EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016AE2741

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s „Europees actieplan inzake e-overheid 2016-2020 — Voor een snellere digitalisering van overheidsdiensten” (COM(2016) 179 final)

PB C 487 van 28.12.2016, p. 99–103 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

28.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 487/99


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s „Europees actieplan inzake e-overheid 2016-2020 — Voor een snellere digitalisering van overheidsdiensten”

(COM(2016) 179 final)

(2016/C 487/16)

Rapporteur:

Raymond HENCKS

Raadpleging

Europese Commissie: 19.4.2016

Rechtsgrondslag

Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Bevoegde afdeling

Vervoer, Energie, Infrastructuur en Informatiemaatschappij

Goedkeuring door de afdeling

7.9.2016

Goedkeuring door de voltallige vergadering

22.9.2016

Zitting nr.

519

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

162/1/3

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

De Europese Unie heeft zich tot doel gesteld om in 2020 te beschikken over een e-overheid die gebruiksvriendelijke, gepersonaliseerde en grensoverschrijdende digitale diensten verleent. Dit lijkt echter nauwelijks haalbaar gezien het tempo waarmee een groot aantal lidstaten de desbetreffende opeenvolgende actieplannen momenteel ten uitvoer legt.

1.2.

Het EESC steunt de voorstellen van het derde Europese actieplan (2016-2020), dat een snellere invoering van een doeltreffende, interoperabele en universeel toegankelijke e-overheid beoogt.

1.3.

Een e-overheid kan pas werken als aan andere voorwaarden is voldaan, zoals een krachtig digitaal netwerk en krachtige digitale diensten, universele toegang tegen een betaalbare prijs en een adequate digitale opleiding voor gebruikers op alle niveaus en van alle leeftijden. Hoewel e-overheid op de middellange of lange termijn het standaard communicatiemiddel zal worden, is het zaak om voor alle burgers die dat wensen de traditionele middelen voor communicatie met de overheid in stand te houden (postzendingen, persoonlijk contact, telefoon).

1.4.

Wat de rechten van de gebruikers van e-overheid betreft — met name de rechten inzake toegang en non-discriminatie, vrijheid van meningsuiting en informatie, bescherming van privéleven en persoonsgegevens, opleiding en algemene kennis van basisonderwijs tot levenslang leren, en beroepsmogelijkheden — stelt het EESC aan de Commissie voor om alle rechten van de gebruikers inzake e-overheid op één website samen te brengen.

1.5.

Het EESC staat achter de zeven beginselen waarop het voorstel van de Commissie is gebaseerd, maar betwijfelt of sommige ervan kunnen worden uitgevoerd zonder dat de hiermee samenhangende juridische en technologische problemen zijn opgelost.

1.6.

Wat het eenmaligheidsbeginsel betreft, dat wil dat burgers en bedrijven dezelfde informatie maar één keer aan een overheidsdienst hoeven te verstrekken, stelt het EESC vast dat een aantal juridische en organisatorische problemen nog onopgelost blijven en nodigt het de Commissie uit een proefproject ter zake te lanceren. Het Comité stelt ook voor een „aanpak op het volledige overheidsniveau” te hanteren, bestaande uit een samenwerking tussen de verschillende overheidsinstanties die hun respectieve bevoegdheden overstijgt, zodat de vraagsteller een geïntegreerd antwoord krijgt via één enkele instantie.

1.7.

Het EESC betreurt ook dat het „no legacy”-beginsel, dat erin bestaat IT-systemen en -technologieën regelmatig te vernieuwen om gelijke tred te houden met de ontwikkeling van technologie, niet tot de geselecteerde beginselen behoort.

1.8.

Het dringt erop aan dat burgers en bedrijven expliciet over het recht beschikken om conform het beginsel van „openheid en transparantie” toezicht uit te oefenen op het doorzenden van hun persoonsgegevens naar andere overheidsadministraties en ze eventueel te laten schrappen (recht om vergeten te worden), met inachtneming van de desbetreffende regelgeving en procedures, en vraagt verder om de indiening van een voorstel voor een beveiligd Europees systeem voor archivering en online-uitwisseling van documenten.

