consumptie, de ontwikkeling van nieuwe indicatoren ter vervanging van het oneigenlijke gebruik van het bbp, en aanpassing van het stabiliteits- en groeipact van de EU om rekening te houden met duurzaamheid en welzijn.

    4.13.

    De samenleving moet opnieuw worden opgebouwd met sterkere diensten van algemeen belang zoals verankerd in artikel 14 VWEU, dat gaat over diensten van algemeen economisch belang, protocol 26 in de bijlage bij het VWEU betreffende diensten van algemeen belang, en in het bijzonder de Europese pijler van sociale rechten, alsook gezondheidszorg en sociale diensten, elektronische communicatie, openbaar vervoer, energie, water en afvalinzameling, en een begeleidend investeringsprogramma.

    4.14.

    Moderne concepten voor economische ontwikkeling zijn niet alleen gebaseerd op de criteria van welvaart, winstcapaciteit en doeltreffendheid, maar ook op naleving van sociale en milieu-eisen en het wegnemen van alle soorten negatieve externe effecten en marktfalen. Van de recente COVID-19-crisis hebben we geleerd dat de economie veerkrachtig en sterk genoeg moet zijn om eventuele toekomstige schokken op te vangen. In dit verband wordt met klem aanbevolen om structurele onevenwichtigheden weg te nemen.

    4.15.

    De moderne economie vereist tevens dat de markt in alle segmenten soepel functioneert, ook in de meest recent opgerichte segmenten (virtuele, deel-, circulaire en digitale economie). Om die reden is een beter functionerende financiële bemiddeling ook op zijn plaats; in de context van de EU houdt dit vooral in dat de kapitaalmarktenunie moet worden verdiept en dat de bankenunie moet worden voltooid. Om de overgang naar een duurzamere economie te ondersteunen moet ook het belastingstelsel worden aangepast.

    4.16.   De eengemaakte markt

    4.16.1.

    De eengemaakte markt vormt de kern van de Europese Unie. Een goed werkende interne markt stimuleert de mededinging, verbetert de efficiëntie, verhoogt de kwaliteit en helpt de prijzen te verlagen. De Europese eengemaakte markt is zonder twijfel een van de belangrijkste verwezenlijkingen van de EU. Daarom is het van cruciaal belang na te gaan hoe de werking van de interne markt het economisch herstel na de gezondheidscrisis kan stimuleren of juist belemmeren.

    4.16.2.

    De samenhang en eenheid van de eengemaakte markt zijn tijdens de COVID-pandemie danig op de proef gesteld. De eengemaakte markt bleek op sommige punten ernstig geraakt en verlamd te zijn, met name wat betreft het vrije verkeer van personen. Ook de continuïteit van grensoverschrijdende leveringsketens werd nadelig beïnvloed. De omvang van de grensoverschrijdende handel in de EU verslechterde op jaarbasis met dubbele cijfers. Maar de kerngedachte bleef overeind en heeft het overleefd. De grootste uitdaging nu is om alle natuurlijke grensoverschrijdende stromen binnen de EU te herstellen en de bestaande belemmeringen voor de eengemaakte markt af te breken die onlangs steeds sneller vorm kregen dankzij enkele nationale strategieën en concepten die na de voorgaande crisis waren ingevoerd.

    4.16.3.

    Er is een kans om sociale innovatie te bevorderen als een model voor wederopbouw door middel van cocreatie, co-ontwerp en coproductie. In een complex sociaal landschap met enorme maatschappelijke uitdagingen is er geen andere optie dan alle assets in de samenleving aan te spreken om op een sectoroverschrijdende en multidisciplinaire manier naar oplossingen toe te werken. Het georganiseerde maatschappelijk middenveld fungeert als katalysator voor sociale innovatie. Deze dynamiek heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van de sociale stelsels, wat heeft geleid tot nieuwe beleidsmaatregelen, structuren, producten, diensten en werkmethoden. De participatie van het maatschappelijk middenveld is nu belangrijker dan ooit, maar echte sociale innovatie vindt pas plaats wanneer de maatschappelijke organisaties erbij betrokken worden.

    4.16.4.

