Elija las funciones experimentales que desea probar

Este documento es un extracto de la web EUR-Lex

Documento 52012AE1057

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — De totaalaanpak van migratie en mobiliteit (COM(2011) 743 final)

    PB C 191 van 29.6.2012, p. 134/141 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    29.6.2012   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 191/134


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — De totaalaanpak van migratie en mobiliteit

    (COM(2011) 743 final)

    2012/C 191/23

    Rapporteur: de heer PARIZA CASTAÑOS

    Corapporteur: mevrouw KING

    De Europese Commissie heeft op 18 november 2011 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te raadplegen over de

    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's - De totaalaanpak van migratie en mobiliteit

    COM(2011) 743 final.

    De afdeling Externe Betrekkingen, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 4 april 2012 goedgekeurd.

    Het Comité heeft tijdens zijn op 25 en 26 april 2012 gehouden 480e zitting (vergadering van 25 april 2012) het volgende advies uitgebracht, dat met 125 stemmen vóór en 1 stem tegen, bij 7 onthoudingen, is goedgekeurd.

    1.   Conclusies

    1.1   Het EESC kan zich vinden in de Totaalaanpak van Migratie en Mobiliteit (TAMM) die het immigratie- en asielbeleid nauw verbindt met het buitenlands beleid van de EU.

    1.2   Het EESC hoopt dat het buitenlands beleid van de EU zich volledig inzet voor het streven naar een mondiale governance van de internationale migratie in het kader van de Verenigde Naties, op basis van, onder meer, de geldende internationale rechtsinstrumenten zoals de Universele Verklaring van de rechten van de mens, de Internationale Conventie inzake de bescherming van de rechten van alle migrerende werkenden en hun gezinsleden (waarvan het Comité de ratificatie door de EU heeft voorgesteld (1)), het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten en de verdragen van de IAO.

    1.3   Het EESC verzoekt de Europese Commissie een verslag uit te brengen over de stand van de besprekingen in de EU over het VN-Verdrag. De Commissie moet de voorwaarden voor de ratificatie daarvan opstellen, en het EESC kan hieraan een bijdrage leveren met een nieuw initiatiefadvies.

    1.4   Het Comité stelt voor dat de EU een zeer actieve rol krijgt bij de ontwikkeling van de VN-dialoog op hoog niveau over internationale migratie en ontwikkeling.

    1.5   De dialogen op het gebied van migratie en mobiliteit die de EU voert met derde landen, moeten in de eerste plaats ervoor zorgen dat de migratie op legale en geordende wijze verloopt, het internationaal asielrecht waarborgen, de illegale immigratie terugdringen en de strijd aangaan met criminele netwerken voor mensenhandel.

    1.6   De mobiliteitspartnerschappen, waarbij het gaat om gezamenlijke politieke verklaringen, zouden tot internationale verdragen moeten worden omgevormd. Het EESC is van mening dat de EU in de onderhandelingen met derde landen een grote toegevoegde waarde kan bieden.

    1.7   Het EESC onderstreept hoe belangrijk het is de dialoog met de regionale instellingen aan te zwengelen, door de inhoud van de bestaande akkoorden uit te breiden tot mobiliteit en migratie.

    1.8   Het EESC is van mening dat de mobiliteitspartnerschappen de vier pijlers van de totaalaanpak moeten omvatten, te weten: organiseren en bevorderen van legale migratie en mobiliteit; voorkomen en verminderen van illegale migratie en mensenhandel; bevorderen van internationale bescherming en versterken van de externe dimensie van het asielbeleid; en het zo groot mogelijk maken van het effect van migratie en mobiliteit op ontwikkeling.

    1.9   De grootste uitdaging is gelegen in de akkoorden inzake arbeidsmigratie, aan de totstandkoming waarvan de sociale partners van zowel lidstaten als derde landen moeten deelnemen. Het EESC steunt de beginselen en niet-bindende richtsnoeren voor de aanpak van arbeidsmigratie van de IAO (2), en stelt voor dat hiermee rekening wordt gehouden in de mobiliteitspartnerschappen.

    1.10   Het EESC stelt voor het genderperspectief op te nemen in de mobiliteitspartnerschappen, omdat migrantenvrouwen zich vaker in een kwetsbare situatie bevinden, en dikwijls het slachtoffer zijn van misbruik of situaties van discriminatie en extreme uitbuiting. Bovendien spelen migrantenvrouwen een zeer belangrijke rol bij de economische en sociale ontwikkeling in de landen van herkomst (3).

    1.11   Om te voorkomen dat migratie negatieve gevolgen heeft voor de sociaaleconomische ontwikkeling van de landen van herkomst, moet de Europese Unie bijzondere aandacht besteden aan de negatieve gevolgen van de braindrain, en hiervoor compensatiemechanismen vaststellen.

    1.12   De EU zou de diasporaorganisaties moeten steunen, en het EESC stelt dan ook voor een Ondersteunende Dienst voor de diasporaorganisaties op te richten.

    1.13   Bij de grenscontrole en de preventie van illegale immigratie moet de bescherming van de rechten van de mens gewaarborgd zijn. Frontex moet meer middelen krijgen, en diens activiteiten moeten worden geëvalueerd door het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten en democratisch worden gecontroleerd door het Europees Parlement.

