Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52017AE0048

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over vrouwen en vervoer — Platform voor verandering (verkennend advies op verzoek van de Europese Commissie)

PB C 246 van 28.7.2017, p. 1–7 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

28.7.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 246/1


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over vrouwen en vervoer — Platform voor verandering

(verkennend advies op verzoek van de Europese Commissie)

(2017/C 246/01)

Rapporteur:

Madi SHARMA

Raadpleging

Europese Commissie, 13.10.2016

Rechtsgrondslag

Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Bevoegde afdeling

Vervoer, Energie, Infrastructuur en Informatiemaatschappij

Goedkeuring door de afdeling

11.4.2017

Goedkeuring door de voltallige vergadering

26.4.2017

Zitting nr.

525

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

148/0/2

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) beschikt over ruime ervaring op het gebied van vervoersbeleid en houdt zich sinds kort ook bezig met de genderdimensie in deze van oudsher door mannen gedomineerde sector (zie advies TEN/573 Vrouwen en vervoer) (1). Als EU-instelling die het maatschappelijk middenveld vertegenwoordigt is het EESC bedreven in het voeren van dialoog en overleg over wetgevende maatregelen.

1.2.

Het Comité is ervan overtuigd dat stakeholdersplatforms daadwerkelijk verandering in gang kunnen zetten, op voorwaarde dat:

instellingen, ondernemingen en verenigingen die met vergelijkbare problemen kampen ervaringen kunnen uitwisselen;

de betrokkenen worden aangemoedigd hun verantwoordelijkheid te nemen en uitdagingen aan te gaan;

de problemen bij de wortel worden aangepakt;

zij zich richten op Smart-doelstellingen (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden);

op feiten gebaseerde activiteiten worden opgezet en verspreid;

er wordt gewerkt aan instrumenten en hulpmiddelen die door anderen kunnen worden overgenomen;

Europese platforms navolging krijgen op nationaal en ook regionaal niveau, zodat soortgelijke problemen in de lidstaten kunnen worden aangepakt;

er informatie beschikbaar is over initiatieven in andere sectoren die met dit soort problemen te maken krijgen.

1.3.

Het EESC stelt voor een EU-platform voor verandering (het platform) op te richten, dat zich zou bezighouden met gendergelijkheid in het vervoer en zich in een eerste fase voornamelijk zou richten op de arbeidsparticipatie van vrouwen in de sector. In een later stadium zouden „vrouwelijke gebruikers” als doelgroep kunnen worden toegevoegd. Onder vervoer vallen lucht- en zeevaart, weg- en spoorvervoer, binnenvaart en logistiek. Het platform zou met name — maar niet exclusief — bestaan uit vertegenwoordigers op EU- en nationaal niveau van beleidsmakers, de vervoerssector en zijn vakbonden, media, reizigersorganisaties en ngo’s die bereid zijn daadwerkelijk de strijd aan te gaan tegen genderongelijkheid in het vervoer.

1.4.

Het EESC wil hier een lans breken voor de uitvoering van genderbewust beleid aan de hand van een aantal duidelijke doelstellingen: bij de oprichting van het platform moeten de leden de taakomschrijving en werkingssfeer vastleggen, inclusief een reeks indicatoren. Hiermee kan de sector laten zien hoe via partnerschap en overleg tot stand gekomen nieuwe initiatieven in heel Europa kunnen worden overgenomen.

1.5.

Het platform moet de nodige flexibiliteit aan de dag leggen en zich kunnen aanpassen aan alle dimensies van de sector en alle bestuursniveaus. Het moet transparantie en verantwoordingsplicht hoog in het vaandel voeren. Monitoring, evaluatie en jaarlijkse herziening zijn van cruciaal belang voor de geloofwaardigheid en het welslagen van het platform.

1.6.

Het platform kan enkel uitgroeien tot een succes als de leden zich ten volle betrokken voelen; het EESC stelt daarom voor dat het een eigen website krijgt, met een lijst van de leden en hun activiteiten en een gegevensbank van de acties, aanbevelingen, de monitoring en de evaluaties; bedoeling is dat derde partijen deze gegevens kunnen gebruiken als bron van informatie en inspiratie.

2.   Achtergrond

2.1.

