EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016IE0720

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het standpunt van het EESC inzake bepaalde belangrijke kwesties in het kader van de onderhandelingen over het trans-Atlantische partnerschap voor handel en investeringen (TTIP) (initiatiefadvies)

PB C 487 van 28.12.2016, p. 30–40 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

28.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 487/30


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het standpunt van het EESC inzake bepaalde belangrijke kwesties in het kader van de onderhandelingen over het trans-Atlantische partnerschap voor handel en investeringen (TTIP)

(initiatiefadvies)

(2016/C 487/05)

Rapporteur:

Philippe DE BUCK

Corapporteur:

Tanja BUZEK

Besluit van de voltallige vergadering

21.1.2016

Rechtsgrondslag

Artikel 29, lid 2, rvo

 

Initiatiefadvies

Bevoegde afdeling

REX

Goedkeuring door de afdeling

19.7.2016

Goedkeuring door de voltallige vergadering

21.9.2016

Zitting nr.

519

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

213/23/17

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Voor de onderhandelingen over het trans-Atlantische partnerschap voor handel en investeringen (TTIP) is 2016 een beslissend jaar. De belangrijkste onderhandelaars van de EU en de VS hebben verklaard het tempo van de gesprekken te willen opvoeren om voor het einde van de regeerperiode van de huidige Amerikaanse regering een ambitieuze en veelomvattende politieke overeenkomst te sluiten, waarin de mogelijke „landingsgebieden” op alle terreinen worden vastgesteld. Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) heeft daarom besloten een initiatiefadvies op te stellen over bepaalde belangrijke TTIP-kwesties.

1.2.

In dit advies wordt niet ingegaan op het definitieve akkoord dat mogelijk uit de onderhandelingen tussen de EU en de VS zal voortvloeien. Het is desalniettemin belangrijk na te gaan in hoeverre in de nu openbaar toegankelijke EU-voorstellen rekening is gehouden met de standpunten van het Europees maatschappelijk middenveld, met name zoals uitgedrukt in eerdere EESC-adviezen. Hiermee kan de basis worden gelegd voor een versterkt partnerschap tussen de Europese Commissie en het Europees maatschappelijk middenveld bij de ontwikkeling van het EU-handelsbeleid.

1.3.

Met de nadruk op zijn institutionele rol doet het EESC onderstaande aanbevelingen.

1.4.    Samenwerking op regelgevingsgebied

1.4.1.

De TTIP-onderhandelingen geven een nieuwe impuls aan de samenwerking op regelgevingsgebied, waarvan meer verwacht wordt dan voorheen. Het EESC is er daarom mee ingenomen dat het voorgestelde hoofdstuk onder meer betrekking heeft op het nastreven van doelstellingen van overheidsbeleid en een hoog beschermingsniveau op een reeks vastgestelde terreinen. Ook is het EESC tevreden over de expliciete verduidelijking dat de functie en het doel van de institutionele structuur voor samenwerking op regelgevingsgebied gericht zijn op het, onder democratisch toezicht, ondersteunen en adviseren van besluitvormers, en dat deze structuur geen wetgeving kan vaststellen noch in de plaats zal komen van nationale regelgevingsprocedures.

1.4.2.

Het EESC dringt echter aan op een helderdere definitie van onnodig omslachtige regelgeving en benadrukt dat regels die de rechten van consumenten en werknemers veiligstellen en het milieu beschermen, niet per se als belastend moeten worden beschouwd.

1.4.3.

Verder zou het hoofdstuk over goede regelgevingspraktijken niet mogen leiden tot een beperking van het recht van partijen om regels uit te vaardigen of procedures in te voeren die gelijkwaardig zijn aan de Amerikaanse procedure voor bekendmaking en commentaar.

1.4.4.

Daarnaast verzoekt het EESC de Commissie om de regelingen te verduidelijken voor betrokkenheid van representatieve belanghebbenden, met name de sociale partners en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld.

1.5.    THB en SFM

1.5.1.

Het EESC is van mening dat de voorstellen over normalisatie, technische bepalingen, markering en etikettering moeten worden beschouwd als belangrijke offensieve belangen van de Europese Unie. Het neemt nota van de belangrijke bepalingen op het gebied van transparantie, maar pleit ervoor om:

rekening te houden met de bezorgdheid van de Europese normalisatie-instanties CEN/Cenelec over de risico’s van wederzijdse erkenning van vrijwillige normen;

nadere details uit te werken op het gebied van markerings- en etiketteringsvereisten.

1.5.2.

Het EESC merkt op dat het SFM-hoofdstuk is gebaseerd op de WTO-overeenkomst inzake SFM, waarin het voorzorgsbeginsel is opgenomen. Het dringt echter aan op meer waarborgen dat de EU-voedselwetgeving niet zal veranderen en dat de EU haar beperkingen inzake hormonen, groeibevorderaars en genetisch gemodificeerde organismen zal behouden.

1.6.    Douane en handelsbevordering

1.6.1.

Het EESC erkent het belang van handelsbevordering, vooral voor kleine ondernemingen, en is ingenomen met het door de Commissie voorgestelde hoofdstuk. Niettemin zouden de douaneprocedures verder vereenvoudigd en de regels inzake boeten en verantwoordelijkheid voor inbreuken op de douanewetgeving verduidelijkt moeten worden.

1.7.    Diensten

1.7.1.

Het EESC is tevreden over de aanzienlijke toezeggingen van de EU in het hoofdstuk over diensten en herhaalt zijn oproep voor het vergroten van de markttoegang op federaal en staatsniveau, voor nauwere samenwerking op regelgevingsgebied — omdat markttoegang daar ook van afhangt — en voor de instandhouding van openbare diensten overeenkomstig het VWEU. Het benadrukt nogmaals dat audiovisuele diensten niet onder het mandaat vallen en daarom in geen enkele verbintenis moeten worden opgenomen. Ook staat het achter het besluit van de Commissie om de onderhandelingen over de toegang tot de markt voor financiële diensten op te schorten totdat de VS-onderhandelaars er duidelijk mee instemmen om discussies over samenwerking op regelgevingsgebied te starten, met als doel om tot hogere beschermingsniveaus en meer financiële stabiliteit in deze sector te komen. Het dringt er verder op aan om expliciet en gedetailleerd een brede uitzondering voor openbare nutsvoorzieningen te formuleren, teneinde te garanderen dat de overeenkomst niet geldt voor alle openbare diensten die uitbesteed of gefinancierd worden door de overheid, particuliere ondernemingen met winstoogmerk of non-profitorganisaties.

1.8.    Handel en duurzame ontwikkeling

1.8.1.

