Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011PC0789

    Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en een rapportagemechanisme voor overige informatie op nationaal niveau en op het niveau van de Unie met betrekking tot klimaatverandering

    /* COM/2011/0789 definitief - 2011/0372 (COD) */

    52011PC0789

    Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en een rapportagemechanisme voor overige informatie op nationaal niveau en op het niveau van de Unie met betrekking tot klimaatverandering /* COM/2011/0789 definitief - 2011/0372 (COD) */


    TOELICHTING

    1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

    Na uitgebreid overleg met de lidstaten en belanghebbenden, en een effectbeoordeling, stelt de Commissie voor het bewakingssysteem opgericht bij Beschikking nr. 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad[1] te wijzigen door die beschikking te vervangen. Het voorstel tracht het bestaande bewakings- en rapportagesysteem te verbeteren, zodat de verbintenissen en verplichtingen van de Unie en de lidstaten onder de huidige en toekomstige internationale klimaatveranderingsovereenkomsten worden nageleefd, de wettelijke eisen van het klimaat- en energiepakket worden nagekomen en de ontwikkeling van instrumenten waarmee de gevolgen van de klimaatverandering kunnen worden verzacht en hierop kan worden ingespeeld op het niveau van de Unie wordt ondersteund.

    De Commissie stelt voor om Beschikking nr. 280/2004/EG te vervangen door een verordening wegens de ruimere werkingssfeer van de wetgeving, het grotere aantal adressaten, de uiterst technische en geharmoniseerde aard van het bewakingssysteem en de vereenvoudigde uitvoering ervan.

    · Motivering en doelstellingen van het voorstel

    De doelstelling van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC), dat werd goedgekeurd in naam van de Europese Gemeenschap bij Besluit 94/69/EG[2] van de Raad van 15 december 1993 betreffende de sluiting van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering, is het stabiliseren van de concentraties van broeikasgassen in de atmosfeer op een niveau waarop een gevaarlijke antropogene verstoring van het klimaatsysteem kan worden voorkomen. Om deze doelstelling te behalen, mag de algehele stijging van het mondiale jaargemiddelde van de oppervlaktetemperatuur niet hoger zijn dan 2 °C boven het pre-industriële niveau. Uit het vierde evaluatieverslag van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC) blijkt dat om deze doelstelling te bereiken de mondiale emissie van broeikasgassen na 2020 niet verder mag stijgen.

    Het Protocol van Kyoto, dat werd bekrachtigd door de Unie op 31 mei 2002[3], trad in werking op 16 februari 2005. Het Protocol stelt verplichte doelstellingen vast voor het verminderen of beperken van de uitstoot van broeikasgassen voor de Unie en de lidstaten (behalve Malta en Cyprus). De Europese Raad van maart 2007 heeft ook het vaste voornemen uitgesproken om de totale uitstoot van broeikasgassen door de EU tegen 2020 met ten minste 20 % te verminderen ten opzichte van de uitstoot in 1990, en met 30 % op voorwaarde dat andere ontwikkelde landen zich verbinden tot vergelijkbare emissiereducties en dat economisch meer gevorderde ontwikkelingslanden een bijdrage leveren die in verhouding staat tot hun capaciteiten. Het klimaat- en energiepakket waarover overeenstemming werd bereikt in december 2008 zette de reductiedoelstellingen van 20 % om in wet. Deze doelstellingen worden ook genoemd in Besluit 2/CP.15 ("de overeenkomst van Kopenhagen"), die de Unie en de lidstaten op 28 januari 2010 hebben bekrachtigd.

    De doelstelling van Beschikking nr. 280/2004/EG, hierna de "beschikking betreffende het bewakingssysteem" genoemd, was het instellen van een systeem voor de bewaking van alle antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen die niet onder het Protocol van Montreal vallen; het evalueren van de vooruitgang van de lidstaten bij de nakoming van hun verplichtingen in het kader van het UNFCCC en het Protocol van Kyoto; het uitvoeren van de rapportageverplichtingen in het kader van het UNFCCC en het Protocol van Kyoto; en het garanderen van de tijdige voltooiing, volledigheid, nauwkeurigheid, consistentie, vergelijkbaarheid en transparantie van de rapportage door de Unie en haar lidstaten aan het secretariaat van het UNFCCC.

    De doelstellingen van de voorgestelde herziening zijn:

    – de rapportageverplichtingen die voortvloeien uit het UNFCCC, het Protocol van Kyoto en daaropvolgende beslissingen in het kader daarvan te reflecteren in de beschikking betreffende het bewakingssysteem wat betreft de uitstoot van broeikasgassen en financiële en technologische ondersteuning voor ontwikkelingslanden;

    – de Unie en de lidstaten helpen hun toezeggingen inzake de bestrijding van klimaatverandering na te komen en het klimaat- en energiepakket uit te voeren;

    – de ontwikkeling van nieuwe instrumenten waarmee de gevolgen van de klimaatverandering kunnen worden verzacht en hierop kan worden ingespeeld op het niveau van de Unie steunen.

    Dit voorstel zorgt ook voor verbeteringen van de verplichtingen op het vlak van bewaking en rapportage van de uitstoot van broeikasgassen op basis van zes jaar ervaring met Beschikking nr. 280/2004/EG en de uitvoeringsbepalingen ervan, namelijk Beschikking nr. 2005/166/EG[4], en ervaring bij de uitvoering van verschillende maatregelen vereist door het UNFCCC.

    · Algemene context

    De noodzaak om de beschikking betreffende het bewakingssysteem te herzien, is gebaseerd op de volgende redenen.

    – Beschikking nr. 280/2004/EG betreffende een bewakingssysteem voor de uitstoot van broeikasgassen in de Gemeenschap en de uitvoering van het Protocol van Kyoto en haar uitvoeringsbepalingen zijn de voornaamste instrumenten voor bewaking, rapportage en onderzoek van de uitstoot van broeikasgassen. Ze bevatten gedetailleerde bepalingen voor de rapportage over antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen, voor het verstrekken van informatie over nationale programma's ter vermindering van emissies, over broeikasgasemissieprognoses en over beleidslijnen en maatregelen inzake klimaatwijziging in overeenstemming met het UNFCCC.

    – Uit zes jaar ervaring met de uitvoering van deze twee beschikkingen en ervaring die is opgedaan tijdens internationale onderhandelingen en bij de uitvoering van verschillende door het UNFCCC vereiste maatregelen is gebleken dat op bepaalde vlakken aanzienlijke verbeteringen mogelijk zijn. Bovendien vereist de noodzaak om verzachtende maatregelen op het niveau van de EU en de lidstaten te versterken en nieuwe en toekomstige internationale en nationale verbintenissen na te komen, met inbegrip van de Europa 2020-strategie, een beter bewakings- en rapportagesysteem.

    – Om tegemoet te komen aan de bezorgdheid over de groeiende dreiging van mondiale klimaatverandering als gevolg van de toenemende concentraties van broeikasgassen in de atmosfeer, plant en voert de Unie een reeks beleidsmaatregelen en acties voor de matiging van de klimaatverandering uit. Het creëren van een stevig kader voor de bewaking, evaluatie, rapportage en controle van de uitstoot van broeikasgassen vormt een belangrijk onderdeel van dit proces, omdat het de EU in staat stelt op een meer doeltreffende manier toekomstige beleidsmaatregelen te ontwikkelen en uit te voeren, en om te beoordelen en te bewijzen dat ze haar verplichtingen nakomt.

