EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016IP0452

Resolutie van het Europees Parlement van 24 november 2016 over het jaarverslag over de werkzaamheden van de Europese Ombudsman in 2015 (2016/2150(INI))

PB C 224 van 27.6.2018, p. 101–106 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

27.6.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 224/101


P8_TA(2016)0452

Werkzaamheden van de Europese Ombudsman in 2015

Resolutie van het Europees Parlement van 24 november 2016 over het jaarverslag over de werkzaamheden van de Europese Ombudsman in 2015 (2016/2150(INI))

(2018/C 224/17)

Het Europees Parlement,

gezien het jaarverslag over de werkzaamheden van de Europese Ombudsman in 2015,

gezien artikel 15 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien artikel 228 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien artikel 258 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

gezien artikel 11 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

gezien artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

gezien artikel 42 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

gezien artikel 43 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,

gezien het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap,

gezien Besluit 94/262/EGKS, EG, Euratom van het Europees Parlement van 9 maart 1994 inzake het statuut van de Europese ombudsman en de algemene voorwaarden voor de uitoefening van zijn ambt (1),

gezien de Europese code van goed administratief gedrag, zoals door het Europees Parlement op 6 september 2001 (2) goedgekeurd,

gezien de raamovereenkomst over samenwerking die op 15 maart 2006 is gesloten tussen het Europees Parlement en de Europese Ombudsman, en die op 1 april 2006 in werking is getreden,

gezien de beginselen van transparantie en integriteit voor lobbyisten die zijn gepubliceerd door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO),

gezien zijn eerdere resoluties over de werkzaamheden van de Europese Ombudsman,

gezien artikel 220, lid 2, tweede en derde zin, van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie verzoekschriften (A8-0331/2016),

A.

overwegende dat het jaarverslag over de werkzaamheden van de Europese Ombudsman in 2015 op 3 mei 2016 officieel werd overgelegd aan de Voorzitter van het Europees Parlement, en dat de ombudsman, Emily O'Reilly, het verslag op 20 juni 2016 in Brussel aan de Commissie verzoekschriften heeft gepresenteerd;

B.

overwegende dat in artikel 15 VWEU is bepaald dat om goed bestuur te bevorderen en de deelname van het maatschappelijk middenveld te waarborgen, de instellingen, organen en instanties van de Unie in een zo groot mogelijke openheid werken;

C.

overwegende dat in artikel 24 VWEU het beginsel is vastgelegd dat iedere burger van de Unie zich tot de krachtens artikel 228 VWEU ingestelde ombudsman kan wenden;

D.

overwegende dat artikel 228 VWEU de Europese Ombudsman in staat stelt klachten te ontvangen betreffende gevallen van wanbeheer in de werkzaamheden van de instellingen, organen en instanties van de Unie, met uitzondering van het Hof van Justitie van de Europese Unie bij de uitoefening van zijn gerechtelijke taak;

E.

overwegende dat in artikel 258 VWEU de rol van de Commissie als hoedster van de Verdragen is vastgelegd; overwegende dat nalatigheid bij of het niet op zich nemen van dergelijke verantwoordelijkheden als wanbeheer kan worden beschouwd;

F.

overwegende dat overeenkomstig artikel 298 VWEU de instellingen, organen en instanties van de EU „steunen op een open, doeltreffend en onafhankelijk Europees ambtenarenapparaat” en dat hetzelfde artikel de mogelijkheid biedt hiertoe middels verordeningen concrete en voor het gehele EU-bestuur toepasbare bepalingen in de secundaire wetgeving vast te stellen;

G.

overwegende dat in artikel 41 van het Handvest van de grondrechten is bepaald dat eenieder er recht op heeft dat zijn zaken onpartijdig, billijk en binnen een redelijke termijn door de instellingen en organen van de Unie worden behandeld;

H.