Het EESC is ingenomen met het veelomvattende en duidelijk omschreven bereik van het Commissievoorstel met betrekking tot handel en duurzame ontwikkeling. Wat de werkelijke waarde van de desbetreffende bepalingen is, hangt echter vooral af van de vraag of ze adequaat kunnen worden gehandhaafd. Het EESC pleit voor een doeltreffend handhavingsmechanisme en een krachtig monitoringmechanisme voor het maatschappelijk middenveld. Het EESC is niet in staat commentaar te leveren op de handhavingsmaatregelen voor het TTIP-hoofdstuk over duurzame ontwikkeling omdat de tekstvoorstellen inzake handhaving vertraging hebben opgelopen. Het is zaak dat de Commissie met het maatschappelijk middenveld en de sociale partners over die voorstellen overleg voert, zodat ze worden uitgewerkt op een manier die in de praktijk doeltreffend is. Het EESC behoudt zich de mogelijkheid voor om commentaar op deze onderdelen te leveren als ze openbaar worden gemaakt.

1.9.    Investeringsbescherming

1.9.1.

Het EESC is verheugd over het voorstel voor de hervorming van het systeem voor investeringsbescherming, en over het streven naar een permanent multilateraal investeringsgerecht ter vervanging van particuliere scheidsgerechten. Er zijn echter nog ernstige punten van zorg (zie paragraaf 8.8) die moeten worden aangepakt. Ook verzoekt het de Commissie een effectbeoordeling van zowel de kosten als de werking van het nieuwe stelsel van investeringsgerechten uit te voeren.

2.   Achtergrond

2.1.

Het EESC speelt sinds de start van de TTIP-onderhandelingen in juni 2013 een belangrijke rol bij de formulering van de standpunten van het Europees maatschappelijk middenveld dankzij de adviezen die het heeft opgesteld over specifieke aspecten van de TTIP-onderhandelingen (1), over investeringsbescherming en beslechting van geschillen tussen investeerders en staten (ISDS) (2) en over de gevolgen van TTIP voor kleine en middelgrote ondernemingen (3). In de tussentijd heeft de Commissie haar belangrijke mededeling „Handel voor iedereen” (4) gepubliceerd, waarin de voorwaarden zijn geformuleerd voor toekomstige handels- en investeringsverdragen. Het EESC heeft in zijn advies daarover steun gegeven aan de aanpak die in deze mededeling uiteen wordt gezet (5). Het wil ook, in samenwerking met de andere EU-instellingen, een bijdrage leveren aan een geïnformeerd maatschappelijk debat over TTIP door middel van een aantal TTIP-gerelateerde activiteiten. Hierbij moet onder andere worden gedacht aan de organisatie van hoorzittingen en bezoeken van EESC-leden aan de Verenigde Staten.

2.2.

Het EESC wijst erop dat de TTIP-onderhandelingen op een transparantere wijze worden gevoerd dan eerdere onderhandelingen over handel en investeringen: het zijn de eerste onderhandelingen waarbij het mandaat van de Raad, de standpunten van de EU en een aantal tekstvoorstellen zijn gepubliceerd. Er is een adviesgroep ingesteld met deskundigen die een breed spectrum van belangen vertegenwoordigen — consumenten, vakbonden, bedrijfsleven, milieu en volksgezondheid — om de EU-onderhandelaars te voorzien van hoogwaardig advies op de gebieden waarover wordt onderhandeld. Gelet op zijn institutionele rol betreurt het EESC evenwel dat het niet formeel deel uitmaakt van deze speciale TTIP-adviesgroep (6). De Commissie heeft een aan het TTIP gewijde webpagina gecreëerd met onder andere informatiebladen en leeswijzers, EU-standpuntnota’s (waarin de algemene benadering van de EU van een onderwerp wordt beschreven), EU-tekstvoorstellen (de initiële EU-voorstellen voor wetteksten over TTIP-onderwerpen) en het aanbod van de EU voor markttoegang met betrekking tot diensten. Het EESC waardeert het voorstel van de Commissie om een forum voor het maatschappelijk middenveld in het leven te roepen, bestaande uit vertegenwoordigers van onafhankelijke organisaties van het maatschappelijk middenveld, waaronder deelnemers aan de binnenlandse adviesgroepen, om de tenuitvoerlegging en toepassing van dit TTIP te bespreken.

2.3.

Onderhavig advies borduurt voort op de conclusies van eerdere adviezen, waarin werd opgeroepen om de baten van TTIP gelijk te verdelen over het bedrijfsleven (met inbegrip van kleine en middelgrote ondernemingen), werknemers, consumenten en burgers, en waarin het veiligstellen van de strenge, in de EU geldende normen als voorwaarde werd gesteld voor de goedkeuring van de overeenkomst. Het EESC vindt dat reeds gepubliceerde EU-standpunten en tekstvoorstellen voor een bepaald aantal hoofdstukken moeten worden becommentarieerd, om te onderzoeken in hoeverre ze in overeenstemming zijn met deze randvoorwaarden en om de voornaamste belangen en zorgen voor het Europees maatschappelijk middenveld vast te stellen. Meer specifiek heeft het EESC ervoor gekozen zijn analyse te richten op de voorstellen voor samenwerking op regelgevingsgebied, waaronder goede regelgevingspraktijken (openbaar gemaakt op 21 maart 2016), technische handelsbelemmeringen (THB) en sanitaire en fytosanitaire maatregelen (SFM) (beide openbaar gemaakt in januari 2015), douane en handelsbevordering (openbaar gemaakt in januari 2015 en gewijzigd in maart 2016), diensten (openbaar gemaakt in juli 2015), duurzame ontwikkeling (openbaar gemaakt in november 2015) en investeringen (openbaar gemaakt in november 2015). Dit advies betreft documenten die tot 14 juli 2016 zijn gepubliceerd.

2.4.

De Commissie heeft op 14 juli 2016 een voorstel uitgebracht over de institutionele opzet van het akkoord (7), onder andere m.b.t. de oprichting van interne adviesgroepen (IAG’s) bestaande uit vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld om de partijen over de toepassing van het akkoord te adviseren. Het EESC is ermee ingenomen dat het mandaat van de IAG’s is uitgebreid tot elk relevant vraagstuk dat met het akkoord verband houdt, maar betreurt dat de gezamenlijke vergadering van de twee IAG’s (door henzelf op eigen initiatief bijeen te roepen) niet expliciet in het EU-voorstel wordt genoemd en dat het Forum voor het maatschappelijk middenveld alleen door het Gemengd Comité bijeen kan worden geroepen. De bijeenkomsten van dat Forum moeten de leden van de twee IAG’s in staat stellen gezamenlijke aanbevelingen voor de partijen uit te werken.

2.5.

