Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020AE5266

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de rol van de sociale economie bij het scheppen van werkgelegenheid en de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten (Verkennend advies)

    EESC 2020/05266

    PB C 286 van 16.7.2021, p. 13–19 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    16.7.2021   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 286/13


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de rol van de sociale economie bij het scheppen van werkgelegenheid en de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten

    (Verkennend advies)

    (2021/C 286/04)

    Rapporteur:

    Giuseppe GUERINI

    Corapporteur:

    Cinzia DEL RIO

    Raadpleging

    Portugees voorzitterschap van de Raad, 26.10.2020

    Rechtsgrondslag

    Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

    Bevoegde afdeling

    Interne Markt, Productie en Consumptie

    Goedkeuring door de afdeling

    31.3.2021

    Goedkeuring door de voltallige vergadering

    27.4.2021

    Zitting nr.

    560

    Stemuitslag

    (voor/tegen/onthoudingen)

    239/2/1

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1.

    Het EESC is het Portugese voorzitterschap erkentelijk voor het verzoek om dit advies uit te brengen en is van mening dat de organisaties en ondernemingen van de sociale economie moeten worden beschouwd als strategische partners bij de uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten en de totstandbrenging van een Europese Unie waarin de belangrijkste functie van de economie erin bestaat mensen te dienen. Het beveelt in dit verband aan dat de autoriteiten van de lidstaten de organisaties en ondernemingen van de sociale economie op grote schaal betrekken bij de nationale herstel- en veerkrachtsplannen om uit de pandemische crisis te raken.

    1.2.

    De door de EU-instellingen goedgekeurde operationele criteria moeten worden geconsolideerd om de erkenning van organisaties en ondernemingen van de sociale economie, in de verschillende rechtsvormen waarin zij zijn opgericht, te bevorderen. Deze criteria vereisen dat sociale doelstellingen van algemeen belang voorop worden gesteld, dat een democratisch bestuur wordt aangenomen waarbij verschillende belanghebbenden betrokken zijn en dat, als er toch een “beperkte winst” wordt gerealiseerd, deze wordt gebruikt om de in de statuten vastgestelde doelstellingen na te streven.

    1.3.

    Om de sociale impact van organisaties en ondernemingen van de sociale economie te meten, acht het EESC het noodzakelijk dat de Europese Unie beschikt over een permanent systeem voor statistische telling, dat gekwalificeerde, vergelijkbare en actuele gegevens over de omvang en de impact van de sector moet opleveren.

    1.4.

    Wanneer de rol van de sociale economie bij het scheppen en in stand houden van werkgelegenheid betrekking heeft op kansarme werknemers en achterstandsgebieden, is er volgens het EESC behoefte aan een adequaat steunbeleid dat het algemeen belang erkent van deze organisaties, die weliswaar privaatrechtelijk van aard zijn maar hoofdzakelijk een publieke functie vervullen.

    1.5.

    Dit steunbeleid moet zich uitsplitsen in vier niveaus:

    fiscaal beleid en belastingstelsels die de functie van algemeen belang erkennen;

    beleid ter bevordering van publieke en particuliere investeringen die de ontwikkeling van financiering met een sociale impact bevorderen — onder meer via de hefboomwerking van overheidsopdrachten en concessies;

    beleid ter ondersteuning van stabiele werkgelegenheid en een economische hoofdrol voor werknemers in ondernemingen van de sociale economie;

    beleid ter ondersteuning van de vaardigheden van het personeel en technologische innovatie in organisaties van de sociale economie.

    1.6.

    Met betrekking tot het scheppen en behouden van werkgelegenheid is het EESC van mening dat de worker buyout-formule een goede praktijk is die niet alleen kan worden gebruikt voor de herstart van in crisis verkerende bedrijven, maar ook voor de overdracht van kleine en middelgrote ondernemingen waarvan de oprichters geen opvolgers hebben. Hiervoor kan het interessant zijn een specifiek Europees Investeringsfonds op te richten.

    1.7.

    Het EESC zou graag zien dat de groeiende belangstelling van de financiële wereld voor investeringen met een sociale impact wordt ondersteund en aangemoedigd, onder meer via een stimuleringsbeleid, en dat ondernemingen van de sociale economie worden aangemerkt als de belangrijkste spelers voor een heropleving van investeringen ten behoeve van sociale, milieu- en solidariteitsdoelstellingen.