1.9.

Aangezien een groot aantal burgers nog vertrouwd moet raken met de nieuwe e-overheidstool, is het EESC van mening dat de lidstaten en hun regionale en lokale overheden de burgers cursussen voor digitale vaardigheden moeten aanbieden en dat zij moeten worden aangespoord om een digitale hulpdienst of een vorm van lokale begeleiding in het leven te roepen die mede door Europese fondsen worden gefinancierd. Dit geldt eveneens voor het overheidspersoneel zelf, als onderdeel van bij- en nascholing.

1.10.

Het EESC vindt het erg jammer dat het actieplan in alle talen zwijgt over de implicaties en de sociale gevolgen van de e-overheid, en over de weerslag op de werkgelegenheid, zowel wat banenverlies betreft als de talloze openstaande vacatures bij gebrek aan kandidaten die over de vereiste digitale beroepskwalificaties beschikken. In het kader van een herverdeling van posten die vrijkomen door de overgang van een traditionele naar een e-overheid dienen ambtenaren wier banen worden opgeheven, te worden ingezet voor een digitale hulpdienst of te worden begeleid naar passende beroepsbezigheden.

2.   Inleiding

2.1.

Het Europese actieplan inzake e-overheid 2011-2015 (benutten van ICT om een slimme, duurzame en innovatieve overheid te bevorderen) (1) liep in december 2015 af.

2.2.

Toch is e-overheid nog steeds een van de grote nog onvoltooide projecten van de digitale agenda en een van de belangrijkste initiatieven op het niveau van de Europese Unie en de lidstaten die nodig zijn voor een „eengemaakte digitale markt”.

2.3.

Talloze initiatieven die in het plan waren voorzien, zijn in veel lidstaten nog niet naar behoren ingevoerd en moeten worden voortgezet in het nieuwe actieplan voor e-overheid voor de periode 2016-2020.

2.4.

De overheden moeten dan ook voor de dag komen met een verbeterde versie van hun onlinediensten, die meer is afgestemd op de behoeften van de gebruikers, zodat de e-overheidsdiensten doeltreffend en efficiënt werken over de nationale grenzen heen.

3.   Inhoud van de mededeling

3.1.

Het nieuwe actieplan, waarin de nadruk ligt op de versnelling van de digitale omschakeling, moet dienen als katalysator en moet coördinatie mogelijk maken van de inspanningen en middelen bedoeld voor de modernisering van de openbare sector inzake e-overheid.

3.2.

Het bestaat uit twintig acties, die evenwel niet uitputtend zijn en die, afhankelijk van hoe de snel veranderende omgeving zich ontwikkelt, nog kunnen worden aangevuld met andere door de Commissie of belanghebbenden voor te stellen maatregelen.

3.3.

De initiatieven die in het kader van het nieuwe actieplan worden gelanceerd, moeten aan de volgende beginselen voldoen:

digitaal by default: de e-diensten moeten de algemene regel worden, met behoud van andere communicatiekanalen voor degenen die digitale informatie niet willen of kunnen gebruiken. Daarnaast moeten overheidsdiensten via één contactpunt of een „onestopshop” en via verschillende kanalen worden geleverd;

eenmaligheidsbeginsel: volgens dit beginsel hoeven burgers en bedrijven dezelfde informatie maar één keer aan een overheidsdienst te verstrekken;

inclusiviteit en toegankelijkheid: overheidsdiensten moeten digitale dienstverlening ontwikkelen die standaard inclusief is en inspeelt op verschillende behoeften, bijvoorbeeld van ouderen en personen met een handicap;