Er zijn opvallend weinig vrouwen werkzaam in de vervoerssector. In 2013 bestond het aantal werknemers in de vervoersector in de EU voor 78 % uit mannen. Om het genderevenwicht in de sector te verbeteren is het van essentieel belang dat er meer vrouwen worden aangetrokken, om zo het vervoer gebruiksvriendelijker te maken en het tekort aan arbeidskrachten en andere problemen op personeelsgebied op te vangen (een derde van alle werknemers in het vervoer is vijftigplusser).

2.2.

Op 1 juli 2015 heeft het EESC een verkennend advies over „Vrouwen en vervoer” goedgekeurd; in april 2016 nam het deel aan een follow-upevenement dat werd georganiseerd door de commissarissen Julc en Jourova. Vervolgens heeft DG MOVE diverse deskundigengroepen geraadpleegd, waarbij werd gesproken over de huidige uitdagingen en aanbevelingen werden geformuleerd. De vertegenwoordiger van het EESC heeft bij deze gelegenheid geopperd om een „Platform voor verandering” in het leven te roepen; dat idee kreeg bijval van de Commissie omdat het een goede manier zou zijn om aan te zetten tot concrete en zichtbare maatregelen ter bevordering van gendergelijkheid in het vervoer. In een brief d.d. 13 oktober 2016 verklaarde vicevoorzitter Frans Timmermans dat „een dergelijk platform in de tweede helft van 2017 tijdens een gezamenlijk evenement van het EESC en de Commissie zou kunnen worden opgezet”.

3.   Platform voor verandering

3.1.

De Commissie beschikt over een hele waaier aan instrumenten en activiteiten voor overleg met belanghebbenden. Bij de oprichting van een platform voor verandering zou een aantal doelstellingen moeten worden vastgelegd, die door middel van vrijwillige, concrete en meetbare acties kunnen worden verwezenlijkt. Het platform voor voeding, lichaamsbeweging en gezondheid van DG SANTE is in dit verband een mooi voorbeeld.

3.2.

Het EESC zou DG MOVE dan ook willen voorstellen een EU-stakeholdersplatform in het leven te roepen dat concrete toezeggingen kan waarmaken op het gebied van meer werkgelegenheidskansen voor vrouwen en gendergelijkheid in de vervoerssector, zodat meer vrouwen toegang krijgen tot de sector en economische, sociale en duurzame groei wordt gestimuleerd. Een dergelijk platform dient aan de volgende voorwaarden te beantwoorden:

de leden voldoen aan een aantal criteria inzake hun aanwijzing en gedrag;

de acties stroken met de bij de oprichting van het platform vastgelegde doelstellingen en reikwijdte;

de verbintenissen worden bekendgemaakt en de naleving ervan geëvalueerd, zodat de uitwisseling van informatie verzekerd is.

3.3.

Het Comité raadt DG MOVE aan om de volgende stappen en elementen in overweging te nemen (hieronder in detail uiteengezet):

I.

Fase I — Voorbereiding — In kaart brengen welke stakeholders bereid zouden zijn deel te nemen en een dialoog opstarten om belangen, hoofddoelstellingen, mandaat en toepassingsgebied in kaart te brengen.

II.

Fase II — Ontwikkeling — In overleg met de stakeholders blauwdrukken opstellen (voor latere goedkeuring) van de intentieverklaring, het mandaat, het toepassingsgebied en de doelstellingen. Daarnaast moet een tijdschema worden vastgelegd, en moet worden gekeken naar mogelijke financieringsbronnen en instrumenten ter ondersteuning van de secretariaatswerkzaamheden en de IT-diensten.

III.

Fase III — Tenuitvoerlegging — Er moet een plechtige opening worden georganiseerd waaraan wordt deelgenomen door de bevoegde commissaris en waarop de deelnemers afspraken maken over de definities, het mandaat en het toepassingsgebied en concrete aanbevelingen voor actie doen. Er wordt van gedachten gewisseld over Smart-doelstellingen, indicatoren, genderbewuste communicatie, monitoring, evaluatie, publicatie en verspreiding.

IV.

Fase IV — Duurzaamheid — Er moeten indicatoren en doelstellingen worden vastgelegd en er moet duidelijkheid komen over de huidige middelen, de jaarlijkse evaluatie en mechanismen voor feedback. Er moet worden bekeken hoe de continuïteit van de toezeggingen en de inzet van nieuwe partners kunnen worden verzekerd.