    De strategie voor de eengemaakte markt staat centraal in het Europese project, en maakt een vrijer verkeer van personen, diensten, goederen en kapitaal mogelijk én biedt kansen voor Europese bedrijven, consumenten en werknemers. Er moeten maatregelen worden genomen om het volledige potentieel volledig te ontsluiten door obstakels weg te nemen. Voorts moet de eengemaakte markt in de nasleep van de crisis en in de context van andere aspecten van een veranderende omgeving, zoals digitalisering, volledig worden aangepast aan nieuwe ideeën en bedrijfsmodellen. Het doel is dus om de eengemaakte markt te herstellen, nieuw leven in te blazen en opnieuw op te bouwen als instrument voor herstel. Op korte termijn is een onmiddellijke opening van de grenzen geboden. Daarnaast moeten we kortetermijnmaatregelen nemen met twee doelen voor ogen: het aanpakken van spanningen en het aanzwengelen van de economie en de productiviteit.

    4.16.5.

    Het ongelijke speelveld dat zich nu aftekent, is een ernstig punt van zorg. De stimuleringspakketten van de lidstaten zijn zeer uiteenlopend en hebben (ondanks de goede bedoeling om een deel van de vraagschok op te vangen) een ongelijk speelveld tussen de lidstaten teweeggebracht. Voorts moet de kwestie van staatssteun worden besproken en geanalyseerd vanuit een sectoraal perspectief, waarbij wordt gekeken hoe deze maatregelen op korte en lange termijn de concurrentie en een gelijk speelveld verstoren.

    4.16.6.

    Wij hebben productiviteit in de reële economie nodig (dat betekent banen, koopkracht en basisproducten en -diensten). Deze productiviteit kan een andere vorm aannemen en door diverse bedrijfsmodellen worden gegenereerd, maar er moet op dit gebied actie worden ondernomen om te voorkomen dat de bestaande ongelijkheid nog toeneemt. De economie en productiviteit moeten worden aangezwengeld met steunpakketten en een gunstig klimaat voor kmo’s en de industrie. Zoals bekend vormen kmo’s de ruggengraat van de Europese economie en hebben ze specifieke steun nodig, zij het zonder extra lasten of administratieve rompslomp. Kmo’s kunnen de crisis enkel te boven komen als er EU- en nationale financiële steun ter beschikking wordt gesteld. Hierbij zijn subsidies, leningen, waarborging van de liquiditeit, fiscale stimulansen, gunstige voorwaarden om personeel in dienst te houden en te nemen, een herziening van de faillissementswetgeving en andere vormen van steun van cruciaal belang. Op het gebied van faillissementsrecht moet de EU wetgevende maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat kleine bedrijven die failliet zijn gegaan als gevolg van COVID-19, snel kunnen heropstarten. Deze maatregelen moeten in de tijd beperkt zijn.

    4.17.   Industriestrategie

    4.17.1.

    Veel van de voorgaande punten zijn volledig van toepassing op de industriestrategie. De Europese industrie staat echter niet alleen voor de uitdaging om de interne markt te verbeteren, maar ook voor fundamentele structurele veranderingen, vooral als het gaat om de steenkoolsector en de zware koolstofintensieve sectoren.

    4.17.2.

    De nieuwe industriestrategie voor Europa bestaat erin ervoor te zorgen dat een moderne en sterke Europese industrie kan bestaan naast de uitdagingen die de klimaat- en milieu-eisen met zich meebrengen. Het EESC is ervan overtuigd dat deze doelstelling haalbaar is en, indien succesvol, Europa een mondiaal comparatief voordeel kan opleveren. Aan de andere kant is het EESC zich ten volle bewust van en erkent het de gigantische kosten die met deze transitie gepaard gaan en stemt het in met de verlichting en compensatie van deze kosten op een passende wijze en met inachtneming van de economische mogelijkheden.

    4.18.   Gezondheidszorgstelsels

    4.18.1.

    Een van de belangrijkste lessen uit de coronacrisis is dat de gezondheidszorgstelsels in vrijwel alle Europese landen moeten worden versterkt, allereerst door in te zetten op preventie. Het effect van het coronavirus zet de gezondheidszorgstelsels in heel Europa onder enorme druk. Hoewel gezondheidszorg een bevoegdheid van de lidstaten is, is de verspreiding van het virus niet aan grenzen gebonden. Heel Europa is getroffen, zowel binnen als buiten onze grenzen, met gevolgen voor gezondheid, samenleving en economie die een gemeenschappelijke respons op Europees niveau vereisen.

    4.18.2.

    De coronacrisis heeft blootgelegd hoezeer de EU voor medische producten aangewezen is op invoer uit derde landen. Er is behoefte aan investeringen in gezondheidsbescherming, zorg (met name langdurige zorg), preventieve gezondheidszorg en maatregelen inzake gezondheid en veiligheid op het werk, vanuit een benadering die de hele levenscyclus omspant, en die investeringen moeten door de EU-instellingen worden ondersteund.

