Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52015IE1349

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „Het belang van de handel in landbouwproducten voor de toekomstige ontwikkeling van de landbouw en de landbouweconomie in de EU tegen de achtergrond van de wereldwijde voedselzekerheid” (initiatiefadvies)

    PB C 13 van 15.1.2016, p. 97–103 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    15.1.2016   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 13/97


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „Het belang van de handel in landbouwproducten voor de toekomstige ontwikkeling van de landbouw en de landbouweconomie in de EU tegen de achtergrond van de wereldwijde voedselzekerheid”

    (initiatiefadvies)

    (2016/C 013/15)

    Rapporteur:

    Volker PETERSEN

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 19 februari 2015 besloten om overeenkomstig artikel 29, lid 2, van zijn reglement van orde een initiatiefadvies op te stellen getiteld:

    „Het belang van de handel in landbouwproducten voor de toekomstige ontwikkeling van de landbouw en de landbouweconomie in de EU tegen de achtergrond van de wereldwijde voedselzekerheid”

    (initiatiefadvies).

    De afdeling Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Milieu, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 13 juli 2015 goedgekeurd.

    Het Comité heeft tijdens zijn op 16 en 17 september 2015 gehouden 510e zitting (vergadering van 16 september 2015) onderstaand advies uitgebracht, dat met 179 stemmen vóór en 1 stem tegen, bij 7 onthoudingen, werd goedgekeurd.

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1.

    Het GLB is wat zijn markt- en prijsbeleid betreft sterk geliberaliseerd. De landbouwmarkt van de EU is open en maakt deel uit van de mondiale markt, die wordt gestuurd door vraag en aanbod. In het kader van de openstelling van markten van derde landen heeft de handel in landbouwproducten in de EU zich in de afgelopen tien jaar op zeer dynamische wijze ontwikkeld.

    1.2.

    Gezien deze ontwikkeling stelt het EESC vast dat de handel in landbouwproducten voor de landbouw- en voedingsmiddeleneconomie en voor het platteland van essentieel economisch belang is. Het EESC acht het zorgwekkend dat de handel in landbouwproducten in het maatschappelijk debat soms met een kritische blik wordt bekeken, in tegenstelling tot andere economische sectoren zoals de automobiel- of de chemiesector.

    1.3.

    In een wereld met honger of kwantitatief en kwalitatief onvoldoende voeding heeft de handel in landbouwproducten natuurlijk een bijzondere verantwoordelijkheid. Het EESC is zich zeer bewust van deze verantwoordelijkheid. In een wereld met een groeiende bevolking, stijgende inkomens in veel landen en armoede in andere landen moet aan de ene kant worden voldaan aan een door koopkracht gesteunde vraag en aan de andere kant hulp en ondersteuning worden geboden waar honger en gebrek niet op eigen kracht kunnen worden uitgebannen.

    1.4.

    Het EESC is ingenomen met de verbeterde samenhang tussen het landbouw- en ontwikkelingsbeleid van de EU. Dit is naar zijn mening de voorwaarde voor de duurzame uitvoering van de taken en de oriëntatie in de handel in landbouwproducten en het ontwikkelingswerk.

    1.5.

    Het EESC is er voorstander van dat de agro-voedingsmiddelensector van de EU duurzaam wordt ondersteund om op succesvolle wijze te kunnen deelnemen aan de groeiende mondiale handel in landbouwproducten. De handel in landbouwproducten levert een belangrijke bijdrage aan het waarborgen van economische structuren in de plattelandsgebieden van de EU. Tegelijkertijd zorgt de handel in landbouwproducten in de voedingswaardeketen in de EU, die meerdere niveaus heeft, voor veertig miljoen hoogwaardige banen, die minder crisisgevoelig zijn dan de banen in andere sectoren.

    1.6.

    Bilaterale vrijhandelsovereenkomsten van de EU kunnen in belangrijke mate bijdragen aan het opheffen van non-tarifaire handelsbelemmeringen. Daarbij zullen er aan beide zijden ook altijd regelingen zijn waarover niet te onderhandelen valt. Daarvoor zouden er, buiten de harmonisatie om, regelingen moeten worden getroffen voor een vlottere handel.

    1.7.

