Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013AE6069

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en aan de Raad over de versterking van de sociale dimensie van de Economische en Monetaire Unie (COM(2013) 690 final)

    PB C 67 van 6.3.2014, p. 122–124 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    6.3.2014   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 67/122


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en aan de Raad over de versterking van de sociale dimensie van de Economische en Monetaire Unie

    (COM(2013) 690 final)

    2014/C 67/24

    Algemeen rapporteur: de heer Georgios DASSIS

    De Commissie heeft op 4 oktober 2013 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité, overeenkomstig artikel 304 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU), te raadplegen over de

    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en aan de Raad over de versterking van de sociale dimensie van de Economische en Monetaire Unie

    COM(2013) 690 fin.

    Het EESC-bureau heeft op 17 september 2013 besloten de afdeling Werkgelegenheid, Sociale zaken en Burgerschap met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden te belasten.

    Gezien de urgentie van de werkzaamheden heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité tijdens zijn op 16 en 17 oktober 2013 gehouden 493e zitting (vergadering van 17 oktober) de heer Georgios Dassis aangewezen als algemeen rapporteur en vervolgens het volgende advies met 157 stemmen vóór en 3 tegen, bij 19 onthoudingen, goedgekeurd.

    1.   Algemene opmerkingen

    1.1

    De ongeëvenaarde economische en financiële crisis, die de lidstaten van de eurozone bijzonder hard heeft getroffen, heeft ook een structurele zwakte blootgelegd die in Europa in het algemeen aan de orde is. Het heeft een duidelijk verband aangetoond tussen hoge werkloosheidscijfers, druk op de nationale begrotingen, sociale achteruitgang en maatschappelijke onrust. Hoewel het begrijpelijk is dat de nationale begrotingen in evenwicht moeten zijn, hebben de bezuinigingen al hun weerslag gehad op het onderwijs, een actief arbeidsmarktbeleid en de sociale zekerheid. Toegenomen werkeloosheid en armoede hebben een negatieve impact op de vaardigheden en de inzetbaarheid van de arbeidskrachten. Het beïnvloedt eveneens het vermogen van bedrijven om te groeien en banen te scheppen, hetgeen op zijn beurt weer het economische herstel ondermijnt.

    1.2

    De Unie is er getuige van dat de economische en sociale crisis ook tot een politieke crisis kan verworden, zoals in enkele van de meest getroffen lidstaten het geval is, waar extremistische en ondemocratische politieke bewegingen in opkomst zijn. Er is hoognodig behoefte aan een tegengeluid, via concrete maatregelen op Europees, nationaal en lokaal niveau.

    1.3

    De interne markt zou een economisch en sociaal project moeten zijn. Ze heeft bijgedragen tot de werkgelegenheid en de welvaart in alle EU-lidstaten. De voltooiing van de interne markt en de bevordering van de efficiency en de sociale cohesie zijn - tegen de achtergrond van de Europa 2020-strategie - van essentieel belang om Europa sneller uit de crisis te helpen.

    1.4

    Gezien deze context heeft het Comité zich met grote belangstelling gebogen over de mededeling van de Commissie als een eerste bijdrage aan de komende discussies in de Europese Raad en aan de besluiten over de versterking van de sociale dimensie van de Europese Economische en Monetaire Unie.

    1.5

    Het roept de Commissie op om haar beleid in het licht van deze discussies te actualiseren en te versterken, teneinde sneller vooruitgang te boeken, met name op het vlak van een proactief gebruik van indicatoren voor werkgelegenheid en sociale integratie.

    1.6

    Het Comité heeft zich altijd voorstander getoond van maatregelen om de sociale investeringen op te schroeven en van een grotere inzet van Europese middelen voor een goed werkgelegenheids- en sociaal beleid, het jeugdwerkgelegenheidsinitiatief en de jeugdgarantieregeling, en een betere grensoverschrijdende mobiliteit. Het verwelkomt derhalve het feit dat er meer aandacht is gekomen voor deze beleidsterreinen. Het is eveneens verheugd over het vooruitzicht van een intensievere sociale dialoog als onderdeel van het Europees semester.