    4.18.3.

    De coronacrisis maakt duidelijk dat multinationale farmaceutische bedrijven veel macht hebben. Om de onafhankelijkheid ten aanzien van de farmaceutische industrie te vergroten, moet tevens een groot Europees onderzoekfonds voor de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen en vaccins worden opgericht. De EU-instellingen moeten de nodige bevoegdheid hebben om de bevoorrading, de distributie en de prijsstelling van essentiële medische en beschermende uitrusting te coördineren op de eengemaakte markt.

    4.18.4.

    Het EESC dringt aan op om een duurzaamheidsstrategie inzake chemische stoffen waarmee de bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu wordt gewaarborgd en tegelijkertijd de blootstelling aan gevaarlijke chemische stoffen tot een minimum wordt beperkt. De nieuwe strategie moet volledig in overeenstemming zijn met de Europese Green Deal.

    4.18.5.

    Het is noodzakelijk om het vertrouwen van passagiers in het vervoer te herstellen, met name met betrekking tot het openbaar vervoer. Dit houdt onder andere in dat er maatregelen moeten worden genomen om de gezondheid en veiligheid van passagiers te verhogen (bv. airconditioningsystemen, opsporing van zieke mensen, reinigings- en ontsmettingsmaatregelen enz.). In deze context moeten ook de rechten van passagiers worden heroverwogen en versterkt (bv. terugbetaling van geannuleerde reizen).

    5.   Een sterker Europa in de wereld

    5.1.

    De EU moet haar mondiale positie versterken en ondersteunen door een belangrijkere en meer strategische rol in te nemen in de wereldeconomie en in de politiek. Haar positie is de afgelopen tien jaar verzwakt. De economie van de EU heeft het potentieel om haar comparatieve voordelen op de mondiale handels- en investeringsmarkt beter te benutten, met name op het gebied van geavanceerde productie en innovatieve diensten, waarbij zij de ambitie moet nastreven om een wereldleider te zijn. Deze inspanningen moeten gepaard gaan met een betere en efficiëntere vertegenwoordiging van de EU in de belangrijkste mondiale organisaties en door daar met één stem te spreken. Het EESC dringt er bij de Europese Commissie op aan een echte inspanning te leveren om de positie van de EU in de wereld te versterken, en dit ook tot uiting te laten komen in haar werkprogramma voor 2021.

    5.2.

    De EU moet de multilaterale benadering van de handel verder ondersteunen. Door sociale, arbeids- en duurzame-ontwikkelingsnormen (8) op te nemen in de regels van de WTO en andere VN-gerelateerde agentschappen, zou een aanzienlijke bijdrage kunnen worden geleverd aan de totstandbrenging van een nieuwe, eerlijke economische en handelsorde en een rechtvaardige en slimme globalisering. Tegelijkertijd zou de EU zich moeten verzetten tegen pogingen om nieuwe belemmeringen en beperkingen op te werpen in de wereldeconomie.

    5.3.

    Een van de concrete lessen van de COVID-19-crisis is dat de EU meer aandacht moet besteden aan de bescherming van haar strategische activa en investeringen, en de controle moet versterken op gebieden waar het risico bestaat dat een investering in een strategische sector politiek wordt misbruikt

    5.4.

    Na de brexit zou de EU zich niet alleen moeten richten op het versterken van haar samenhang en eenheid, maar zou zij ook het uitbreidingsproces niet mogen vergeten, dat recentelijk enige vertraging heeft opgelopen, met name bij de toetreding van een aantal kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan. De uitbreiding zou sterk kunnen bijdragen aan het wegnemen van de politieke en economische onzekerheden en de stabiliteit in dit deel van Europa kunnen vergroten.

    5.5.

    De afgelopen tien jaar is de geopolitieke situatie verslechterd, wat ook betrekking heeft op de gebieden betreft die dichter bij de buitengrenzen van de EU liggen. Om de stabiliteit te bevorderen en de wederzijdse betrekkingen met de EU te verbeteren, wordt het initiatief voor een strategisch partnerschap en een inclusief nabuurschapsbeleid voortgezet. Het moet flexibel inspelen op de nieuwe omstandigheden en gebaseerd zijn op gemeenschappelijk respect en de voordelen die het voor beide partijen oplevert.

    5.6.

