EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52020AE2808

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een faciliteit voor herstel en veerkracht (COM(2020) 408 final — 2020/0104 (COD)), en over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een instrument voor technische ondersteuning (COM(2020) 409 final — 2020/0103 (COD))

EESC 2020/02808

PB C 364 van 28.10.2020, p. 132–138 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

28.10.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 364/132


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een faciliteit voor herstel en veerkracht

(COM(2020) 408 final — 2020/0104 (COD))

en over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een instrument voor technische ondersteuning

(COM(2020) 409 final — 2020/0103 (COD))

(2020/C 364/18)

Algemeen rapporteur:

Dimitris DIMITRIADIS

Raadpleging

Raad van de Europese Unie, 10.6.2020

Europees Parlement, 17.6.2020

Rechtsgrondslag

Artikel 175, lid 3, en artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Bevoegde afdeling

Economische en Monetaire Unie, Economische en Sociale Samenhang

 

 

Goedkeuring door de voltallige vergadering

16.7.2020

Zitting nr.

553

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

208/4/4

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het EESC is ingenomen met het voorstel voor een faciliteit voor herstel en veerkracht (“de faciliteit”) (1).

1.2.

Afgezien van de economische dimensie van dit voorstel wil de Europese Commissie hiermee in wezen ook de verdieping en eenmaking van de Europese familie bevorderen, aangezien het de solidariteit en samenwerking tussen de lidstaten versterkt.

1.3.

Het voorstel van de Europese Commissie bewijst onder meer dat de Europese Unie met de juiste politieke wil grote crises doeltreffend kan aanpakken, serieuze en geloofwaardige oplossingen kan bieden en de nodige en realistische compromissen kan sluiten, wat uiteindelijk substantieel bijdraagt tot de verwezenlijking van het Europese ideaal.

1.4.

Het EESC vindt dat de faciliteit de transitie naar klimaatneutraliteit en een digitale economie moet steunen met behulp van middelen van Next Generation EU (2) om het sociaaleconomische effect van de transitie in de zwaarste getroffen regio’s te helpen beperken.

1.5.

Met de COVID-19-crisis is de noodzaak van een duurzaam, groen en digitaal herstel nog urgenter geworden, net zoals de noodzaak om steun te verlenen aan de meest kwetsbare regio’s.

1.6.

Het EESC heeft al duidelijk gemaakt dat het “voorstander [is] van een sterke koppeling tussen het steunprogramma voor structurele hervormingen (3) en het Europees Semester” (4). Daarom moeten de door de lidstaten ingediende plannen gericht zijn op de aanpak van de in het kader van het Europees Semester vastgestelde uitdagingen en moeten ze worden afgestemd op de beginselen van de Europese Green Deal en de Digitale Agenda.

1.7.

De Europese Commissie, het Europees Parlement en de Europese Raad moeten hun handelingen snel en effectief coördineren om vertragingen te voorkomen, die de verwezenlijking van de doelstellingen van de faciliteit in gevaar kunnen brengen.

1.8.

Er is een onmiddellijke en volledige respons van de lidstaten nodig, aangezien de verschillende projectplannen binnen korte tijd moeten worden opgesteld en voltooid.

1.9.

Het EESC vindt het met het oog op de goedkeuring, monitoring en succesvolle voltooiing van de in het kader van de faciliteit ingediende projectplannen belangrijk dat de lidstaten nauw met de Europese Commissie samenwerken.

1.10.

De plannen moeten voorzien in directe financiële steun aan kleine en middelgrote ondernemingen.

1.11.

Het EESC acht het van groot belang dat alle aangekondigde maatregelen, met name de maatregelen waarbij financiële ondersteuning wordt verleend, gepaard gaan met duidelijke, ondernemingsvriendelijke informatie over welke soort steun wordt verleend, hoe kleine en middelgrote ondernemingen daadwerkelijk toegang kunnen krijgen tot de verschillende bestaande financiële instrumenten van de EU, met wie ze op EU-niveau contact kunnen opnemen als ze vragen hebben, welke nationale instanties betrokken zijn bij het verstrekken van de middelen, tot welke nationale actoren ze zich kunnen wenden, welke rol de nationale banken spelen en wat hun verplichtingen zijn.

1.12.