4.   De rol van de EU-instellingen

4.1.

Voorzitter Juncker zet zich in voor groei en banen, en het Maltese voorzitterschap heeft daarnaast gendergelijkheid uitgeroepen tot een van zijn prioriteiten. Het platform zou de traditionele beleidsvorming een Europese meerwaarde kunnen bieden, waarbij de aandacht specifiek uitgaat naar een unieke uitdaging op EU-niveau, nl. „Kansen via gendergelijkheid in de Europese vervoerssector”. Dankzij deze doelgerichtheid worden ook relevante stakeholders die anders niet met de Commissie in contact zouden komen, bij het proces betrokken. Op die manier kan het platform de werkzaamheden van de EU-instellingen aanvullen.

4.2.

Het is van groot belang dat DG MOVE het voortouw neemt en dat de bevoegde commissaris het platform bijstaat, bijvoorbeeld door aanwezig te zijn bij de plechtige opening en de vergaderingen bij te wonen. De leden, die zich vrijwillig inzetten voor het platform, zullen zich er zo van bewust worden dat het een voorrecht is een dergelijke rol te spelen. Het is dan ook van cruciaal belang dat het leidinggevende personeel van DG MOVE beschikbaar en bereikbaar is. Tevens is het belangrijk dat EU-instellingen die willen deelnemen aan het platform bereid moeten zijn voorstellen te doen voor gerichte acties.

4.3.

De verspreiding van de voornaamste bevindingen op nationaal niveau moet op de eerste plaats worden overgelaten aan de EU-instellingen en vertegenwoordigers van de ministeries van Vervoer (lidstaten). Het EESC pleit dan ook voor de oprichting van een groep op hoog niveau, die een en ander overzichtelijk kan maken voor regeringen en beleidsmakers; daartoe moet een mechanisme voor de verspreiding van goede praktijken in het leven worden geroepen, moeten meer partnerschappen worden aangegaan en moet de relatie tussen beleidsmakers en het platform worden verbeterd. Dergelijke stakeholders die tevens lid willen worden van het platform moeten zich ertoe verbinden ook concrete maatregelen te nemen.

4.4.

DG MOVE zou verantwoordelijk moeten zijn voor de werking van het platform en voor de toewijzing van de financiële middelen, het secretariaat en andere hulpmiddelen. Andere EU-instellingen kunnen de stakeholders via hun netwerken aanbevelingen verstrekken, en zouden kunnen zorgen voor zalen, vertaling en vertolking. Verder kan worden gedacht aan financiering via de leden van het platform.

4.5.

Een grote kostenpost is het centrale communicatie-instrument, te weten de website en databank, met inbegrip van het onderhoud. Diverse EU-organen beschikken echter al over dergelijke onlinehulpmiddelen, en het is niet ondenkbaar dat DG MOVE een bestaande template zal kunnen aanpassen.

5.   Lidmaatschap

5.1.

Het platform is geen praatgroep: bedoeling is dat stakeholders er met elkaar discussiëren over de uitdagingen en kansen voor vrouwen in de vervoerssector, om vervolgens te besluiten tot controleerbare maatregelen. Om na te gaan in hoeverre leden betrokken zijn en invloed hebben kan het helpen te kijken naar de belangengroep waartoe zij behoren. De leden die rechtstreeks te maken krijgen met de industriële uitdagingen van dit moment zullen ook de grootste betrokkenheid tonen.

5.2.

Stakeholders uit de volgende sectoren op Europees en nationaal niveau kunnen deelnemen aan het platform: industrie, verenigingen van kleine en middelgrote ondernemingen, vakbonden (sociale partners), inclusief organisaties die vrouwen vertegenwoordigen, overheidsinstanties, met inbegrip van organen die inspraak hebben in aankopen en aanbestedingen, bijvoorbeeld de EBWO; ngo’s, met inbegrip van overkoepelende verenigingen voor vrouwenrechten en gelijke kansen, media, denktanks, universiteiten en onderzoekinstituten.

5.3.

Tevens kan occasionele deelname aan het forum worden overwogen van: 1) mensen die geen lid zijn van het platform maar betrokken zijn bij de uitwerking van de verbintenissen, en 2) besluitvormers en mensen met invloed, inclusief vertegenwoordigers van EU-instellingen en nationale overheden.

5.4.