    1.8.

    Het EESC is van mening dat ondernemingen van de sociale economie een ideale organisatievorm kunnen zijn voor de nieuwe vormen van ondernemerschap via digitale platforms, en met name voor activiteiten in de deeleconomie, omdat zij werknemers en gebruikers van digitale platforms meestal actief betrekken.

    1.9.

    Fatsoenlijke arbeidsomstandigheden en democratisch bestuur zijn essentiële kenmerken van ondernemingen van de sociale economie. Indien hun statuten niet voorzien in concrete vormen van raadpleging en participatie van werknemers, zoals wel het geval is bij werknemers- en sociale coöperaties, moet daarvoor worden gezorgd.

    1.10.

    De organisaties van de sociale economie, en met name vrijwilligersorganisaties, zijn van fundamenteel belang voor de cohesie omdat zij een voedingsbodem zijn voor het sociaal kapitaal, en de verantwoordelijke rol van het maatschappelijk middenveld ondersteunen.

    1.11.

    Vrijwilligerswerk door jongeren is een belangrijk middel om de inzetbaarheid en het menselijk kapitaal van de nieuwe generaties te vergroten, met als positief effect dat de werkgelegenheidskansen worden vergroot. Deze functie lijkt ook nuttig om de problematiek van de NEET’s terug te dringen. Dit vraagt om een beleid waarmee de overgang van vrijwilligerswerk naar stabiele vormen van betaald werk wordt vergemakkelijkt.

    1.12.

    Tot slot hoopt het EESC dat het actieplan voor de sociale economie de gelegenheid biedt om concrete operationele instrumenten en wetgevingsvoorstellen voor het voetlicht te brengen.

    2.   Algemene opmerkingen

    2.1.

    Het EESC is verheugd dat het met dit verkennend advies, dat op verzoek van het Portugese voorzitterschap van de Raad van de EU wordt uitgebracht, kan bijdragen aan de prioriteiten van diens werkprogramma, met name de bevordering van het Europees sociaal model, door concrete voorstellen te formuleren over de rol van ondernemingen van de sociale economie bij het scheppen van stabiel en fatsoenlijk werk en de totstandkoming van een meer inclusieve, duurzame en veerkrachtige economie.

    2.2.

    De sociale economie wordt op internationaal niveau steeds meer erkend als een beslissende en belangrijke actor die het organisatorische en transformerende vermogen van het maatschappelijk middenveld tot uitdrukking kan brengen. In verschillende lidstaten is er al wetgeving opgesteld waarin de doelstellingen en functies ervan worden erkend en het profiel en de rechtsvorm van organisaties die als uitingen van de sociale economie worden erkend, zijn omschreven (1).

    2.3.

    Met betrekking tot de juridische erkenning heeft het EESC er in zijn advies INT/871 (2) op gewezen dat organisaties en ondernemingen van de sociale economie sociale doelstellingen boven de rol van kapitaal stellen, mede dankzij een democratisch bestuur waarbij verschillende belanghebbenden betrokken zijn. Zij hebben geen particulier winstoogmerk en wanneer zij toch een “beperkte winst” realiseren met hun ondernemingsactiviteiten, wordt deze gebruikt om de in hun statuten omschreven doelstellingen na te streven en werkgelegenheid te scheppen.

    2.4.

    De aanzienlijke erkenning voor de sociale economie wordt ondersteund door verschillende studiedocumenten van internationale instellingen en organen zoals de OESO, de Verenigde Naties, de IAO en diverse EU-instellingen, zoals het EESC zelf, dat tussen 2009 en 2020 maar liefst 13 adviezen over de sociale economie heeft uitgebracht. Hierin werden de organisaties en ondernemingen van de sociale economie ingedeeld in 4 families: coöperaties, verenigingen, onderlinge maatschappijen en stichtingen, waaraan meer recentelijk ook de sociale ondernemingen zijn toegevoegd.

    2.5.