    De kleine en middelgrote ondernemingen dragen wezenlijk bij aan de handel in landbouwproducten in de EU. In internationaal verband hangen zij in hoge mate af van duurzame administratieve steun bij het aanboren van markten in derde landen, waarvoor de desbetreffende diensten van de EU moeten zorgen.

    1.8.

    Verheugend is de verdere uitbreiding van partnerschapsovereenkomsten met ontwikkelingslanden op basis waarvan de positieve effecten van een open en eerlijke handel voor deze landen aan de dag kunnen treden. Dergelijke overeenkomsten moeten ernaar streven dat zulke landen zich tot op zekere hoogte zelf van landbouwproducten kunnen voorzien; de handel in landbouwproducten kan een aanvullende rol in de lokale productie vervullen.

    2.   Achtergrond

    2.1.

    De handel in landbouwproducten en bewerkte voedingsmiddelen is in het verleden altijd van bijzonder belang geweest. In de door twee wereldoorlogen gekenmerkte 20e eeuw werd de internationale handel in landbouwproducten lang beheerst door zeer dirigistische regelgeving. In de na de Tweede Wereldoorlog gesloten GATT nam de handel in landbouwproducten nog een bijzondere positie in, waardoor deze werd uitgesloten van de liberalisering van de handel. Pas tijdens de Uruguayronde van de GATT, die in 1993 werd afgesloten, werd de handel in landbouwproducten sterker geïntegreerd in het regelgevende kader van de GATT. De EU verplichtte zich destijds tot een vermindering van de binnenlandse steun en de afbraak van tarieven en exportsubsidies. Als gevolg daarvan is de handel in landbouwproducten van de EU na de afbraak van tarifaire invoerbelemmeringen en exportsubsidies nu, op enkele uitzonderingen na, grotendeels geliberaliseerd. De internationale handel in landbouwproducten is echter nog relatief sterk gereguleerd, onder andere door non-tarifaire normen.

    2.2.

    Het EESC heeft bij verschillende gelegenheden advies uitgebracht over algemene handelskwesties (1). In dat verband heeft het gepleit voor het belang van de handel voor gestage groei en daarmee voor een succesvolle ontwikkeling van de sociale markteconomie. Het EESC heeft zich steeds ingezet voor een open en rechtvaardige handel. Het concludeerde dat het voortschrijdende proces van globalisering en internationalisering van de markten alleen op die manier zal leiden tot voordelen en kansen voor alle landen van de wereld, in overeenstemming met hun economische potentieel.

    2.3.

    Het EESC heeft in zijn eerdere adviezen met betrekking tot handelskwesties ook altijd rekening gehouden met de belangen van de ontwikkelingslanden en grote aandacht aan hen besteed. Het Comité heeft er steeds voor gepleit dat handel en handelsbeleid in een geglobaliseerde wereld moeten bijdragen tot groei en ontwikkeling in landen met verschillende ontwikkelingsniveaus.

    2.4.

    Het debat over de rol van de handel in landbouwproducten wordt gevoerd in bijzonder gespannen omstandigheden. In de afgelopen jaren heeft de koopkrachtige vraag naar landbouwproducten en levensmiddelen zich wereldwijd positief ontwikkeld, bijvoorbeeld in opkomende landen waarin de bevolking groeit en inkomens stijgen. De handel in landbouwproducten kon echter niet garanderen dat een einde wordt gemaakt aan alle tekorten aan voedingsmiddelen. Vooral vanwege te weinig koopkracht lijden wereldwijd bijna 800 miljoen mensen honger.

    2.5.

    Met dit advies wil het EESC de mogelijkheden verkennen die een toenemende mondiale handel in landbouwproducten biedt voor de landbouw en de landbouweconomie van de EU. Hierbij mag de verantwoordelijkheid die ook de EU ten opzichte van de ontwikkelingslanden moet aanvaarden, niet buiten beschouwing worden gelaten.

    3.   Handel in landbouwproducten van de EU in de algemene economische context

    Belang van de handel in landbouwproducten voor de buitenlandse handel van de EU

    3.1.

    De export van landbouwproducten uit de EU bedroeg in 2014 ongeveer 125 miljard EUR en vertegenwoordigde daarmee 7 % van de totale export van de EU. Zowel wat de stijging van 2,2 % ten opzichte van het voorgaande jaar als wat de jaarlijkse verandering van 8 % van 2005 tot 2014 betreft, is de export van landbouwproducten duidelijk dynamischer dan de totale export, die, in vergelijking met 2013, in 2014 zelfs met 2 % daalde (een jaarlijkse stijging van 5,5 % tussen 2005 en 2014).