Lidmaatschap van het platform is gratis; de criteria en het mandaat zijn vast omschreven. In een eerste fase wordt niet voorzien in terugbetaling van kosten die samenhangen met de activiteiten van de leden of hun lidmaatschap.

5.5.

Deelnemers aan het forum zouden zich aan de volgende beginselen moeten houden:

Inclusieve participatie;

Transparantie, openheid en verantwoordingsplicht;

Respect voor verschillen en proportionaliteit;

Gebruik van Smart-doelstellingen met het oog op samenhang.

6.   Doel en reikwijdte van het platform

6.1.

Algemene doelstelling van het platform zou kunnen zijn om de deelname van vrouwen te vergroten en gendergelijkheid in de vervoerssector te verbeteren door meer kansen te bieden aan vrouwen, door vrouwen gerunde bedrijven en vrouwelijke managers, en door de algemene arbeidsomstandigheden in de sector te verbeteren, wat uiteindelijk ook voordelig zou zijn voor de werkgelegenheid, integratie, innovatie, duurzaamheid en groei. De nadruk moet komen te liggen op gendergelijkheid, wat bevorderlijk zou zijn voor de werkgelegenheid en zou helpen verschillen te overbruggen. Deze doelstelling kan onder meer worden bereikt door te streven naar betere banen en arbeidsomstandigheden voor allen; daarnaast is het zaak intimidatie en gendergerelateerd geweld aan te pakken, de balans tussen werk en gezins- en privéleven te verbeteren, het aantal vrouwen in bestuursfuncties te verhogen en het imago van de sector te verbeteren, om zo meer vrouwelijke werknemers, ondernemers, academici en innovators aan te trekken. In een later stadium zou het platform ook aandacht kunnen besteden aan zaken als de verbetering van de gebruikerservaring en zou het zich kunnen richten op maatregelen voor vrouwelijke gebruikers.

6.2.

Het Comité beveelt aan om bij de verwezenlijking van bovenstaande doelstellingen met name gebruik te maken van genderbewust beleid en genderbewuste budgettering. Over dit nieuwe begrip bestaan nog heel wat misverstanden: genderbudgettering houdt geen toename van de totale uitgaven in, maar betekent dat nieuwe prioriteiten worden gesteld en dat de uitgaven opnieuw worden verdeeld over de verschillende programma’s, afdelingen en diensten. Genderbudgettering schept duidelijkheid en creëert mechanismen om een overkoepelende en sectoroverschrijdende aanpak van het streven naar gendergelijkheid mogelijk te maken.

6.3.

Toepassingsgebied en prioriteiten moeten stroken met EU-beleid en -wetgeving en er moet worden vastgehouden aan de dialoog met de sociale partners. Het platform moet top-down- en bottom-upbenaderingen combineren om maatregelen van de particuliere sector én overheidsbeleid te steunen; wetgevingswijzigingen moeten worden vermeden. Het platform moet door alle partijen worden gezien als een positieve en noodzakelijke investering.

6.4.

Voordeel van de participatie van belanghebbenden is dat deze erop gericht is:

de stakeholders de kans te geven om standpunten, behoeften en kennis uit te wisselen;

de gemeenschappelijke doelstellingen in kaart te brengen;

alle deelnemers te betrekken bij het vastleggen, uitwerken en uitvoeren van de maatregelen, zodat zij hun stempel kunnen drukken op de resultaten;

het onderlinge begrip te vergroten, zodat de kans op conflicten kleiner wordt, de standpunten beter bij elkaar aansluiten en er vlotter wordt samengewerkt;

de partijen nauwer bij een en ander te betrekken, zodat hun inzet sterker wordt en zij zich meer verantwoordelijk gaan voelen;

toe te zien op de duurzaamheid van de plannen en bijbehorende beslissingen;

ervoor te zorgen dat bij de besluitvorming en uitvoering wordt uitgegaan van flexibiliteit en autonomie.

6.5.