overwegende dat in artikel 43 van het Handvest is bepaald dat iedere burger van de Unie en iedere natuurlijke of rechtspersoon met verblijfplaats of statutaire zetel in een lidstaat het recht heeft zich tot de ombudsman van de Unie te wenden over gevallen van wanbeheer bij het optreden van de communautaire instellingen of organen, met uitzondering van het Hof van Justitie en het Gerecht van eerste aanleg bij de uitoefening van hun gerechtelijke taak;

I.

overwegende dat het bureau van de Europese Ombudsman, dat bij het Verdrag van Maastricht is ingesteld, in 2015 zijn 20e verjaardag vierde en sinds 2005 48 840 klachten heeft behandeld;

J.

overwegende dat volgens de Flash Eurobarometer over EU-burgerrechten van oktober 2015, 83 % van de Europese burgers weet dat een EU-burger het recht heeft om een klacht in te dienen bij de Europese Commissie, het Europees Parlement of de Europese Ombudsman;

K.

overwegende dat wanbeheer door de Europese Ombudsman wordt gedefinieerd als slecht of falend bestuur, dat zich voordoet wanneer een instelling of openbaar orgaan niet handelt overeenkomstig de wet, een regel of bindend beginsel, nalaat de beginselen van goed bestuur te eerbiedigen of mensenrechten schendt;

L.

overwegende dat de code van goed administratief gedrag tot doel heeft wanbeheer te voorkomen; overwegende dat het nut van dit instrument beperkt is vanwege het niet-bindende karakter ervan;

M.

overwegende dat grote transparantie van cruciaal belang is voor het verwerven van legitimiteit en het vertrouwen van het publiek dat besluiten op het algemene openbare belang zijn gebaseerd;

N.

overwegende dat onduidelijkheid over dossiers die grote gevolgen hebben voor het sociaaleconomische model van de EU, en dikwijls ook een grote impact hebben op de volksgezondheid en het milieu, vaak leidt tot wantrouwen onder de burgers en de openbare opinie in het algemeen;

O.

overwegende dat klokkenluiders een cruciale rol spelen bij het aan het licht brengen van gevallen van wanbeheer en in bepaalde gevallen zelfs van politieke corruptie; overwegende dat dergelijke gevallen de kwaliteit van onze democratie ernstig ondermijnen; overwegende dat klokkenluiders achteraf vaak ernstige problemen ondervinden en te vaak worden geconfronteerd met negatieve persoonlijke gevolgen op vele niveaus, niet alleen op professioneel gebied maar zelfs ook op strafrechtelijk gebied; overwegende dat bij gebrek aan verdere waarborgen dergelijke ervaringen individuen ervan kunnen weerhouden het ethische klokkenluiderspad in de toekomst opnieuw te bewandelen;

P.

overwegende dat het bureau van de Europese Ombudsman met zijn besluiten en/of aanbevelingen in 2014 een nalevingspercentage van 90 % heeft bereikt, wat 10 procentpunten meer is dan in 2013;

Q.

overwegende dat de onderzoeken die de ombudsman in 2015 heeft ingeleid onder meer de volgende belangrijke onderwerpen betroffen: transparantie binnen de EU-instellingen, ethische kwesties, participatie van het publiek in de EU-besluitvorming, EU-concurrentieregels en grondrechten;

R.

overwegende dat de Commissie verzoekschriften een actief lid is van het Europees netwerk van Ombudsmannen; overwegende dat de commissie in die hoedanigheid 42 klachten van de Europese Ombudsman heeft ontvangen voor verdere behandeling als verzoekschrift;

1.

hecht zijn goedkeuring aan het jaarverslag over 2015 dat de Europese Ombudsman heeft overgelegd;

2.