    De veranderende geopolitieke situatie, de gevolgen van de recente migratiecrisis en de verslechtering van de externe betrekkingen in de wereld, met veel nieuwe risicovolle verschijnselen, hebben ook het spectrum van de ontwikkelingshulp en de bijstand van de EU vertekend. Het volgende MFK rekent op een enorme toename van de financiële middelen voor dit doel en verwacht dat het Europees Ontwikkelingsfonds in het kader zal worden opgenomen. Het EESC steunt deze activiteit en onderstreept de noodzaak om bijzondere aandacht te besteden aan Afrika, om dat continent te helpen de moeilijke politieke, economische, sociale en milieusituatie te boven te komen.

    5.7.

    De geopolitieke strategische rol van de EU bij het bevorderen van vredesprocessen moet nieuw leven worden ingeblazen, teneinde economische ontwikkelingsmogelijkheden in het nabuurschap van de EU (Westelijke Balkan, Euromed- en oostelijke partners en andere gebieden die door conflicten worden geteisterd) te stimuleren.

    6.   Bevordering van onze Europese levenswijze

    6.1.   De sociale maatregelen

    6.1.1.

    Naast economische en milieuvraagstukken moet het werkprogramma van de EU voor 2021 in het teken staan van de sociale dimensie. Dit betekent dat haar inzet voor een sociaal en duurzaam Europa een prioriteit moet zijn. Daarbij spelen ook maatschappelijke organisaties een belangrijke rol. Er is een kans om sociale innovatie te bevorderen als een model voor wederopbouw door middel van cocreatie, co-ontwerp en coproductie. In een complex sociaal landschap met enorme maatschappelijke uitdagingen is er geen andere optie dan alle assets in de samenleving aan te spreken om op een sectoroverschrijdende en multidisciplinaire manier naar oplossingen toe te werken. Het maatschappelijk middenveld werkt als katalysator voor sociale innovatie.

    6.1.2.

    Er moet meer inzicht worden geboden in een “rechtvaardige transitie” (waarbij wordt afgestapt van steenkool) en de Europese pijler van sociale rechten moet volledig worden uitgevoerd, waarbij tegelijkertijd de herverdelingsstelsels, het evenwicht tussen werk en privéleven en gendergelijkheid worden hervormd.

    6.1.3.

    De uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten (EPSR) op Europees niveau en in alle lidstaten is een belangrijke stap in de richting van het proactief in gang zetten van een proces van sociale convergentie. In de politieke beleidslijnen van de Commissie werd een eerlijke transitie voor iedereen naar een groene sociale markteconomie beloofd. In dit verband heeft de Commissie een routekaart naar “een sterk, sociaal Europa voor rechtvaardige transities” gepresenteerd, die de aanzet heeft gegeven tot een discussie met EU-landen, -regio’s en -partners tot november 2020 over concrete toezeggingen om de pijler ten uitvoer te leggen teneinde op EU-, nationaal, regionaal en lokaal niveau vooruitgang te boeken (9). Begin 2021 zal de Commissie aan de hand van de ontvangen bijdragen een actieplan voor de uitvoering van de sociale pijler presenteren. De bijlage van de routekaart bevat aanvullende voorstellen voor 2021. Deze gaan onder andere over een kindergarantieregeling, een actieplan voor de sociale economie, een strategie inzake handicaps en een langetermijnvisie voor plattelandsgebieden (10).

    6.1.4.

    De Commissie gaf in de context van de routekaart de aanzet voor een eerste overlegronde en vervolgens een tweede overlegronde van de sociale partners over eerlijke minimumlonen (11). Het EESC ziet een mogelijk toekomstig wetgevingsinitiatief van de Commissie over fatsoenlijke en eerlijke minimumlonen tegemoet. Het doel moet zijn ervoor te zorgen dat minimumlonen in alle lidstaten van de EU alle werknemers een fatsoenlijke levensstandaard bieden. Het EESC is ingenomen met het feit dat de Commissie erkent dat er ruimte is voor EU-maatregelen ter bevordering van de rol van collectieve onderhandelingen ter ondersteuning van de adequaatheid en dekkingsgraad van het minimumloon en dat maatregelen ter ondersteuning van collectieve onderhandelingen, met name op sectoraal niveau, moeten worden opgenomen in de EU-maatregelen inzake minimumlonen (12).

    6.1.5.