    – Op de Conferentie der Partijen (COP) in het kader van het UNFCCC in Kopenhagen (COP 15) hebben de Unie en de lidstaten zich verbonden tot een aanzienlijke snelstartfinanciering voor klimaatmaatregelen op lange termijn en technologische ondersteuning voor ontwikkelingslanden. Op COP 16 in Cancún zijn de landen overeengekomen (paragraaf 40 van Besluit 1/CP.16) dat elk ontwikkeld land in het kader van het UNFCCC uitgebreider verslag zal uitbrengen over het bieden van financiële ondersteuning, technologische ondersteuning en ondersteuning ter versterking van hun capaciteiten aan ontwikkelingslanden. Uitgebreidere rapportage is essentieel voor de erkenning van de inspanningen van de Unie en de lidstaten om hun verbintenissen na te komen.

    Meer specifiek tracht de herziening van de beschikking betreffende het bewakingssysteem de volgende punten aan te pakken:

    (1) Het bestaande bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en verzachtende maatregelen is niet geschikt om nieuwe verplichtingen die voortvloeien uit nieuwe wetgeving en nieuwe internationale ontwikkelingen in het kader van het UNFCCC uit te voeren.

    Het klimaat- en energiepakket dat in 2009 is overeengekomen tussen de Raad en het Europees Parlement introduceerde nieuwe verplichtingen betreffende bewaking en rapportage voor lidstaten. Deze moeten worden opgenomen in het bestaande bewakings- en rapportagesysteem om in werking te treden. De "overeenkomsten van Cancún" (Besluit 1/CP.16) in het kader van het UNFCCC vereisen ook uitgebreidere rapportering over emissies en verzachtende maatregelen in het verlengde van het Protocol van Kyoto.

    (2) Op het niveau van de EU zijn onvoldoende gegevens beschikbaar ter ondersteuning van de ontwikkeling en uitvoering van toekomstig beleid.

    In een aantal gebieden/sectoren van groot belang voor de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen en het nemen van maatregelen op het niveau van de EU, zijn momenteel geen of onvoldoende gegevens beschikbaar voor de uitwerking en uitvoering van doeltreffende beleidslijnen. Deze gebieden zijn: a) zeevervoer; b) luchtvaart; c) landgebruik, veranderingen in landgebruik en bosbouw (LULUCF), en d) aanpassing.

    (3) Het huidige bewakings- en rapportagesysteem gaat over de uitstoot van broeikasgassen en verzachtende maatregelen en houdt geen rekening met of voldoet niet aan de nieuwe verplichtingen in het kader van het UNFCCC met betrekking tot de voorziening van financiële en technologische ondersteuning voor ontwikkelingslanden.

    De Unie is een internationale verbintenis aangegaan om ontwikkelingslanden aanzienlijke snelstart-klimaatfinanciering op lange termijn en technologische ondersteuning te bieden. Transparante en uitgebreide informatie over het soort en de omvang van de geboden ondersteuning is essentieel om de zichtbaarheid van de Unie, de efficiënte overdracht van de boodschap van de Unie over klimaatverandering en de geloofwaardigheid tegenover onze internationale partners te verzekeren. De bovenstaande problemen hebben vaak geleid tot ernstige kritiek van andere landen dat de Unie en haar lidstaten hun verplichtingen niet nakomen, en moeten worden opgelost.

    (4) Bijkomende gegevens en informatie zijn nodig om de vooruitgang bij het bereiken van de doelstellingen inzake emissiebeperking te controleren, in het bijzonder in het kader van de Europa 2020-strategie.

    De Europa 2020-strategie, de nieuwe geïntegreerde economische beleidsstrategie voor groei en banen van de Unie, omvat de doelstellingen inzake emissiebeperking van de Unie en de lidstaten als kerndoelen.

    (5) Er is een gebrek vastgesteld aan transparantie, tijdige voltooiing, volledigheid, nauwkeurigheid en vergelijkbaarheid van de informatie die momenteel wordt gerapporteerd in het kader van de beschikking betreffende het bewakingssysteem.

    Het relatief grote aantal gevallen van niet-nakoming gedurende de afgelopen jaren wijst erop dat de transparantie, nauwkeurigheid, consistentie en efficiëntie van het bestaande bewakings- en rapportagesysteem kunnen worden verbeterd.

    (6) Uit ervaring is gebleken dat er dringend nood is aan een vereenvoudiging en stroomlijning van de huidige rapportageverplichtingen.

    De bij de uitvoering van de beschikking betreffende het bewakingssysteem opgedane ervaring heeft uitgewezen dat bepaalde rapportageverplichtingen niet het verwachte resultaat opleverden of dat de informatie niet werd gebruikt zoals verwacht. Bovendien is gebleken dat de koppelingen tussen de rapportage-instrumenten kunnen worden verbeterd.

    · Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied

    Het bewakingssysteem is momenteel ingesteld uit hoofde van Beschikking nr. 280/2004/EG, die bij dit voorstel wordt ingetrokken.

    · Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU

    De herziening van de beschikking betreffende het bewakingssysteem:

    – draagt bij tot de algemene doelstellingen van het klimaat- en energiepakket ter vermindering van de globale uitstoot van broeikasgassen, is consistent met de individuele rechtsinstrumenten vastgesteld in het kader van het pakket, en tracht de uitvoering van bijkomende beleidsmaatregelen op gebieden waar in het pakket nog niet voldoende aandacht aan wordt besteed, te verbeteren;

    – ligt in het verlengde van de besprekingen in het kader van het UNFCCC over toekomstige systemen voor meting, rapportage en controle van uitstoot, maatregelen voor en voorziening van financiële ondersteuning, zowel op het vlak van de problemen die moeten worden aangepakt als voor de voor uitbreiding geselecteerde rapportagegebieden;

    – stemt overeen met de Europa 2020-strategie met als een van de kerndoelen de verbintenis om de uitstoot te beperken en waarvoor bijgewerkte en recente informatie over maatregelen ter bestrijding van de klimaatverandering ter beschikking moet worden gesteld om de door de lidstaten en de Unie geboekte vooruitgang te meten;

    – stemt overeen met de doelstellingen van de Unie inzake vereenvoudigde en betere regelgeving, omdat de herziening gebaseerd is op ervaring bij de uitvoering en feedback van belanghebbenden. De herziening heeft als doel de zwakke punten en vastgestelde problemen aan te pakken en, waar van toepassing de rapportageverplichtingen te vereenvoudigen. Nieuwe verplichtingen worden afgestemd op en houden grondig rekening met bestaande rapportagestromen en informatiebehoeften.

    2. RESULTATEN VAN RAADPLEGINGEN VAN DE BETROKKEN PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

    · Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten

    Naast vergaderingen van deskundigen en workshops werd van 7 maart 2011 tot 29 april 2011 online een openbare raadpleging van belanghebbenden gehouden over alle aspecten van de geplande herziening van Beschikking nr. 280/2004/EG. De onlinevragenlijst was toegankelijk via de website van het DG Klimaatactie en de website "Your Voice". De vragenlijst was beschikbaar in alle officiële talen en de belanghebbenden werden met gepaste zorgvuldigheid geïnformeerd. De antwoorden waren afkomstig van particulieren, nationale overheidsdiensten, niet-gouvernementele organisaties, privéondernemingen, industriegroepen en een onderzoeksinstituut.

    · Resultaat van de online openbare raadpleging

    Uit de gegevens die verzameld zijn via de online raadpleging van belanghebbenden blijkt dat EU-burgers een levendige belangstelling hebben voor informatie over klimaatverandering en verdere verbeteringen aan het rapportagesysteem steunen, in het bijzonder wat de uitgebreidheid en transparantie van de informatie betreft. In het algemeen vonden de respondenten dat er, ondanks een relatief goede hoeveelheid en kwaliteit van de informatie en gegevens over klimaatverandering, toch nog ruimte bestaat voor verbetering en de meerderheid van de respondenten vond het de moeite waard om de verplichtingen op alle in deze effectbeoordeling opgenomen gebieden te verbeteren. De resultaten van de raadpleging zijn online beschikbaar[5].