feliciteert Emily O'Reilly met haar uitstekende werk en met haar niet aflatende inspanningen ter verbetering van de kwaliteit van de diensten die het Europees bestuur de burgers biedt; erkent het belang van transparantie als een kernelement van het winnen van vertrouwen en goed bestuur, wat ook wordt onderstreept door het hoge percentage van klachten over transparantie (22,4 %), waarmee dit onderwerp op de eerste plaats komt te staan; erkent de rol van strategische onderzoeken bij het waarborgen van goed bestuur en ondersteunt de strategische onderzoeken die tot dusver door het bureau van de Ombudsman op dit terrein zijn uitgevoerd;

3.

is verheugd over de blijvende inspanningen van de Europese Ombudsman om de transparantie in de TTIP-onderhandelingen te vergroten via aan de Europese Commissie gerichte voorstellen; prijst de hieruit voortvloeiende publicatie door de Commissie van talrijke TTIP-documenten en bijgevolg de bevordering van transparantie als een van de drie pijlers van de nieuwe handelsstrategie van de Commissie; benadrukt eens te meer de noodzaak van meer transparantie in internationale overeenkomsten zoals TTIP, CETA en andere overeenkomsten, wat ook blijkt uit de vragen van veel bezorgde burgers aan de Commissie verzoekschriften; dringt aan op meer en ruimere inspanningen op dit gebied om het vertrouwen van de Europese burgers te behouden;

4.

verzoekt de Europese Ombudsman te onderzoeken in hoeverre de invoering van beveiligde leeszalen in overeenstemming is met het recht op toegang tot documenten en met de beginselen van goed bestuur;

5.

herinnert eraan dat Verordening (EG) nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie uitgaat van het beginsel van een zo ruim mogelijke toegang; benadrukt dan ook dat transparantie en volledige toegang tot documenten die in het bezit zijn van de EU-instellingen, de regel moeten zijn om te waarborgen dat burgers hun democratische rechten volledig kunnen uitoefenen; benadrukt dat, zoals het Hof van Justitie van de Europese Unie reeds heeft bepaald, uitzonderingen op deze regel correct moeten worden geïnterpreteerd, rekening houdend met het openbaar belang van openbaarmaking en van de vereisten in verband met de democratie, betere participatie van de burgers in het besluitvormingsproces, de legitimiteit van de overheid, de doeltreffendheid en de verantwoordelijkheid ten opzichte van de burgers;

6.

moedigt de Commissie en de lidstaten ertoe aan de Europese Ombudsman de bevoegdheid te verlenen om een verklaring af te geven van niet-naleving van Verordening (EG) nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie door een van de EU-instellingen, op voorwaarde dat deze documenten niet binnen het toepassingsgebied vallen van artikel 4 en artikel 9, lid 1, van die verordening; staat erachter dat de ombudsman de bevoegdheid moet krijgen om een besluit te nemen over de vrijgave van de desbetreffende documenten, na afsluiting van een onderzoek naar de gebrekkige naleving;

7.

betreurt dat de herziening van Verordening (EG) nr. 1049/2001 is vastgelopen; meent dat er dringend vooruitgang moet worden geboekt aangezien de verordening de huidige stand van de wetgeving en de institutionele praktijken niet langer weerspiegelt;

8.

erkent dat er behoefte is aan transparantie in de EU-besluitvorming en steunt het onderzoek door de Europese Ombudsman naar informele onderhandelingen tussen de drie belangrijkste EU-instellingen („trialogen”), alsook de lancering van een openbare raadpleging hierover; steunt de publicatie van trialoogdocumenten, met inachtneming van de bepalingen van de artikelen 4 en 9 van Verordening (EG) nr. 1049/2001;

9.

betreurt dat de Enquêtecommissie emissiemetingen in de automobielsector (EMIS) van het Parlement slechts gedeeltelijke documentatie van de Commissie heeft ontvangen, die zodanig was opgesteld dat bepaalde informatie die de Commissie niet relevant achtte ontbrak; verzoekt de Commissie in haar werkzaamheden zo nauwkeurig mogelijk te werk te gaan en volledige transparantie over de verstrekte documentatie te waarborgen, met volledige eerbiediging van het beginsel van loyale samenwerking, om ervoor te zorgen dat de EMIS-enquêtecommissie haar onderzoeksbevoegdheden volledig en doeltreffend kan uitoefenen;