    De sociale dimensie van de EU is dusdanig ingewikkeld dat voor de versterking ervan governancemechanismen nodig zijn waarmee verschillende actoren in verschillende sectoren gezamenlijk problemen kunnen oplossen. De sociale dialoog speelt hierin een cruciale rol. Een sterk sociaal herstel impliceert ook een betere toegang tot de vakbonden en een betere bescherming. Collectieve onderhandelingen en democratie op het werk moeten worden ondersteund. De EU en de lidstaten moeten de sociale partners helpen om het bereik van collectieve onderhandelingen aanzienlijk te vergroten. De representativiteit en autonomie moeten worden versterkt, en de banden tussen het Europese en nationale niveau van de sociale dialoog moeten worden aangehaald. Bovendien moeten het vermogen tot en de betrokkenheid van de sociale partners bij de beleidsvorming verder worden versterkt, en moet een stabiel en evenwichtig kader voor industriële betrekkingen worden gewaarborgd. Het EESC vindt dat de Europese Commissie het EU-kwaliteitskader voor anticipatie op veranderingen en herstructurering moet herzien en een rechtsgrondslag voor specifieke randvoorwaarden met betrekking tot werknemersparticipatie moet voorstellen, zonder zich met nationale bevoegdheden te bemoeien (13), om werknemers meer te betrekken bij het aanpakken van de uitdagingen in verband met de Green Deal en het proces van de digitale transformatie.

    6.1.6.

    Het EESC dringt er bij de Commissie op aan het economisch bestuur van de Europese Unie te hervormen. Het EESC is ervan overtuigd dat enkele veranderingen vereist zijn op het gebied van: a) governance, d.w.z. dat er speciale governancemechanismen nodig zijn om dringende problemen sneller aan te pakken en complexe kwesties op te lossen. De rol van dergelijke mechanismen zou bestaan in het verbinden van de niveaus van de EU en de lidstaten, niet in het vervangen van maatregelen op deze afzonderlijke niveaus; b) het integreren van de SDG’s in de EU-procedures op het gebied van sociaaleconomische monitoring en begrotingsbeleid. In dit opzicht zouden er in het Europees Semester nieuwe, verbeterde, meetbare en aanvullende sociale, economische en milieu-indicatoren kunnen worden opgenomen om alle aspecten en beginselen van de Europese pijler van sociale rechten te monitoren en te volgen, evenals de 17 SDG’s (14).

    6.1.7.

    Het EESC is verheugd over het aangekondigde voorstel om de arbeidsomstandigheden voor platformwerkers in 2021 te verbeteren. Het EESC betreurt het echter dat de veel bredere kwestie van een inclusieve en eerlijke transitie in de mededeling van de Commissie (15) niet rechtstreeks aan bod komt. Het benadrukt de behoefte aan een ambitieus actieplan om de lidstaten aan te moedigen hun beloften ten aanzien van de afkondiging van de Europese pijler van de sociale rechten na te komen (16).

    6.1.8.

    Het herdefiniëren van werk is van cruciaal belang in de herstelfase na de COVID-19-crisis. In zowel de particuliere als de openbare gezondheidszorg en de langdurige zorg heeft het streven naar productiviteitsgroei de kwaliteit van de dienstverlening in het gedrang gebracht en de werkomstandigheden nadelig beïnvloed. Dit heeft tijdens de gezondheidscrisis in de meeste EU-landen dramatische gevolgen gehad. De verschuiving naar dienstverlenende activiteiten zou tot een arbeidsintensievere economie leiden, die tegenwicht biedt tegen het onzekere karakter van banen in deze sectoren, meer werkgelegenheid mogelijk maakt en banen terugbrengt in de reële economie. Beleid ter ondersteuning van kwaliteitswerk in arbeidsintensieve sectoren die hoogwaardige diensten leveren, is daarom van cruciaal belang.

    6.1.9.

    Het EESC blijft bezorgd dat armoede in het algemeen en armoede onder werkenden in veel lidstaten nog steeds een groot probleem vormt. Naast het verbeteren van de loonniveaus is een alomvattende aanpak op het niveau van de EU en de lidstaten nodig, met inbegrip van maatregelen om te zorgen voor toereikende minimuminkomensregelingen, gemeenschappelijke minimumnormen op het gebied van de werkloosheidsverzekering en doeltreffende regelingen voor actieve inclusie, ondersteund door essentiële en faciliterende sociale diensten. Ook zijn goed functionerende arbeidsmarkten, openbare diensten voor arbeidsvoorziening en een actief arbeidsmarktbeleid vereist (17).

    6.1.10.