    Hoewel de Europese Unie de meest representatieve criteria en concepten van de sociale economie heeft erkend, zoals de voorrang van mensen boven kapitaal, herinvestering van winsten en participatief bestuur (3), is er nog geen overeenstemming bereikt over een uniforme Europese juridische definitie. In 2018 stelde het Europees Parlement voor een certificering in te voeren voor organisaties van de sociale economie op basis van artikel 50 VWEU. Om dit te bereiken dient te worden gezorgd voor een betere en meer uniforme verzameling van statistische gegevens voor de telling van organisaties en ondernemingen van de sociale economie volgens een gemeenschappelijke werkdefinitie, zoals dat al gebeurt in landen die openbare registers van organisaties en ondernemingen van de sociale economie hebben aangelegd.

    2.6.

    Er is meer dan ooit behoefte aan een formeel aanvaarde werkdefinitie voor de instellingen van de Europese Unie, met name om toegang te bieden tot de vele mogelijkheden voor groei en ontwikkeling en om een beter begrip van de sociale economie onder openbare en particuliere instellingen te bevorderen.

    2.7.

    Deze definitie is onontbeerlijk voor een volledige toegankelijkheid van de kapitaalmarkt, waarop steeds meer belangstelling is voor investeringen met een sociale impact. Het actieplan voor de sociale economie is een goede gelegenheid om dit probleem aan te pakken. Ook in het actieplan Een kapitaalmarktenunie ten dienste van mensen en ondernemingen (4) moet aandacht worden besteed aan de rol van de sociale economie bij het aantrekken van investeringen voor een mensvriendelijke economie.

    2.8.

    De functie en de economische waarde die door organisaties van de sociale economie worden gegenereerd blijken zeer belangrijk te zijn, zowel qua omvang (8 % van het Europese bbp) als qua kwaliteit en stabiliteit van deze waarde (5). Zelfs tijdens de jaren van de financiële crisis zijn zowel de geproduceerde economische waarde als het aantal werknemers van deze organisaties gestegen.

    2.9.

    Zij spelen een belangrijke rol bij het scheppen en behouden van werkgelegenheid, met meer dan 13,6 miljoen betaalde banen in Europa (goed voor ongeveer 6,3 % van de beroepsbevolking in de EU-28 (6)), meer dan 232 miljoen leden van coöperaties, onderlinge maatschappijen en soortgelijke organisaties, en meer dan 2,8 miljoen ondernemingen en organisaties. Ongeveer 2,6 miljoen van deze werknemers zijn actief in sociale ondernemingen die voldoen aan de vereisten die staan beschreven in het Initiatief voor sociaal ondernemerschap van 2011.

    2.10.

    Veel werknemers in organisaties en ondernemingen van de sociale economie zijn te vinden in kleine organisaties, maar de sociale economie telt ook grote ondernemingen, met soms wel meer dan honderden of duizenden werknemers. Een groot deel hiervan is werkzaam in organisaties die worden gekenmerkt door een participatief democratisch bestuur, wat wijst op een correlatie tussen een brede participatie van belanghebbenden in het bestuur en de gerichtheid op de handhaving van een hoog werkgelegenheidsniveau, evenals een beter vermogen om schokken op te vangen (7).

    2.11.

    Het aandeel vrouwelijke werknemers in de sociale economie is zeer groot: zij vertegenwoordigen vaak meer dan 70 % van de arbeidskrachten, maar over het algemeen sowieso meer dan de helft. Hoewel er nog verdere stappen moeten worden gezet op weg naar volledige gelijkheid, tellen organisaties van de sociale economie veel vrouwen in leidinggevende en hogere functies. De organisaties en ondernemingen van de sociale economie worden dus gekenmerkt door een aanzienlijke gelijkheid, zowel wat betreft de verschillende posities die vrouwen innemen in de organisatorische hiërarchie als wat betreft de salarissen, die geen buitensporige genderongelijkheid laten zien (8).

    2.12.

    Een grotere loongelijkheid neemt niet weg dat het loonniveau van werknemers in organisaties en ondernemingen van de sociale economie nog altijd aan de lage kant van de inkomensverdeling blijft. Dit is deels te wijten aan een algemeen gebrek aan waardering voor zorgtaken, die ook in traditionele bedrijfsvormen vaak onvoldoende economische erkenning krijgen. In dit verband is het zaak de vakbondsrechten van werknemers in de sociale en welzijnssector te versterken.