10.

steunt de vastbeslotenheid van de Europese Ombudsman om de activiteiten van de Europese Centrale Bank transparanter te maken en aan strenge normen inzake bestuur te doen beantwoorden, vooral als lid van de trojka/quadriga die toezicht houdt op de programma's voor begrotingsconsolidatie in EU-landen; is verheugd over het besluit van de ECB om lijsten te publiceren van de bijeenkomsten van zijn directieleden; ondersteunt de nieuwe richtsnoeren voor het houden van voordrachten en de invoering van een „stille periode” met betrekking tot marktgevoelige informatie voorafgaand aan vergaderingen van de raad van bestuur;

11.

wijst op de dubbele status van de ECB, als monetaire autoriteit en als adviserend lid van de trojka/quadriga, en dringt er bij de Europese Ombudsman op aan de belangen van goed bestuur van een van de belangrijkste Europese financiële autoriteiten te vrijwaren;

12.

roept op tot meer transparantie in de bijeenkomsten van de Eurogroep, bovenop de stappen die reeds door de voorzitter zijn ondernomen na tussenkomst van de Europese Ombudsman;

13.

is het eens met het onderzoek van de ombudsman naar de samenstelling en transparantie van de werkzaamheden van de deskundigengroepen van de Commissie; wijst op de inspanningen van de Commissie om deze groepen zichtbaarder te maken voor het publiek en benadrukt dat verdere maatregelen nodig zijn om volledige transparantie te waarborgen; herhaalt zijn verzoek aan de Raad, met inbegrip van zijn voorbereidende organen, om zich zo spoedig mogelijk aan te sluiten bij het lobbyregister en om de transparantie van de werkzaamheden te vergroten;

14.

steunt de inspanningen van de ombudsman om lobbyactiviteiten transparanter te maken; betreurt het dat de Commissie geen uitgebreide informatie wil publiceren over bijeenkomsten met tabakslobbyisten; dringt er bij de Commissie op aan haar werkzaamheden volledig transparant te maken zodat het publiek er meer vertrouwen in krijgt;

15.

dringt er bij de Commissie op aan alle informatie over de invloed van lobbyisten kosteloos, volledig begrijpelijk en gemakkelijk toegankelijk te maken voor het publiek door middel van één gecentraliseerde onlinedatabank;

16.

roept de Commissie op in 2017 een voorstel in te dienen voor een volledig verplicht en wettelijk bindend lobbyregister met als doel alle mazen te dichten en te komen tot een volledig verplicht register voor alle lobbyisten;

17.

geeft zijn steun aan inspanningen voor de tenuitvoerlegging van richtsnoeren betreffende transparantie ten aanzien van lobbyactiviteiten die niet alleen voor de EU-instellingen maar ook voor nationale overheden gelden;

18.

wijst op de bezorgdheid van burgers met betrekking tot de behandeling van inbreukprocedures door de Commissie voor het Hof van Justitie en tot het gebrek aan transparantie in de desbetreffende stappen van het proces; benadrukt dat het recht op goed bestuur, zoals vastgelegd in artikel 41 van het Handvest van de grondrechten, de verplichting van toereikende motivatie omvat in gevallen waarin de Commissie beslist om geen inbreukprocedure bij het Hof van Justitie in gang te zetten; is ingenomen met het strategisch onderzoek door de Europese Ombudsman naar de systeemkwesties die in de EU-Pilot zijn aangetroffen;

19.