    De situatie ten aanzien van de invoer van landbouwproducten is vergelijkbaar: de invoer bedroeg in 2014 104 miljard EUR en vertegenwoordigde 6,2 % van de totale invoer van de EU (zie de tabellen A-1 tot en met A-3 van de bijlage).

    3.2.

    De EU-export van landbouwproducten is een stabiele pijler van de buitenlandse handel van de EU. Deze export staat in vergelijking met andere sectoren op de vierde plaats, na machines, chemische producten en geneesmiddelen. Als gevolg van de liberalisering van de handel heeft de EU zich ontwikkeld van netto-importeur tot netto-exporteur en sinds 2010 realiseert zij een positief saldo op de agrarische handelsbalans, dat in 2014 circa 21 miljard EUR bedroeg.

    Structuur van de handel in landbouwproducten — Betekenis voor de waardeschepping, werkgelegenheid en plattelandsgebieden

    3.3.

    Het feit dat het aandeel van de handel in landbouwproducten in de totale buitenlandse handel van de EU in 2014 met 7 % aanzienlijk hoger was dan het aandeel van de gehele agro-voedingsmiddelensector in het bbp is van bijzonder belang voor dit initiatiefadvies. Het laatstgenoemde bedraagt in de EU 3,5 %.

    3.4.

    Dit duidelijke verschil tussen het algemene economische belang van de sector en het belang van de handel in landbouwproducten in de buitenlandse handel onderstreept de in de afgelopen jaren toegenomen betekenis ervan. Groei in de agro-levensmiddelensector is steeds sterker afhankelijk van de export.

    3.5.

    Algemeen economisch belang van de voedingswaardeketen:

    De handel in landbouwproducten van de EU is — zoals onder het grote publiek vaak wordt gedacht — niet alleen een landbouwkwestie. Vandaag de dag is de export van landbouwproducten echter reeds goed voor meer dan een kwart van de inkomsten van landbouwers. Deze export levert derhalve nu al en in de toekomst een steeds belangrijkere bijdrage aan het behoud van economische fundamenten in de plattelandsgebieden van de EU, die worden geconfronteerd met problemen als gevolg van de verstedelijking en demografische veranderingen.

    De export van landbouwproducten bestaat voor twee derde uit eindproducten, die na verschillende bewerkingen zijn vervaardigd uit grondstoffen en die verschillende waardetoevoegende processen hebben doorlopen. Deze producten zijn het resultaat van samenwerking binnen een goed presterende en internationaal zeer concurrerende waardeketen met diverse niveaus. Deze waardeketen loopt van de groothandelssector voor de landbouw via de landbouwers naar de levensmiddelenindustrie en handelsondernemingen. In totaal zijn in de EU in de tot deze waardeketen behorende ondernemingen rond de veertig miljoen mensen werkzaam. Conjunctureel gezien zijn dat relatief stabiele, minder crisisgevoelige arbeidsplaatsen dan in andere sectoren.

    Handel in landbouwproducten op de interne markt van de EU

    3.6.

    De handel in landbouwproducten van de EU met derde landen staat in dit advies centraal. Er wordt echter ook kort gekeken naar de handel in landbouwproducten binnen de Gemeenschap. De handel binnen de EU heeft voor de lidstaten nog steeds een aanzienlijk grotere betekenis dan de buitenlandse handel van de EU. In 2014 was bijna 73 % van de geëxporteerde landbouwproducten van alle lidstaten bestemd voor andere EU-landen. De gemeenschappelijke markt heeft dus bijgedragen tot een intensivering van de handel en daarmee tot de stijging van de welvaart in de EU. Dat wat geldt voor de handel binnen de Gemeenschap moet in een geliberaliseerde internationale omgeving ook worden toegepast op de handel met derde landen.

    De plaats van de EU in de wereldhandel in landbouwproducten

    3.7.