    2.13.

    Een andere belangrijke functie is het bevorderen en ten uitvoer leggen van sociale innovaties, waaruit blijkt dat deze organisaties in staat zijn veranderingen in de samenleving te interpreteren en te begeleiden en bronnen van menselijk kapitaal aan te boren, wat zich vertaalt in actieve deelname en solidariteit, met meer dan 82,8 miljoen vrijwilligers.

    2.14.

    Het grote aantal mensen dat actief is in belangrijke sectoren en de uitdagingen op het gebied van sociale en technologische innovatie waartoe organisaties en ondernemingen van de sociale economie geroepen zijn, moeten worden ondersteund door passende maatregelen voor een leven lang leren en kwalificaties voor de ontwikkeling van professionele en organisatorische vaardigheden.

    2.15.

    Het EESC juicht het dan ook toe dat de Europese Commissie een actieplan voor de sociale economie heeft aangekondigd en concrete maatregelen zal voorstellen om de Europese pijler van sociale rechten met een specifiek actieplan ten uitvoer te leggen, waarover het EESC advies SOC/614 heeft uitgebracht (9).

    3.   Voorstellen voor een Europees beleid ter ondersteuning en bevordering van de sociale economie

    3.1.

    Om de bijdrage van organisaties en ondernemingen van de sociale economie een extra impuls en consistentie te geven en een “socialer, veerkrachtiger en inclusiever Europa” tot stand te brengen, moeten wetgevingsmaatregelen en Europese economische beleidsprogramma’s worden ingevoerd die de groei van organisaties en ondernemingen van de sociale economie bevorderen en vergemakkelijken, mede vanwege hun potentiële bijdrage aan een duurzaam, ecologisch en solidair ontwikkelingsmodel.

    3.2.

    In dit verband meent het EESC dat er op vier niveaus maatregelen kunnen worden genomen:

    een belastingstelsel waarin wordt erkend dat ondernemingen van de sociale economie een functie van algemeen belang vervullen, en waarin bijzondere aandacht wordt besteed aan ondernemingen die actief zijn in sectoren van primair openbaar belang zoals sociale diensten, gezondheidszorg, onderwijs en sociale inclusie;

    een beleid ter bevordering van publieke en particuliere investeringen die de ontwikkeling van financiering met een sociale impact bevorderen — met een verdere verbetering van de toegankelijkheid van de markt voor overheidsopdrachten en concessies;

    een beleid ter ondersteuning van stabiele werkgelegenheid en van de economische hoofdrol van werknemers in ondernemingen van de sociale economie, met name in hun democratisch bestuur;

    een beleid om de toepassing van nieuwe vaardigheden te ondersteunen en de verspreiding van innovatie en nieuwe technologieën in het maatschappelijk middenveld te bevorderen.

    3.3.

    Het EESC erkent de fundamentele rol van organisaties en ondernemingen van de sociale economie bij het verlenen van persoonlijke en sociale diensten, maar is van mening dat de verantwoordelijkheid van de lidstaten en overheidsdiensten om essentiële diensten aan het publiek te waarborgen, onverminderd van kracht blijft.

    3.4.

    De maatregelen ter ondersteuning van de werkgelegenheid in sociale ondernemingen die tot taak hebben gehandicapte of ernstig achtergestelde werknemers in dienst te nemen, moeten verder worden versterkt. Deze maatregelen moeten erop gericht zijn de druk van de belastingen en de socialezekerheidsbijdragen op arbeidskosten te verlichten door ervoor te zorgen dat de overheid de verzekering en sociale zekerheid van deze kwetsbare werknemers voor haar rekening neemt. Dergelijke stimulansen mogen niet worden beschouwd als staatssteun aan ondernemingen van de sociale economie, aangezien zij bedoeld zijn om de volledige integratie van mensen met een ernstige achterstand op de arbeidsmarkt te ondersteunen. De stimulansen mogen hoe dan ook alleen worden toegekend aan organisaties die de collectieve arbeidsovereenkomsten en fundamentele rechten van werknemers eerbiedigen.

    3.5.