openheid en transparantie: overheidsdiensten moeten onderling informatie en gegevens uitwisselen en burgers en bedrijven toegang geven tot hun eigen gegevens om deze te controleren en te corrigeren; gebruikers in staat stellen om administratieve processen te volgen die op hen betrekking hebben; samenwerken met en zich openstellen voor belanghebbenden (zoals bedrijven, onderzoekers en non-profitorganisaties) bij de ontwikkeling en levering van diensten;

standaard grensoverschrijdend: overheidsdiensten moeten relevante digitale dienstverlening over de grenzen heen beschikbaar maken en voorkomen dat er verdere versnippering ontstaat, en zo mobiliteit binnen de eengemaakte markt vergemakkelijken;

standaard interoperabiliteit: overheidsdiensten moeten zodanig zijn opgezet dat zij op de hele eengemaakte markt en over organisatorische compartimentering heen probleemloos kunnen werken, gebaseerd op het vrije verkeer van gegevens en digitale diensten in de Europese Unie;

betrouwbaarheid en beveiliging: alle initiatieven moeten verder gaan dan de strikte naleving van het rechtskader inzake gegevensbescherming en privacy, en IT-beveiliging, door deze elementen in de ontwerpfase te integreren.

4.   Algemene opmerkingen

4.1.

Het EESC staat achter de maatregelen die de Commissie wil nemen om de ontwikkeling en het gebruik van e-overheidsdiensten te versnellen. Sinds het eerste actieplan inzake e-overheid van 2006 hebben de lidstaten zich ertoe verbonden efficiënte, effectieve, interoperabele en universeel toegankelijke e-overheidsdiensten te bevorderen, met inbegrip van e-diensten over de nationale grenzen heen. Deze verbintenissen werden bevestigd in het kader van de strategie voor een eengemaakte digitale markt tegen 2020.

4.2.

Ondanks een zekere vooruitgang, zoals blijkt uit de evaluaties van het actieplan 2011-2015, en ondanks de terbeschikkingstelling van aanzienlijke financiële middelen door de Unie die slechts weinig door de lidstaten zijn gebruikt, moet echter worden vastgesteld dat de gebruikers nog steeds worden geconfronteerd met overheidsdiensten die soms wel en soms niet, en in de ene lidstaat meer dan in de andere, gemoderniseerd zijn en met onvoldoende aanbod van grensoverschrijdende e-diensten. Het EESC vraagt zich af waarom de beschikbare EU-middelen grotendeels onderbenut blijven en verzoekt de Commissie een analyse te maken, eventuele belemmeringen weg te nemen en de lidstaten aan te moedigen om deze middelen te gebruiken op doeltreffende en efficiënte wijze, met name op het gebied van e-overheid.

4.3.

E-overheid is een van de sleutelelementen voor een eengemaakte digitale markt. Daarnaast vormen nog andere sleutelelementen van digitalisering een voorwaarde voor het realiseren van digitale overheidsdiensten. Deze komen echter niet aan bod in deze mededeling. Zo spreekt het voor zich dat burgers van alle leeftijden en bedrijven moeten kunnen beschikken over geavanceerde digitale netwerken en diensten, en dat zij universele toegang voor een betaalbare prijs moeten hebben, ongeacht hun geografische of financiële situatie. Ook moeten ze zo nodig een beroep kunnen doen op bijstand en opleidingen om te leren hoe ze op doeltreffende en verantwoordelijke wijze de digitale toepassingen kunnen benutten.

4.4.

Een ander kernelement betreft de rechten van de gebruikers van e-overheid, die in de eerste plaats vallen onder de mensenrechten en de fundamentele vrijheden die van toepassing zijn op de gebruikers van het internet, met name de rechten inzake toegang en non-discriminatie, vrijheid van meningsuiting en informatie, bescherming van privéleven en persoonsgegevens, opleiding en algemene kennis van basisonderwijs tot levenslang leren, beroepsmogelijkheden enz. Daarbij komen nog de specifieke rechten die rechtstreeks verband houden met e-overheid. Gezien de verscheidenheid aan bronnen van de rechten die de gebruikers van e-overheid genieten, stelt het EESC aan de Commissie voor alle rechten van de gebruikers inzake e-overheid op één website samen te brengen.