In dit verband betreurt het EESC het ten zeerste dat, wanneer uiteindelijk over de geconsolideerde teksten wordt onderhandeld, de grote transparantie die tot dan toe is betracht ernstig wordt ondermijnd, tenzij de VS ermee instemt om de teksten ter beschikking te stellen aan het publiek of ten minste aan de EU-adviesgroep. Het roept daarom de Commissie op haar uiterste best te blijven doen deze kwestie bij haar gesprekspartner aan te kaarten.

3.   Samenwerking op regelgevingsgebied

3.1.

Samenwerking op regelgevingsgebied is een van de drie pijlers van het TTIP — de andere zijn markttoegang en regels — en bestaat uit vier elementen: horizontale aspecten (die enerzijds een onderdeel inzake „regelgevingscoherentie” of „goede praktijken op het gebied van regelgeving” omvatten, en anderzijds een onderdeel inzake „samenwerking op regelgevingsgebied” tussen regulerende instanties), technische handelsbelemmeringen (THB’s), voedselveiligheid en de gezondheid van dieren en planten (SFM) en sectorale bijlagen. Het doel van dit deel is het eerste element — horizontale aspecten — te becommentariëren, terwijl in het volgende deel THB’s en SFM’s worden behandeld.

3.2.

Samenwerking op regelgevingsgebied is als een van de kerndoelen van het TTIP bestempeld, aangezien dit een belangrijke rol zou kunnen spelen bij de bevordering van handel en investeringen en de verbetering van het concurrentievermogen van kleine bedrijven in het bijzonder. Vooral kleine en middelgrote ondernemingen verwachten dat zich nieuwe mogelijkheden aandienen, aangezien zij, anders dan grote bedrijven, niet over de middelen beschikken om aan beide zijden van de Atlantische Oceaan in verschillende regelgevingsomgevingen te opereren. Tegelijkertijd zou meer verenigbaarheid van de regelgevingsstelsels grote bedrijven mogelijkheden bieden om van schaalvoordelen tussen Europa en de VS te profiteren.

3.3.

Inspanningen voor meer samenwerking op regelgevingsgebied zijn niet nieuw (8). De TTIP-onderhandelingen geven een nieuwe impuls aan de samenwerking op regelgevingsgebied, waarvan meer verwacht wordt dan voorheen. Volgens het EESC is het moeilijk in te schatten welke voordelen een nauwere samenwerking op regelgevingsgebied zal opleveren, vooral omdat dit afhangt van de mate van samenwerking die tijdens de onderhandelingen wordt overeengekomen. Het tussentijdse technische ontwerpverslag van de Commissie over de duurzaamheidseffectbeoordeling stelt dat 76 % van de impact van het TTIP zal voortvloeien uit de samenwerking op regelgevingsgebied, terwijl 24 % van het totale effect afkomstig zal zijn van tariefverlagingen (9).

3.4.

Het EESC acht het echter van belang dat beschermingsmaatregelen worden getroffen om ervoor te zorgen dat de samenwerking op regelgevingsgebied niet wordt gebruikt om sociale, arbeids-, consumenten- en milieunormen te ondermijnen, maar om deze daarentegen te verbeteren. Als aan deze voorwaarden is voldaan, zijn de voordelen niet alleen economisch van aard, maar kunnen zij ook bijdragen aan de taak van de regelgevende instanties om doelstellingen van het overheidsbeleid gestalte te geven.

3.5.

Het veiligstellen van de hoge beschermingsniveaus van de EU was voor het EESC een fundamenteel punt. Het huidige voorstel van artikel x, lid 1, onder b) van het hoofdstuk over samenwerking op regelgevingsgebied heeft betrekking op het nastreven van de doelstellingen van het overheidsbeleid en een hoog beschermingsniveau van, onder andere, volksgezondheid, gezondheid van mensen, dieren en planten, gezondheid en veiligheid, arbeidsomstandigheden, dierenwelzijn, milieu, consumenten, sociale bescherming en sociale zekerheid, persoonsgegevens en cyberbeveiliging, culturele verscheidenheid en financiële stabiliteit.

3.6.

Het EESC vreest evenwel dat dit kan worden ondermijnd door artikel x, lid 1, onder d), dat onder andere beoogt „onnodig omslachtige regelgeving te verminderen” (10). Het EESC is bezorgd dat dergelijke formuleringen zo uitgelegd kunnen worden dat regelgeving ter bescherming van consumenten-, arbeids- en milieurechten op zich als „belastend” wordt gezien.

3.7.

Het EESC onderschrijft daarom nogmaals krachtig de stelling dat het waarborgen van de bestaande hoge normen een fundamentele vereiste is en dat de samenwerking op regelgevingsgebied naast meer handelskansen ook gericht moet zijn op de verbetering van de veiligheid, gezondheid en het economisch en sociale welzijn van de mensen aan beide zijden van de Atlantische Oceaan. Daarom dient dit streven in de definitieve overeenkomst opnieuw te worden bekrachtigd in zeer duidelijke en gedetailleerde bewoordingen. Het EESC maakt zich zorgen over het voorstel van de EU inzake goede regelgevingspraktijken. Samenwerking op regelgevingsgebied zou betrekking moeten hebben op het verbeteren van de dialoog tussen regelgevers, niet op het beïnvloeden van elkaars regelgevingsprocessen. Het EESC verzoekt de Commissie om het gedeelte van haar voorstel dat over goede regelgevingspraktijken gaat te verduidelijken.

3.8.

In dit verband is het EESC van mening dat het huidige voorstel voor het hoofdstuk over goede regelgevingspraktijken, waarin staat dat partijen „niet-regelgevende alternatieven (waaronder de optie om niet te reguleren) […] ter verwezenlijking van de doelstelling van de regelgeving” moeten beoordelen, niet beschouwd moet worden als een beperking van het recht van de partijen om regels uit te vaardigen. Ter wille van meer zekerheid zou in de tekst van de overeenkomst verduidelijkt moeten worden dat deze bepaling niet tot een beperking leidt van het recht van de partijen om regels uit te vaardigen. Het wijst er tevens op dat artikel 6 van het voorstel, over de raadplegingen van belanghebbenden, niet moet worden beschouwd als gelijkwaardig aan de Amerikaanse procedure voor bekendmaking en commentaar.

3.9.

Voor het EESC moet handelsbevordering daarom een centrale doelstelling blijven. Het is belangrijk dat de TTIP-onderhandelingen de opheffing van onnodige handelsbelemmeringen steunen (11).

3.10.