    In veel gevallen zijn ondernemingen van de sociale economie de voornaamste verleners van essentiële diensten voor de bevolking, zoals onderwijs, sociale en gezondheidsdiensten, zorg of opleiding en arbeidsbemiddeling voor kansarmen. Zelfs als de activiteiten die zij verrichten een commercieel of zakelijk karakter hebben, dan zijn dit nog altijd activiteiten met een grote gemeenschaps- en territoriale waarde, waarvan de winst hoe dan ook opnieuw in de onderneming wordt geïnvesteerd. Het gaat om diensten die worden uitgevoerd met rechtstreekse deelname van de begunstigden zelf en die in het gebied zijn geworteld, als onderdeel van de taak die zij uitvoeren. Deze voorwaarden kunnen dus niet zo maar worden gelijkgesteld met marktconcurrentieregelingen. Daarom moeten sommige van de huidige voorschriften inzake “staatssteun” die de invoering verhinderen van een belastingstelsel dat de sociale en publieke voordelen van deze organisaties erkent, worden versoepeld.

    3.6.

    Om dezelfde reden acht het EESC het noodzakelijk dat, zoals reeds gevraagd in advies INT/906 (10), het de-minimisplafond voor diensten van algemeen economisch belang van 500 000 EUR over een periode van drie belastingjaren ten minste 800 000 EUR per boekjaar bedraagt.

    Dit neemt niet weg dat er geharmoniseerde regels moeten worden vastgesteld voor de toegang tot overheidsfinanciering, met uniforme en transparante criteria, met volledige inachtneming van de arbeidsnormen en onder toepassing van de sectorale collectieve overeenkomsten.

    3.7.

    Er moeten instrumenten worden gevonden om investeringen met een sociale impact in organisaties van de sociale economie te stimuleren. In dit verband zijn enkele interessante ervaringen opgedaan met specifieke obligaties of aandelen (eigen vermogen of quasi-eigen vermogen) in ondernemingen van de sociale economie, gekoppeld aan het nastreven van sociale doelstellingen van algemeen belang.

    3.8.

    De toepassing van een preferentiële belastingheffing op dit soort financiële instrumenten zou belangrijke groeistimulansen kunnen creëren, aangezien de gegevens uit het verleden al hebben laten zien dat organisaties van de sociale economie, zelfs met beperkte investeringen, in staat zijn geweest veel banen te scheppen en veel sociale voordelen te genereren voor de gebruikers van hun diensten.

    3.9.

    Er moeten echter adequate maatstaven worden vastgesteld aan de hand waarvan de behaalde resultaten kunnen worden gemeten en vergeleken, zoals een stabiele groei van de werkgelegenheid, de toepassing van strenge veiligheidsnormen op het werk en de controle op de daadwerkelijke verwezenlijking van de sociale doelstellingen die aan het initiatief ten grondslag liggen. Daarom moeten de lidstaten kaderwetten inzake de sociale economie aannemen en actief beleid voeren dat bevorderlijk is voor de groei en ontwikkeling van ondernemingen in de sociale economie.

    3.10.

    De Europese Commissie heeft in 2011 al gewezen op de noodzaak om het kennisniveau en de openbare verzameling van gegevens en statistieken over ondernemingen in de sociale economie te verbeteren, maar er moet nog veel worden gedaan om gecoördineerde normen vast te stellen, wat overigens ook bijzonder nuttig zou zijn om “social washing” of oneigenlijke toegang tot steunmaatregelen te voorkomen.

    3.11.

    Dit kan ertoe leiden dat, in de lidstaten die dat nog niet hebben gedaan, nationale autoriteiten worden aangewezen die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op en de verificatie van de naleving van de vereisten en normen en voor de samenhang met de sociale doelstellingen.

    3.12.

    Een van de meest relevante specifieke steunmaatregelen is de deelname aan de markt voor overheidsopdrachten en concessies, waarvoor in Richtlijn 2014/24/EU reeds belangrijke instrumenten zijn voorgesteld (11), die echter niet in alle lidstaten op adequate wijze ten uitvoer zijn gelegd. Om sociaal verantwoorde overheidsopdrachten aan te moedigen, zou de Europese Commissie het goede voorbeeld moeten geven en haar eigen aanbestedingsprocedures maximaal moeten benutten om doelstellingen van sociaal beleid na te streven.