    Sinds 2013 is de EU wereldleider in de handel in landbouwproducten; de laatste decennia heeft zij in hoge mate bijgedragen aan een positieve ontwikkeling. Sinds 2000 is de uitvoer van de EU naar derde landen jaarlijks met circa 8 % gestegen. Afgezien van deze positieve ontwikkeling van de EU-uitvoer van landbouwproducten steeg de export van andere landen echter nog meer. Het aandeel van de EU in de wereldhandel in landbouwproducten daalde van bijna 13 % in 2000 tot 10,3 % in 2012 (zie tabel A-4 in de bijlage).

    4.   Kadervoorwaarden voor de ontwikkeling van de handel in landbouwproducten van de EU — Externe dimensie van het GLB

    4.1.

    In het verleden was de EU vanwege haar export van landbouwproducten onderwerp van internationale kritiek, bijvoorbeeld tijdens de onderhandelingsronden in het kader van de GATT/de WTO. Dit beeld is sinds het begin van het millennium fundamenteel veranderd.

    4.2.

    De institutionele prijzen van de EU werden in het kader van meerdere hervormingen van het GLB aanzienlijk verlaagd. De marktprijzen in de EU worden bepaald door de mondiale ontwikkelingen op het gebied van vraag en aanbod en volgen derhalve meestal de prijzen op de wereldmarkt. De gemeenschappelijke marktordening biedt de landbouw in de EU alleen nog een vangnet dat in het geval van een forse internationale prijsdaling in werking treedt. Exportrestituties, die in 1992 nog drie miljard EUR bedroegen, zijn inmiddels niet meer van belang.

    4.3.

    Als ’s werelds grootste exporteur van landbouwproducten, voor de Verenigde Staten, Brazilië, China en Canada, en als ’s werelds grootste importeur van landbouwproducten, voor de Verenigde Staten, China, Japan en Rusland, draagt de EU een dubbele en steeds groter wordende verantwoordelijkheid voor de mondiale voedselsituatie en voedselvoorziening. Met het oog op deze verantwoordelijkheid moet de externe dimensie van het GLB duidelijk worden versterkt en hoger op de lijst van prioriteiten van dit beleid komen te staan.

    4.4.

    Het EESC constateert dat al flinke vooruitgang is geboekt ten aanzien van de samenhang tussen het GLB en het ontwikkelingsbeleid. De export van landbouwproducten wordt niet gesubsidieerd en leidt niet tot verstoringen van de markt; wat de invoer betreft, is de EU nu een van de meest open markten, met name voor ontwikkelingslanden. De invoer uit de minst ontwikkelde landen (MOL’s) — 48 landen — vormde in de periode 2011-2013 gemiddeld bijna 3 % van de totale EU-invoer van landbouwproducten; in totaal was dit in waarde vier keer zoveel als wat Canada, de Verenigde Staten, Australië en Nieuw-Zeeland samen uit deze landen invoerden.

    5.   Handel in landbouwproducten en voedselzekerheid

    Gevolgen van de handel voor de voedselvoorziening en ontwikkeling

    5.1.

    In een wereld waarin nog steeds meer dan 800 miljoen mensen in veel landen, en met name in Afrika en Azië, honger lijden, moet de verbetering van de voeding in kwantitatief en kwalitatief opzicht een van de belangrijkste doelen van het landbouw- en handelsbeleid zijn.

    5.2.

    Gezien deze uitdaging en vanwege de bijzondere verantwoordelijkheid voor de voedselvoorziening, wordt in de samenleving vaak fel gediscussieerd over de handel in landbouwproducten. Hiertoe draagt bij dat de handel in landbouwproducten heel verschillende effecten kan hebben. De handel kan helpen tekorten op te heffen, maar hij kan ook tot ongewenste afhankelijkheid leiden.

    5.3.

    Dit is voor het EESC de aanleiding om de voordelen van de handel in landbouwproducten, maar ook de eisen die hieraan worden gesteld nader te onderzoeken. De globalisering, de liberalisering van de landbouwmarkt van de EU, de groeiende mondiale handel in landbouwproducten, de groei van de wereldbevolking, veranderingen in de voedingsgewoonten en het verschuiven van de vraag als gevolg van economische groei zijn de uitdagingen.

    Voedselzekerheid en zelfvoorziening

    5.4.