De indiening, goedkeuring, monitoring en voltooiing van projecten kan worden versneld door adviesbedrijven uit de private sector met mondiale ervaring in de betreffende sectoren actief te betrekken.

1.13.

Het EESC onderstreept eens te meer de noodzaak om beste praktijken uit te wisselen binnen de EU en om bureaucratische processen voor de toekenning en uitkering van beschikbare middelen te versnellen, met verlening van de nodige technische ondersteuning van de Europese Commissie (5).

1.14.

De rol en de standpunten van de sociale partners en maatschappelijke organisaties moeten in de door de lidstaten ingediende plannen worden opgenomen. Zo heeft het EESC met name al gepleit voor een actievere rol voor het maatschappelijke middenveld “bij het bereiken van overeenstemming tussen de Europese Commissie en de lidstaten over de inhoud van de hervormingsprogramma’s” (6).

1.15.

Het instrument voor technische ondersteuning kan een rol spelen als effectieve aanvulling op de maatregelenpakketten die door de Commissie zijn voorgesteld om de economische gevolgen van de COVID-19-pandemie op te vangen.

2.   Inleiding en algemene opmerkingen

2.1.

Het doel van de voorgestelde faciliteit is de economische, sociale en territoriale cohesie van de Unie te bevorderen door de veerkracht en het aanpassingsvermogen van de lidstaten te verbeteren, de sociale en economische impact van de crisis op te vangen en de groene en de digitale transitie naar een klimaatneutraal Europa tegen 2050 te ondersteunen, en aldus bij te dragen aan het herstel van het groeipotentieel van de economieën van de lidstaten in de nasleep van de COVID-19-crisis door de werkgelegenheid en duurzame groei te bevorderen.

2.2.

De faciliteit zal niet-terugvorderbare financiële steun en leningen verstrekken om landen — met name die met een lager inkomen per hoofd van de bevolking en hoge werkloosheid — te helpen om de zware economische gevolgen van de pandemie op adequate wijze op te vangen.

2.3.

Leningen zullen dienen ter aanvulling van niet-terugvorderbare steun en zullen de lange looptijden en gunstige rentetarieven van de Unie genieten.

2.4.

De COVID-19-pandemie is de wereldwijde gezondheidscrisis die ons huidige tijdperk overschaduwt en op 12 juni 2020 al aan meer dan 420 000 mensen het leven heeft gekost (7). COVID-19 is veel meer dan alleen een gezondheidscrisis: het heeft in de hele wereld een enorme sociaal-economische impact waarvan de omvang nog moeilijk in te schatten is. Volgens het meest recente verslag over de wereldeconomie van de Wereldbank “Global Economic Prospects” (juni 2020) zal de schok van het coronavirus de diepste wereldwijde recessie sinds de Tweede Wereldoorlog veroorzaken.

2.5.

De wereldeconomie zal in 2020 naar verwachting met 5,2 % krimpen, wat neerkomt op driemaal het effect van de wereldwijde financiële crisis van 2008-2009. Voor de geavanceerde economieën zal de reële groei van het bbp voor 2020 naar verwachting -6,1 % in de VS en -9,1 % in de eurozone bedragen. In het verslag van de Wereldbank van juni 2020 (8) wordt er expliciet op gewezen dat, aangezien meer dan 90 % van de opkomende en ontwikkelde economieën naar verwachting een terugval in het inkomen per hoofd van de bevolking zullen zien, de kans groot is dat miljoenen mensen in armoede zullen vervallen.

De economische gevolgen van de schok van COVID-19 zijn (9):

1)

een toename van onzekerheid, waardoor uit voorzorg meer wordt gespaard;

2)

een daling van de consumptie;

3)

een vermindering van de belangstelling voor productieve investeringen;

4)

een groei van de werkloosheid, waarvan een deel waarschijnlijk blijvend;

5)

een afname van de omvang van de wereldhandel en aanzienlijke verstoringen in wereldwijde toeleveringsketens;

6)

een daling van de grondstoffenprijzen (met name de olieprijs), waardoor het voor traditionele grondstoffenexporteurs bijzonder lastig zal worden hun lopende rekeningen te financieren;

7)

een scherpe toename van de vereiste risicopremies voor het aanhouden van risicovolle activa.

2.6.