is ingenomen met de opening van het onderzoek van de ombudsman (zaak OI/5/2016/AB) naar de behandeling door de Commissie, in haar hoedanigheid van hoedster van de Verdragen, van klachten over inbreuken in het kader van de EU-Pilot-procedures; herhaalt de eerdere verzoeken van de Commissie verzoekschriften om toegang tot documenten over EU-Pilot- en inbreukprocedures te waarborgen, aangezien verzoekschriften er vaak toe leiden dat een dergelijke procedure wordt ingeleid;

20.

is ingenomen met de voortzetting van de onderzoeken van de Europese Ombudsman naar „draaideur”-gevallen in de Commissie; neemt kennis van het feit dat de Commissie als gevolg van deze onderzoeken meer informatie heeft verstrekt over de namen van hoge ambtenaren die de Commissie hebben verlaten om in de privésector te gaan werken; moedigt een frequentere openbaarmaking van de namen en andere gegevens van dergelijke personen aan; hoopt dat andere Europese instellingen en instanties dit voorbeeld volgen; is verheugd over de bereidheid van de Commissie om informatie te publiceren over de werkzaamheden van voormalige leden van de Commissie na hun ambtstermijn; maakt zich grote zorgen over het feit dat voormalig Commissievoorzitter Barroso tot adviseur en niet-uitvoerend voorzitter van Goldman Sachs International is benoemd; verzoekt de ombudsman een onderzoek in te stellen naar de behandeling door de Commissie van de draaideurzaak-Barroso, met inbegrip van het opstellen van aanbevelingen over hoe de gedragscode moet worden hervormd in overeenstemming met de beginselen van goed bestuur en de vereisten van het Verdrag die zijn vastgelegd in artikel 245 VWEU;

21.

herinnert eraan dat belangenconflicten een bredere reikwijdte hebben dan „draaideur”-gevallen; benadrukt dat het van wezenlijk belang is dat alle bronnen van belangenconflicten doeltreffend worden aangepakt om te komen tot goed bestuur en ervoor te zorgen dat de politieke en technische besluitvorming geloofwaardig is; is van mening dat bijzondere oplettendheid moet worden betracht op EU-niveau, op grond van strenge normen en concrete maatregelen die elke twijfel over eventuele belangenconflicten uitsluiten, bij de benoeming van kandidaten tot functies bij de instellingen, organen en instanties;

22.

is ingenomen met het feit dat alle EU-instellingen in 2015 interne regels hebben ingevoerd voor de bescherming van klokkenluiders overeenkomstig artikel 22, onder a) t/m c), van het Statuut van de ambtenaren, waardoor officieel klokkenluiden wordt aangemoedigd; merkt op dat de bescherming van klokkenluiders tegen vergelding doeltreffender kan zijn; dringt daarom aan op de vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften om klokkenluiden aan te moedigen, alsook op de invoering van minimale garanties en waarborgen voor klokkenluiders;

23.

verzoekt om een richtlijn inzake klokkenluiden waarin passende kanalen en procedures worden vastgesteld om alle vormen van wandaden te melden, alsook passende minimumwaarborgen en juridische garanties voor klokkenluiders, zowel in de overheids- als in de privésector;

24.

is ingenomen met de invoering van een klachtenmechanisme voor mogelijke schendingen van grondrechten bij Frontex, naar aanleiding van een lopend onderzoek van de ombudsman naar praktijken van Frontex en lidstaten bij de gezamenlijke gedwongen terugkeer van irreguliere migranten; prijst het opnemen van een dergelijk mechanisme in de verordening tot oprichting van de Europese grens- en kustwacht;

25.

prijst de Europese Ombudsman voor het onderzoek naar de naleving door de lidstaten van het Handvest van de grondrechten bij de uitvoering van maatregelen die worden gefinancierd met EU-middelen, zoals projecten die mensen met een handicap onderbrengen in een instelling in plaats van ze te integreren in de samenleving; dringt er bij de Europese Ombudsman op aan dergelijke onderzoeken voort te zetten om de transparantie en de meerwaarde van projecten te waarborgen;