Het EESC is verheugd dat het huidige voorstel van de Commissie expliciet verduidelijkt dat de functie en het doel van de institutionele structuur gericht zijn op het ondersteunen en adviseren van besluitvormers onder de democratische controle van het Europees Parlement en de Raad van de EU (12). De gewone wetgevingsprocedure mag niet worden ondermijnd en vertragingen of vrees om regels uit te vaardigen moeten worden voorkomen. Het EESC is ingenomen met het voorgestelde artikel 1, waarin zowel het recht op het instellen van regels als op het vaststellen van de beschermingsniveaus wordt bevestigd. Het is echter cruciaal dat in het voorstel de samenstelling en de regels voor het functioneren van de verschillende comités en groepen worden vastgelegd. Het EESC roept de Commissie op te zorgen voor samenhang en consistentie tussen de horizontale hoofdstukken over samenwerking op regelgevingsgebied, de hoofdstukken betreffende THB’s en SFM’s en de sectorale bijlagen.

3.11.

Dialoog aan het begin van het regelgevingsproces vergroot de kans dat er beleidsmaatregelen worden vastgesteld waarin de grensoverschrijdende overwegingen zijn opgenomen; hierin zal worden voorzien. In het voorstel van de Commissie moet de betrokkenheid van belanghebbenden door middel van een transparant proces, wat in de Europese Unie een kernbeginsel is van een goed regelgevingsproces, duidelijk worden beschreven. Om ervoor te zorgen dat de samenwerking op regelgevingsgebied inclusieve uitkomsten en voorstellen voor de regelgevers oplevert, moet er sprake zijn van een gestructureerde en evenwichtige betrokkenheid van belanghebbenden, met name van bedrijven, consumenten, milieuverenigingen en arbeidsorganisaties.

3.12.

Met het oog op concrete specifieke vorderingen moet er in een vroeg stadium tussen de regulerende instanties van de EU en de VS overleg over regelgevingsactiviteiten plaatsvinden. Door besprekingen in een vroeg stadium van de besluitvorming zullen naar verwachting de mogelijkheden voor het uitvaardigen van interoperabele regels toenemen, waardoor het voor de marktdeelnemers mogelijk wordt tegelijkertijd aan beide regelsystemen te voldoen. Regelgevers moeten echter wel aandacht besteden aan overleg en aan antwoorden op opmerkingen van hun gesprekspartners of belanghebbenden. Dit is essentieel ter voorkoming van de vrees om regels uit te vaardigen.

3.13.

Het EESC verzoekt de Europese Commissie de regelingen te verduidelijken voor de bovengenoemde dialoog en voor de inbreng van representatieve belanghebbenden, met name de sociale partners en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld. Er moet worden gegarandeerd dat belangrijke belanghebbenden een bijdrage kunnen leveren aan een transparante dialoog, door middel van een welomschreven procedure waarin gelijke behandeling centraal staat en vertragingen in het regelgevingsproces worden voorkomen. Wat de EU betreft, moet het transparantieregister in aanmerking worden genomen om te bepalen hoe relevant en representatief de belanghebbenden zijn.

4.   THB- en SFM-kwesties

4.1.

Het EESC is verheugd dat de WTO-overeenkomst inzake THB’s in haar huidige vorm in het voorstel is geïntegreerd. Bovendien heeft het voorgestelde THB-hoofdstuk betrekking op technische vereisten (technische bepalingen en normen) en vereisten voor conformiteitsbeoordeling. Het EESC is van mening dat de voorstellen over normalisatie, technische bepalingen, markering en etikettering moeten worden beschouwd als belangrijke offensieve belangen van de Europese Unie. Deze voorstellen mogen niet worden gebruikt om regelgeving op het gebied van veiligheid, hygiëne en sociale bescherming in twijfel te trekken.

4.2.

Het EESC neemt nota van de belangrijke bepalingen op het gebied van transparantie: nogmaals wordt op de plicht gewezen om maatregelen aan de WTO te melden, informatie aan de andere partij te verstrekken, gelegenheid te bieden tot het geven van schriftelijk commentaar en hierop antwoord te geven. Het voorziet ook in de openbaarmaking van alle toepasselijke nieuwe of bestaande technische bepalingen door middel van registratie, alsmede van normen die in technische bepalingen worden vermeld (omdat verreweg de meeste normen in de industrie worden toegepast maar niet door regulerende instanties worden „vermeld” — toegepast — in technische bepalingen).

4.3.

Met betrekking tot normalisatie verwelkomt het EESC de samenwerking tussen de normalisatie-instellingen, alsmede de beperkte beginselen van wederzijdse erkenning. Het EESC heeft echter kennis genomen van de bezorgdheid die door CEN/Cenelec is geuit over de risico’s van wederzijdse erkenning van vrijwillige normen in het TTIP. Het EESC verzoekt de Commissie om de voorstellen van de Europese normalisatie-instellingen in overweging te nemen en ervoor te zorgen dat de belangen van de EU worden gewaarborgd. Zelfs de garantie dat alle relevante belanghebbenden zouden kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van nieuwe normen, is van belang.

4.4.

Er zijn echter grote verschillen tussen de normalisatiesystemen van de EU en de VS. In het bijzonder bestaat het beginsel „één product, één norm, overal geaccepteerd”, dat een pijler van de interne markt van de EU is, in de Verenigde Staten niet. Wanneer in Europa een nieuwe norm wordt aangenomen, worden nationale normen die hiermee in strijd zijn, ingetrokken. In de VS bestaan op de markt verschillende normen naast elkaar, waardoor het voor mkb-ondernemingen moeilijk te begrijpen is welke norm het beste bij hun productlijnen past. Met het oog op een grotere transparantie en om kleine bedrijven te helpen, is het van essentieel belang dat er aan de kant van de VS een helpdesk wordt ingesteld voor EU-bedrijven die naar de VS-markt willen exporteren. Het gaat hier vaak om kleine bedrijven met beperkte middelen maar met een specialisatie van hoog niveau in een nichemarkt, waarop hun concurrentievermogen stoelt.

4.5.

Het EESC betreurt het dat belangrijke gebieden zoals elektrische veiligheid, elektromagnetische compatibiliteit, machinerie en telecommunicatie, die voor de EU een duidelijk offensief belang hebben, zijn bestempeld als prioritaire gebieden om in de toekomst in overweging te nemen: deze gebieden zouden moeten voorkomen in de vermelde specifieke resultaten voor conformiteitsbeoordelingen die voortkomen uit de onderhandelingen.

4.6.

Het EESC betreurt ook dat in het onderdeel over markering en etikettering geen prioritaire gebieden voor later zijn vastgesteld en dat er ook geen tijdelijke invullingen zijn voor de termijn van de toekomstige herziening op het gebied van markerings- en etiketteringsvereisten, noch voor het opnemen van de resultaten van de onderhandelingen in bepaalde sectoren.

4.7.

Het voorgestelde SFM-hoofdstuk is gebaseerd op de WTO-overeenkomst inzake SFM en biedt commentaar op de EU-tekstvoorstellen die waren ingediend om met de VS te bespreken in de onderhandelingsronde van 29 september-3 oktober 2014 en die op 7 januari 2015 openbaar zijn gemaakt.