Inmiddels is algemeen bekend dat maatregelen die kunnen helpen de gezondheidscrisis op te lossen, de economische crisis kunnen verergeren, en omgekeerd. Het afvlakken van de curve van de pandemie maakt de curve van de macro-economische recessie juist steiler en brengt alle bevoorradingsketens in gevaar, ook de ketens die cruciaal zijn voor het voortbestaan van de mens (voedsel en geneesmiddelen). Als de gevolgen van de pandemie blijven toenemen, kunnen verdere financiële crises volgen, met als gevolg een ineenstorting van het leenstelsel, een langer aanhoudende wereldwijde recessie en een langzamer herstel. Volgens het verslag over de wereldwijde economische vooruitzichten van de Wereldbank van juni 2020 heeft de toename van schuldniveaus het wereldwijde financiële stelsel kwetsbaarder gemaakt voor spanningen op de financiële markten.

2.7.

Daarom is een dringende en grootschalige financiële ingreep nodig om de economische gevolgen van de recente crisis op te vangen en de economieën van de lidstaten veerkrachtiger te maken en beter voor te bereiden op de toekomst.

2.8.

De volgende economische prioriteiten moeten in acht worden genomen:

1)

het is belangrijk om ervoor te zorgen dat werknemers in dienst blijven, zelfs wanneer ze in quarantaine moeten of verplicht thuis moeten blijven;

2)

overheden moeten financiële steun verlenen aan publieke en private organisaties die kwetsbare burgers helpen;

3)

kleine en middelgrote ondernemingen moeten worden beschermd tegen faillissement (de behoefte aan geld van de belastingbetaler voor de ondersteuning van grote, niet-financiële ondernemingen is veel minder evident);

4)

er is beleid nodig om het financieel stelsel te ondersteunen, aangezien onrendabele leningen toenemen;

5)

er moeten begrotingspakketten worden aangenomen die vergelijkbaar zijn met de daling van het bbp als gevolg van de crisis.

2.9.

De Commissie stelt nu voor een versterkte EU-begroting in te voeren om de onmiddellijke economische en sociale schade door de COVID-19-pandemie te helpen repareren, het herstel op te starten en voorbereidingen te treffen voor een betere toekomst voor de volgende generatie. Om ervoor te zorgen dat het herstel duurzaam, gelijkmatig, inclusief en eerlijk is voor alle lidstaten, stelt de Europese Commissie voor een nieuw herstelinstrument, Next Generation EU, in het leven te roepen, dat deel uitmaakt van een krachtige, moderne en vernieuwde EU-begroting voor de lange termijn. Het vlaggenschip van Next Generation EU is de faciliteit voor herstel en veerkracht (10).

3.   Algemene beginselen van de faciliteit voor herstel en veerkracht en het instrument voor technische ondersteuning

3.1.

Het EESC is zeer ingenomen met en steunt de voorgestelde faciliteit voor herstel en veerkracht (“de faciliteit”) en het instrument voor technische ondersteuning (“het instrument”), die tot doel hebben grootschalige financiële steun te bieden voor overheidsinvesteringen en hervormingen, met name op het gebied van de groene en de digitale transities, die naar verwachting de economieën van de lidstaten niet alleen veerkrachtiger en beter voorbereid op de toekomst zullen maken, maar ook zullen helpen de gevolgen van de pandemie sneller en doeltreffender te overwinnen.

3.2.

Het EESC is uiterst bezorgd over de economische gevolgen van de pandemie in de lidstaten, vooral wat betreft de toename van de werkloosheidsgraad, die in sommige zuidelijke EU-landen onder jongeren zelfs 33 % bedraagt, alsook de stijging van de armoedecijfers.

3.3.

Het EESC deelt de mening dat de pandemie de zwaarste economische schok sinds de crisis van de jaren dertig lijkt te zijn, met verwoestende gevolgen voor miljoenen van onze burgers en bedrijven, waarbij de mogelijkheid bestaat dat de economische en sociale divergentie zal verergeren — het risico van een “Great Fragmentation” (11).

3.4.

Het EESC heeft al benadrukt dat de recente economische ontwikkeling “niet overal in de EU en in de eurozone op uniforme wijze is verlopen en dat de vooruitgang op het vlak van de convergentie onbevredigend blijft. Ook de duurzaamheid is een steeds complexere uitdaging voor de EU” (12).

3.5.