    1.7

    Het Comité deelt het standpunt van de Commissie dat een versterking van de sociale dimensie de lidstaten zou helpen om hun potentieel te realiseren in termen van banengroei, verbetering van de sociale cohesie en het voorkomen van een grotere ongelijkheid. Het is met name ingenomen met het idee om de verschillen in werkgelegenheid en de sociale verschillen binnen de EMU beter te in kaart te brengen dankzij systematische monitoring van de werkloosheidscijfers, van jongeren die geen baan hebben noch een opleiding of training volgen, van inkomens van huishoudens, armoede en ongelijkheden.

    1.8

    Het voorgestelde scorebord dat aan de hand van sleutelindicatoren en grenswaarden een analyse maakt van sociale en macro-economische onevenwichtigheden, zou derhalve op proactieve wijze de asymmetrische ontwikkelingen en de doorwerkingseffecten op de algemene economische prestaties in kaart moeten kunnen brengen. Het monitoringsysteem zou tijdig een doeltreffend aanpassingsmechanisme en een navenante beleidsreactie in gang moeten zetten, zoals ook gebeurt voor gelijkaardige economische en financiële onevenwichtigheden. Het Comité deelt derhalve de mening van de Europese Raad van 27-28 juni 2013 dat het geplande kader voor sociale en economische indicatoren een "eerste stap" is naar een meer alomvattende sociale dimensie van de EMU (1).

    1.9

    Het Comité heeft zijn institutionele rol gespeeld in de aanloop naar de discussies in de Europese Raad middels zijn op 22 mei 2013 uitgebrachte advies (2) en herhaalt zijn oproep voor een verdere versterking van de sociale dimensie van de EMU.

    2.   Specifieke opmerkingen

    2.1

    In haar mededeling stelt de Europese Commissie een aantal initiatieven voor om de sociale dimensie van de EMU te versterken, met specifieke aandacht voor drie punten:

    Meer toezicht op werkgelegenheid en maatschappelijke problemen en beleidscoördinatie

    Meer solidariteit en maatregelen voor werkgelegenheid en arbeidsmobiliteit

    Versterkte sociale dialoog

    2.2

    Het Comité stemt in met de noodzaak om de sociale dimensie van de EMU te versterken en zou graag de aandacht vestigen op de volgende punten:

    Meer toezicht op werkgelegenheid en maatschappelijke problemen en beleidscoördinatie

    2.3

    Consolidatie van de begroting van de EU en economische governance zijn ondenkbaar zonder gelijkwaardige vormen van sociale consolidatie en sociale governance. De huidige spreiding van de sociale verschillen in Europa ondergraaft herstel, groei en samenhang. In het Europees semester moeten benchmarks voor werkgelegenheid en sociale integratie worden geïntroduceerd. Die benchmarks moeten deel uitmaken van hetzelfde toezichtskader als voor economische coördinatie en structurele hervormingen. Als tegenhangers voor streefcijfers inzake schulden en tekorten moeten er werkgelegenheids- en sociale streefcijfers worden vastgelegd. Voor die laatste moeten soortgelijke aanpassings- en solidariteitsregelingen worden getroffen, waarvan het doel moet zijn om sociale ongelijkheden op te heffen en sociale investeringen te bevorderen.

    2.4

    Het EESC ziet in dat er meer nodig is voor economisch herstel en sociale investeringen door de EU en de lidstaten dan alleen maar formele bestuursstructuren en wettelijk opgelegde regelingen. Daarom hebben maatschappelijke organisaties en alle Europese burgers hier iets bij te winnen en is er voor hen als zodanig een rol weggelegd. Waar het vooral op aankomt is dat maatschappelijke organisaties en Europese burgers zich het Europese project door participatie eigen maken.

    2.5

    Sociale verbeteringen kunnen echter alleen blijvend zijn als er tegelijkertijd oplossingen worden gevonden voor de structurele problemen van de lidstaten. Voor een uitweg uit de crisis heeft Europa vooral behoefte aan globaal concurrentievermogen, economische groei en een solide sociale dimensie. De onlangs voorgestelde indicatoren van sociaal beleid moeten worden ingezet om de hervormingen op de korte en de lange termijn kracht bij te zetten.