    3.13.

    Interessant zijn ook de steunmaatregelen die gericht zijn op de omschakeling van productie- en dienstverleningsactiviteiten, en maatregelen om de activiteiten van ondernemingen in crisis of van ondernemers aan het einde van hun loopbaan over te dragen aan de werknemers, in de vorm van coöperaties of participatieve ondernemingen.

    3.14.

    Tegenwoordig zien we meer en meer van dit soort regelingen, die worden aangeduid als worker buyout  (12) en die al succesvol zijn geweest om ondernemingen in crisis te helpen. Steeds vaker bieden participatieve sociale ondernemingen aan om kleine ondernemingen over te nemen. Dit gebeurt met name door jongeren die niet over voldoende kapitaal beschikken om een bedrijf op te starten, die vaak worden afgeremd en bang zijn om de obstakels van de markt in hun eentje het hoofd te bieden.

    3.15.

    Om het potentieel van dit soort initiatieven te vergroten, zou een investerings- en ondersteuningsmaatregel nuttig zijn om startende bedrijven te helpen met een kapitaalparticipatie die werknemers van ondernemingen in crisis financiert die ervoor kiezen de activiteiten te hervatten met een coöperatie die door dezelfde werknemers is opgericht. In sommige landen hebben dit soort initiatieven het mogelijk gemaakt verschillende bedrijven om te vormen en duizenden banen veilig te stellen.

    3.16.

    De vakbonden spelen een fundamentele rol in deze industriële omschakelingsprocessen. Vormen van zelfstandig ondernemerschap zoals de buy-out door werknemers maken integraal deel uit van een actief arbeidsmarktbeleid. De in Italië ondertekende overeenkomst tussen de drie coöperatieve federaties en de drie meest representatieve vakbonden inzake een systematische samenwerking op het gebied van buy-outs door werknemers is een goed praktijkvoorbeeld van de samenwerking tussen coöperaties en vakbonden (13).

    3.17.

    Het EESC hoopt dat het actieplan voor de sociale economie de invoering van soortgelijke initiatieven in alle lidstaten bevordert, door een specifieke structuur op te zetten in het kader van het Europees Investeringsfonds of het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, om zo te beschikken over concrete instrumenten ter ondersteuning van de herstart van economische activiteiten die door de pandemie in zwaar weer zijn gekomen.

    4.   Nieuwe vormen van sociale economie

    4.1.

    De ondernemingen van de sociale economie ontwikkelen nieuwe werkgelegenheid en initiatieven op het gebied van sociale innovatie, bijvoorbeeld in de context van de groene economie en de bevordering van duurzame ontwikkeling. Organisaties van de sociale economie hebben steeds meer ervaringen op het gebied van de circulaire economie, waardoor ook nieuwe banen worden gecreëerd in de hergebruiksector en de sociale landbouw. Vooralsnog staan het rechtskader en het beleid in veel lidstaten de uitvoering van maatregelen voor de ontwikkeling van coöperaties voor arbeidsintegratie niet toe. Daarom is actie op EU-niveau wenselijk, willen we vooruitgang boeken in deze context.

    4.2.

    Van bijzonder belang is de rol die werknemerscoöperaties (14) kunnen spelen bij het inclusiever maken van de nieuwe vormen van ondernemerschap via digitale platforms, om de participatie van werknemers en gebruikers duurzamer en meer gedeeld te maken, en om nieuwe vormen van wederkerigheid en solidariteit te ontwikkelen met behulp van digitale technologieën die een brede participatie kunnen bevorderen. Dat neemt niet weg dat voor de bescherming van platformwerkers en atypische werknemers passende collectieve overeenkomsten met vakbonden moeten worden gesloten.

    4.3.

    Ondernemingen van de sociale economie kunnen kansen creëren voor werkgelegenheid en lokale ontwikkeling, door de participatie van burgers aan diensten zoals de levering van hernieuwbare energie of de dienstverlening in decentrale gebieden en plattelandsgebieden te organiseren. Een voorbeeld hiervan zijn de Franse regionale clusters voor economische samenwerking (Pôles Territoriaux de Coopération Economique — PTCE), die verenigingen, coöperaties, lokale overheden, traditionele bedrijven en universiteiten samenbrengen en ervaringen op het gebied van sociale landbouw, duurzaam toerisme, milieubescherming en cultureel erfgoed bevorderen.