    · Raadpleging van de lidstaten

    Er werden twee workshops en een reeks technische en sectorspecifieke vergaderingen van deskundigen gehouden en een aantal projecten uitgevoerd in 2009, 2010 en 2011 om de lidstaten te informeren over de herziening van de beschikking betreffende het bewakingssysteem. Tijdens deze vergaderingen gingen de lidstaten ermee akkoord dat er nood was aan een herziening van de beschikking betreffende het bewakingssysteem, zodat rekening zou worden gehouden met belangrijke ontwikkelingen in de Unie en op internationaal niveau en uit de uitvoering ervan getrokken lessen. De lidstaten maakten zich echter zorgen over een daaruit voortvloeiende stijging van de administratieve lasten.

    Zeven lidstaten (Finland, Duitsland, Hongarije, Nederland, Slowakije, Spanje en Zweden) boden zich vrijwillig aan om informatie over de administratieve lasten/kosten te verzamelen. Deze lidstaten werden tweemaal geraadpleegd via vragenlijsten. Slechts 5 landen (Finland, Duitsland, Hongarije, Nederland en Zweden) beantwoordden echter de tweede vragenlijst. Het kleine aantal antwoorden op de tweede vragenlijst is met name te wijten aan het feit dat de vragen vooral te maken hadden met nieuwe bepalingen die van kracht zullen worden in het kader van de nieuwe beschikking betreffende het bewakingssysteem. Daarom vonden de lidstaten het moeilijk om een inschatting te maken van de potentiële administratieve lasten. Als follow-up, en overeenkomstig het advies van de stuurgroep effectbeoordeling, werd via telefoon en e-mail contact opgenomen met de vertegenwoordigers van de lidstaten voor aanvullende gegevens of verduidelijking van de ingediende informatie. Deze procedure leidde tot de uiteindelijke gegevens over de administratieve lasten die aan de basis liggen van de effectbeoordeling.

    · Effectbeoordeling

    Voor de effectbeoordeling werden verschillende punten onderzocht, waaronder:

    – controle- en nalevingscyclus van de EU in het kader van de beschikking inzake de verdeling van de inspanningen;

    – rapportageverplichtingen voor emissies afkomstig van internationaal zeevervoer;

    – rapportageverplichtingen met betrekking tot de niet-CO2-effecten van luchtvaart op het mondiale klimaat;

    – rapportageverplichtingen over aanpassing;

    – aanvullende rapportageverplichtingen over LULUCF;

    – rapportageverplichtingen over financiële en technologische ondersteuning aan ontwikkelingslanden;

    – samenhang met andere rechtsinstrumenten van de EU gericht op luchtverontreinigende stoffen en verbeteringen gebaseerd op eerdere ervaring bij de uitvoering.

    De effectbeoordeling hield rekening met verschillende beleidsopties voor elk van deze punten. Er werd in detail rekening gehouden met de mogelijke economische en milieueffecten. De gedetailleerde evaluatie van de opties wordt beschreven in de effectbeoordeling bij het voorstel en is beschikbaar op het volgende adres: http://ec.europa.eu/clima/studies/g-gas/index_en.htm

    · Samenvatting van de voorgestelde maatregelen

    De belangrijkste doelstelling van deze verordening is de Unie en haar lidstaten te helpen hun nationale, Europese en internationale verplichtingen en doelstellingen te behalen en verdere beleidsmaatregelen uit te werken via transparante, nauwkeurige, consistente, vergelijkbare en volledige rapportage.

    Bestaande internationale rapportageverplichtingen vereisen nu al jaarlijks een verslag over de uitstoot van broeikasgassen en om de vier jaar een verslag over andere klimaatgerelateerde informatie (prognoses, verzachtende maatregelen, ondersteuning van ontwikkelingslanden, aanpassing). Dergelijke verslagen zijn echter lang als onvoldoende beschouwd en er is een sterke internationale druk om de bestaande rapportageverplichtingen verder uit te breiden en de rapportagefrequentie te verhogen. Dit is vooral van essentieel belang in deze cruciale tijden waar economische ontwikkelingen een opvallende impact hebben op de uitwerking van verzachtende beleidsmaatregelen en waar het geven van vroegtijdige waarschuwingssignalen een aanzienlijke invloed kan hebben op de mogelijkheid van een land om actie te ondernemen en ervoor kan zorgen dat duurzame economische groei losgekoppeld blijft van de uitstoot van broeikasgassen. Deze overwegingen werden omgezet in concrete verplichtingen in de recente internationale overeenkomsten in Cancún (Besluit 1/CP.16) die namelijk om de twee jaar een grote hoeveelheid degelijke, uitgebreide informatie vereisen (over prognoses, verzachtende maatregelen, ondersteuning voor ontwikkelingslanden) als basis voor de verplichtingen die de partijen zijn aangegaan. De internationale voorschriften vormen ook een aanvulling op recente verplichtingen op het niveau van de EU via het klimaat- en energiepakket waarin opnieuw duidelijk wordt erkend dat er nood is aan betere en meer recente gegevens en informatie. Ten slotte zal het verzamelen van meer actuele informatie van de lidstaten, in het bijzonder over hun prognoses over de uitstoot van broeikasgassen en verzachtende maatregelen, bijdragen aan de uitvoering van de Europa 2020-strategie, met de Europese en nationale doelstellingen inzake emissiebeperking als kerndoelen. In deze context stelt deze verordening een uitbreiding van het kader voor bewaking, rapportage en controle binnen de EU voor, waardoor nationale en internationale verbintenissen kunnen worden nagekomen en de huidige beleidsmaatregelen kunnen worden uitgevoerd en doeltreffend nieuw beleid kan worden uitgewerkt.

    Gezien de onzekerheden die verbonden zijn aan een klimaatregeling na het Protocol van Kyoto en de nood aan een jaarlijkse nalevingscyclus voor de uitvoering van de beschikking inzake de verdeling van de inspanningen, omvat dit voorstel het instellen van een controleprocedure op EU-niveau voor de door de lidstaten ingediende gegevens over broeikasgassen. Zo kan de naleving van de doelstellingen van de beschikking inzake de verdeling van de inspanningen worden beoordeeld op een uitgebreide, transparante, geloofwaardige en tijdige manier, zoals bepaald in het klimaat- en energiepakket.

    Het voorstel hanteert een voorzichtige aanpak voor de rapportage over emissies van internationaal zeevervoer en de LULUCF-sector, waar de beleidsonderhandelingen, zowel binnen de Unie als internationaal, nog lopend zijn. Het zorgt ervoor dat het bewakingssysteem een geschikt kader vormt voor de vaststelling van gedetailleerde rapportageverplichtingen in een later stadium, wanneer concrete beleidsmaatregelen worden genomen, zowel internationaal als binnen de Unie. Dit zorgt voor samenhang met een toekomstig beleidskader, voorkomt dubbele inspanningen en zorgt ervoor dat de Unie de gedetailleerde verplichtingen op een zeer doeltreffende manier ten uitvoer kan leggen.

    Het voorstel zorgt voor samenhang tussen bestaande beleidsmaatregelen van de Unie betreffende de niet-CO2-effecten van de luchtvaart op het klimaat, omdat de Commissie tweejaarlijks een evaluatie moet maken van die effecten op basis van de laatst beschikbare emissiegegevens en wetenschappelijke vooruitgang. Deze aanpak verschilt van die welke in de effectbeoordeling is onderzocht en weerspiegelt de door andere diensten van Commissie tijdens overleg tussen de diensten ontvangen nuttige input. Deze werd opgenomen in het voorstel omdat men van oordeel was dat deze dezelfde voordelen zou bereiken met aanzienlijk lagere administratieve lasten.