Het EESC is van mening dat “[d]e Europese integratie […] op een tweesprong [staat]. Uit de recente langdurige economische crisis en de diepe sociale littekens die deze in verschillende lidstaten heeft nagelaten, hebben we geleerd dat het gebrek aan economische en sociale convergentie tussen de lidstaten en de regio’s een bedreiging vormt voor de politieke houdbaarheid van het Europees project en alle voordelen die het de Europese burgers reeds heeft opgeleverd” (13).

3.6.

Het EESC meent dat “[d]eze initiatieven gepaard [zouden] moeten gaan met de versterking van de concurrentiekracht van de Europese economie, d.w.z. haar vermogen om haar productiviteit en levensstandaard te verhogen en tegelijkertijd klimaatneutraal te worden, niet in het minst door middel van onderzoek, ontwikkeling en meer en betere vaardigheden voor de beroepsbevolking” (14).

3.7.

Het EESC denkt dat “[d]e ontwikkeling van een veerkrachtige economie en arbeidsmarkt met een duurzaam economisch, sociaal, institutioneel en milieukarakter moet vooropstaan in een richtinggevend beleid dat opwaartse convergentie en een eerlijke transitie naar een klimaatneutrale economie (d.w.z. een economie waarin de uitstoot en opslag van broeikasgassen elkaar in evenwicht houden) zal stimuleren en tegelijkertijd de uitdagingen van de digitalisering en de demografische veranderingen aanpakt” (15). Bovendien steunt het EESC de oproep aan de Europese Unie om ernaar te streven in 2050 koolstofneutraal te zijn en de reductiedoelstelling voor broeikasgassen voor 2030 dienovereenkomstig aan te passen. Het rapport over de emissiekloof voor 2019 van het milieuprogramma van de VN geeft aan dat de wereldwijde uitstoot vanaf nu met 7,6 % per jaar moet worden teruggedrongen om de opwarming van de aarde tot 1,5 oC te beperken. Dit komt neer op een reductiedoelstelling van ten minste 68 % voor 2030.

3.8.

Daarom is het EESC het ermee eens dat het belangrijkste doel van de faciliteit moet zijn om:

1)

de economische, sociale en territoriale cohesie van de Unie te bevorderen;

2)

de sociale en economische impact van de crisis op te vangen, en

3)

de groene en de digitale transitie naar een klimaatneutraal Europa tegen 2050 te ondersteunen, en aldus bij te dragen aan het herstel van het groeipotentieel van de economieën van de lidstaten in de nasleep van de COVID-19-crisis door de werkgelegenheid en duurzame groei te bevorderen.

3.9.

Het EESC wil beklemtonen dat deze investeringen en hervormingen gericht moeten zijn op uitdagingen en investeringsbehoeften die verband houden met de groene en de digitale transities, om zodoende voor een duurzaam herstel te zorgen.

3.10.

Inmiddels wordt alom erkend dat groen stimuleringsbeleid voordelen heeft boven traditionele fiscale prikkels en dat klimaatvriendelijk beleid bovendien betere economische resultaten oplevert. Groene bouwprojecten, zoals het inbouwen van betere isolatie of infrastructuur voor energie uit hernieuwbare bronnen, kunnen grotere multiplicatoreffecten teweegbrengen dankzij een vermindering van energiekosten op lange termijn en overloopeffecten op de bredere economie.

3.11.

Het EESC is het ermee eens dat het, naast de toekenning van middelen aan de beheersing van de epidemie en hiermee samenhangend biomedisch onderzoek, en aan grensbeveiliging, veilig reizen en veilige handel, nu het moment is voor financiële instellingen en overheden om de EU-duurzaamheidstaxonomie (2019) te omarmen, fossiele brandstoffen uit te faseren door bestaande technologieën voor hernieuwbare energiebronnen in te voeren, subsidies voor fossiele brandstoffen toe te kennen aan groene en slimme projecten voor beperking van en aanpassing aan klimaatverandering, in circulaire en koolstofarme economieën te investeren, over te gaan van industriële naar regeneratieve landbouw en te investeren in voedselveiligheid, de Europese voedselketens te stimuleren, vervoersbehoeften te verminderen en de grenzen van de digitale revolutie te benutten, en daarbij tegelijkertijd de veiligheid van ICT-netwerken te waarborgen (16).

3.12.