    Het EESC staat achter de Europese genderstrategie van de Commissie voor 2020-2025 en beveelt aan dat de Commissie strategieën voor gendermainstreaming opneemt in alle programma's en bestuursorganen, evenals een intersectorale benadering van gendergelijkheid. De uitvoering van de strategie moet gelijk oplopen met de aanpak van de gevolgen van COVID-19, met behulp van toegesneden en doelgerichte beleidsreacties. Het EESC neemt nota van het voornemen van de Commissie om een wetgevingsinitiatief over bindende maatregelen inzake loontransparantie voor te stellen. Bij het aanpakken van loon- en andere genderkloven moet meer sociale erkenning en economische waarde worden toegekend aan banen en sectoren waarin traditioneel veel vrouwen werkzaam zijn en die vaak onderbetaald en ondergewaardeerd zijn.

    6.1.11.

    Het is belangrijk om de sociaaleconomische gevolgen van de pandemie, die bijzonder groot zijn in belangrijke sectoren als vervoer, reizen en toerisme, te blijven aanpakken en verzachten.

    6.2.   Migratie en het post-COVID-19-tijdperk

    6.2.1.

    Met de uitbraak van de COVID-19-pandemie, de dramatische gevolgen ervan voor de nationale gezondheidszorgstelsels en de ineenstorting van de economie in alle lidstaten leek het migratievraagstuk van de radar te verdwijnen en van ondergeschikt belang te worden, met een zekere onverschilligheid in de publieke opinie tot gevolg. De huidige crisis mag er niet toe leiden dat asielzoekers in de steek worden gelaten. De fundamentele rechten op bescherming vormen de kern van de Europese waarden en mogen niet zomaar overboord worden gegooid wanneer ze ons slecht uitkomen.

    7.   Een nieuwe impuls voor Europese democratie

    7.1.

    De Europese Unie is gebaseerd op gemeenschappelijke Europese waarden waarover onder geen enkele voorwaarde kan worden onderhandeld: eerbiediging van de menselijke waardigheid en de mensenrechten, vrijheid, democratie, gelijkheid en de rechtsstaat. Deze waarden mogen niet terzijde worden geschoven wanneer de EU en haar lidstaten geconfronteerd worden met een noodsituatie en de gevolgen daarvan voor de economie en de samenleving. Hoewel de huidige crisis een snelle respons vereist en bepaalde uitzonderlijke en tijdelijke maatregelen rechtvaardigt, mogen deze niet indruisen tegen de rechtsstaat en mogen ze de democratie, de scheiding der machten en de grondrechten van de Europese burgers niet in gevaar brengen. Het EESC dringt erop aan dat alle beleidsmaatregelen in dit verband volledig in overeenstemming zijn met onze gemeenschappelijke waarden, zoals vastgelegd in artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU).

    7.2.

    In het kader van dit herstel- en wederopbouwproces hoopt het EESC dat de komende conferentie over de toekomst van Europa de gelegenheid zal bieden om de institutionele structuur van de EU te versterken en te verdiepen en om het EU-project daadwerkelijk te vernieuwen, zodat aan de uitdagingen van de komende decennia het hoofd kan worden geboden.

    7.3.

    De COVID-19-crisis heeft de institutionele grenzen en tekortkomingen van de huidige Europese Unie aan het licht gebracht en de dringende noodzaak van een efficiënte en effectieve Unie aangetoond. Er moet een nieuwe Europese Unie worden opgezet die verder gaat dan de eengemaakte markt van de EU en leidt naar een meer geïntegreerd Europa met een echte begrotingscapaciteit, en die als hoofddoel heeft om de levens- en arbeidsomstandigheden van zijn burgers te verbeteren. Om die redenen is het EESC van mening dat in het conferentieproces rekening moet worden gehouden met de bestaande herstelinstrumenten van de EU en de solidariteit die reeds is bereikt, waarbij tegelijkertijd de ecologische duurzaamheid, economische ontwikkeling, sociale vooruitgang, veiligheid en democratie worden gewaarborgd. Het EESC benadrukt dat de rechtstreekse betrokkenheid van maatschappelijke organisaties, sociale partners en verkozen vertegenwoordigers ondanks de pandemie een prioriteit van de conferentie moet blijven en kijkt ernaar uit dat de conferentie van start gaat om samen met alle EU-burgers aan een democratischere, doeltreffendere en veerkrachtigere Unie te bouwen. Het EESC is van mening dat de Commissie alle mogelijkheden open moet houden als het gaat om de resultaten van de conferentie, met inbegrip van wetgevingsvoorstellen, initiatieven voor verdragswijzigingen, of anderszins.