    Meer solidariteit en maatregelen voor werkgelegenheid en arbeidsmobiliteit

    2.6

    De Commissie stelt terecht in haar Mededeling dat grensoverschrijdende arbeidsmobiliteit van belang is voor de instandhouding van werkgelegenheid en concurrentievermogen. Ook moeten er nieuwe banen worden gecreëerd als compensatie voor de banen die verloren zijn gegaan als gevolg van economische herstructureringen.

    2.7

    Om de resterende belemmeringen voor arbeidsmobiliteit op te heffen, moeten er aanvullende maatregelen worden genomen waardoor mobiele werknemers in hun eigen taal toegang krijgen tot begrijpelijke informatie over arbeids- en sociaal recht. Daarnaast moeten werknemers een specifiek recht op advisering krijgen. De daarvoor benodigde adviesstructuren moeten nauw samenwerken met de sociale partners en EURES, zodat mobiele werknemers al in hun land van herkomst worden geïnformeerd over de sociale en juridische omstandigheden in hun land van bestemming.

    2.8

    Sociale investeringen zijn er om mensen te helpen. De bedoeling ervan is om mensen meer vaardig- en bekwaamheden bij te brengen en hen te helpen participeren in het maatschappelijk leven en op de arbeidsmarkt. De consequentie daarvan is dan weer dat het welzijn groter wordt, dat de economie wordt gestimuleerd en dat de EU wordt geholpen om sterker en concurrentiekrachtiger uit de crisis te komen en aan samenhang te winnen.

    2.9

    Doelgerichte sociale investeringen leiden niet alleen tot sociale vooruitgang, maar ook tot een groter concurrentievermogen. Vooral nu, in tijden van ongekend hoge werkloosheid en toenemende armoede, zijn investeringen in de verzorgingsstaat mede van doorslaggevend belang voor de consolidering van sociale samenhang en integratie en de strijd tegen sociale uitsluiting en armoede. Wel moet worden gegarandeerd dat de uitgaven voor deze investeringen goed worden besteed.

    2.10

    Het EESC bindt er geen doekjes om: de sociale dimensie van de EMU vraagt om niet mis te verstane instrumenten, indicatoren, streefcijfers en kwaliteitsdoelstellingen waarvan het effect net zo groot is als van de economische en financiële verplichtingen van de EMU. De Europese Raad zou moeten kiezen voor meer samenwerking binnen de EMU als er geen consensus is voor een heropleving van de sociale dimensie van de EU of als de politieke wil daartoe tekortschiet. Die samenwerking zou gepaard moeten gaan met eigen financiële middelen, een extra sociaal fonds, een pact voor sociale vooruitgang en sociale normen, doelstellingen en stabilisatoren die niet onderdoen voor de stelsels voor fiscale, budgettaire en monetaire stabilisering.

    Consolidering van de sociale dialoog

    2.11

    De Commissie stelt voor om de sociale partners meer bij de coördinatie van economisch en werkgelegenheidsbeleid in EU-verband te betrekken. Het EESC juicht dit toe. De sociale dialoog speelt een belangrijke rol op alle bestuursniveaus. Door de sociale dialoog wordt het gemakkelijker oplossingen te vinden waarin zowel de opvattingen van de werkgevers als van de werknemers tot hun recht komen en wordt bijgedragen aan het begrip en het vertrouwen die nodig zijn om de Europese arbeidsmarkten te hervormen en de sociale structuur te verstevigen.

    2.12

    Ook stelt het EESC vast dat de Europese sociale partners nu al een discussie over de toekomst van de sociale dialoog hebben opgestart, waarin ook sprake is van het vraagstuk van de tripartiete dialoog.

    Brussel, 17 oktober 2013

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Henri MALOSSE


    (1)  Conclusies van de Europese Raad van 27-28 juni 2013, EUCO 104/13, punt 14 c).

    (2)  PB C 271, 19.09.2013, p. 1-7.


    Top