Het EESC is het met het Internationaal Energieagentschap eens dat schone energietransities kunnen helpen de Europese economie een nieuwe impuls te geven, met een ambitieuze agenda voor het scheppen van banen en doelstellingen voor de bestrijding van de klimaatverandering door modernisering van energiesystemen. Gelet op het feit dat meer dan 70 % van de wereldwijde investeringen in energie direct of indirect door overheden worden gegenereerd, is hun optreden belangrijker dan ooit. De beleidskoers kan met energie verbonden investeringen actief naar een duurzamere route leiden, en tegelijkertijd energie-efficiëntie, hernieuwbare energiebronnen en opslag via batterijen een sleutelrol laten spelen bij het herstel van de economie. Voorrang moet worden gegeven aan stimuleringsprogramma’s in de energiesector ter ondersteuning van de arbeidskrachten, het scheppen van nieuwe banen en het terugdringen van de uitstoot. Het advies van het Internationaal Energieagentschap (17) luidt: “Bouw voort op wat er al is — en denk groot”. Beleid met bestaande wettelijke en institutionele structuren zijn het makkelijkst op te schalen.

3.13.

Het EESC is het er volledig mee eens dat de door deze verordening vastgestelde faciliteit een bijdrage moet leveren om klimaatacties en milieuduurzaamheid te mainstreamen en het globale streefdoel te bereiken dat 25 % van uitgaven uit de EU-begroting de klimaatdoelstellingen ondersteunen.

3.14.

Het EESC is stellig van mening dat de opbouw van de faciliteit hoofdzakelijk gericht moet zijn op de verstrekking van niet-terugvorderbare financiële steun aan landen — met name landen met een laag inkomen per hoofd van de bevolking en een hoge werkloosheid — om hen te helpen de ernstige economische gevolgen van de pandemie op adequate wijze het hoofd te bieden, terwijl leningen slechts een aanvulling op niet-terugvorderbare steun moeten vormen en de lange looptijden en gunstige rentetarieven van de Unie moeten genieten.

3.15.

Het EESC steunt het voornemen van de Commissie om de EU-begroting ten volle te gebruiken om investeringen te mobiliseren en financiële steun vlot vrij te geven in de cruciale eerste jaren van herstel door de gecombineerde aanneming van een Europees herstelinstrument ten belope van 808 984 090 000 EUR (tegen lopende prijzen) en een versterkt meerjarig financieel kader (MFK) voor 2021-2027.

3.16.

Het EESC pleit “voor de voortzetting van doeltreffende structurele hervormingen met gerichte investeringsstrategieën” (18).

3.17.

Het EESC staat achter de opzet van een autonoom instrument voor technische ondersteuning dat beschikbaar is voor alle lidstaten, als opvolger van het steunprogramma voor structurele hervormingen (SRSP) (19).

4.   Opstelling van plannen voor herstel en veerkracht, indiening, evaluatie en termijnen

4.1.

Het EESC is van mening dat de middelen van de faciliteit zo spoedig mogelijk aan de lidstaten moeten worden verstrekt, die ze op hun beurt op doeltreffende wijze moeten inzetten om de voordelen van de faciliteit optimaal te benutten.

4.2.

De lidstaten moeten nationale plannen voor herstel en veerkracht opstellen waarin de hervormings- en investeringsagenda voor de volgende vier jaar wordt vastgelegd.

4.3.

Het EESC vindt dat deze plannen gericht moeten zijn op de aanpak van de grootste uitdagingen waarmee de lidstaten te maken hebben zoals vastgesteld in het kader van het Europees Semester, zoals concurrentievermogen, productiviteit, opleiding en vaardigheden, gezondheid, werkgelegenheid en economische, sociale en territoriale cohesie. Ze moeten er ook voor zorgen dat deze investeringen en hervormingen naar behoren worden afgestemd op de uitdagingen die voortvloeien uit de groene en de digitale transitie, om bij te dragen aan de creatie van banen en groei en een veerkrachtigere Unie.

4.4.

Het EESC denkt dat het noodzakelijk is het huidige kader voor de verlening van steun aan kleine en middelgrote ondernemingen te versterken en hun directe financiële steun te bieden via een innovatief instrument om hen voor faillissement te behoeden.

4.5.