    Betreffende de rapportage over prognoses, beleidsinitiatieven en maatregelen vereist het voorstel jaarlijkse rapporten teneinde een jaarlijkse beoordeling te kunnen maken van de door de EU aangegane verbintenissen op nationaal en internationaal niveau, maar ook om tijdig doeltreffende corrigerende maatregelen te kunnen nemen. Er dient rekening mee te worden gehouden dat heel wat lidstaten nu al jaarlijks bijgewerkte informatie rapporteren als ze van mening zijn dat de tijdens het vorige jaar ingediende informatie achterhaald is. Het voorstel vormt een pragmatische benadering omdat hiervoor geen dubbele achtergrondinformatie bij de Commissie hoeft te worden ingediend, maar veeleer beoogt dat de bestaande rapporten met technische achtergrond aan het publiek ter beschikking worden gesteld.

    Betreffende financiële en technologische ondersteuning breidt het voorstel de rapportage uit op basis van algemene methoden, overeenkomstig de verplichting van de Unie om transparante en volledige informatie te verstrekken over de financiële en technologische ondersteuning die zij aan ontwikkelingslanden biedt.

    Jaarlijkse rapportage over de aanpassingsmaatregelen helpt bij de identificatie van de door de lidstaten genomen maatregelen en de uitwerking van een aanpassingsstrategie voor de EU. Dit biedt ook informatie en gegevens over het clearinghouse-mechanisme van de EU, wat een handig hulpmiddel is voor nationale, regionale en lokale beleidsmakers. Overeenkomstig de effectbeoordeling is dit een efficiënte optie, omdat dit beperkte administratieve lasten meebrengt en er tegelijk voor zorgt dat de Unie beter in staat is haar internationale rapportageverplichtingen na te komen.

    Ten slotte verbetert het voorstel de bestaande nationale systemen in de lidstaten betreffende de rapportage over prognoses, beleidsinitiatieven en maatregelen en zorgt het voor samenhang met andere rechtsinstrumenten die gericht zijn op luchtverontreinigende stoffen. Dit is een efficiënte stap vooruit omdat het, ondanks de bijbehorende lasten, op lange termijn zal leiden tot betere naleving, vereenvoudiging en lagere kosten. Het voorstel omvat ook betere voorzieningen voor kwaliteitsevaluatie/kwaliteitsbeheersing en introduceert gestroomlijnde rapportageformaten en richtlijnen om de kwaliteit en volledigheid van de verstrekte gegevens te verbeteren en de bestaande rapportageverplichtingen te vereenvoudigen zonder buitensporige administratieve lasten.

    3. JURIDISCHE ASPECTEN VAN HET VOORSTEL

    · Rechtsgrondslag

    De rechtsgrondslag voor het wetgevingsvoorstel is artikel 192, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Het voorstel streeft een legitiem doel na binnen het toepassingsgebied van artikel 191, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, namelijk de bestrijding van klimaatverandering (matiging en aanpassing). Het doel van het voorstel is een betere beschikbaarheid van informatie voor de beleids- en besluitvorming van de Unie en de coördinatie en consistentie van de rapportage van de Unie en lidstaten in het kader van het UNFCCC. Deze doelstelling kan niet worden behaald met minder beperkende middelen. Zij heeft geen invloed op de huidige algemene verdeling van verantwoordelijkheden tussen de Unie en de lidstaten betreffende bewaking, verzameling van gegevens en rapportage zoals vastgelegd in het kader van de beschikking betreffende het bewakingssysteem.

    · Subsidiariteitsbeginsel

    Opdat Europese maatregelen gerechtvaardigd zijn, moet het subsidiariteitsbeginsel worden gerespecteerd:

    (a) Grensoverschrijdende aard van het probleem (noodzakelijkheidstoets)

    De grensoverschrijdende aard van klimaatverandering vormt een belangrijk element bij het bepalen of maatregelen van de Unie noodzakelijk zijn. Nationale maatregelen alleen zouden niet zorgen voor naleving van de internationale overeenkomsten en niet voldoen aan de doelstellingen als vastgesteld in de beschikking inzake de verdeling van de inspanningen. Het is daarom noodzakelijk dat de Unie een samenhangend kader creëert om te voldoen aan de internationale en Europese verplichtingen, en waar mogelijk voor geharmoniseerde rapportage zorgt. De verbetering van de efficiëntie van de rapportage, hetgeen coördinatie van een aantal instrumenten vereist, en de tijdige voltooiing en kwaliteit van de rapportage in het kader van het UNFCCC bij het verzamelen van gegevens van alle 27 lidstaten vereist ook coördinatie op EU-niveau.

    (b) Doeltreffendheidstoets (toegevoegde waarde)

    Behalve het feit dat de meeste voorgestelde herzieningen voortvloeien uit bestaande of toekomstige Europese en internationale verplichtingen, leveren maatregelen op het niveau van de Unie duidelijke voordelen op in vergelijking met maatregelen op nationaal niveau vanwege hun doeltreffendheid. Omdat de overkoepelende verbintenissen op het niveau van de Unie worden aangegaan, is het doeltreffender om ook de vereiste rapportage-instrumenten op het niveau van de Unie te ontwikkelen. Bovendien vereist het oplossen van de gesignaliseerde problemen, zoals de kwaliteit en tijdige voltooiing van de rapportage door de EU en lidstaten, coördinatie van gegevens en methoden voor alle 27 lidstaten, wat doeltreffender is op EU-niveau.

    Ervaring, in het bijzonder bij de rapportage over de uitstoot van broeikasgassen aan het UNFCCC, heeft uitgewezen dat de beschikking betreffende het bewakingssysteem aanzienlijk heeft bijgedragen tot een vereenvoudiging en goede kwaliteit van de rapportage. De aanvullende controles en analyses van gegevens van de lidstaten in het kader van de beschikking betreffende het bewakingssysteem hebben geleid tot een betere kwaliteit van de rapportage aan het UNFCCC, hebben lidstaten proactief ondersteund bij het nakomen van hun verplichtingen en hebben ook aanzienlijk bijgedragen tot een daling van het aantal gevallen van niet-naleving in het kader van het UNFCCC. Het bijkomende niveau van handhaving van de naleving dat is ontstaan door de mogelijkheid voor de Commissie om inbreukprocedures in te leiden, heeft ook een grote rol gespeeld.

    Verwacht wordt dat de uitbreiding van de rapportage in het kader van het herziene bewakingssysteem naar nieuwe gebieden in het kader van het UNFCCC, zoals financiële en technologische ondersteuning, vergelijkbare grote voordelen zal opleveren. De rapportage in het kader van het herziene bewakingssysteem biedt een meer gedetailleerde beoordeling en evaluatie van de gegevens van de lidstaten en zorgt ervoor dat leemten en zwakke punten duidelijk worden geïdentificeerd en concrete maatregelen worden genomen om deze aan te pakken; deze twee rapportagegebieden zijn van essentieel belang voor de internationale geloofwaardigheid van de EU. Bovendien garandeert de rapportage in het kader van het herziene bewakingssysteem ten minste enkele gemeenschappelijke minimumnormen, gezien de informatie vroeger op een vrij inconsistente manier werd gerapporteerd. Ten slotte is de toepassing van de inbreukprocedures belangrijk opdat overige problemen intern worden behandeld binnen de EU, in tegenstelling tot het UNFCCC waar de politieke en wettelijke implicaties aanzienlijk kunnen zijn.

    Betreffende de rapportage over aanpassing biedt het herziene bewakingssysteem vergelijkbare voordelen als hierboven vermeld, met als bijkomend voordeel dat het ook een platform biedt voor de uitwisseling van beste praktijken. Aangezien aanpassing een gemeenschappelijk probleem vormt voor alle lidstaten, zal het centraal rapporteren van informatie gunstig zijn voor het inzicht in de behoeften inzake aanpassing en voor het identificeren van beste praktijken en leemten die kunnen worden aangepakt, door maatregelen op EU-niveau of door samenwerking tussen de lidstaten.