4.8.

In de WTO-overeenkomst inzake SFM, die gaat over de toepassing van regelgeving betreffende voedselveiligheid en de gezondheid van planten en dieren, is het voorzorgsbeginsel (artikel 5, lid 7) opgenomen, dat nu ook is vastgelegd in het Verdrag van Lissabon. Hierover moet niet onderhandeld worden en het moet dus ook geen deel uitmaken van de overeenkomst. Het EESC is dan ook zeer ingenomen met de toezeggingen van de EU dat het TTIP de bestaande wetgeving inzake voedselveiligheid niet zal veranderen, dat de EU haar beperkingen inzake hormonen en groeibevorderaars in vlees zal handhaven en dat het TTIP de EU-wetgeving betreffende genetisch gemodificeerde organismen niet zal wijzigen.

5.   Douane en handelsbevordering

5.1.

Een groot deel van de trans-Atlantische handel betreft de handel in goederen. Daarom zal elke inspanning ter verbetering van douaneprocedures grote gevolgen hebben voor de bilaterale handel, met name voor kleine bedrijven.

5.2.

Het EESC is ingenomen met de aanvullende voorstellen die zijn gericht op het vergemakkelijken van de douaneprocedures, in het bijzonder: de instelling van één loket aan beide zijden van de Atlantische Oceaan, betere coördinatie van internationale normen, en de ontwikkeling van een partnerschapsprogramma voor handelsbevordering; het harmoniseren en op één lijn brengen van gegevens, met de toezegging dat wordt onderzocht welke gegevens op één lijn moeten worden gebracht; het uitbreiden van de verantwoordelijkheden van het Gemengd Comité douanesamenwerking om op te treden als het „Gespecialiseerd Douanecomité” op een aantal nog te bepalen gebieden en voorafgaande besluiten.

5.3.

Het EESC verzoekt de Europese Commissie helderheid te scheppen ten aanzien van de elementen die voor EU-bedrijven van groot belang zijn en in de beschikbare tekst nog aan duidelijkheid te wensen overlaten, zoals de de-minimiswaarde, afschaffing van alle extra heffingen en de kwestie van boeten en verantwoordelijkheid voor inbreuken op de douanewetgeving.

6.   Diensten

6.1.

Wat het dienstenaanbod betreft doet de EU aanzienlijke toezeggingen in sectoren die zeer belangrijk zijn voor de bevordering van het concurrentievermogen en de groei van Europa (digitale communicatie en telecom) en voor een snellere integratie van mondiale waardeketens (vervoer, koeriersdiensten, zakelijke diensten en professionele dienstverlening) of die betrekking hebben op cruciale economische sectoren (bouw, detailhandel, energie).

6.2.

Het EESC is er ook mee ingenomen dat het EU-voorstel een kader biedt dat een eerlijke, transparante en samenhangende regeling voor de wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties door de partijen dichterbij brengt en dat de algemene voorwaarden vaststelt voor de onderhandelingen over overeenkomsten voor wederzijdse erkenning, die van groot belang zijn voor een betere markttoegang van EU-dienstverleners.

6.3.

Het EESC wijst nog eens op drie wezenlijke aspecten in verband met diensten: de behoefte om zowel op federaal als op staatsniveau de markttoegang te vergroten; de erkenning dat markttoegang ook afhangt van nauwere samenwerking op regelgevingsgebied; en het verzoek om het specifieke karakter van openbare diensten in stand te houden, overeenkomstig het VWEU.

6.4.

Het EESC onderstreept dat de Commissie ervoor moet zorgen dat het TTIP, wat diensten betreft, verder gaat dan de bestaande overeenkomsten zoals GATS en TiSA en dat er specifieke overeenkomsten zouden moeten worden gesloten om een eind te maken aan de vele discriminerende belemmeringen die er in de Verenigde Staten bestaan.

6.5.

Het EESC wijst met klem op een bepaalde kwestie waar de Commissie rekening mee moet houden, namelijk onevenwichtige markttoegang: VS-bedrijven kunnen profiteren van de eengemaakte EU-markt terwijl EU-bedrijven geconfronteerd worden met een versnipperde VS-markt, omdat een groot aantal dienstensectoren op het niveau van de staten wordt gereguleerd. Onderdanen van bepaalde lidstaten hebben nog altijd een visum nodig voor de VS, terwijl burgers van de VS zonder visum naar EU-landen kunnen reizen. Dat is een discriminerende behandeling van EU-burgers die schadelijk is voor de onderlinge verhoudingen.

6.6.

Met betrekking tot specifieke sectoren wil het EESC de volgende opmerkingen maken:

audiovisuele diensten vallen niet onder het mandaat en moeten daarom in geen enkele verbintenis worden opgenomen;

de toegang tot de markt voor financiële diensten moet worden opgeschort totdat de VS-onderhandelaars er duidelijk mee instemmen om discussies over samenwerking op regelgevingsgebied te starten. Deze samenwerking op regelgevingsgebied moet ten doel hebben om tot hogere beschermingsniveaus en meer financiële stabiliteit te komen;

openbare diensten moeten volledig worden beschermd, aangezien ze een waarborg vormen voor de bestaande hoge normen in de voorziening van essentiële en gevoelige diensten voor burgers. Hiertoe dienen er duidelijke en breed gedefinieerde uitzonderingen te worden vastgesteld.

6.7.

Over openbare diensten staat in het EESC-advies „Handel voor iedereen” dat openbare diensten in handelsovereenkomsten het best kunnen worden beschermd door gebruik te maken van „een positieve lijst met betrekking tot markttoegang en nationale behandeling”. Met het huidige dienstenaanbod van de EU in het TTIP wordt er echter gekozen voor een niet eerder geziene „hybride” benadering ten aanzien van lijsten met diensten, waardoor er aanzienlijke onzekerheid kan blijven bestaan.

6.8.

Bijlage III over markttoegang bevat een positieve lijst, waarin dezelfde bewoordingen worden gebruikt als in de GATS-lijst van de EU: „Openbare nutsbedrijven bestaan onder meer in de volgende sectoren: aanverwante wetenschappelijke en technische adviezen, onderzoek en ontwikkeling op het gebied van de maatschappij- en geesteswetenschappen, technische keuring en controle; milieu; gezondheidszorg; vervoer en ondersteunende diensten bij alle vervoerswijzen. Uitsluitende rechten betreffende deze diensten worden vaak verleend aan particuliere exploitanten, bijvoorbeeld exploitanten met een vergunning van openbare instanties, die aan specifieke verplichtingen aangaande dienstverlening moeten voldoen. Er kan geen gedetailleerde, volledige lijst per sector worden opgesteld omdat openbare nutsbedrijven vaak ook op lagere niveaus dan het centrale niveau bestaan (13).”. De clausule inzake voorzieningen van openbaar nut, waarmee monopolistische structuren in stand kunnen worden gehouden, heeft echter verscheidene tekortkomingen, bijv. het feit dat beperkingen, zoals onderzoeken naar economische behoeften of quota, er niet onder vallen. Het EESC wil benadrukken dat de uitzondering voor openbare nutsvoorzieningen moet gelden voor alle vormen van dienstverlening.