Alle aangekondigde maatregelen, met name de maatregelen waarbij financiële ondersteuning wordt verleend, moeten gepaard gaan met duidelijke, ondernemingsvriendelijke informatie over welke soort steun wordt verleend, hoe kleine en middelgrote ondernemingen daadwerkelijk toegang kunnen krijgen tot de verschillende bestaande financiële instrumenten van de EU, met wie ze op EU-niveau contact kunnen opnemen als ze vragen hebben, welke nationale instanties betrokken zijn bij het verstrekken van de middelen, tot welke nationale actoren ze zich kunnen wenden, welke rol de nationale banken spelen en wat hun verplichtingen zijn enz.

4.6.

Het EESC is van mening dat de rol en de standpunten van de sociale partners en maatschappelijke organisaties tijdens dit proces zorgvuldig in aanmerking moeten worden genomen.

4.7.

Het EESC heeft al voorgesteld “een regel in te voeren waarbij aan lidstaten alleen financiering wordt toegekend als zij volledig hebben ingestemd met de toepassing van het partnerschapsbeginsel en de sociale partners en de organisaties van het maatschappelijk middenveld daadwerkelijk bij een en ander betrekken wanneer besluiten worden genomen over de meerjarige pakketten hervormingstoezeggingen (20). De toepassing van het partnerschapsbeginsel is van cruciaal belang voor de waarborging van empirisch onderbouwde hervormingen, afgestemd op de reële situatie in de economieën van de lidstaten” (21).

4.8.

Het EESC is het ermee eens dat de plannen door de Commissie moeten worden beoordeeld op basis van transparante criteria, met name onder meer: of het plan naar verwachting de in het kader van het Europees Semester vastgestelde uitdagingen doeltreffend zal aanpakken, of het bijdraagt tot het versterken van het groeipotentieel en de economische en sociale veerkracht van de lidstaat, en of het bijdraagt tot meer economische, sociale en territoriale cohesie; of het plan maatregelen bevat die relevant zijn voor de groene en de digitale transitie; en of de door de lidstaat verstrekte kostenraming redelijk en plausibel is en in verhouding staat tot de verwachte impact op de economie.

4.9.

Het EESC is van oordeel dat bij de toekenning van middelen ook rekening moet worden gehouden met de convergentiecriteria (22).

4.10.

Het EESC vindt de volgende voorwaarden redelijk:

1)

gezien de tijdelijke periode waarin de middelen voor de faciliteit beschikbaar worden gesteld, moeten de financiële steun en de relevante maatregelen die de lidstaten in het kader van de faciliteit nemen, vóór eind 2024 worden gefinancierd en moet de niet-terugvorderbare financiële steun voor ten minste 60 % van het totaal worden vastgelegd tegen eind 2022;

2)

de lidstaten moeten uiterlijk op 30 april bij de Commissie hun plannen voor herstel en veerkracht indienen in de vorm van een bijlage bij het respectieve nationale hervormingsprogramma;

3)

de lidstaten moeten de mogelijkheid krijgen om samen met de ontwerpbegroting voor het komende jaar, op 15 oktober van het voorgaande jaar een ontwerpplan in te dienen;

4)

de resterende jaren na 2024 tot het einde van het MFK (2027) moeten door de Commissie en de lidstaten worden gebruikt om de uitvoering van de relevante maatregelen op het terrein te bevorderen, het verwachte herstel in de betrokken economische en sociale sectoren te verwezenlijken en de veerkracht en convergentie te bevorderen.

4.11.

Het EESC benadrukt dat er voldoende tijd moet worden uitgetrokken om de doelstellingen van de voorgestelde faciliteit doeltreffend ten uitvoer te leggen en te realiseren. Bovendien wijst het EESC op het gevaar dat als de voorstanders van een korte uitvoeringstermijn de overhand zullen krijgen, de doelstellingen van het voorstel uiteindelijk niet zullen worden verwezenlijkt.

4.12.

Het EESC benadrukt dat het noodzakelijk is dat de Europese Commissie, het Europees Parlement en de Europese Raad hun handelingen snel en effectief coördineren om vertragingen te voorkomen, die de verwezenlijking van de doelstellingen van de faciliteit in gevaar kunnen brengen. Er is bovendien een onmiddellijke en volledige respons van de lidstaten nodig, aangezien de verschillende projectplannen binnen korte tijd moeten worden opgesteld en voltooid. Met het oog op de goedkeuring, monitoring en succesvolle voltooiing van de in het kader van de faciliteit ingediende projectplannen moeten de lidstaten nauw met de Europese Commissie samenwerken. De indiening, goedkeuring, monitoring en voltooiing van projecten kan worden versneld door adviesbedrijven uit de private sector met mondiale ervaring in de betreffende sectoren actief te betrekken.