    1.14   De EU moet een open beleid voor de toelating van immigranten voeren, dat op de middellange termijn is gericht – als de huidige economische crisis weer achter de rug is – en dat rekening houdt met de demografische situatie. De procedures voor arbeidsimmigratie moeten legaal en transparant zijn. Ook moet de samenwerking met de sociale partners in de EU en de landen van herkomst worden vergemakkelijkt.

    1.15   Het EESC is van mening dat de Europese en de nationale immigratiewetgeving het beginsel van gelijke behandeling op het gebied van sociale en arbeidsrechten moeten garanderen. De regelingen inzake circulaire migratie mogen niet op discriminerende wijze worden gebruikt om de gelijke behandeling te beperken.

    1.16   In de mobiliteitspartnerschappen moet worden afgesproken dat in de terugkeerprocedures allereerst gebruik wordt gemaakt van vrijwillige terugkeer, samen met ondersteunende maatregelen (4). Wanneer in uitzonderlijke gevallen procedures voor gedwongen terugkeer in gang worden gezet, moeten de mensenrechten altijd worden gerespecteerd, rekening houdend met de aanbevelingen van de Raad van Europa (5).

    1.17   Het EESC hoopt dat de EU een gemeenschappelijk asielstelsel creëert waarin de harmonisatie van de wetgeving van een hoog niveau is. Ook staat het achter de samenwerking van de EU met derde landen om hun asielsystemen te verbeteren en naleving van internationale normen te waarborgen. De akkoorden tussen de EU en derde landen moeten procedures bevatten ter waarborging van het effectieve recht op internationale bescherming van personen die daarom vragen.

    1.18   Derde landen waarmee mobiliteitspartnerschappen worden gesloten moeten het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen hebben ondertekend, over adequate asielstructuren beschikken en veilige landen zijn alwaar de mensenrechten worden geëerbiedigd. Ook moeten zij het VN-verdrag tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad en de bijbehorende protocollen inzake mensenhandel en de smokkel van migranten hebben geratificeerd (6).

    1.19   De EU moet haar integratiebeleid en de bestrijding van racisme, vreemdelingenhaat en discriminatie van immigranten en minderheden kracht bijzetten. Het EESC stelt voor dat de EU-instellingen zich zeer actief opstellen in de strijd tegen vreemdelingenhaat, racisme en discriminatie, vooral wanneer dergelijk gedrag wordt bevorderd door de bestuurders en wetgevers van de lidstaten (7).

    1.20   Het EESC zal, samen met de Europese Commissie, de activiteiten van het Europees Integratieforum blijven steunen, omdat het van mening is dat het thema integratie de komende jaren een strategische uitdaging blijft in het belang van Europa, van mensen met een migrantenachtergrond en van alle burgers in het algemeen.

    2.   Algemene opmerkingen

    2.1   De Mededeling is een nieuw initiatief van de Europese Commissie om ervoor te zorgen dat het migratiebeleid meer een totaalaanpak krijgt, in samenhang met andere beleidstakken van de EU, met name het buitenlands beleid.

    2.2   Het EESC juicht deze aanpak toe, omdat hierbij rekening wordt gehouden met de voorstellen die het de voorbije jaren heeft gedaan. Er zijn tal van adviezen die rechtstreeks verband houden met deze Mededeling (8).

    2.3   Het EESC heeft voorgesteld dat de EU een gemeenschappelijk asielbeleid uitwerkt met een geharmoniseerde wetgeving, en een gemeenschappelijk immigratiebeleid, met een wetgeving die legale immigratie mogelijk maakt d.m.v. gemeenschappelijke en doorzichtige procedures, en die rekening houdt met de belangen van Europa en de landen van herkomst en de naleving van de grondrechten.

    2.4   Sinds 2006, en vooral sinds de bijeenkomst in het kader van de VN-dialoog op hoog niveau over internationale migratie en ontwikkeling (9), is men op internationaal niveau heel anders tegen migratie gaan aankijken. Het EESC heeft deelgenomen aan de intergouvernementele conferenties van het Wereldforum voor migratie en ontwikkeling, waarbij ook verschillende organisaties van het maatschappelijk middenveld zijn betrokken (10). Het Comité stelt voor dat de EU een zeer actieve rol krijgt bij de ontwikkeling van de VN-dialoog op hoog niveau.

    2.5   Het is merkwaardig dat de EU-lidstaten de Internationale Conventie inzake de bescherming van de rechten van alle arbeidsmigranten en hun gezinsleden, die op 18 december 1990 bij resolutie 45/158 van de Algemene Vergadering van de VN is goedgekeurd en in juli 2003 in werking is getreden, nog altijd niet hebben geratificeerd. Het EESC heeft er in een eerder initiatiefadvies (11) al voor gepleit dat de EU en haar lidstaten de Conventie ratificeren. Het EESC verzoekt de Europese Commissie een verslag uit te brengen over de stand van de besprekingen en het standpunt van de lidstaten, om de voorwaarden voor de ratificatie vast te stellen.