    7.4.

    Volgens het EESC vormt desinformatie niet alleen een directe bedreiging voor het vermogen van mensen om weloverwogen politieke besluiten te nemen, maar ook voor het Europese integratieproject en daarmee voor de eenheid, de welvaart en de wereldwijde invloed van de Europese Unie. Verzwakking van de democratische besluitvormingscapaciteit van de EU speelt een aantal buitenlandse mogendheden en extremistische groeperingen in de kaart die zich tegen Europese samenwerking en sterkere cohesie verzetten. Het EESC spreekt zijn krachtige steun uit voor de huidige inspanningen van de EU om desinformatie tegen te gaan — zowel extern als intern — en dringt er bij de Commissie op aan te zorgen voor een volledige naleving en follow-up van de regelgeving inzake de gedragscode voor desinformatie, de verdere ontwikkeling van het onlangs opgerichte “snelle waarschuwingssysteem” en de inlichtingeneenheden van StratCom, en de uitbreiding van het optreden van de Europese Dienst voor extern optreden tegen desinformatie, parallel aan een aanzienlijke uitbreiding van het optreden van de EU tegen desinformatie binnen de Unie (18).

    7.5.

    Het EESC is een groot voorstander van het voorstel van de Europese Commissie om een “Europees actieplan voor de democratie” te ontwikkelen, dat alomvattend en continu moet zijn, veranderingen teweeg kan brengen en kan rekenen op financiële steun en interinstitutionele coördinatie. Het Europees actieplan voor de democratie en de daarmee verband houdende toekomstige initiatieven moeten veel meer gericht zijn op de totstandbrenging van vrije en pluralistische media en onafhankelijke kwaliteitsjournalistiek, een doeltreffende regulering van de sociale media, met name ter bestrijding van desinformatie en met inbegrip van de regulering van online politieke reclame en verantwoordelijkheid voor inhoud, een gemoderniseerd verkiezingsproces, de integratie van achtergestelde groepen, in de eerste plaats personen met een handicap, en een wijdverbreide burgereducatie over de Europese Unie en haar democratische proces in alle lidstaten. Het EESC herinnert aan zijn voorstel voor een ambitieuze EU-strategie voor communicatie, onderwijs en bewustmaking van het publiek inzake de grondrechten, de rechtsstaat en de democratie (19).

    7.6.

    Verdere actie is nodig om vrije en pluralistische media en onafhankelijke kwaliteitsjournalistiek tot stand te brengen, alsook een doeltreffende regulering van de sociale media, met name ter bestrijding van desinformatie en met inbegrip van de regulering van online politieke reclame en verantwoordelijkheid voor inhoud.

    7.7.   Betere regelgeving en prognoses

    7.7.1.

    Het EESC blijft aandringen op een herziene agenda voor betere regelgeving die een “duurzaamheidscontrole” bevat om ervoor te zorgen dat alle wetgeving en beleidsmaatregelen van de EU bijdragen tot de uitvoering van de SDG’s.

    7.7.2.

    Het EESC verbindt zich ertoe een bijdrage te leveren aan het succes van het nieuwe Fit For Future Platform (F4F) dat in de plaats komt van het Refit-platform, en is ingenomen met de opwaardering van de rol van het EESC in het F4F op het vlak van zijn participatie, vertegenwoordiging en input. Dit nieuwe platform brengt de lidstaten en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld bijeen om samen te werken aan de vereenvoudiging en vermindering van onnodig belastende regelgeving, en om Europa voor te bereiden op nieuwe toekomstige uitdagingen, zoals de digitalisering. De COVID-19-crisis heeft laten zien hoe belangrijk het is om beleid zodanig te ontwikkelen en bekwaamheden zodanig te versterken dat hiermee de onzekerheden van de toekomst het hoofd kan worden geboden.

    7.7.3.

    Het EESC wijst er nogmaals op dat betere regelgeving niet in de plaats mag treden van politieke besluiten en in geen geval tot deregulering mag leiden, noch tot een aantasting van het niveau van sociale bescherming, de bescherming van het milieu en de consumenten, en de grondrechten. Het EESC verzoekt de Commissie om de richtsnoeren en criteria van de instrumenten voor betere regelgeving te herzien, zodat de doelstellingen van het programma voor duurzame ontwikkeling (SDG’s) tegen 2030 in het evaluatieproces kunnen worden geïntegreerd. In de toolkit voor betere regelgeving moet uitdrukkelijk een “duurzaamheidscontrole” worden opgenomen. Het EESC herhaalt zijn oproep om het Europese systeem voor effectbeoordelingen en evaluaties verder uit te bouwen om de kwaliteit ervan te verbeteren en het maatschappelijk middenveld meer te betrekken bij het ontwerp en de uitvoering van de wetgeving (20).