4.13.

Het EESC onderstreept eens te meer de noodzaak om beste praktijken uit te wisselen binnen de EU en om bureaucratische processen voor de toekenning en uitkering van beschikbare middelen te versnellen, met verlening van de nodige technische ondersteuning van de Europese Commissie (23).

5.   Instrument voor technische ondersteuning

5.1.

Het EESC pleit voor stevige structurele hervormingen gericht op sociale en economische ontwikkeling, met opbouw van institutionele capaciteit om de kwaliteit van het bestuur te verbeteren. Dergelijke hervormingen moeten landgebonden zijn en een democratisch draagvlak hebben; een uniforme aanpak voor alle lidstaten moet dan ook worden vermeden (24).

5.2.

Het EESC is het ermee eens dat het instrument voor technische ondersteuning erop gericht moet zijn om de nationale autoriteiten van de lidstaten die een aanvraag indienen te begeleiden in alle stadia of in specifieke fasen van het hervormingsproces.

5.3.

Het EESC benadrukt dat het instrument voor technische ondersteuning de autoriteiten van de lidstaten moet ondersteunen bij hun inspanningen om hervormingen te ontwerpen naar hun eigen prioriteiten en hun vermogen om hervormingsbeleid en -strategieën te ontwikkelen en uit te voeren moet versterken, en hun bovendien goede praktijken en voorbeelden van vergelijkbare autoriteiten moet aandragen.

5.4.

Het EESC deelt de mening dat het instrument voor technische ondersteuning een rol kan spelen als effectieve aanvulling op de maatregelenpakketten die door de Commissie zijn voorgesteld om de economische gevolgen van de COVID-19-pandemie op te vangen.

Brussel, 16 juli 2020.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Luca JAHIER


(1)  Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een faciliteit voor herstel en veerkracht, COM(2020) 408 final, 28.5.2020.

(2)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “De EU-begroting als drijvende kracht achter het herstelplan voor Europa”, COM(2020) 442 final.

(3)  Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de instelling van een Europese stabilisatiefunctie voor investeringen, COM(2018) 387 final.

(4)  PB C 62 van 15.2.2019, blz. 121.

(5)  PB C 237 van 6.7.2018, blz. 53.

(6)  PB C 62 van 15.2.2019, blz. 121.

(7)  https://ourworldindata.org/grapher/total-deaths-covid-19

(8)  Wereldbank, Global Economic Prospects, juni 2020.

(9)  Koundouri, P., werkdocument van de Universiteit van Athene voor Economie en Bedrijfskunde, 2020.

(10)  Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot instelling van een faciliteit voor herstel en veerkracht, COM(2020) 408 final, 28.5.2020.

(11)  Opmerkingen van commissaris Gentiloni tijdens de persconferentie over de faciliteit voor herstel en veerkracht, persbericht van de Europese Commissie, 28 mei 2020.

(12)  PB C 47 van 11.2.2020, blz. 106.

(13)  PB C 353 van 18.10.2019, blz. 23.

(14)  Idem.

(15)  Idem.

(16)  Koundouri, P., Never Waste a Good Crisis: For a Sustainable Recovery from COVID-19, april 2020.

(17)  Internationaal Energieagentschap: https://www.iea.org/

(18)  PB C 47 van 11.2.2020, blz. 106.

(19)  Verordening (EU) 2017/825 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 tot vaststelling van het steunprogramma voor structurele hervormingen voor de periode 2017-2020 en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1303/2013 en (EU) nr. 1305/2013 (PB L 129 van 19.5.2017, blz. 1).

(20)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 240/2014 van de Commissie van 7 januari 2014 betreffende de Europese gedragscode inzake partnerschap in het kader van de Europese structuur- en investeringsfondsen (PB L 74 van 14.3.2014, blz. 1).

(21)  PB C 237 van 6.7.2018, blz. 53.

(22)  Idem.

(23)  Idem.

(24)  Idem.


Top