Het platform zou zich met name moeten richten op de volgende activiteiten:

verzamelen van gegevens en vaststellen van kernindicatoren voor het in kaart brengen en ontmantelen van barrières en stereotypen;

ervoor zorgen dat vrouwen zichtbaar zijn en een rol spelen in het beleid, de besluitvorming en de planning, en zich niet beperken tot administratieve taken;

mannen én vrouwen proactief betrekken bij het creëren van een betere werkomgeving: voorzieningen, gelijk loon voor gelijk werk, opleiding, evenwicht tussen werk en gezins- en privéleven enz.;

trachten meer vrouwen aan het werk te krijgen, en maatregelen nemen om de kwaliteit van banen te verbeteren én meer banen te creëren, met name door te kijken naar de aanwervingsprocedures;

eventuele wettelijke barrières die vrouwen de toegang tot bepaalde banen ontzeggen, onder de loep nemen;

universiteiten en arbeidsbureaus nauwer betrekken bij het promoten van het brede karakter van de sector, die ook raakvlakken heeft met technologie, O&O en techniek; mensen met beperkte vaardigheden moet meer opleidingsmogelijkheden worden aangeboden;

de rol van vrouwen in het bedrijfsleven proactief promoten;

vrouwen weerbaarder maken en de sector handvatten aanreiken om inclusiever te worden;

meer aandacht besteden aan onderwijs en beroepsopleiding voor vrouwen, gedurende hun hele leven;

voorkomen van geweld, intimidatie en discriminatie op het werk.

6.6.

Naarmate het platform zich uitbreidt kan het zich — eventueel met een beperkt aantal leden — richten op bepaalde sleutelgebieden. Dat is een logisch gevolg van de diversiteit van de vervoerssector. Er zouden dan ook subcomités kunnen worden opgericht die zich zouden bezighouden met bepaalde belangrijke thema’s.

7.   Richtsnoeren voor het vaststellen van prioriteiten en maatregelen die daarbij aansluiten

7.1.

Het is aan de leden van het platform zelf om de prioriteiten vast te leggen. Het kan gebeuren dat stakeholders alleen kijken naar hun eigen belangen: er moet dan ook op worden gehamerd dat het de bedoeling is dat zij zich samen inzetten voor gemeenschappelijke uitdagingen. Als de deelnemers merken dat zij met hun acties veranderingen in gang kunnen zetten, zullen zij zich nauwer betrokken voelen bij hun organisaties en het platform.

7.2.

Leden moeten bereid zijn ambitieuze toezeggingen te doen, verandering te brengen in de huidige situatie en hun eigen middelen in te zetten. Op de website moet duidelijk en op transparante wijze verslag worden gedaan van de acties, zodat de leden erkenning krijgen voor hun inzet en de betrokken partijen toezicht kunnen uitoefenen. Ook is het essentieel dat de leden onderling duidelijk communiceren en overleg plegen, zodat zij gemotiveerd blijven en niet in hun verwachtingen teleurgesteld worden. Voorts moeten gezamenlijke activiteiten worden aangemoedigd.

7.3.

Ter ondersteuning van de acties van het platform zou het nuttig zijn om streefdoelen en indicatoren vast te leggen. Deze kunnen helpen bij de uitvoering en beoordeling van de maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid, gelijke kansen en zelfbeschikking voor vrouwen; bovendien kan op deze manier worden nagegaan hoe een gelijk speelveld voor vrouwen en mannen tot stand komt, ongeacht de gebruikte technologie. Aan de hand van ontwikkelingsindicatoren die worden ingezet als evaluatie-instrumenten, en waarmee de impact en de integratie van resultaten in een voortgangsverslag worden versterkt, kan de vooruitgang in kaart worden gebracht en zo de politieke en strategische planning in een bepaalde richting worden gestuurd.

7.4.

Eurostat verstrekt algemene statistische gegevens. DG MOVE zou kunnen samenwerken met Eurostat en de leden van het platform om de verzameling naar geslacht uitgesplitste gegevens uit te breiden en zo een vollediger beeld te verkrijgen.

7.5.

De discussie over gendergelijkheid, stereotypen en discriminatie zou kunnen worden verrijkt dankzij gegevens, streefcijfers en indicatoren. Deze zijn nooit normatief; bedoeling is dat organisaties hun leden en het grote publiek duidelijk en helder kunnen informeren over genderkwesties en tegelijk hun eigen beleid en praktijken onder de loep kunnen nemen.

7.6.