    Bij het waarborgen van de voedselvoorziening blijft juist voor zeer arme landen een zeker niveau van zelfvoorziening met landbouwproducten gewenst. Volledige zelfvoorziening van elk land of regio moet als doelstelling echter niet doorslaggevend zijn. Zelfs in een land met een zelfvoorziening van meer dan 100 % kan niet worden gegarandeerd dat de bevolking beschikt over een toereikende voorziening en een toereikende toegang tot voedsel. Zo moet erop worden gewezen dat ook in landen met landbouwoverschotten veel mensen in meer of mindere mate ondervoed zijn.

    5.5.

    Ondervoeding moet veel meer als armoedeprobleem dan als voorzieningsprobleem worden gezien, begrepen en opgelost. De waarborging van de voedselvoorziening moet veel meer gepaard gaan met inkomensgenerering en is minder afhankelijk van de respectievelijke zelfvoorzienings- en/of handelsstatus. In zeer arme landen leeft een groot deel van de bevolking nog van de landbouw voor het levensonderhoud en beschikt nauwelijks over andere inkomsten. Daarom moeten bij de verbetering van de voedselvoorziening naast inkomensgenerering en een passende inkomensverdeling met name de criteria beschikbaarheid, betaalbaarheid en toegang centraal staan, evenals een stabiele toegang tot voedingsmiddelen.

    5.6.

    De handel in landbouwproducten kan zowel door middel van export (inkomensgenerering en het creëren van werkgelegenheid) als door middel van invoer (aankoop van goedkopere levensmiddelen op internationale markten en export van andere goederen) bijdragen tot een stijging van de inkomens. Deze strategie vereist echter toegang tot internationale markten voor landbouw- en industriële producten.

    6.   Problemen en uitdagingen

    De handel in landbouwproducten draagt bij tot het verminderen van volume- en prijsschommelingen

    6.1.

    Een bijzonder aspect van de landbouwproductie is dat zij, in tegenstelling tot de industriële productiewijze, door de natuur wordt beïnvloed. Productie en aanbod zijn afhankelijk van variabelen die moeilijk kunnen worden voorspeld of beheerst. Dat geldt voor het weer of het uitbreken van plant- en dierziekten. De wereldwijde klimaatverandering zal de onvoorspelbaarheid van de natuurlijke factoren versterken. Dit zal veel ingrijpender gevolgen hebben in andere delen van de wereld en andere landen dan in de EU zelf.

    6.2.

    Voor de EU betekent dit dat zij na de uitgebreide opening van haar landbouwmarkten de gevolgen van de volume- en prijsschommelingen op de mondiale landbouwmarkten over het geheel genomen duidelijker zal voelen. Tegelijkertijd wordt haar verantwoordelijkheid ten aanzien van de mondiale voedselzekerheid groter vanwege haar relatief goedkope en stabiele productieomstandigheden.

    6.3.

    De handel in landbouwproducten is deel van de oplossing van het probleem van deze grotere volatiliteit, en niet de oorzaak van het probleem. De mondiale handel in landbouwproducten maakt het mogelijk om volumeschommelingen te compenseren en draagt zo tegelijkertijd bij tot een beperking van prijsschommelingen. De ervaring leert dat eenzijdige marktinterventies van individuele landen, zoals exportverboden of -belasting of invoerbeperkingen, het probleem eerder voor iedereen verergeren dan verzachten.

    Geopolitieke invloeden

    6.4.

    Soms hebben algemene politieke ontwikkelingen, zoals sinds augustus 2014 het Russische importverbod, een storende invloed op de handel in landbouwproducten, zoals de EU in 2014 en 2015 ervoer. Dergelijke geopolitieke invloeden kunnen leiden tot aanzienlijke marktverstoringen, verliezen en andere economische nadelen voor de agro-voedingsmiddelensector. Zo wordt de handel in landbouwproducten een speelbal van de politiek. In dergelijke situaties moeten landbouwers en ondernemingen door de politiek worden ondersteund, ter compensatie van de nadelige gevolgen voor de desbetreffende handelsbetrekkingen.

    Verdere hoofdlijnen en eisen voor de oriëntatie van de handel in landbouwproducten van de EU

    6.5.

    Met het oog op het fors groeiende belang van de handel in landbouwproducten, zowel op mondiaal niveau als voor de EU, is het EESC van mening dat de externe dimensie van het GLB duidelijk moet worden versterkt. Deze versterking kan via diverse manieren worden bereikt.

    6.5.1.