    2.6   Het EESC dringt er bij de Commissie, het Europees Parlement en de Raad op aan dat zij via het buitenlands beleid van de EU een internationaal rechtskader voor migratie van de grond proberen te krijgen, uitgaande van de geldende wetgeving, in het bijzonder de Universele Verklaring van de rechten van de mens, de Internationale Conventie inzake de bescherming van de rechten van alle migrerende werkenden en hun gezinsleden, het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten. Dit internationale regelgevingskader dient tevens de volgende elementen te omvatten:

    het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen;

    het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie;

    het Verdrag inzake de rechten van het kind;

    de IAO-conventies met betrekking tot migrerende werknemers (nrs. 97 en 143);

    conventie nr. 100 inzake de gelijke beloning van mannen en vrouwen;

    conventie nr. 189 inzake huishoudelijk personeel;

    de IAO-Verklaring inzake de fundamentele beginselen en rechten op het werk;

    het Multilateraal Kader van de IAO voor arbeidsmigratie;

    de Verklaring van Durban en het actieprogramma van de VN-Wereldconferentie tegen racisme (2001).

    2.7   De voorbije jaren heeft de Europese Unie een gemeenschappelijk immigratie- en asielbeleid ontwikkeld, maar de wetgevings- en beleidsinstrumenten schieten nog te kort. De lidstaten hebben hun eigen beleid, wat soms strijdig is met de Europese aanpak en akkoorden. Het EESC doet een oproep aan alle lidstaten om zich te scharen achter het gemeenschappelijk beleid zoals dat is vastgelegd in het Verdrag en het programma van Stockholm.

    2.8   Wij moeten een visie op middellange termijn ontwikkelen, omdat de EU ondanks de huidige economische crisis en de stijging van de werkloosheid een meer open beleid moet hebben voor de toelating van nieuwe arbeidsmigranten, zoals het EESC heeft opgemerkt in zijn verkennend advies „De rol van legale immigratie in de context van de vergrijzing”  (12) dat het op verzoek van het Belgische voorzitterschap van de EU heeft uitgebracht. De Europese Commissie wijst er in de Mededeling ook nog op dat bij de toelating van nieuwe immigranten rekening moet worden gehouden met de demografische situatie en de arbeidsmarkten.

    2.9   Het EESC is van mening dat de EU deze nieuwe fase niet kan beantwoorden met een restrictief en onsamenhangend migratiebeleid, zoals de lidstaten dat in het verleden hebben ontwikkeld. Het Europese immigratiebeleid moet de oude restricties loslaten en zich aanpassen aan de huidige behoeften.

    2.10   De Europese Commissie stelt in haar mededeling een Totaalaanpak van Migratie en Mobiliteit (TAMM) voor, waarmee een breder en samenhangender beleid kan worden gevoerd, dat samen met de landen van herkomst en de landen van doorreis moet worden uitgestippeld.

    2.11   De belangrijkste motor en toegevoegde waarde van deze mededeling zijn de mobiliteitspartnerschappen tussen de EU en derde landen of groepen van landen in sommige regio's, zoals in het zuidelijke Middellandse Zeegebied, Oost-Europa, de ACS-landen, Latijns Amerika enz., waarmee de EU nabuurschaps- en associatiebetrekkingen onderhoudt.

    2.12   Het EESC heeft in een eerder advies (13) al enkele voorstellen gedaan om rekening mee te houden bij de mobiliteitspartnerschappen, inzake de flexibiliteit van visa, een meer open toelatingsregeling, de erkenning van beroepskwalificaties, het voorkomen van de braindrain en de socialezekerheidsrechten.

    2.13   Het EESC steunt deze totaalaanpak, omdat het van oordeel is dat de interne en externe dimensie van het migratie- en mobiliteitsbeleid sterker aan elkaar moeten worden gekoppeld. Tot de operationele prioriteiten van de totaalaanpak behoren bovendien de samenhang tussen het immigratie- en asielbeleid van de Unie enerzijds en de ontwikkelingssamenwerking anderzijds.

    2.14   Migratie en mobiliteit zijn twee verschillende begrippen. De mobiliteit van onderdanen van derde landen, waarbij de buitengrenzen van de Europese Unie worden overgestoken, betekent niet per definitie arbeidsmigratie. De meeste mensen die de buitengrenzen passeren doen dat als bezoekers, toeristen of zakenmensen, dat wil zeggen voor korte verblijven waarbij geen sprake is van migratie. Bij economische immigratie is er sprake van toegang tot de arbeidsmarkt.

    2.15   Het EESC stemt er mee in dat de visumdialogen in het kader van de TAMM worden versterkt. De visumdialoog die de EU ontwikkelt met derde landen en het gemeenschappelijk visumbeleid hebben zowel betrekking op verblijf van korte duur als op migratie.

    2.16   Tot dusverre was het gemakkelijker om overeenkomsten te sluiten inzake visa voor kort verblijf; visa die betrekking hebben op migratie (voor verblijf en werk) leveren echter meer problemen op en blijven tot de bevoegdheid van de lidstaten behoren. De Raad en het Europees Parlement hebben onlangs overeenstemming bereikt over de richtlijn betreffende een „gecombineerde vergunning”, die een zekere harmonisatie van de toelatingsprocedures veronderstelt. Ook wordt gewerkt aan wetgeving voor specifieke categorieën migranten (seizoensarbeiders, gedetacheerde werknemers).

    2.17   Als de oude situatie in stand wordt gehouden, kan maar moeilijk vooruitgang worden geboekt met de totaalaanpak. Het gevaar bestaat dat de mobiliteitspartnerschappen alleen dienen om het beheer voor verblijven van korte duur te verbeteren, maar dat zij nauwelijks iets doen aan de procedures voor arbeidsmigratie.