    4.4.

    In de sociale economie is de rol van vrijwilligerswerk van fundamenteel belang, zowel voor de jongere generaties als voor ouderen, voor wie dit in sommige gevallen een belangrijke kans biedt om een actieve sociale en maatschappelijke rol te blijven spelen die bijdraagt tot een betere levenskwaliteit. Daarom is het belangrijk om de synergieën tussen opleiding en vrijwilligerswerk te versterken, als middel om de werkgelegenheid in de sociale sector te bevorderen. Een betere coördinatie tussen perioden van vrijwilligerswerk en stages zou de opleiding van jong en gekwalificeerd personeel kunnen vergemakkelijken.

    4.5.

    De succesvolle ervaringen met het Europees Solidariteitskorps moeten worden versterkt en zouden kunnen worden uitgebreid door een soort “Erasmus voor sociale ondernemers” in het leven te roepen om grensoverschrijdende samenwerking in de sociale economie te bevorderen.

    4.6.

    Deze functie lijkt ook zeer nuttig om de complexe problematiek van de NEET’s terug te dringen. Dit vraagt om een stimuleringsbeleid waarmee de overgang van vrijwilligerswerk naar stabiele vormen van werk wordt vergemakkelijkt.

    Brussel, 27 april 2021.

    Voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Christa SCHWENG


    (1)  https://oeil.secure.europarl.europa.eu/oeil/popups/ficheprocedure.do?reference=2016/2237(INL)&l=nl

    https://betterentrepreneurship.eu

    https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/nl/MEMO_11_735

    https://cecop.coop/works/cecop-report-on-social-enterprises-laws-in-europe-a-worker-and-social-coops-perspective

    (2)  https://www.eesc.europa.eu/en/our-work/opinions-information-reports/opinions/towards-appropriate-european-legal-framework

    (3)  Initiatief voor sociaal ondernemerschap: https://ec.europa.eu/growth/sectors/social-economy/enterprises_en

    Conclusies van de Raad over de bevordering van de sociale economie 2015: https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-15071-2015-INIT/nl/pdf

    Social Economy Charter (Handvest van de sociale economie) 2002: https://www.socialeconomy.eu.org/wp-content/uploads/2020/04/2019-updated-Social-Economy-Charter.pdf

    (4)  Een kapitaalmarktenunie ten dienste van mensen en ondernemingen — Een nieuw actieplan, COM(2020) 590 final.

    (5)  De gegevens zijn afkomstig uit de publicatie van de Europese Commissie https://ec.europa.eu/social/BlobServlet?docId=22304&langId=en

    (6)  De gegevens zijn afkomstig uit het EESC-verslag https://www.eesc.europa.eu/sites/default/files/files/qe-04-17-875-en-n.pdf

    (7)  The resilience of the cooperative model, CECOP, 2012 https://www.cecop.coop/works/the-resilience-of-the-cooperative-model

    (8)  Las mujeres en las cooperativas de trabajo, COCETA, 2019 https://www.coceta.coop/publicaciones/estudio-mujer-cooperativismo-coceta-2019.pdf

    (9)  PB C 14 van 15.1.2020, blz.1.

    (10)  PB C 429, 11.12.2020, blz. 131

    (11)  https://ec.europa.eu/info/policies/public-procurement/support-tools-public-buyers/social-procurement_nl

    (12)  Business transfers to employees under the form of a cooperative in Europe: opportunities and challenges, CECOP, 2013 (PB C 191, 29.6.2012, blz. 24).

    (13)  Italy, historic agreement between unions and coops on worker buyouts, CECOP, 2021: https://cecop.coop/works/italy-historic-agreement-between-unions-and-coops-to-promote-worker-buyouts

    (14)  All for one — Worker-owned cooperatives” response to non-standard employment, CECOP 2019: https://cecop.coop/works/cecop-report-all-for-one-reponse-of-worker-owned-cooperatives-to-non-standard-employment


    Top