6.9.

Het EESC dringt erop aan dat de uitzondering voor openbare nutsvoorzieningen in bijlage III expliciet en gedetailleerd wordt geformuleerd, om te garanderen dat de overeenkomst niet geldt voor alle openbare diensten die uitbesteed of gefinancierd worden door de overheid, particuliere ondernemingen met winstoogmerk of non-profitorganisaties.

6.10.

De standstill- en ratchetclausules zijn weliswaar niet van toepassing op bijlage II, maar het EESC is toch bezorgd dat de onderhandelingen ertoe kunnen leiden dat de voorbehouden van de EU die momenteel in deze bijlage zijn opgenomen, verplaatst worden naar bijlage I, waardoor wordt voorkomen dat de liberalisering wordt teruggeschroefd. In dit verband onderschrijft het EESC de opmerking uit het advies van de Nederlandse Sociaal-Economische Raad dat „overheden […] vrij [moeten] blijven, om overeenkomstig de eigen voorkeuren, bepaalde diensten „van algemeen publiek belang” te verklaren” (14).

6.11.

Zorgwekkend is volgens het EESC ook dat overheidsregulering ten aanzien van diensten die niet adequaat staan vermeld in bijlage I en bijlage II, door de regering van de VS kan worden aangevochten via geschillenbeslechtingsprocedures tussen staten vanwege schending van de verbintenissen inzake nationale behandeling of het beginsel van meest begunstigde natie, of via het stelsel van investeringsgerechten.

6.12.

Het EESC betreurt het dat de toegang tot de dienstenmarkt er in vergelijking met andere hoofdstukken bekaaid afkomt, en verzoekt de Commissie meer te ijveren voor het wegnemen van de resterende belemmeringen voor markttoegang in de VS. De Verenigde Staten hanteren nog steeds een totaalverbod in de sector van het zeevervoer. Er bestaan plafonds voor deelnemingen, bijv. van 25 % in de luchtvaart en 20 % in telecommunicatie, en aanzienlijke belemmeringen „achter de grens”, zoals bij telecommunicatie en satellieten. Er is een zeer lange lijst met vereisten inzake staatsburgerschap, bijv. met betrekking tot bankieren, verzekeringen en boekhouding. Er bestaan vereisten inzake ingezetenschap voor juridische, boekhoudings-, technische en verzekeringsdiensten. Er bestaan vereisten inzake lokale aanwezigheid, bijv. voor juridische, boekhoudings- en verzekeringsdiensten, er is een rechtsvormvereiste waar het gaat om verzekeringen, etc.

7.   Duurzame ontwikkeling

7.1.

Het TTIP biedt de partijen de gelegenheid om duurzaamheid te bevorderen door middel van de handel en om met betrekking tot de duurzaamheidsdoelstellingen verder te gaan dan in enige andere door elk van de partijen gesloten handelsovereenkomst. In zijn adviezen REX/390 en REX/449 (15) heeft het EESC gepleit voor het opnemen van een stevig hoofdstuk over handel en duurzame ontwikkeling, dat als een essentieel onderdeel van de overeenkomst wordt gezien. Daarom is het EESC ingenomen met het veelomvattende en duidelijk omschreven bereik van het Commissievoorstel. Wat de werkelijke waarde van deze bepalingen is hangt volgens het EESC echter vooral af van de vraag of ze uiteindelijk doeltreffend kunnen worden gehandhaafd.

7.2.

In advies REX/390 werd gesteld dat er als essentieel onderdeel van de overeenkomst een krachtig en gezamenlijk mechanisme moet komen waarmee het maatschappelijk middenveld op de overeenkomst kan toezien. Het EESC staat daarom volledig achter de verklaring van commissaris Malmström dat er in het hoofdstuk over duurzame ontwikkeling effectieve handhavingsmechanismen moeten worden opgenomen (16). Ook steunt het EESC de aanbevelingen uit het advies van de Sociaal-Economische Raad van Nederland en de Franse Sociaal-Economische Raad betreffende „het zo nodig kunnen opleggen van effectieve sancties aan verdragspartijen” (17).

7.3.

Het EESC prijst de verregaande inzet van de Europese Commissie voor hoge arbeids- en milieunormen. Het is verheugd dat het recht op regulering en vaststelling van hoge beschermingsniveaus opnieuw is bevestigd in de preambule van de overeenkomst en in een apart artikel in het hoofdstuk over duurzame ontwikkeling.

7.4.

Het EESC had de partijen verzocht om opnieuw te bevestigen dat ze hun arbeidswetgeving doeltreffend zullen uitvoeren en handhaven en hun verplichtingen op grond van hun lidmaatschap van de IAO zullen nakomen. Het EESC is daarom ingenomen met het opnemen van bindende bepalingen over de bescherming van fundamentele arbeidsnormen zoals vrijheid van vereniging en het recht op collectieve onderhandelingen door vorming en lidmaatschap van vakbonden, uitbanning van dwangarbeid of verplichte arbeid, daadwerkelijke afschaffing van kinderarbeid, en gelijkheid en non-discriminatie met betrekking tot arbeid en beroep. Bovendien is het EESC verheugd over de toevoeging van de verbintenis van de partijen om te zorgen voor fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden, en gezondheid en veiligheid op het werk. Om deze bepalingen inzake duurzame ontwikkeling bindend te maken, moet een drieledige aanpak worden gehanteerd, waarbij gebruik wordt gemaakt van overleg op regeringsniveau, interne adviesgroepen en deskundigenpanels met de IAO, en de algemene geschillenregeling van de overeenkomst.

7.5.

Wat de milieuaspecten betreft, stelt het opnemen van een bepaling over handel en milieuvriendelijk beheer van chemische stoffen en afval het maatschappelijk middenveld gerust. Het EESC is het er daarom mee eens dat er in verband met chemische stoffen en afval bepalingen in de overeenkomst worden opgenomen waarmee beoogd wordt nadelige gevolgen voor de menselijke gezondheid en het milieu te voorkomen of tot een minimum te beperken. Ook is het EESC ingenomen met de inzet van de partijen voor duurzaam bosbeheer en de wederzijdse erkenning van de aanzienlijke negatieve effecten van illegale, niet-gerapporteerde en niet-gereguleerde visserij.

7.6.