    7.7.4.

    Het EESC stelt voor dat de Commissie openbare raadplegingen (vanwege de beperkingen ervan) combineert met ad-hocrondetafelgesprekken met relevante belanghebbenden, zoals sociale partners en maatschappelijke organisaties, om de participatiedemocratie te versterken.

    7.7.5.

    Maatschappelijke organisaties moeten meer worden betrokken bij effectbeoordelingen en strategische prognoses, zodat hun praktische kennis en ervaring worden meegenomen in de ontwikkeling van toekomstige wetgeving en beleidslijnen in de nieuwe context na COVID-19.

    7.7.6.

    Maatschappelijke organisaties behoren zelf tot de slachtoffers van ongelijkheden en zwakheden in het systeem. Hun huidige en toekomstige vermogen om in te spelen op de behoeften wordt bedreigd door de vaak schaarse en fluctuerende middelen. Dit moet worden aangepakt door te zorgen voor financieringsmechanismen voor maatschappelijke organisaties. Het werkprogramma van de Commissie voor 2021, dat volgt op de crisis, biedt een geweldige kans om de betrokkenheid van de EU ten aanzien van maatschappelijke organisaties te herzien door duurzamere en meer structurele financiële steun te verlenen in plaats van financiering op projectbasis.

    Brussel, 16 juli 2020.

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Luca JAHIER


    (1)  Resolutie over de periode na de COVID-19-crisis (PB C 311 van 18.9.2020, blz. 1).

    (2)  https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?qid=1590732521013&uri=COM:2020:456:FIN.

    (3)  https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?qid=1590574123338&uri=CELEX%3A52020DC0380

    (4)  NAT/784 — Europese klimaatwet (zie bladzijde 143 van dit Publicatieblad).

    (5)  Zie voetnoot 4.

    (6)  Zie bladzijde 124 van dit Publicatieblad.

    (7)  INT/894 — Witboek over kunstmatige intelligentie (zie bladzijde 87 van dit Publicatieblad).

    (8)  Zie bijvoorbeeld: https://www.ilo.org/global/standards/lang--en/index.htm

    (9)  https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/en/qanda_20_20

    (10)  Een sterk sociaal Europa voor rechtvaardige transities

    (11)  https://ec.europa.eu/social/main.jsp?langId=nl&catId=1226&furtherNews=yes&newsId=9696

    (12)  Lopend advies SOC/632 — Fatsoenlijke minimumlonen in heel Europa.

    (13)  CCMI/124 EU-Kwaliteitskader voor anticipatie op veranderingen en herstructurering (PB C 19 van 21.1.2015, blz. 50).

    (14)  https://www.eesc.europa.eu/nl/documents/resolution/european-economic-and-social-committees-contribution-2020-commissions-work-programme-and-beyond

    (15)  https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?qid=1600965538199&uri=CELEX:52020DC0102

    (16)  INT/897 — Industriestrategie (zie bladzijde 108 van dit Publicatieblad).

    (17)  Lopend EESC-advies SOC/632 over fatsoenlijke minimumlonen in heel Europa en EESC-advies SOC/583: https://www.eesc.europa.eu/nl/our-work/opinions-information-reports/opinions/common-minimum-standards-field-unemployment-insurance-eu-member-states-concrete-step-towards-effective-implementation (PB C 97 van 24.3.2020, blz. 32), en EESC-advies “Europese kaderrichtlijn inzake een minimuminkomen” (PB C 190 van 5.6.2019, blz. 1).

    (18)  SOC/630 — De effecten van campagnes op de deelname aan de politieke besluitvorming (PB C 311 van 18.9.2020, blz. 26).

    (19)  PB C 282 van 20.8.2019, blz. 39 en mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad en de Raad over verdere versterking van de rechtsstaat in de Unie — Stand van zaken en mogelijke verdere stappen, 3 april 2019.

    (20)  INT/886 — Betere regelgeving: inventarisatie en verdere inzet (PB C 14 van 15.1.2020, blz. 72).


    Top