Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012AE0817

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — De toekomst van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (COM(2011) 613 final)

    PB C 181 van 21.6.2012, p. 52–54 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    21.6.2012   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 181/52


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — De toekomst van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie

    (COM(2011) 613 final)

    2012/C 181/10

    Rapporteur: de heer VAN IERSEL

    De Commissie heeft op 6 oktober 2011 besloten om het Europees Economisch en Sociaal Comité (hierna: EESC) overeenkomstig artikel 304 van het VWEU te raadplegen over de

    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's De toekomst van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie

    COM(2011) 613 final.

    De afdeling Economische en Monetaire Unie, Economische en Sociale Samenhang, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies goedgekeurd op 7 maart 2012.

    Het EESC heeft tijdens zijn op 28 en 29 maart 2012 gehouden 479e zitting (vergadering van 28 maart) onderstaand advies uitgebracht, dat met 139 stemmen vóór en 2 tegen, bij 9 onthoudingen, werd goedgekeurd.

    1.   Conclusies

    1.1   Het EESC beseft dat de lidstaten en de EU in deze tijden van crisis ervoor waken om niet te veel uit te geven en heeft er dan ook het volste begrip voor dat de Raad er weinig voor voelt om nog meer mogelijkheden te creëren in het kader van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (EUSF).

    1.2   Wel staan er in het VWEU nieuwe bepalingen, met name de artikelen 4, 174 en 222, waarin de nadruk wordt gelegd op de gedeelde verantwoordelijkheid van de EU en de lidstaten voor optreden als zich waar dan ook in de EU natuur- of terroristische „rampen” voordoen. Uit deze bepalingen wordt duidelijk dat de EU onder zeer speciale omstandigheden niet alleen wordt gezien als een gemeenschap van sociaaleconomische belangen, maar ook als een gemeenschap die een lotsbestemming deelt. Overigens was dat ook de beweegreden achter de oprichting van het EUSF in 2002, toen een aantal lidstaten door grote overstromingen werd getroffen.

    1.3   Het volstaat de blik integraal te richten op cohesiegebieden om in te zien dat alle burgers van de EU een gemeenschappelijk lot delen en de verantwoordelijkheid daarvoor niet uit de weg gaan. Het EESC is daar vast van overtuigd, maar moet tot zijn spijt vaststellen dat uit het resultaat van langdurige discussies in de Raad valt af te leiden dat die geestesgesteldheid momenteel ver te zoeken is. Dat de Raad in die discussies maar blijft hameren op „subsidiariteit”, is tekenend voor een sfeer die daarop niet is ingesteld.

    1.4   Het EESC stemt in met alle praktische aanpassingen die de Commissie voor de EUSF-Verordening voorstelt om de werking van het EUSF zakelijker en minder bureaucratisch te maken en de begunstigden minder lang te laten wachten.

    1.5   Volgens het EESC is het vooral wenselijk om, als de EU financiële steun geeft bij rampen, het gezamenlijke engagement van de EU zichtbaarder te maken. Momenteel zijn de procedures louter administratief. De steun van de EU wordt vaak maanden later uitbetaald, waardoor het technische en zelfs anonieme karakter ervan alleen maar nog meer uitkomt. Kortom, het tegengestelde gebeurt van dat wat het EESC nu juist méér zou willen, nl. dat uiting wordt gegeven aan een gemeenschappelijk gevoel van medeleven.

    1.6   Het EESC geeft ter overweging om de EUSF-steun regelrecht uit de begroting van de EU te laten betalen: dat is een praktische manier om de uitbetaling ervan te versnellen en de werking van het EUSF veel zichtbaarder te maken.

    2.   Inleiding

    2.1   Het EUSF werd in 2002 opgericht als beleidsinstrument om hulp te bieden bij grote natuurrampen. Destijds was het EESC erg enthousiast over de oprichting van dit fonds (1).

    2.2   In de oorspronkelijke EUSF-Verordening van 2002 was al geregeld dat er eind 2006 een herziening moest plaatsvinden. Vandaar dat de Commissie de werking van het EUSF in 2005 voor het eerst onder de loep heeft genomen. Dit leidde tot een Commissievoorstel waarover het EESC nog in datzelfde jaar advies heeft uitgebracht (2). In dat advies doet het EESC meerdere suggesties, met name om het toepassingsgebied van het EUSF uit te breiden met droogtes, om de steundrempels te verlagen en om de Commissie meer zelf te laten beslissen.