4.5.

Aangezien het voor de gebruikers vaak moeilijk is om de digitale informatie en bijstand te vinden die ze nodig hebben, stelt de Commissie voor om, zowel op het niveau van de Unie als op nationaal niveau, één digitaal portaal of loket op te richten. Dergelijke portalen bestaan intussen al in de meeste lidstaten en bij de meeste regionale en lokale overheden. Het EESC staat volledig achter de invoering van een dergelijke vorm van toegang tot de nationale, regionale of gemeentelijke overheid, die de gebruikers helpt om zich rechtstreeks tot de instanties te richten die bevoegd zijn voor de behandeling van hun verzoeken en wensen.

4.6.

Het actieplan 2016-2020 is gebaseerd op zeven beginselen die grotendeels al van kracht waren voor de vroegere actieplannen. Hoewel het EESC zich in het algemeen in deze beginselen kan vinden, vraagt het zich af hoe ze ten uitvoer kunnen worden gelegd voordat alle bijbehorende problemen van juridische aard (beheer van persoonsgegevens en bescherming van de persoonlijke levenssfeer in een context van open bestuur) en technologische aard (ontsluitende en industriële technologieën, migratie van de dienstverlening naar digitale kanalen) zijn opgelost.

4.7.

In het nieuwe actieplan ligt de nadruk op de interoperabiliteit en de herbruikbaarheid van de gegevens waarover de overheid beschikt, hoewel veel van de gegevens die nu door de overheid worden verzameld slechts voor één of een erg beperkt aantal toepassingen worden gebruikt. In het kader van het eenmaligheidsbeginsel zullen de gebruikers hun courante gegevens niet opnieuw moeten verstrekken bij nieuwe contacten met de overheid, die ze kan delen met de andere overheden, uiteraard met inachtneming van de bescherming van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Ook moeten volgens dit beginsel de handelsregisters in de hele Unie met elkaar verbonden zijn, de verschillende nationale en grensoverschrijdende systemen met elkaar samenwerken en hoeven de overheden de gegevens waarover ze al beschikken niet talloze malen opnieuw op te vragen. Hoewel de EU-verordening over de gegevensbescherming wat de e-overheid betreft, van kracht blijft, is het EESC van mening dat moet worden gezorgd voor een evenwicht tussen de controle van een rechtsstaat en de veiligheid en vrijheid van de burgers.

4.8.

De nieuwe aanpak van de Commissie moet uitdrukkelijk rekening houden met een snel veranderende omgeving. Het EESC stelt evenwel vast dat het beginsel dat erin bestaat IT-systemen en -technologieën voortdurend te vernieuwen om gelijke tred te houden met de ontwikkeling van technologie, niet tot de zeven geselecteerde beginselen behoort, omdat het eerst door de Commissie moet worden getest.

4.9.

Naar eigen zeggen wil de Commissie bij de oprichting van digitale overheidsdiensten de nadruk leggen op de betrokkenheid van de burgers. In het kader van het beginsel „openheid en transparantie” nodigt ze de overheden dan ook uit samen te werken met en zich open te stellen voor burgers, bedrijven, vertegenwoordigers van sociale partners en van consumenten, onderzoekers en non-profitorganisaties bij de ontwikkeling en levering van deze diensten.

4.10.

De burgers kunnen dan voorstellen doen en hun specifieke vragen rechtstreeks richten aan de Commissie en aan de lidstaten via een „collaboratief platform” dat burgers en overheden met elkaar in contact brengt en het mogelijk maakt soortgelijke problemen in verschillende landen in kaart te brengen, alsook goede werkwijzen en oplossingen voor uitvoering door de overheden. Het EESC staat volledig achter een dergelijk initiatief, waarmee iedereen problemen in zijn wijk kan melden aan de nationale, territoriale of lokale overheid.

4.11.