    2.18   De bestaande bilaterale overeenkomsten met derde landen op het gebied van migratie (m.b.t. toelating van werknemers, preventie van illegale immigratie, overname, enz.) zijn overeenkomsten die worden gesloten tussen de regeringen van de lidstaten en de landen van herkomst. De EU heeft ook enkele proefprojecten opgestart. Het EESC hoopt dat de ontwikkeling van de totaalaanpak de bilaterale partnerschapskaders tussen de EU en derde landen een nieuwe impuls geeft.

    2.19   Het EESC hecht zeer veel belang aan de regionale dimensie, en stelt dan ook voor dat ook de bestaande regionale instellingen deelnemen aan de TAMM, met name die waarmee de EU associatie- en samenwerkingsovereenkomsten heeft afgesloten. Sommige regionale instellingen uit Zuid-Amerika, Azië en Afrika zijn bezig interne overeenkomsten uit te werken voor vrij verkeer, immigratie en mobiliteit, die ook kunnen helpen de migratie in Europa in goede banen te leiden.

    2.20   Het EESC kan zich vinden in de door de Commissie aangewezen geografische prioriteiten, en in het feit dat de regionale dialogen gebaseerd moeten zijn op het nabuurschapsbeleid van de EU, in het bijzonder de betrekkingen met het zuidelijke Middellandse Zeegebied en het Oostelijk Partnerschap. Ook het partnerschap EU/Afrika en het partnerschap met de negentien landen van het proces van Praag moeten prioriteiten zijn. Hetzelfde geldt voor de betrekkingen met de 27 landen van het proces van Rabat. En voor de Hoorn van Afrika.

    2.21   Het EESC stelt voor dat de dialoog met de ACS-landen wordt versterkt op het gebied van migratie en mobiliteit, en dat ook dialogen met de landen in Midden- en Zuid-Amerika worden opgestart.

    De bilaterale dialogen met de kandidaat-lidstaten Turkije en de Balkanlanden moeten worden versterkt. Hetzelfde geldt voor de dialogen met Rusland, India en China.

    De dialoog met de VS, Canada en Australië heeft een specifiek karakter.

    2.22   De vier pijlers waarop de Commissie de totaalaanpak baseert, zijn:

    organiseren en bevorderen van legale migratie en mobiliteit;

    voorkomen en verminderen van illegale migratie en mensenhandel;

    bevorderen van internationale bescherming en versterken van de externe dimensie van het asielbeleid;

    het zo groot mogelijk maken van het effect van migratie en mobiliteit op ontwikkeling.

    2.23   Het EESC is het ermee eens dat deze pijlers de basis moeten vormen voor de ontwikkeling van een totaalaanpak, die in overeenstemming is met het beleid op andere gebieden: de bescherming van de mensenrechten, het asielbeleid, de ontwikkelingssamenwerking, de bestrijding van mensenhandel en mensensmokkel, enz.

    3.   Organiseren en bevorderen van legale migratie en mobiliteit

    3.1   De dialogen op het gebied van migratie en mobiliteit die de EU voert met derde landen, moeten er in de eerste plaats voor zorgen dat de migratie op legale en geordende wijze verloopt. De EU moet een geloofwaardig immigratietraject bieden met transparante procedures, zodat in de landen van herkomst de overtuiging groeit dat legale migratie mogelijk is, en dat illegale immigratie moet worden afgewezen.

    3.2   De huidige dialogen met derde landen kennen veel beperkingen, aangezien de bevoegdheid voor de toelating van nieuwe immigranten bij de lidstaten ligt. Het EESC stelt voor dat de lidstaten en de Raad de Europese Commissie op dit gebied meer bevoegdheden geven, aangezien de EU een grote meerwaarde biedt.

    3.3   De toelating van werknemers uit derde landen wordt momenteel sterk beperkt door de nationale wetgeving. De Europese wetgeving komt met veel politiek getouwtrek tot stand; de goedgekeurde richtlijnen moeten in nationale wetgeving worden omgezet, en over sommige richtlijnen wordt nog onderhandeld door de Raad en het Parlement.

    3.4   Het EESC heeft in een eerder advies (14) geconcludeerd dat de EU, rekening houdend met de nationale verschillen, een open wetgeving dient te krijgen waarmee arbeidsmigratie via legale en transparante weg mogelijk wordt, zowel voor hoogopgeleide als voor lagergeschoolde werknemers. Veel immigranten zullen een verblijfsgunning voor lange duur krijgen, anderen mogen hier slechts tijdelijk verblijven. De mobiliteitspartnerschappen zouden hiermee rekening moeten houden.

    3.5   Er moeten systemen worden opgezet voor de „begeleiding” van immigranten, vanaf het moment dat ze hun land van herkomst verlaten totdat zij in de arbeidsmarkt en de samenleving van het land van bestemming zijn geïntegreerd. De begeleidende systemen zullen zowel door de overheid als door vakbonden, werkgeversorganisaties, diasporaorganisaties en andere maatschappelijke organisaties worden opgezet, en zullen onder meer bestaan uit informatie en adviesverlening tijdens het hele migratieproces, evenals talenonderwijs, informatie over arbeids- en sociale omstandigheden en kennis over wetgeving en cultuur.