    2.3   Uiteindelijk heeft de Raad de door de Commissie voorgestelde wijzigingen, die de volmondige instemming van het Europees Parlement hadden gekregen, van de hand gewezen. De Commissie was voor die wijzigingen uitgegaan van de praktische ervaring die met de Verordening was opgedaan. Die wijzigingen hielden o.m. in dat de EUSF-Verordening ook andere dan natuurrampen moest gaan bestrijken, dat de nadruk meer op de toepassingscriteria moest worden gelegd en dat die criteria transparanter moesten worden gemaakt, en dat de bureaucratische en tijdrovende procedures waardoor onmogelijk op tijd en op een zichtbare wijze kon worden gereageerd, moesten worden bijgesteld.

    2.4   De Commissie besliste in 2011 om een Mededeling over de toekomst van het EUSF uit te brengen. De bedoeling daarvan is om een algemene discussie over dit fonds op gang te brengen. Over deze Mededeling gaat onderhavig advies.

    2.5   Over het bureaucratische en tijdrovende karakter van de EUSF-procedures moet worden opgemerkt dat de Commissie niets uit eigen beweging doet, omdat eerst op een formele aanvraag uit een lidstaat moet worden gewacht, wat tijd kost. Als er een aanvraag ligt, worden er tussen de Commissie, het Europees Parlement en de Raad uitgebreide procedures ingeleid om een budget goed te keuren. Ten slotte moet de lidstaat die de aanvraag heeft ingediend, daaraan nog de laatste hand leggen door de onderbouwing van het verzoek om financiële steun.

    2.6   De conclusie van de Commissie is dat „Een en ander … ertoe (leidt) dat de subsidies in veel gevallen pas 9 tot 12 maanden na de ramp, en soms nog later, kunnen worden uitbetaald. (3).

    2.7   De weerstand die wordt geboden, alsook het tentoongespreide scepticisme komen voort uit de vrees dat veranderingen begrotingsconsequenties zullen hebben. Het beginsel waarnaar bij „rampen” nog altijd het meest wordt verwezen, is dat van „subsidiariteit”. In 2010 is opnieuw gebleken dat de overgrote meerderheid van de lidstaten zich verzet tegen ingrijpende veranderingen in de rechtsgrondslag en werking van het EUSF.

    2.8   De Commissie verdient lof voor haar pogingen om de werking van het EUSF uit te breiden, omdat de analyse ervan uitwijst dat het EUSF een groot succes is als het wordt ingezet. Daar staat tegenover dat verworpen aanvragen frustraties hebben opgeleverd en dus niet goed zijn voor het imago van de EU.

    2.9   Zoals de politieke discussie nu loopt, is er weinig ruimte voor al degenen die het toepassingsgebied van het EUSF willen uitbreiden naar andere „ramp”-categorieën, noch voor voorstanders van aanpassingen van de steundrempels of „verzachting” van de criteria voor regionale rampen.

    3.   Opmerkingen over de voorstellen van de Commissie

    3.1   Het EESC deelt de mening dat veranderingen in het EUSF onder de huidige omstandigheden beperkt moeten blijven tot de verduidelijking en verbetering van de werking van de Verordening van 2002. Verduidelijking van de werking van het EUSF moet hoe dan ook de zichtbaarheid ervan vergroten.

    3.2   Steun uit het EUSF nauwgezetter omschrijven als „steun die alleen wordt verleend bij natuurrampen” kan volgens de Commissie juridische perikelen helpen voorkomen. Ook zou met die definitie worden tegemoetgekomen aan de kritiek van veel lidstaten en zouden nodeloze teleurstellingen van getroffen lidstaten vaker worden vermeden.