26.

is verheugd over de samenwerking tussen de ombudsman en het Europees Parlement binnen het EU-kader voor het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, en in het bijzonder over hun verzoek om de volledige tenuitvoerlegging van het verdrag op EU-niveau en om de toekenning van voldoende middelen hiervoor; spreekt opnieuw zijn onverkorte steun uit voor de tenuitvoerlegging van het verdrag en roept de Commissie en de lidstaten op ervoor te zorgen dat het verdrag volledig ten uitvoer wordt gelegd op EU-niveau;

27.

ondersteunt de inspanningen van de ombudsman voor de behandeling van gevallen van discriminatie, de rechten van minderheden en de rechten van ouderen tijdens het seminar van het Europees netwerk van Ombudsmannen over ombudsmannen tegen discriminatie;

28.

ondersteunt de inspanningen van de ombudsman om te zorgen voor onpartijdigheid bij de besluitvorming van de Commissie over mededingingszaken;

29.

erkent dat het recht van burgers op medezeggenschap in de EU-besluitvorming nu belangrijker dan ooit is; is verheugd over de door de ombudsman voorgestelde richtsnoeren ter verbetering van de werking van het Europees burgerinitiatief (EBI), vooral op het vlak van gedegen argumentatie door de Commissie bij EBI-afwijzingen; erkent echter dat er aanzienlijke tekortkomingen zijn die moeten worden aangepakt en verholpen om het EBI doeltreffender te maken; is ervan overtuigd dat een grotere betrokkenheid van burgers bij de vaststelling van EU-beleid de geloofwaardigheid van de Europese instellingen ten goede komt;

30.

neemt met voldoening kennis van de voortdurende dialoog en nauwe betrekkingen van de ombudsman met een groot aantal EU-instellingen, waaronder het Europees Parlement, en andere organen, om te zorgen voor administratieve samenwerking en samenhang; spreekt tevens zijn waardering uit voor de inspanningen van de ombudsman om te zorgen voor een continue en open communicatie met de Commissie verzoekschriften;

31.

erkent dat EU-agentschappen aan dezelfde strenge normen op het gebied van transparantie, verantwoordingsplicht en ethiek moeten voldoen als alle andere instellingen; heeft veel waardering voor het belangrijke werk dat de Europese Ombudsman in verschillende agentschappen in de hele EU verricht; ondersteunt het voorstel dat is gedaan aan het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) dat registranten moeten aantonen dat zij er alles aan hebben gedaan om dierproeven te voorkomen en om informatie te verschaffen over de manier waarop dierproeven kunnen worden voorkomen;

32.

ondersteunt de aanbevelingen van de ombudsman volgens welke de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid haar regels en procedures betreffende belangenconflicten moet herzien om daadwerkelijke openbare raadpleging en participatie te waarborgen;

33.

herinnert eraan dat de ombudsman eveneens de bevoegdheid en bijgevolg de plicht heeft om de werkzaamheden van het Parlement te controleren in het kader van het streven naar goed bestuur voor de EU-burgers;

34.

roept op tot een effectieve opwaardering van de code van goed administratief gedrag, door de aanneming van een bindende verordening over dit onderwerp tijdens deze zittingsperiode;

35.

verzoekt de ombudsman om aan toekomstige jaarverslagen een overzicht toe te voegen, ingedeeld in categorieën, van de klachten die buiten het mandaat van het bureau van de Europese Ombudsman vallen, waardoor de leden van het Europees Parlement een beeld krijgen van de problemen waarmee EU-burgers te kampen hebben;

36.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie en het verslag van de Commissie verzoekschriften te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de Europese Ombudsman, de regeringen en parlementen van de lidstaten en de ombudsmannen of soortgelijke organen in de lidstaten.

(1)  PB L 113 van 4.5.1994, blz. 15.

(2)  PB C 72 E van 21.3.2002, blz. 331.


Top