    · Evenredigheidsbeginsel

    Het voorstel voldoet aan het evenredigheidsbeginsel om de volgende redenen:

    Het gaat niet verder dan hetgeen noodzakelijk is voor het behalen van de doelstellingen om de kwaliteit van gegevens over klimaatverandering te verbeteren en de naleving te verzekeren in het kader van internationale en Europese verplichtingen.

    Het voorstel staat in verhouding tot de algemene doelstelling van de EU om te voldoen aan de doelstellingen van het Protocol van Kyoto ter vermindering van de uitstoot van broeikasgassen, de doelstellingen van de Unie in het klimaat- en energiepakket, het akkoord van Kopenhagen en Besluit 1/CP.16 ("overeenkomsten van Cancún").

    Het voorstel voorziet in de uitvoering van een bewakingssysteem dat vergelijkbaar is, qua toepassing en procedures, met het systeem dat al werd uitgevoerd in het kader van Beschikking nr. 280/2004/EG.

    4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

    Zoals vastgelegd in het financieel memorandum bij deze verordening, zal de verordening worden uitgevoerd aan de hand van de bestaande begroting en zullen er geen gevolgen zijn voor het meerjarig financieel kader.

    5. OPTIONELE ELEMENTEN

    · Evaluatie-/herzienings-/uitdovingsclausule

    Het voorstel bevat een bepaling die de Commissie de mogelijkheid biedt deze verordening te herzien in de context van toekomstige beslissingen met betrekking tot het UNFCCC en het Protocol van Kyoto of andere EU-wetgeving. Waar nodig zal de Commissie wijzigingen aan deze verordening aan het Europees Parlement en de Raad voorstellen, bestaande gedelegeerde handelingen wijzigen of nieuwe vaststellen.

    2011/0372 (COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en een rapportagemechanisme voor overige informatie op nationaal niveau en op het niveau van de Unie met betrekking tot klimaatverandering

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met name artikel 192, lid 1,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[6],

    Gezien het advies van het Comité van de Regio's[7],

    Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) Beschikking nr. 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 betreffende een bewakingssysteem voor de uitstoot van broeikasgassen in de Gemeenschap en de uitvoering van het Protocol van Kyoto[8] heeft een kader gecreëerd voor de bewaking van de antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen, met een evaluatie van de vorderingen bij het nakomen van de verplichtingen ten aanzien van deze emissies en de uitvoering van bewakings- en rapportageverplichtingen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering ("UNFCCC")[9] en het Protocol van Kyoto[10] in de Europese Unie. Teneinde rekening te houden met recente en toekomstige ontwikkelingen op internationaal niveau met betrekking tot het UNFCCC en het Protocol van Kyoto, en voor de uitvoering van de nieuwe bewakings- en rapportageverplichtingen opgelegd door de EU-wetgeving, dient die beschikking te worden vervangen. Beschikking nr. 280/2004/EG dient te worden vervangen door een verordening wegens de ruimere werkingssfeer van de wetgeving, de opname van bijkomende categorieën van personen op wie de verplichtingen van toepassing zijn, de meer complexe en uiterst technische aard van de geïntroduceerde bepalingen, de toegenomen nood aan uniforme regelgeving die in heel de EU kan worden toegepast en ter vereenvoudiging van de uitvoering.

    (2) De uiteindelijke doelstelling van het UNFCCC is het stabiliseren van de concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer op een niveau waarop een gevaarlijke antropogene verstoring van het klimaatsysteem wordt voorkomen. Om deze doelstelling te behalen, mag de algehele stijging van het mondiale jaargemiddelde van de oppervlaktetemperatuur niet hoger zijn dan 2 °C boven het pre-industriële niveau.

    (3) De uitstoot van broeikasgassen in de EU en de lidstaten en hun inspanningen voor de aanpak van de klimaatverandering moeten grondig worden bestudeerd en regelmatig worden beoordeeld.

    (4) Besluit 1/CP.15 van de Conferentie der Partijen bij het UNFCCC ("Besluit 1/CP.15" of het "akkoord van Kopenhagen") en Besluit 1/CP.16 van de Conferentie der Partijen bij het UNFCCC ("Besluit 1/CP.16" of de "overeenkomsten van Cancún") hebben aanzienlijk bijgedragen tot de vooruitgang wat betreft de gebalanceerde aanpak van de uitdagingen van de klimaatverandering. Bij die besluiten zijn nieuwe bewakings- en rapportageverplichtingen geïntroduceerd die van toepassing zijn op de uitvoering van ambitieuze emissiereducties waartoe de EU en haar lidstaten zich geëngageerd hebben, en is ondersteuning geboden aan ontwikkelingslanden. Die besluiten erkenden ook het belang van de aanpak van aanpassing met dezelfde prioriteit als matiging. Besluit 1/CP.16 vereist ook dat ontwikkelde landen koolstofarme ontwikkelingsstrategieën of -plannen uitwerken. Dergelijke strategieën of plannen moeten bijdragen aan een koolstofarme samenleving en zorgen voor aanhoudende hoge groeicijfers en duurzame ontwikkeling. Deze verordening moet, via de gedelegeerde handelingen ervan, de uitvoering van deze en toekomstige bewakings- en rapportageverplichtingen die voortvloeien uit verdere beslissingen of de goedkeuring van een internationale overeenkomst in het kader van het UNFCCC vereenvoudigen.

    (5) Het in 2009 vastgestelde klimaat- en energiepakket, in het bijzonder Beschikking nr. 406/2009/EG van 23 april 2009 betreffende de inspanningen van de lidstaten om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen teneinde de verplichtingen ter vermindering van de uitstoot van broeikasgassen door de Gemeenschap tegen 2020 te behalen[11] en Richtlijn 2009/29/EG van 23 april 2009 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten van de Gemeenschap te verbeteren en uit te breiden[12], vormt nog een vaste toezegging door de EU en de lidstaten om de uitstoot van broeikasgassen aanzienlijk te verminderen. Het systeem van de EU voor de bewaking en rapportage van emissies dient ook te worden bijgewerkt in het licht van nieuwe verplichtingen in het kader van die wetgeving.

    (6) Het UNFCCC verplicht de Unie en haar lidstaten tot het opstellen, regelmatig bijwerken, openbaar maken en aan de Conferentie der Partijen rapporteren van nationale inventarissen van antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van alle broeikasgassen die niet vallen onder het Protocol van Montreal van 1987 betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken bij het Verdrag van Wenen ter bescherming van de ozonlaag (het "Protocol van Montreal")[13], met gebruikmaking van vergelijkbare, door de Conferentie der Partijen overeengekomen methodieken.

    (7) Artikel 5, lid 1, van het Protocol van Kyoto roept de Unie en de lidstaten op een nationaal systeem in te stellen en te handhaven om een raming te maken van antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van alle niet krachtens het Protocol van Montreal beheerste broeikasgassen, met de bedoeling om de uitvoering van overige bepalingen van het Protocol van Kyoto te verzekeren. Besluit 1/CP.16 roept ook op tot het opstellen van nationale regelingen voor de raming van antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van alle niet krachtens het Protocol van Montreal beheerste broeikasgassen. De onderhavige verordening moet de uitvoering van beide verplichtingen mogelijk maken.