De bepaling in het voorstel over de samenwerking tussen de partijen op het gebied van handelsgerelateerde aspecten van het arbeids- en milieubeleid wordt toegejuicht. Het EESC acht het een goede zaak om te erkennen dat het belangrijk is samen te werken bij het bevorderen van fatsoenlijke arbeid in mondiale toeleveringsketens en bij het uitwerken van strategieën en beleid om de bijdrage van de handel aan hulpbronnenefficiëntie, de groene economie en de circulaire economie te promoten (18).

7.7.

Het EESC kan zich ook vinden in het streven naar bescherming van arbeidsrechten en het milieu door middel van een gedragscode, standaardregelingen, etikettering, certificering, controle en andere hieraan gerelateerde bedrijfsmaatregelen.

7.8.

Verantwoordelijk ondernemingsgedrag op vrijwillige basis, zoals maatschappelijk verantwoord ondernemen, kan duurzaamheidsdoelstellingen verder bevorderen. Het EESC is het ermee eens dat in het hoofdstuk over duurzaamheid expliciet wordt verwezen naar de richtsnoeren van de OESO voor multinationale ondernemingen, het Global Compact-initiatief van de VN, ISO 26000, de Tripartiete beginselverklaring van de IAO betreffende multinationale ondernemingen en sociaal beleid (MNO-verklaring) en de VN-richtsnoeren voor bedrijven en mensenrechten.

7.9.

Het EESC neemt er nota van dat het EU-tekstvoorstel geen onderdelen bevat die betrekking hebben op geschillenbeslechting, die in een later stadium zullen worden ontwikkeld, en behoudt zich de mogelijkheid voor om commentaar op deze onderdelen te leveren als ze openbaar worden gemaakt.

7.10.

Ter ondersteuning van de uitvoering van de afspraken van de partijen om de internationale handel zodanig te bevorderen dat er een bijdrage wordt geleverd aan de beoogde duurzame ontwikkeling, is het EESC voorstander van een handhavingsmechanisme op basis van de sociale dialoog. Het EESC is ingenomen met de voorstellen van de Commissie voor de instelling van binnenlandse adviesgroepen waarin het maatschappelijk middenveld evenwichtig is vertegenwoordigd (evenwichtige vertegenwoordiging van werkgevers, werknemers, consumenten, milieu- en gezondheidsorganisaties) en die standpunten of aanbevelingen over de implementatie van TTIP kunnen formuleren (19). Uit de ervaringen met vigerende overeenkomsten blijkt dat het voor de doeltreffendheid van zulke monitoringmechanismen van belang is dat de aanbevelingen van de toezichthoudende instanties leiden tot onderzoek door de EU-instellingen en worden gekoppeld aan een handhavingsproces.

8.   Investeringen

8.1.

Het EESC neemt kennis van het voorstel van de Commissie voor een stelsel van investeringsgerechten (ICS), dat een nieuwe procedure voor geschillenbeslechting tussen investeerders en staten inluidt en het oude systeem (ISDS) vervangt. Het voorstel bestaat uit twee delen: materiële bepalingen voor investeringsbescherming en een stelsel voor de beslechting van geschillen tussen investeerders en staten. Het bevat ook een inleiding met definities op het gebied van investeringsbescherming.

8.2.

Zoals in advies REX/390 werd gevraagd, worden termen als „reguleringsrecht”, „indirecte onteigening” en „eerlijke en billijke behandeling” nauwkeuriger gedefinieerd. Dit zijn de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om de beslechting van geschillen tussen een staat en een investeerder in goede banen te leiden. Partijen hebben het recht om regels uit te vaardigen die het algemeen belang boven de bescherming van de investeerder stellen.

8.3.

Het EESC benadrukt dat de definities in de overeenkomst, in het bijzonder van het reguleringsrecht, duidelijk moeten zijn en het recht van de staat moeten waarborgen om strenge normen te handhaven en in te voeren, met name wat betreft sociale bescherming en de bescherming van het milieu en de consument, en moeten zorgen voor een adequate en rechtmatige bescherming van investeerders tegen protectionisme en discriminatie. Het EESC is verheugd dat dit punt niet alleen in de preambule maar ook in het corpus van de overeenkomst, in een afzonderlijk artikel, aan bod komt. Wat het reguleringsrecht op het gebied van sociale bescherming betreft zou expliciet ook melding moeten worden gemaakt van collectieve overeenkomsten, inclusief tripartiete en/of algemene (erga omnes-) overeenkomsten, zodat zij niet als een schending van het gewettigd vertrouwen van een investeerder geïnterpreteerd kunnen worden. Bij collectieve overeenkomsten mogen arbeids- en loonvoorwaarden niet worden beschouwd als niet-tarifaire handelsbelemmeringen.

8.4.

Het EESC stelt echter vast dat de meest ingrijpende wijzigingen betrekking hebben op de procedurele aspecten van geschillenbeslechting. De geschillenbeslechtingsregeling is omgezet in een justitieel stelsel met een gerecht waarbij ad-hocarbiters die door de strijdende partijen zijn aangewezen, worden vervangen door een select gezelschap van rechters die door de partijen bij de overeenkomst zijn aangesteld. Hierdoor wordt het systeem meer geïnstitutionaliseerd. Het EESC verzoekt partijen om ervoor zorgen dat het stelsel van investeringsgerechten volledig operationeel is zodra het verdrag wordt geratificeerd en dat bij de aanstelling van de rechters, die democratische legitimiteit dienen te genieten, het risico van een gepolitiseerd stelsel van gerechten en het gevaar van belangenconflicten worden weggenomen.

8.5.

Het EESC constateert tot zijn genoegen dat er een strikte gedragscode is ingevoerd om onpartijdigheid te waarborgen en belangenconflicten te voorkomen. Er is ook een „college van beroep” ingesteld dat de vonnissen van het gerecht zal beoordelen, waarmee tegenwicht wordt geboden aan gerechtvaardigde kritiek op de ISDS. Bovendien is de transparantie gewaarborgd omdat Uncitral-regels op de geschillen van toepassing zijn.

8.6.

Hoewel het EESC verheugd is over de verbeteringen die zijn aangebracht met het oog op de hervorming van het systeem, ziet het nog steeds een aantal heikele punten die aandacht verdienen.

8.7.

Bovendien blijft de tenuitvoerlegging van het nieuwe systeem aanleiding geven tot bezorgdheid, die varieert naar gelang van de belanghebbenden. Het EESC verzoekt de Commissie om bij haar aanhoudende inspanningen ter verbetering van het systeem voor de beslechting van investeringsgeschillen deze punten van zorg niet uit het oog te verliezen.

8.8.