    3.6   Het EESC herhaalt zijn voorstel uit eerdere adviezen dat de systemen voor de erkenning van kwalificaties van arbeidsmigranten en de validering van diploma's en vaardigheden moeten worden verbeterd, en in de mobiliteitspartnerschappen moeten worden opgenomen.

    3.7   Zoals het EESC in eerdere adviezen heeft bepleit, moet de overdraagbaarheid van de socialezekerheidsrechten van immigranten tussen de EU en de landen van herkomst op doeltreffende wijze worden gewaarborgd. Het is dan ook zaak dat de sociale zekerheid wordt opgenomen in de mobiliteitspartnerschappen. Hoewel de Europese immigratiewetgeving de socialezekerheidsrechten beperkt, kunnen veel problemen met deze overeenkomsten worden opgelost. Dit is dan ook reden te meer om de mobiliteitspartnerschappen tot juridisch bindende instrumenten te maken.

    3.8   Het EESC hamert op het belang van het integratiebeleid. Het is erg betrokken bij de bevordering van de integratie en bij de rol van de maatschappelijke organisaties. Het Europees Integratieforum, dat iedere zes maanden bijeenkomt in het EESC, is een zeer belangrijk instrument voor de instellingen van de EU. Het Integratiefonds is een fundamenteel financieel instrument dat moet worden uitgebreid.

    3.9   Het integratiebeleid heeft betrekking op zowel immigranten als de gastlanden, bevordert gelijke rechten en plichten en de interculturele, interetnische en interreligieuze dialoog, en hangt samen met de bescherming van de grondrechten en de bestrijding van racisme, vreemdelingenhaat en discriminatie. Het EESC wijst erop dat de Europese immigratiewetgeving een gelijke behandeling van arbeidsmigranten op werkgelegenheids- en sociaal gebied moet garanderen (15).

    3.10   Het EESC heeft in zijn adviezen voorgesteld dat de Europese wetgeving de sociale en arbeidsrechten van werknemers uit derde landen omvat, om waardige arbeidsomstandigheden te garanderen en arbeidsuitbuiting te beletten.

    3.11   De omstandigheden zijn bijzonder zwaar voor immigranten „zonder papieren”. De arbeidsinspectie en de sociale partners moeten erop toezien dat de arbeidswetgeving wordt nageleefd. Het EESC wijst op het rapport dat het Bureau voor de grondrechten in Wenen heeft opgesteld over de situatie van illegale arbeidsmigranten in de EU (16).

    3.12   Het EESC heeft voorgesteld om de richtlijn betreffende gezinshereniging te wijzigen, omdat deze tekortschiet. De Commissie heeft een Groenboek uitgebracht, waarover het EESC momenteel een advies voorbereidt (17).

    3.13   Het EESC maakt zich ernstig zorgen over een aantal gebeurtenissen, verklaringen en politieke besluiten uit de voorbije jaren. Een oude, in Europa welbekende ziekte wint op ons continent namelijk weer terrein: uitsluiting op basis van vreemdelingenhaat en nationalisme. Minderheden en immigranten worden in een kwaad daglicht gesteld en beledigd en krijgen met agressief en discriminerend beleid te maken.

    3.14   Vreemdelingenhaat en populisme kwamen vroeger alleen uit extremistische politieke kringen die in de minderheid waren. Tegen immigranten en minderheden gerichte beleidsmaatregelen maken thans echter deel uit van de agenda en programma's van sommige Europese regeringen, die ze inzetten als verkiezingswapen. Het EESC stelt voor dat de instellingen van de EU vermijden dat de Europese agenda door xenofobie en populisme wordt besmet.

    4.   Voorkomen en verminderen van illegale migratie en mensenhandel

    4.1   Het EESC is het met de Commissie eens dat de preventie van illegale migratie van bijzonder belang is.

    4.2   Er moet worden opgetreden tegen zwartwerk, en de richtlijn inzake het opleggen van sancties aan werkgevers die illegaal verblijvende immigranten uitbuiten moet op doeltreffende wijze via nationale wetgeving worden toegepast (18). Immigranten die zich in een illegale situatie bevinden zijn zeer vatbaar voor arbeidsuitbuiting, en moeten als slachtoffers worden beschouwd. De sociale partners moeten samenwerken met de arbeidsinspectie om illegale arbeid en arbeidsuitbuiting terug te dringen.

    4.3   Volgens het EESC (19) heeft de Europese Unie een geloofwaardig en doeltreffend buitengrenzenbeleid nodig dat in overeenstemming is met de wetgeving en dat onderworpen is aan een krachtig democratisch toezicht en aan onafhankelijke evaluatie. De lidstaten moeten Frontex meer operationele bevoegdheden geven en meer autonomie op het vlak van werkzaamheden en middelen (technische voorzieningen).

    4.4   De ontplooiing van gezamenlijke initiatieven die door het Frontex-agentschap worden gecoördineerd, alsook de gevolgen daarvan voor de grondrechten en bestuurlijke waarborgen die in de grenscode zijn vastgelegd, moeten echter democratisch worden gecontroleerd door het Parlement en door het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten. Tegelijkertijd zouden met name de activiteiten en overeenkomsten van Frontex met derde landen, de doeltreffendheid van gezamenlijke acties en de kwaliteit van de risicoanalyses van Frontex permanent moeten worden geëvalueerd.