    (8) De bij de toepassing van Beschikking nr. 280/2004/EG opgedane ervaring heeft uitgewezen dat de synergieën en samenhang met rapportage op grond van andere rechtsinstrumenten moeten worden uitgebreid, in het bijzonder met Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 13 oktober 2003 betreffende de vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG[14] van de Raad, met Verordening (EG) nr. 166/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 oktober 2006 betreffende de instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen en tot wijziging van de Richtlijnen 91/689/EEG en 96/61/EG[15] van de Raad, met Richtlijn 2001/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2001 betreffende nationale emissieplafonds voor bepaalde atmosferische verontreinigende stoffen[16], met Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende bepaalde gefluoreerde broeikasgassen[17] en met Verordening (EG) nr. 1099/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2008 betreffende energiestatistieken[18]. Terwijl het stroomlijnen van de rapportageverplichtingen een wijziging van individuele rechtsinstrumenten vereist, is het gebruik van consistente gegevens voor de rapportage van broeikasgasemissies essentieel voor de kwaliteit van emissierapporten.

    (9) In het vierde beoordelingsrapport van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering (IPCC) werd een aardopwarmingsvermogen voor stikstoftrifluoride ("NF3") geïdentificeerd dat ongeveer 17.000 keer hoger ligt dan dat van CO2. NF3 wordt steeds meer gebruikt in de elektronica-industrie ter vervanging van perfluorkoolstoffen (PFK's) en zwavelhexafluoride (SF6). Conform artikel 191, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, moet het milieubeleid van de Unie gebaseerd zijn op het voorzorgsbeginsel. Dat beginsel vereist een controle op NF3 om het emissieniveau in de Unie te bepalen en, indien vereist, verzachtende maatregelen op te stellen.

    (10) De gegevens die momenteel worden gerapporteerd in de nationale broeikasgasinventarissen en de nationale en Europese registers zijn niet toereikend om, op het niveau van de lidstaten, de uitstoot van CO2 door de burgerluchtvaart op nationaal niveau te bepalen die niet onder Richtlijn 2003/87/EG valt. Bij de toepassing van de rapportageverplichtingen mag de Unie de lidstaten en kleine en middelgrote ondernemingen (het MKB) geen lasten opleggen die niet in verhouding staan tot de nagestreefde doelstellingen. CO2-emissies van vluchten die niet onder Richtlijn 2003/87/EG vallen, vormen slechts een zeer klein gedeelte van de totale broeikasgasemissies, en een rapportagesysteem voor die emissies vaststellen zou overmatig belastend zijn in het licht van de bestaande verplichtingen voor de bredere sector overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG. Daarom moeten CO2-emissies van de IPCC-broncategorie "1.A.3.A burgerluchtvaart" worden beschouwd als gelijk aan nul ten behoeve van artikel 3 en artikel 7, lid 1, van Beschikking nr. 406/2009/EG.

    (11) Hoewel in de doelstelling voor de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen in de Unie in het kader van het Protocol van Kyoto rekening wordt gehouden met emissies en verwijderingen van broeikasgassen als gevolg van landgebruik, veranderingen in landgebruik en bosbouw ("LULUCF"), maken deze geen deel uit van de doelstelling van 20 % voor 2020 in het kader van het klimaat- en energiepakket. Beschikking nr. 406/2009/EG en Richtlijn 2003/87/EG leggen de Commissie op om manieren te bepalen waarop LULUCF in de doelstelling voor 2020 kan worden opgenomen. Het tijdstip van deze werkzaamheden werd afhankelijk gemaakt van de resultaten van de onderhandelingen over een internationale overeenkomst inzake klimaatverandering. Bij gebreke van een dergelijke overeenkomst eind 2010 kan de Commissie een voorstel doen om de voorgestelde maatregelen van kracht te laten worden in 2013. Deze verordening moet de tenuitvoerlegging van de verplichtingen inzake rapportage van een internationale overeenkomst of van de EU-wetgeving mogelijk maken.

    (12) De Unie en haar lidstaten moeten ernaar streven de meest actuele informatie over hun broeikasgasemissies te verstrekken, in het bijzonder in het kader van de Europa 2020-strategie en de vastgelegde tijdlijnen. Deze verordening moet ervoor zorgen dat dergelijke ramingen in de kortst mogelijke tijd kunnen worden gemaakt met behulp van statistische en overige informatie.

    (13) Verplichtingen inzake de bewaking en rapportage van emissies afkomstig van zeevervoer door de lidstaten moeten worden overgenomen op een manier die complementair en consistent is met door het UNFCCC goedgekeurde verplichtingen of, in de mate van het mogelijke, met verplichtingen van toepassing op schepen zoals bepaald in de context van de Internationale Maritieme Organisatie ("IMO") of door een maatregel van de Unie betreffende broeikasgasemissies afkomstig van zeevervoer. Dergelijke bewaking en rapportage zouden een beter begrip van deze emissies mogelijk maken en de doeltreffende uitvoering van het beleid ondersteunen.

    (14) De bij de uitvoering van Beschikking nr. 280/2004/EG opgedane ervaring heeft uitgewezen dat de transparantie, nauwkeurigheid, consistentie, volledigheid en vergelijkbaarheid van informatie die wordt gerapporteerd over beleidsinitiatieven, maatregelen en prognoses moeten worden verbeterd. Krachtens Beschikking nr. 406/2009/EG moeten de lidstaten verslag uitbrengen over hun verwachte vooruitgang bij het nakomen van hun verplichtingen in het kader van die beschikking, met inbegrip van informatie over nationale beleidsinitiatieven, maatregelen en nationale prognoses. De Europa 2020-strategie stelde een geïntegreerde economische beleidsagenda vast in het kader waarvan de Unie en de lidstaten verdere inspanningen moeten doen met betrekking tot de tijdige rapportage van beleidsinitiatieven en maatregelen inzake klimaatverandering en de verwachte effecten daarvan op emissies. Het opstellen van nationale systemen op het niveau van de Unie en de lidstaten, gekoppeld aan een betere begeleiding bij de rapportage, zou aanzienlijk moeten bijdragen tot het behalen van die doelstellingen. Opdat de Unie haar internationale en interne rapportageverplichtingen inzake broeikasgasemissieprognoses zou nakomen en om haar vooruitgang bij het nakomen van internationale en interne verbintenissen en verplichtingen te evalueren, moet de Commissie ook ramingen van broeikasgasemissies opstellen en gebruiken.

    (15) Er is betere informatie van de lidstaten nodig om hun vooruitgang en maatregelen voor aanpassing aan de klimaatverandering te controleren. Deze informatie is nodig voor het opstellen van een uitgebreide EU-strategie ter aanpassing aan de klimaatverandering volgend op het witboek met als titel "Aanpassing aan de klimaatverandering: naar een Europees actiekader".[19] Het rapporteren van informatie betreffende aanpassing zal de lidstaten in staat stellen beste praktijken uit te wisselen en hun noden en niveau van bereidheid om de klimaatverandering aan te pakken, te evalueren.

    (16) In het kader van Besluit 1/CP.15 hebben de Unie en de lidstaten zich verbonden tot een aanzienlijke klimaatfinanciering ter ondersteuning van aanpassings- en verzachtingsmaatregelen in ontwikkelingslanden. Conform paragraaf 40 van Besluit 1/CP.16 moet elk ontwikkeld land dat partij is bij het UNFCCC de rapportage van financiële ondersteuning, technologische ondersteuning en ondersteuning ter versterking van hun capaciteiten aan ontwikkelingslanden uitbreiden. Uitgebreidere rapportage is van essentieel belang om de inspanningen van de Unie en de lidstaten bij het nakomen van hun verplichtingen te erkennen. Besluit 1/CP.16 stelde ook een nieuw technologiemechanisme vast om de internationale overdracht van technologie te vereenvoudigen. Deze verordening is erop gericht belangrijke actuele informatie over activiteiten betreffende de overdracht van technologie aan ontwikkelingslanden beschikbaar te maken.