Er zouden basisindicatoren kunnen worden ontwikkeld voor de volgende aspecten:

Vaststelling van een aantal gerichte en realistische doelen;

Het percentage vrouwen in verschillende functies, inclusief bestuursleden, vrouwelijke eigenaars, managers, vakbondsleden, administratief en technische personeel enz.;

Periodieke evaluatie van de maatregelen die worden genomen om het genderevenwicht op besluitvormingsniveau te verzekeren, en verslaglegging;

Doeltreffende beleidsmaatregelen die gericht zijn op gelijke beloning en de geleidelijke vermindering van de loon- pensioenkloof tussen mannen en vrouwen;

Beleidsmaatregelen om alle belemmeringen voor gelijke kansen uit de weg te ruimen en meer vrouwen aan het werk te krijgen (kinderopvang, evenwicht tussen werk en gezins- en privéleven, transparant kader enz.);

Een specifiek budget ter bevordering van gelijke kansen;

Periodieke evaluatie van de manier waarop aanwervingen verlopen — met inbegrip van vacatures van wervingsbureaus en onderwijsinstellingen; er moet worden gekeken naar transparantie, toegankelijkheid en genderbewuste communicatie;

De ontwikkeling van indicatoren inzake de omvang, prevalentie en incidentie van geweld, intimidatie en discriminatie op het werk;

Een jaarlijks overzicht van de doelstellingen die zijn opgenomen in genderbewuste begrotingen.

8.   Monitoring en evaluatie

8.1.

Om de geest van partnerschap te versterken zouden de leden voor zij tot actie overgaan hun verbintenissen en maatregelen onderling kunnen bespreken. Acties zouden worden afgesloten met een monitoringverslag waarin alle maatregelen, termijnen, verkregen gegevens en voornaamste bevindingen worden opgenomen, zodat het platform een en ander onder de loep kan nemen en een evaluatie kan opstellen. Hierbij moet objectief en onbevooroordeeld te werk worden gegaan; het is de bedoeling dat degelijke en onderbouwde beoordelingen worden opgesteld waarin wordt bekeken of de maatregelen stroken met de doelstellingen van het platform. Als het budget het toelaat kunnen hiervoor externe consultants worden aangetrokken, zoals ook het geval was bij de beoordeling van het platform van DG SANTE (zie Annual Monitoring Report 2016).

8.2.

Het is volgens het Comité belangrijk dat van meet af aan duidelijke verbintenissen worden aangegaan die aansluiten bij de doelstellingen. De leden zouden „slimme” verbintenissen moeten aangaan, wat een grondige voorbereiding vereist: er moeten termijnen en doelstellingen worden aangegeven zodat efficiënt verslag kan worden uitgebracht, het toezicht vlot verloopt en informatie kan worden verstrekt over de voltooiing.

8.3.

De leden moeten bereid zijn een grote inzet aan de dag te leggen en taken op zich te nemen die veel verder gaan dan hun normale werkzaamheden. Met die inspanningen kunnen zij hun interne werkzaamheden een meerwaarde geven, waarmee het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen zelfs nog wordt overstegen, en kunnen zij de buitenwereld laten zien dat zij ijveren voor gendergelijkheid op het werk. Derde partijen moeten het werk van de platformleden kunnen overnemen.

8.4.

De evaluatie van de activiteiten van het platform zou de leden ertoe moeten aanzetten meer te netwerken en samen te werken aan de verwezenlijking van de doelstellingen. Zo kunnen ook meer gezamenlijke verbintenissen worden aangegaan, via:

Meer samenwerking tussen beleidsmakers, de groep op hoog niveau en de platformleden en hun verenigingen, zodat synergie-effecten ontstaan op het vlak van relaties en acties op de lange termijn en indien nodig nieuwe beleidsmaatregelen kunnen worden ontwikkeld of ondersteund;

Meer informele activiteiten die worden ondernomen buiten het platform, inclusief contact met personen die niet in aanmerking komen voor deelname aan het platform;

Verbetering van de zichtbaarheid van de sector en de inspanningen op het vlak van gelijke kansen en betere voorwaarden voor iedereen;

Externe evenementen om de activiteiten te presenteren, nieuw personeel aan te trekken en innovatie en bijdragen aan het vervoer te bevorderen;

Collectief lessen trekken uit voortdurende verbeteringen en het zoeken naar nieuwe manieren van werken en nieuwe methoden om de sector te promoten.

Brussel, 26 april 2017.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Georges DASSIS


(1)  PB C 383 van 17.11.2015, blz. 1.


Top