    3.3   Het EESC vindt net als de Commissie dat beperking van het toepassingsgebied van het EUSF tot natuurrampen, „cascade”-effecten van die rampen niet uitsluit, bv. voor fabrieken, de volksgezondheid of ziekenhuisvoorzieningen. Ook al gaat het in dergelijke gevallen meestal niet alleen om openbare voorzieningen, maar ook om particuliere activiteiten, toch valt er veel voor te zeggen om die „cascade”-effecten mee te nemen als deze deel uitmaken van regionale maatschappelijke randvoorwaarden zoals de werkgelegenheidssituatie.

    3.4   De ervaring leert dat de interpretatie van bepaalde gevolgen van „buitengewone regionale rampen” zeer problematisch is. Het EESC stemt in met het voorstel van de Commissie om de criteria voor regionale rampen eenvoudig en objectief te houden, net als voor „grote rampen”. Zoals blijkt uit de simulatie van de Commissie zou het eindresultaat daarvan zo goed als vergelijkbaar zijn met de uitwerking van de huidige definitie. Alleen zou een aantal aanvragen niet zijn ingediend, omdat er duidelijk geen aanspraak kan worden gemaakt op EUSF-steun.

    3.5   De Commissie laakt terecht de vertraging bij de uitbetaling van subsidies. Daar kan het EESC alleen maar van harte mee instemmen (zie hierboven par. 2.6). Volgens het Comité moet alles op alles worden gezet om de procedures te versnellen en zo het reactievermogen en de zichtbaarheid van het EUSF te vergroten.

    3.6   Het EESC staat in dit verband achter het voorstel van de Commissie om in de Verordening te regelen dat voorschotten kunnen worden betaald, die weer moeten worden terugbetaald als een navraag later, met inachtneming van de regels, wordt verworpen.

    3.7   Het EESC is het helemaal met de Commissie eens dat procedures kunnen en moeten worden ingekort en waar mogelijk moeten worden vereenvoudigd. Er zijn veel mogelijkheden om beslissingen bij de Commissie (vier in het huidige systeem) en bij de lidstaten (momenteel twee) te concentreren. De Commissie heeft gelijk met haar opmerking dat eenvoudige procedurele aanpassingen veel tijdwinst kunnen opleveren.

    3.8   Behoorlijk onthullend en uiterst gewenst is het voorstel van de Commissie om meer gewicht en een preciezere invulling te geven aan de bepaling in de Verordening volgens welke begunstigde lidstaten moeten uiteenzetten hoe zij in de toekomst rampen willen gaan voorkomen door de EU-wetgeving inzake de evaluatie, de beheersing en de preventie van rampen toe te passen – op basis van de lering die uit het verleden kan worden getrokken en uit een verbintenis om de klimaatverandering te bestrijden.

    3.9   De Commissie vermeldt uitdrukkelijk artikel 222 van het VWEU, ofwel de bepaling dat de EU en de lidstaten bij terroristische aanvallen en bij natuur- of door de mens veroorzaakte rampen gezamenlijk moeten optreden in een geest van solidariteit. Daaraan kan worden toegevoegd dat in de artikelen 4 en 174 van het VWEU „territoriale samenhang” voor het eerst wordt genoemd als een gebied met „gedeelde verantwoordelijkheden” tussen de EU en de lidstaten. „Territoriale samenhang” moet verder in de EU worden bevorderd in regio's met permanente natuurlijke handicaps.

    3.10   Deze bepalingen zijn niet alleen tekenend voor verantwoordelijkheden die worden gedeeld door alle actoren van de EU, maar wijzen ook op een gewaarwording van een gedeelde lotsbestemming. Door de manier waarop de Raad op achtereenvolgende Commissievoorstellen en de opmerkingen van andere geraadpleegde partijen reageert, wordt duidelijk dat de lidstaten minder bereid zijn om te handelen in de geest van een gedeelde lotsbestemming. Het is dus niet voor niets dat de lidstaten steeds meer de nadruk leggen op het beginsel van „subsidiariteit”.

    Brussel, 28 maart 2012

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Staffan NILSSON


    (1)  Zie EESC-advies over het „Voorstel voor een verordening van de Raad tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie”, PB C 61/30 van 14 maart 2003, blz. 187.

    (2)  Zie EESC-advies over het „Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het Solidariteitsfonds van de Europese Unie”, PB C 28/14 van 3 februari 2006, blz. 69.

    (3)  COM(2011) 613 final – par. 2.3, laatste paragraaf.


    Top