    (17) Ingevolge wijzigingen uitgevoerd in het kader van Richtlijn 2008/101/EG[20], past Richtlijn 2003/87/EG de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie ook toe op luchtvaartactiviteiten. Deze richtlijn bevat bepalingen over het gebruik van de inkomsten uit de veiling van emissierechten, over rapportage over het gebruik van de inkomsten uit de veiling van emissierechten door de lidstaten, en over de maatregelen die genomen zijn om emissierechten van de luchtvaartsector te veilen onder artikel 3 quater, lid 1 of 2, van die richtlijn teneinde te controleren dat 100 % van die inkomsten of een gelijkwaardig bedrag wordt gebruikt voor een of meer van de maatregelen genoemd in artikel 3 quater, lid 4, van Richtlijn 2003/87/EG. Ingevolge wijzigingen die zijn uitgevoerd in het kader van Richtlijn 2009/29/EG, bevat Richtlijn 2003/87/EG nu ook rapportagevereisten over het gebruik van inkomsten uit de veiling van emissierechten, waarvan ten minste 50 % moet worden gebruikt voor een of meer van de activiteiten genoemd in artikel 10, lid 3, van Richtlijn 2003/87/EG. Transparantie over het gebruik van inkomsten uit de veiling van emissierechten in het kader van Richtlijn 2003/87/EG is essentieel ter ondersteuning van de verbintenissen van de Unie. Rapportage over het gebruik van die inkomsten zou het bewijs moeten leveren van de werkelijk uitgekeerde bedragen, van het feit of de inkomsten worden uitbetaald in de vorm van directe investeringen in projecten, investeringsfondsen of fiscale en financiële steunmaatregelen en het type en referentie van die beleidsmaatregelen, projecten of fondsen.

    (18) Het UNFCCC verplicht de Unie en haar lidstaten tot het opstellen, regelmatig bijwerken, openbaar maken en indienen bij de Conferentie der Partijen van nationale rapporten en tweejaarlijkse rapporten met gebruikmaking van de richtlijnen, methodieken en formaten overeengekomen door de Conferentie der Partijen. In Besluit 1/CP.16 wordt gepleit voor een betere rapportage over doelstellingen op het gebied van het beperken van de klimaatverandering en over de verstrekking van financiële ondersteuning, technologische ondersteuning en ondersteuning ter versterking van hun capaciteiten aan ontwikkelingslanden.

    (19) Bij Beschikking nr. 406/2009/EG is de huidige jaarlijkse rapportageronde gewijzigd in een jaarlijkse rapportageronde met een uitgebreide controle van de broeikasgasinventarissen van de lidstaten binnen een korter tijdsbestek dan de huidige controle van de inventarislijsten door het UNFCCC om zodoende, indien nodig, het gebruik van flexibele instrumenten en de toepassing van corrigerende maatregelen aan het einde van elk jaar mogelijk te maken. Gezien de onzekerheden over de toekomstige ontwikkelingen in het kader van het UNFCCC en het Protocol van Kyoto, is het vaststellen van een controleprocedure van de door de lidstaten ingediende broeikasgasinventarissen op het niveau van de Unie vereist opdat de naleving van de verplichtingen in het kader van Beschikking nr. 406/2009/EG op een geloofwaardige, consistente, transparante en tijdige manier wordt beoordeeld.

    (20) Een aantal technische elementen met betrekking tot de rapportage over de uitstoot van broeikasgassen per bron en verwijderingen per put, zoals het aardopwarmingsvermogen (GWP), de omvang van de gerapporteerde broeikasgassen en methodologische richtsnoeren van het IPCC om de nationale broeikasgasinventarissen op te stellen, worden momenteel in het kader van de UNFCCC-procedure besproken. Herzieningen van die methodologische elementen in de context van de UNFCCC-procedure en daaropvolgende herberekeningen van de tijdreeksen van de broeikasgasemissies kunnen een invloed hebben op het niveau en de tendensen in de broeikasgasemissies. De Commissie moet dergelijke ontwikkelingen op internationaal niveau volgen en, waar nodig, voorstellen tot herziening van deze verordening indienen opdat deze consistent is met de in de context van de UNFCCC-procedure gebruikte methodieken.

    (21) De broeikasgasemissies in de loop van de gerapporteerde tijdreeksen moeten volgens dezelfde methoden worden geschat. De onderliggende activiteitsgegevens en emissiefactoren moeten op een consistente manier worden verzameld en gebruikt, zodat wijzigingen in tendensen van broeikasgasemissies niet als resultaat van wijzigingen in ramingsmethoden of veronderstellingen worden opgenomen. Herberekeningen moeten conform de overeengekomen richtlijnen worden uitgevoerd en zijn bedoeld om de consistentie, nauwkeurigheid en volledigheid van de gerapporteerde tijdreeksen en de uitvoering van meer gedetailleerde methoden te verbeteren. Wanneer de methodiek of de manier waarop onderliggende activiteitsgegevens en emissiefactoren worden verzameld, gewijzigd wordt, moeten de lidstaten de inventarislijsten voor de gerapporteerde tijdreeksen herberekenen en de noodzaak van herberekeningen evalueren op basis van de in de overeengekomen richtlijnen vastgestelde redenen, in het bijzonder voor hoofdcategorieën. Deze verordening moet bepalen of en onder welke voorwaarden rekening moet worden gehouden met de effecten van dergelijke herberekeningen.

    (22) De luchtvaart heeft een effect op het mondiale klimaat door de uitstoot van kooldioxide (CO2), maar ook door andere emissies en mechanismen, waaronder de uitstoot van stikstofoxiden en de bevordering van cirruswolken. In het licht van het snel ontwikkelende wetenschappelijke inzicht in deze effecten, moet in de context van deze verordening regelmatig een bijgewerkte beoordeling van de niet-CO2-effecten van de luchtvaart op het mondiale klimaat worden uitgevoerd.

    (23) Het Europees Milieuagentschap (EMA) beoogt de ondersteuning van duurzame ontwikkeling en steun bij het bereiken van aanzienlijke en meetbare verbeteringen in het Europese milieu door tijdige, doelgerichte, relevante en betrouwbare informatie te verschaffen aan beleidsmakers, openbare instellingen en het publiek. Het EMA moet de Commissie, waar nodig, ondersteunen, met bewakings- en rapportageactiviteiten, in het bijzonder in de context van het inventarisatiesysteem en de prognoses, beleidsinitiatieven en maatregelen van de Unie, bij het uitvoeren van de jaarlijkse beoordeling door deskundigen van de inventarislijsten van de lidstaten, bij het evalueren van vooruitgang bij de verbintenissen op het gebied van emissiereductie, de effecten van klimaatverandering, kwetsbaarheid en aanpassing, en bij communiceren van betrouwbare klimaatinformatie aan het publiek.

    (24) De Commissie moet de uitvoering van bewakings- en rapportageverplichtingen in het kader van deze verordening en toekomstige ontwikkelingen in het kader van het UNFCCC en het Protocol van Kyoto volgen om de consistentie te waarborgen. In dit opzicht moet de Commissie, waar nodig, de bepalingen van deze verordening intrekken of wijzigen.

    (25) Om eenvormige voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van artikel 20, lid 5, van deze verordening te waarborgen, moeten uitvoeringsbevoegdheden aan de Commissie worden toegekend. Teneinde geharmoniseerde rapportageverplichtingen voor de bewaking van broeikasgasemissies en andere informatie die relevant is voor het beleid inzake klimaatverandering vast te stellen, moet de bevoegdheid om instrumenten conform artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aan te nemen aan de Commissie worden gedelegeerd met betrekking tot het wijzigen van bijlage I van deze verordening, rapportage door de lidstaten over LULUCF en zeevervoer, nationale systemen van de lidstaten, de beoordeling door deskundigen van de inventarisgegevens van de lidstaten, de gedetailleerde verplichtingen betreffende de inhoud, structuur, indeling en indieningsprocedures van de rapporten door lidstaten en de intrekking en wijziging van bepaalde verplichtingen overeenkomstig deze verordening. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens de voorbereiding overleg pleegt, onder meer met deskundigen. Bij het voorbereiden en opstellen van gedelegeerde handelingen dient de Commissie erop toe te zien dat de desbetreffende documenten gelijktijdig, tijdig en op passende wijze bij het Europees Parlement en de Raad worden ingediend.