De bezorgdheid betreft onder meer:

de noodzaak om een goede balans te vinden tussen legitiem overheidsbeleid en de normen voor investeringsbescherming in termen van „eerlijke en billijke behandeling” en „bescherming tegen indirecte onteigening”, op basis van duidelijke definities die het gevaar van al te ruime interpretaties indammen;

een klein aantal legitieme beleidsdoelstellingen, zoals de bescherming van de volksgezondheid, de veiligheid, het milieu of de openbare zeden, sociale of consumentenbescherming, of de bevordering en bescherming van culturele diversiteit, die verband houden met het recht om te reguleren;

geen expliciete uitsluiting van regels die van toepassing zijn op de organisatie of verlening van openbare diensten;

de volledige uitsluiting van winstderving bij het berekenen van de vergoeding voor gedane investeringen;

het feit dat de uitvoering van het „beginsel dat de verliezer betaalt” een bedrijf, en met name een kleine of middelgrote onderneming, ervan kan weerhouden gebruik te maken van het stelsel;

de noodzaak om te verwijzen naar de verplichtingen voor investeerders uit hoofde van de Verklaring betreffende multinationale ondernemingen van de IAO, de VN-richtsnoeren inzake het bedrijfsleven en mensenrechten, en de richtsnoeren van de OESO voor multinationale ondernemingen;

een zeker gebrek aan duidelijkheid over hoe vonnissen door de binnenlandse gerechten zullen worden erkend en uitgevoerd en wat de relatie is met het Verdrag van New York over de erkenning en tenuitvoerlegging van buitenlandse scheidsrechterlijke uitspraken en de Icsid-regels. Hierover moet duidelijkheid komen omdat investeerders in het huidige stelsel al geconfronteerd worden met handhavingsproblemen;

de noodzaak om zorgvuldig te beoordelen of het stelsel van investeringsgerechten verenigbaar is met het rechtskader van de EU;

het gebrek aan echte onafhankelijkheid van rechters, aangezien zij in het nieuwe voorstel in sommige gevallen nog steeds mogen werken als bedrijfsjuristen;

de noodzaak om rekening te houden met de aanbeveling in het tussentijds verslag over de duurzaamheidseffectbeoordeling van het TTIP, die luidt dat de mogelijkheid om via het ICS openbare diensten aan te vechten moet worden uitgesloten (20).

Het EESC verzoekt de Commissie om een beroep te doen op het maatschappelijk middenveld en op de Europese juridische gemeenschap bij het aanpakken van deze problemen.

8.9.

Sommige belanghebbenden vragen zich overigens af of een apart investeringsarbitragesysteem wel nodig is in goed functionerende en sterk ontwikkelde nationale rechtsstelsels (21).

8.10.

Tot slot is het EESC van mening dat het door de Europese Commissie voorgestelde stelsel van investeringsgerechten een stap in de goede richting is, maar op een aantal terreinen verder moet worden verbeterd om als een onafhankelijke internationale rechterlijke instantie te kunnen functioneren. Het EESC betreurt dat het voorstel van de Commissie werd gepresenteerd zonder dat er een volwaardige en behoorlijke raadpleging aan voorafging en zonder dat er een effectbeoordeling van zowel de kosten als de werking van het stelsel werd uitgevoerd en verzoekt de Commissie derhalve om dat alsnog te doen.

Brussel, 21 september 2016.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Georges DASSIS


(1)  Zie het initiatiefadvies van het EESC over trans-Atlantische handelsbetrekkingen en standpunten van het EESC over nauwere samenwerking en een mogelijk vrijhandelsakkoord tussen de EU en de VS (PB C 424 van 26.11.2014, blz. 9).

(2)  Zie het initiatiefadvies van het EESC over Bescherming van investeerders en beslechting van geschillen tussen investeerders en staten in handels- en investeringsovereenkomsten tussen de EU en derde landen (PB C 332 van 8.10.2015, blz. 45).

(3)  Zie het initiatiefadvies van het EESC over Het TTIP en de gevolgen daarvan voor kleine en middelgrote ondernemingen (PB C 383 van 17.11.2015, blz. 34).

(4)  Mededeling van de Europese Commissie Handel voor iedereen — Naar een meer verantwoord handels- en investeringsbeleid (COM(2015) 497 final).

(5)  Zie het EESC-advies Handel voor iedereen — Naar een meer verantwoord handels- en investeringsbeleid (PB C 264 van 20.7.2016, blz. 123).

(6)  Ibidem.

(7)  Zie http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2016/july/tradoc_154802.pdf.

(8)  Bijv. de in 2007 opgerichte trans-Atlantische Economische Raad (TEC); het Forum voor samenwerking op hoog niveau; het Forum op hoog niveau voor samenwerking op regelgevingsgebied.

(9)  Ecorys, Trade SIA on the Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP) between the EU and the USA — Draft Interim Technical Report, blz. 18 (http://www.trade-sia.com/ttip/wp-content/uploads/sites/6/2014/02/TSIA-TTIP-draft-Interim-Technical-Report.pdf).

(10)  Herzien voorstel van de EU over samenwerking op regelgevingsgebied, openbaar gemaakt op 21 maart 2016 http://trade.ec.europa.eu/doclib/html/154377.htm.

(11)  Sociaal-Economische Raad (SER), Advies 16/04E over het TTIP (https://www.ser.nl/~/media/files/internet/talen/engels/2016/ttip.ashx).

(12)  Zie het advies van de Franse Sociaaleconomische en Milieuraad, „Les enjeux de la négociation du projet de Partenariat transatlantique pour le commerce et l’investissement (PTCI)”

(http://www.lecese.fr/sites/default/files/pdf/Avis/2016/2016_01_projet_partenariat_transtlantique.pdf).

(13)  Services and Investment offer of the European Union (http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2015/july/tradoc_153670.pdf).

(14)  Zie voetnoot 11.

(15)  Zie voetnoot 5.

(16)  Verklaring van commissaris Malmström van 17 november 2015, http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2015/november/tradoc_153968.pdf.

(17)  Zie voetnoten 12 en 11.

(18)  Initiatiefadvies van het EESC over Fatsoenlijk werk in de mondiale toeleveringsketens (PB C 303 van 19.8.2016, blz. 17).

(19)  Zie voetnoot 7.

(20)  Ecorys, Trade SIA on the Transatlantic Trade and Investment Partnership (TTIP) between the EU and the USA — Draft Interim Technical Report, blz. 144 (http://www.trade-sia.com/ttip/wp-content/uploads/sites/6/2014/02/TSIA-TTIP-draft-Interim-Technical-Report.pdf).

(21)  Bijv. het EVV-standpunt ten aanzien van het voorstel van de Commissie voor een stelsel van investeringsgerechten in het TTIP en het CETA (https://www.etuc.org/documents/etuc-position-commissions-proposal-investment-court-system-ttip-and-ceta#.V2xn19KNhHg).


Top