    4.5   Het is volgens het EESC van essentieel belang dat Frontex zijn verplichtingen nakomt op het gebied van de toegang van asielzoekers tot internationale bescherming en het beginsel van non-refoulement.

    4.6   De Commissie merkt in haar mededeling op: „Zonder goed functionerende grenscontroles, een afname van onregelmatige migratie en een effectief terugkeerbeleid, zal de EU er niet in slagen meer mogelijkheden te bieden voor legale migratie en mobiliteit” (20). Het EESC wijst er echter op dat deze situaties nauw met elkaar verweven zijn.

    4.7   Het EESC heeft er al in verschillende adviezen (21) op gewezen dat er een duidelijk verband is tussen legale en illegale immigratie: als er geen adequate, transparante en flexibele kanalen zijn voor de legale immigratie, dan neemt de illegale immigratie toe.

    4.8   Hoewel de meeste mensen die illegaal in Europa verblijven op legale wijze zijn binnengekomen, zijn anderen slachtoffers van criminele netwerken. De EU zou in de mobiliteitspartnerschappen ook aandacht moeten besteden aan de bestrijding van criminele netwerken voor mensenhandel en mensensmokkel. De bescherming van slachtoffers moet gewaarborgd zijn.

    4.9   De dialogen moeten ook aandacht besteden aan de terugkeer- en overnameprocedures, altijd met inachtneming van de mensenrechten. Het EESC hoopt dat het Bureau voor de grondrechten een ethische gedragscode in geval van gedwongen terugkeer ontwikkelt, op basis van de 20 beginselen inzake gedwongen terugkeer die zijn opgesteld door het Comité van Ministers van de Raad van Europa (22).

    4.10   Wat betreft de opsluiting en internering van illegale immigranten deelt het EESC het standpunt van de Commissie dat „fatsoenlijke leefomstandigheden [moeten] worden verschaft aan migranten in opvangcentra en willekeurige detentie of inbewaringstelling voor onbepaalde termijn moet worden voorkomen” (23). Het is van mening dat personen die zich administratief in een illegale situatie bevinden geen delinquenten zijn, en het betreurt dat sommige nationale wetgevingen de terugkeerrichtlijn misbruiken. Deze zou dan ook moeten worden gewijzigd, om een adequate bescherming van de grondrechten te waarborgen.

    4.11   Het EESC verwerpt in het bijzonder dat minderjarigen in dezelfde centra kunnen worden geïnterneerd als volwassenen. Het is van mening dat minderjarigen in een open sociale omgeving en zoveel mogelijk samen met hun familieleden moeten leven.

    4.12   De bestrijding van mensenhandel moet bovenaan de agenda staan, en in alle dialogen ter sprake worden gebracht. Voordat de betreffende landen een mobiliteitspartnerschap met de EU kunnen sluiten, moeten zij het VN-verdrag tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad en de bijbehorende protocollen inzake mensenhandel en de smokkel van migranten hebben geratificeerd en in nationale wetgeving hebben omgezet.

    4.13   Het EESC staat erop dat de autoriteiten de strijd tegen criminele organisaties die geld verdienen met mensenhandel en het smokkelen van immigranten, opvoeren. Personen die in handen van deze netwerken vallen moeten als slachtoffers worden beschouwd, en als zodanig worden beschermd.

    5.   Bevorderen van internationale bescherming en versterken van de externe dimensie van het asielbeleid

    5.1   Asielzoekers slagen er vaak niet in hun aanvraag op Europees grondgebied in te dienen, omdat de controles die zijn bedoeld om illegale immigratie tegen te gaan hen tegenhouden. De maatregelen die worden getroffen om illegale immigratie te bestrijden staan volledig haaks op het asielrecht.

    5.2   Het beginsel van non-refoulement moet worden gewaarborgd, en ook moet worden gegarandeerd dat alle personen die internationale bescherming nodig hebben een asielaanvraag in de EU kunnen indienen, en dat deze door de bevoegde nationale autoriteiten wordt behandeld.

    5.3   Het EESC steunt de werkzaamheden van de Commissie ter verbetering van de Europese asielwetgeving (24), die in verregaande mate moet worden geharmoniseerd, met een uniforme status en transparante en doeltreffende procedures. Personen die in de EU bescherming genieten of asiel hebben aangevraagd moeten kunnen toetreden tot de arbeidsmarkt en op gelijke voet worden behandeld.

    5.4   Ook staat het EESC achter de samenwerking met derde landen om hun asielsystemen te versterken en naleving van internationale normen te waarborgen.

    5.5   Derde landen waarmee mobiliteitspartnerschappen worden gesloten moeten het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen hebben ondertekend, over asielstructuren beschikken en veilige landen zijn alwaar de mensenrechten worden geëerbiedigd. De EU moet met deze landen samenwerken om hun asielsystemen te verbeteren.

    5.6   Het EESC steunt de ontwikkeling van regionale beschermingsprogramma's, en is van mening dat de verbetering van de asielstructuren van derde landen niet mag betekenen dat asielzoekers die genoodzaakt zijn hun aanvraag in een Europees land in te dienen, dat niet kunnen doen.

    5.7   De mobiliteitspartnerschappen moeten niet inhouden dat de partnerlanden alle kosten van de asielprocedures moeten dragen van personen die op doorreis zijn op hun grondgebied. De EU moet hieraan bijdragen via het Asielfonds.

