Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52019DP0162

    Besluit van het Europees Parlement om geen bezwaar aan te tekenen tegen de gedelegeerde verordening van de Commissie van 30 januari 2019 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/522 wat betreft de vrijstelling van de Bank of England en het Debt Management Office van het Verenigd Koninkrijk van de toepassing van Verordening (EU) nr. 596/2014 (C(2019)00792 — 2019/2550(DEA))

    PB C 23 van 21.1.2021, p. 263–263 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    21.1.2021   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 23/263


    P8_TA(2019)0162

    Geen bezwaar tegen een gedelegeerde handeling: vrijstelling van de Bank of England en het Debt Management Office van het Verenigd Koninkrijk van de toepassing van Verordening (EU) nr. 596/2014

    Besluit van het Europees Parlement om geen bezwaar aan te tekenen tegen de gedelegeerde verordening van de Commissie van 30 januari 2019 tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2016/522 wat betreft de vrijstelling van de Bank of England en het Debt Management Office van het Verenigd Koninkrijk van de toepassing van Verordening (EU) nr. 596/2014 (C(2019)00792 — 2019/2550(DEA))

    (2021/C 23/51)

    Het Europees Parlement,

    gezien de gedelegeerde verordening van de Commissie (C(2019)00792),

    gezien het schrijven van de Commissie van 30 januari 2019, waarin zij het Parlement verzoekt te verklaren dat het geen bezwaar zal maken tegen de gedelegeerde verordening,

    gezien het schrijven van de Commissie economische en monetaire zaken aan de voorzitter van de Conferentie van commissievoorzitters van 21 februari 2019,

    gezien artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    gezien Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (verordening marktmisbruik) en houdende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124/EG, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie (1), en met name artikel 6, lid 5, en artikel 35, lid 5,

    gezien de aanbeveling voor een besluit van de Commissie economische en monetaire zaken,

    gezien artikel 105, lid 6, van zijn Reglement,

    A.

    overwegende dat de gedelegeerde handeling in kwestie belangrijke wijzigingen bevat die erop gericht zijn te waarborgen dat de Bank of England en het Debt Management Office van het Verenigd Koninkrijk ook na verandering van de status van het Verenigd Koninkrijk tot die van derde land kunnen blijven genieten van de huidige vrijstelling overeenkomstig artikel 6, lid 1, van Verordening (EU) nr. 596/2014;

    B.

    overwegende dat het Parlement het belang erkent van de snelle vaststelling van deze verordening teneinde te waarborgen dat de Europese Unie erop voorbereid is indien het Verenigd Koninkrijk zich zonder een terugtrekkingsakkoord terugtrekt uit de Europese Unie;

    1.

    verklaart geen bezwaar te maken tegen de gedelegeerde verordening;

    2.

    verzoekt zijn Voorzitter dit besluit te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

    (1)  PB L 173 van 12.6.2014, blz. 1.


    Top