Dankzij het beginsel van „openheid en transparantie” kunnen de overheden informatie en gegevens delen en kunnen burgers en bedrijven toegang krijgen tot hun eigen gegevens en ze controleren en verbeteren. Wat hun persoonsgegevens betreft, dringt het EESC erop aan dat burgers en bedrijven expliciet over het recht beschikken om toezicht uit te oefenen op het doorzenden van hun persoonsgegevens naar andere overheidsadministraties en deze eventueel te laten schrappen (recht om vergeten te worden), met inachtneming van de desbetreffende regelgeving en procedures.

4.12.

Het EESC is van mening dat de Commissie wat dit betreft, en om nieuwe onverenigbaarheden te vermijden, een voorstel voor een beveiligd Europees systeem voor archivering en online-uitwisseling van documenten moet indienen.

4.13.

Een beginsel waarvan in het actieplan echter geen sprake is, is „de aanpak op het volledige overheidsniveau”, bestaande uit een samenwerking tussen de verschillende overheidsinstanties die hun respectieve bevoegdheidsgebieden overstijgt, zodat de vraagsteller een geïntegreerd antwoord krijgt via één enkele instantie.

4.14.

Het EESC verzoekt de Commissie om sneller werk te maken van de „onestopshops” voor e-justitie, alsook wat maritiem en andere soorten vervoer betreft. De toekomstige strategie moet erop gericht zijn om in de mate van het mogelijke bestaande Europese portalen (type eJustice, Solvit, Uw Europa enz.) samen te brengen in één portaal en vooral dit portaal later uit te breiden naar de nationale portalen om alle mogelijke administratieve stappen te vergemakkelijken.

4.15.

Het EESC kan zich vinden in de idee dat de lidstaten en hun regionale en lokale overheden met deze portalen de toekomst in het vizier moeten houden om hun e-diensten verder te ontwikkelen, maar benadrukt dat deze portalen een aanvulling moeten blijven op de fysieke informatiepunten en de traditionele communicatiemiddelen (postzendingen, persoonlijk contact aan een loket, telefoon).

4.16.

De Verenigde Naties gebruiken een ontwikkelingsindex met drie criteria om te bepalen in welke landen e-overheid het best is ontwikkeld: e-diensten voor burgers, telecominfrastructuur en menselijk kapitaal. Het actieplan zwijgt in alle talen over de implicaties en de sociale gevolgen van de e-overheid, en over de weerslag ervan op de werkgelegenheid, zowel wat banenverlies betreft als de talloze openstaande vacatures bij gebrek aan kandidaten die over de vereiste digitale beroepskwalificaties beschikken.

4.17.

Het feit dat men standaard e-diensten aanbiedt, betekent niet dat de inspanningen om de digitale kloof te dichten mogen worden gestaakt.

4.18.

Er bestaan nog steeds grote verschillen tussen enerzijds het aanbod van e-overheidsdiensten en anderzijds het gebruik en de toepassing van e-overheidsdiensten door de gebruikers. De weerstand van gebruikers tegen onlinediensten is vaak het gevolg van een gebrek aan digitale vaardigheden. Talloze burgers moeten nog vertrouwd raken met de nieuwe e-overheidstool en met een „digitale bijstandsdienst” of een vorm van lokale begeleiding. Dit geldt eveneens voor het overheidspersoneel zelf, in het kader van bij- en nascholing.

4.19.

Het EESC is van mening dat de lidstaten en hun regionale en lokale overheden moeten worden verzocht om een dergelijke digitale bijstandsdienst voor burgers aan te bieden, die mede met Europees geld worden gefinancierd. In het kader van een herverdeling van posten die vrijkomen door de overgang van een traditionele naar een e-overheid dienen ambtenaren wier banen worden opgeheven te worden ingezet voor een digitale hulpdienst of te worden begeleid naar passende beroepsbezigheden.

Brussel, 22 september 2016.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Georges DASSIS


(1)  COM(2010) 743 final en COM(2010) 744 final


Top