    5.8   De EU moet asiel blijven verlenen en zorgen voor opvang, de solidariteit tussen de lidstaten versterken en de hervestigingsprogramma's uitbreiden.

    6.   Het zo groot mogelijk maken van het ontwikkelingseffect van migratie en mobiliteit

    6.1   De EU moet eraan bijdragen dat de landen van herkomst iedereen fatsoenlijk werk kunnen bieden, om vrijwillige migratie te vergemakkelijken. Momenteel is migratie voor de meeste mensen immers geen vrijwillige keuze. Het EESC steunt de werkzaamheden van de IAO om fatsoenlijk werk te bevorderen.

    6.2   Het EESC is ermee ingenomen dat de Commissie een duidelijk verband legt tussen het beleid betreffende de toelating van hooggekwalificeerde werknemers, en het beleid op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, waarmee wordt getracht de braindrain en verspilling van menselijk kapitaal in de landen van herkomst tegen te gaan.

    6.3   Het EESC wil echter dat er meer inspanningen worden geleverd. De Commissie wijst erop dat maatregelen nodig zijn om de braindrain te beperken, maar als het gaat om het toelatingsbeleid voor werknemers wijst zij erop „dat bijzondere inspanningen nodig zijn om in de mondiale strijd om talent hoogopgeleide migranten aan te trekken”. Vaak zijn deze twee doelstellingen met elkaar in tegenspraak. In de mededeling worden echter geen grenzen gesteld aan het aantrekken van „talent” om de doelstelling – het beperken van de braindrain – te verwezenlijken. Naar dit dilemma wordt alleen verwezen wanneer het gaat om de aanwerving van zorgpersoneel: de WHA-gedragscode wordt gesteund en de circulaire migratie van gezondheidswerkers wordt toegejuicht.

    6.4   De braindrain vindt echter niet alleen plaats in de gezondheidszorg, zodat de gedragscode breder moet worden geformuleerd; hiermee wordt het aantrekken van hooggekwalificeerde werknemers in bepaalde landen en bepaalde beroepen een halt toegezegd. Het EESC stelt voor de braindrain te beperken in de mobiliteitspartnerschappen, zodat de migratie voor beide partijen voordelig is.

    6.5   De EU moet compensatiesystemen in het leven roepen voor landen die menselijk kapitaal verliezen als gevolg van de migratie naar Europa. Deze compensatie moet onder andere bestaan uit de ondersteuning van de onderwijssystemen, en de ontwikkeling van arbeidsmarktinstellingen voor het scheppen van werkgelegenheid en verbetering van de arbeidsomstandigheden.

    6.6   Het EESC heeft voorgesteld om de richtlijn betreffende langdurig ingezeten onderdanen van derde landen te versoepelen, om de circulaire mobiliteit van veel beroepsbeoefenaren tussen de EU en de landen van herkomst mogelijk te maken, zonder het recht op permanent verblijf te verliezen, en om de banden die zeer nuttig kunnen zijn voor de ontwikkeling, te behouden en te verbeteren.

    6.7   De systemen voor circulaire migratie zijn momenteel synoniem met verlies aan menselijk kapitaal in de landen van herkomst, aangezien immigratie in de meeste gevallen op ongeordende wijze verloopt. Het EESC is van mening dat het menselijk kapitaal kan worden verbeterd met behulp van degelijke procedures, die een combinatie zijn van opleiding, diploma's, sociale rechten en arbeid.

    6.8   Het EESC deelt de bezorgdheid van de IAO als het gaat om het gevaar dat circulaire immigratie wordt gebruikt om de arbeids- en sociale rechten te beperken en permanent verblijf tegen te gaan. Om die reden stelt het EESC voor dat het beginsel van gelijke beloning en arbeidsomstandigheden gewaarborgd moet zijn voor tijdelijke immigranten.

    6.9   Het EESC heeft in eerdere adviezen (25) al gewezen op het belang van de diasporaorganisaties, en op hun rol en ontwikkeling. De EU moet hun activiteiten ondersteunen.

    6.10   Evenzeer moeten de initiatieven die erop zijn gericht de kosten van geldovermakingen te verlagen en deze te benutten ten behoeve van de ontwikkeling, worden voortgezet. Het EESC steunt de oprichting van een jaarlijks forum over geldovermakingen en een gemeenschappelijk EU-portaal.

    6.11   Het EESC stelt voor een ondersteunende dienst voor de diasporaorganisaties op te richten, om te zorgen voor de coördinatie tussen alle organisaties die in een land of regio betrokken zijn bij de ontwikkeling, en de coördinatie met de internationale organisaties voor ontwikkelingssamenwerking. Deze dienst zou de middelen moeten doorsluizen naar de verschillende projecten. De EU zou de diasporaorganisaties moeten steunen en de oprichting van representatieve platformen moeten vergemakkelijken.

    7.   Financiering en evaluatie

    7.1   De toekomstige programmering van de financiële instrumenten moet de uitvoering van de totaalaanpak vergemakkelijken. Het EESC werkt momenteel aan het door de Commissie gevraagde advies.

    7.2   Het EESC stelt voor dat in een onafhankelijke studie wordt onderzocht in hoeverre de reeds bestaande mobiliteitspartnerschappen efficiënt zijn en zoden aan de dijk zetten. Het EESC vindt het een goede zaak dat de Commissie ervoor wil zorgen dat de mobiliteitspartnerschappen een doeltreffend evaluatiemechanisme krijgen.