    Bestaande regelingen in de wereldhandel in landbouwproducten zijn vooral het resultaat van verschillende procedures voor de waarborging van consumenten- en gezondheidsbescherming in de diverse landen. De instellingen van de EU, en met name de Commissie, worden verzocht bij landen waarin dergelijke technische en regelgevende handelsbelemmeringen bestaan, aan te dringen op een snelle openstelling van de markt en, indien nodig, daarmee gepaard gaande onderhandelingen te voeren.

    6.5.2.

    Het EESC acht het noodzakelijk dat de Commissie in deze kwesties duidelijk de verantwoordelijkheid neemt voor de gehele EU. Slechts op deze manier kunnen de standpunten van de EU op efficiënte en krachtige wijze worden afgedwongen tegenover haar handelspartners. Bovendien kunnen verschillende overeenkomsten met derde landen de eerlijke concurrentie tussen de lidstaten schaden. Slechts wanneer sprake is van regio- of landspecifieke beperkingen in de lidstaten, kunnen zij voor gemotiveerde gevallen bijzondere regelingen treffen.

    6.5.3.

    Het EESC is er voorstander van dat de EU op de steeds opener landbouwmarkten met mondiale concurrentie uit alle belangrijke delen van de wereld alle doelgerichte maatregelen neemt om de internationale concurrentiepositie van de landbouw- en agro-voedingsmiddelensector te verbeteren en de handel in landbouwproducten uit te breiden. De door de nieuwe Commissie uitgesproken ambitie om de bureaucratie te verminderen, is duidelijk een stap in de goede richting. Tegelijk moet getracht worden administratieve structuren doeltreffender te maken.

    6.5.4.

    Bij invoer in de EU moeten de certificaten gebaseerd zijn op de EU-normen. Ten aanzien van de productieomstandigheden en andere regelgeving moeten minimumeisen voor de invoer worden vastgesteld die voldoende rekening houden met de situatie in de EU en die niet leiden tot concurrentienadelen voor lokale ondernemingen.

    6.5.5.

    Het EESC wijst erop dat het succes van de EU-handel in landbouwproducten op grotendeels geliberaliseerde markten voor een groot deel te danken is aan kmo’s. Het EESC verzoekt de Commissie haar administratieve steun voor de openstelling van de internationale landbouwmarkten op te voeren, zoals bepaalde derde landen reeds doen. De kmo’s moeten zich voor hun planning bijvoorbeeld op betrouwbare marktinformatie kunnen baseren.

    6.6.

    Mondiale markten vragen om mondiale markttransparantie. Dit omvat goed onderbouwde prognoses en informatie over de ontwikkeling van volumes, prijzen, wisselkoersen, het weer, ziekten enz. Het EESC is verheugd dat de EU actief deelneemt aan de opbouw van AMIS bij de FAO. Deze inspanningen moeten er echter op gericht zijn met name voor marktdeelnemers informatie beschikbaar te maken die in het kader van AMIS wordt verwerkt, zodat zij hiervan direct kunnen profiteren.

    6.7.

    Vrijhandelsovereenkomsten van de EU hebben een bijzondere betekenis. Als multilateraal overleg in het kader van de WTO mislukt, moet het succes via bilateraal overleg gezocht worden om nieuwe markten aan te boren. De afzonderlijke overeenkomsten moeten evenwichtig zijn, gezien de sectoren waar het om gaat. Het zou onaanvaardbaar zijn als de handel in landbouwproducten van de EU eenzijdig ten gunste van andere economische sectoren belast zou worden.

    6.8.

    Het EESC wijst op de bijzondere betekenis van partnerschapsovereenkomsten met ontwikkelingslanden. Door meer preferentiële overeenkomsten te sluiten kunnen in deze landen op basis van een verbeterde toegang tot de markten van de EU de positieve effecten van handelsbetrekkingen aan de dag treden, op basis van open en eerlijke handel.

    Gedaan te Brussel, 16 sepember 2015.

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Henri MALOSSE


    (1)  PB C 43 van 15.2.2012, blz. 73, PB C 351 van 15.11.2012, blz. 77, PB C 255 van 22.9.2010, blz. 1, PB C 100 van 30.4.2009, blz. 44.


    BIJLAGE

    http://www.eesc.europa.eu/resources/docs/agricultural-trade-statistics_en.docx


    Top