    7.3   De bilaterale overeenkomsten die tot nu toe zijn gesloten wijzen erop dat de partnerschappen vooral worden gebruikt om de visa voor kort verblijf en overnameovereenkomsten te versoepelen, terwijl de andere aspecten van de totaalaanpak naar de achtergrond worden verdrongen. Bij de evaluatie van de partnerschappen moeten de vier pijlers van de totaalaanpak in aanmerking worden genomen.

    7.4   Bij de mobiliteitspartnerschappen gaat het bovendien om gezamenlijke politieke verklaringen die voor de deelnemende landen wettelijk niet bindend zijn. Het EESC stelt daarom voor dat ze tot internationale verdragen worden omgevormd.

    Brussel, 25 april 2012

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Staffan NILSSON


    (1)  Initiatiefadvies van het EESC van 30 juni 2004 over „De internationale Conventie inzake arbeidsmigranten” (rapporteur: de heer PARIZA CASTAÑOS), PB C 302 van 7.12.2004

    (2)  IAO, Multilateraal kader voor arbeidsmigratie, 2007

    (3)  Verkennend advies van het EESC over „Gezondheid en migratie”, PB C 256/22 van 27.10.2007

    (4)  In samenwerking met de Internationale Organisatie voor Migratie

    (5)  „Twintig richtsnoeren inzake gedwongen terugkeer”, CM(2005)40

    (6)  Protocollen van Palermo van 2000

    (7)  Op basis van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en het Handvest van de grondrechten

    (8)  PB C 248 van 25.8.2011, blz. 135-137, Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 15 juni 2011 over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — Mededeling inzake migratie (COM(2011) 248 final, algemeen rapporteur: Pariza Castaños

    PB C 120 van 16.5.2008, blz. 82-88, Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 12 december 2007 over „Migratie en ontwikkeling: Kansen en uitdagingen” (initiatiefadvies), rapporteur: Sharma

    PB C 48 van 15-2-2011, blz. 6/13, Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 15 september 2010 over „De rol van legale immigratie in de context van de vergrijzing” (verkennend advies), rapporteur: Pariza Castaños

    PB C 48 van 15.2.2011, blz. 6-13, Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 25 oktober 2007 over „Het Europese immigratiebeleid en de ontwikkelingssamenwerking met de landen van herkomst” (initiatiefadvies), rapporteur: Pariza Castaños

    PB C 44 van 16.2.2008, blz. 91-102, Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 25 oktober 2007 over „Het Europese immigratiebeleid en de ontwikkelingssamenwerking met de landen van herkomst” (initiatiefadvies), rapporteur: Pariza Castaños.

    PB C 128 van 18.5.2010, blz. 29-35, Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 4 november 2009 over „Eerbiediging van de grondrechten in de Europese beleidsmaatregelen en wetgeving op het gebied van immigratie” (initiatiefadvies), rapporteur: Pariza Castaños.

    (9)  14 en 15 september 2006

    (10)  Conferenties in Brussel, Manila en Athene.

    (11)  Initiatiefadvies van het EESC van 30 juni 2004 over „De internationale Conventie inzake arbeidsmigranten” (rapporteur: de heer PARIZA CASTAÑOS), PB C 302 van 7.12.2004.

    (12)  PB C 48, 15.2.2011, blz. 6-13.

    (13)  PB C 120 van 16.5.2008, blz. 82-88.

    (14)  PB C 48 van 15.2.2011, blz. 6-13.

    (15)  Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Voorstel voor een beschikking van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees jaar van de interculturele dialoog (2008)”, PB C 185 van 8.8.2006

    (16)  Zie het rapport „Migrants in an irregular situation employed in domestic work: Fundamental rights challenges for the European Union and its Member States” (juli 2011), www.fra.europa.eu

    (17)  Groenboek inzake het recht op gezinshereniging van onderdanen van derde landen die in de Europese Unie verblijven (Richtlijn 2003/86/EG) en het EESC-advies over het Groenboek inzake het recht op gezinshereniging van onderdanen van derde landen die in de Europese Unie verblijven (Richtlijn 2003/86/EG) (nog niet verschenen in het PB).

    (18)  Richtlijn 2009/52/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 tot vaststelling van minimumnormen inzake sancties en maatregelen tegen werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen, PB L 168 van 30.6.2009

    (19)  PB C 248 van 25.8.2011, blz. 135–137.

    (20)  Mededeling COM(2011) 743 final, blz. 6

    (21)  PB C 157 van 28.6.2005, blz. 86–91.

    (22)  „Twintig richtsnoeren inzake gedwongen terugkeer”, CM(2005)40

    (23)  Mededeling van de Commissie COM(2011) 743 final, blz. 17

    (24)  Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Groenboek over de toekomst van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel”, PB C 204 van 9.8.2008

    Verkennend advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „De toegevoegde waarde van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel voor asielzoekers en de Europese lidstaten”, PB C 44 van 11.2.2011

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van normen voor de opvang van asielzoekers (herschikking)”, PB C 24 van 28.1.2012

    (25)  PB C 120 van 16.5.2008, blz. 82–88 en PB C 44 van 16.2.2008, blz. 91–102.


    Arriba