    (26) Aangezien de door de voorgestelde maatregel nagestreefde doelstellingen, zoals vastgelegd in artikel 1 van deze verordening, door hun aard niet in voldoende mate door de lidstaten kunnen worden bereikt en derhalve, gelet op de omvang en de effecten van de maatregel op het niveau van de Unie, beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel als vastgelegd in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in dit artikel verwoorde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat voor dat doel nodig is,

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Hoofdstuk 1

    Onderwerp, toepassingsgebied en definities

    Artikel 1

    Onderwerp

    Bij deze verordening wordt een systeem ingesteld voor:

    (a) het garanderen van de tijdige voltooiing, transparantie, nauwkeurigheid, consistentie, vergelijkbaarheid en volledigheid van de rapportage door de Unie en haar lidstaten aan het secretariaat van het UNFCCC;

    (b) het rapporteren en controleren van informatie met betrekking tot verbintenissen overeenkomstig het UNFCCC en het Protocol van Kyoto en op grond daarvan aangenomen besluiten en het evalueren van vooruitgang bij het nakomen van die verplichtingen;

    (c) de bewaking en rapportage van alle in de lidstaten plaatsvindende antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen die niet vallen onder het Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken;

    (d) de bewaking, rapportage en controle van broeikasgasemissies en overige informatie overeenkomstig artikel 6 van Beschikking nr. 406/2009/EG;

    (e) de rapportage van CO2-emissies afkomstig van zeevervoer;

    (f) de bewaking en rapportage van het gebruik van inkomsten uit de veiling van emissierechten in het kader van artikel 3 quater, lid 1 en 2, of artikel 10, lid 1, van Richtlijn 2003/87/EG, overeenkomstig artikel 3 quater, lid 4, en artikel 10, lid 3, van die richtlijn;

    (g) de bewaking en rapportage van de door lidstaten genomen maatregelen voor aanpassing aan de onvermijdelijke gevolgen van klimaatverandering;

    (h) de evaluatie van de vooruitgang van de lidstaten bij het nakomen van hun verplichtingen in het kader van Beschikking nr. 406/2009/EG;

    (i) de verzameling van informatie en gegevens die noodzakelijk zijn voor de opstelling en beoordeling van toekomstige EU-beleidslijnen inzake klimaatverandering.

    Artikel 2

    Toepassingsgebied

    Deze verordening is van toepassing op:

    (a) de koolstofarme ontwikkelingsstrategieën van de Unie en haar lidstaten en bijwerkingen ervan overeenkomstig Besluit 1/CP.16;

    (b) de emissies van broeikasgassen als vermeld in bijlage I afkomstig van sectoren en bronnen en de verwijdering per put die in de nationale broeikasgasinventarissen overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder a), van het UNFCCC zijn opgenomen en binnen het grondgebied van de lidstaten worden uitgestoten;

    (c) de broeikasgasemissies die binnen het toepassingsgebied van artikel 2, lid 1, van Beschikking nr. 406/2009/EG vallen;

    (d) de broeikasgasemissies van zeeschepen die aanmeren in zeehavens van de lidstaten;

    (e) de niet-CO2-gerelateerde effecten op het klimaat van emissies van de burgerluchtvaart;

    (f) de prognoses van de Unie en haar lidstaten betreffende antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen en de beleidsinitiatieven en maatregelen van de lidstaten;

    (g) de gezamenlijke, projectspecifieke en landspecifieke financiële en technologische ondersteuning voor ontwikkelingslanden;

    (h) het gebruik van inkomsten uit de veiling van emissierechten in de zin van artikel 3 quater, lid 1 en 2, en artikel 10, lid 1, van Richtlijn 2003/87/EG;

    (i) de maatregelen van de lidstaten op nationaal en regionaal niveau voor aanpassing aan de klimaatverandering.

    Artikel 3

    Definities

    Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:

    (1) "aardopwarmingsvermogen" van een gas betekent de totale bijdrage aan de opwarming van de aarde resulterend uit de uitstoot van één eenheid van dat gas in verhouding tot één eenheid van het referentiegas, kooldioxide, dat een waarde van 1 heeft;

    (2) "nationaal inventarisatiesysteem" is een systeem van institutionele, juridische en procedurele regelingen die binnen een lidstaat gelden voor de raming van de antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen die niet onder het Protocol van Montreal vallen, en voor het rapporteren en archiveren van inventarisinformatie in overeenstemming met Besluit 19/CMP.1 van de Conferentie der Partijen bij het UNFCCC waarin de partijen bij het Protocol van Kyoto bijeenkomen ("Besluit 19/CMP.1") of andere relevante beschikkingen in het kader van het UNFCCC of het Protocol van Kyoto;

    (3) "voor inventarisatie bevoegde autoriteiten" betekent alle autoriteiten die in het kader van een nationaal inventarisatiesysteem van een lidstaat belast zijn met de taak de broeikasgasinventaris op te stellen;

    (4) "kwaliteitsevaluatie" is een gepland systeem van controleprocedures dat ervoor zorgt dat de doelstellingen inzake gegevenskwaliteit worden behaald en dat de best mogelijke ramingen en informatie worden gerapporteerd ter ondersteuning van de doeltreffendheid van het kwaliteitsbeheersingsprogramma en ter ondersteuning van de lidstaten;

    (5) "kwaliteitsborging" is een systeem van technische routineactiviteiten om de kwaliteit te meten en te controleren van de informatie en ramingen die zijn opgesteld om de integriteit, correctheid en volledigheid van gegevens te waarborgen, fouten en leemten te identificeren en op te lossen, gegevens en ander gebruik materiaal te documenteren en archiveren en alle activiteiten voor kwaliteitsevaluatie te registreren;

    (6) "indicator" is een kwantitatieve of kwalitatieve factor of variabele die zorgt voor een beter begrip van de voortgang bij de tenuitvoerlegging van beleid en maatregelen en tendensen in broeikasgasemissies;

    (7) "toegewezen eenheid" of "AAU" is een eenheid die is verleend overeenkomstig de desbetreffende bepalingen in de bijlage bij Besluit 13/CMP.1 van de Conferentie der Partijen bij het UNFCCC waarin de partijen bij het Protocol van Kyoto bijeenkomen ("Besluit 13/CMP.1");

    (8) "verwijderingseenheid" of "RMU" is een eenheid die is verstrekt overeenkomstig de desbetreffende bepalingen in de bijlage bij Besluit 13/CMP.1 of in andere desbetreffende bepalingen van organen van het UNFCCC of Protocol van Kyoto;

    (9) "emissiereductie-eenheid" of "ERU" is een eenheid die is verstrekt overeenkomstig de desbetreffende bepalingen in de bijlage bij Besluit 13/CMP.1 en besluiten die zijn genomen in het kader van het UNFCCC of het Protocol van Kyoto;

    (10) "gecertificeerde emissiereductie" of "CER" is een eenheid die is verstrekt overeenkomstig artikel 12 van het Protocol van Kyoto en vereisten krachtens dit artikel, en de desbetreffende bepalingen in de bijlage bij Beschikking 13/CMP.1;

    (11) "nationaal register" is een register in de vorm van een gestandaardiseerde elektronische database met gegevens over de verlening, het bezit, de overdracht, de verwerving, de annulering en de afboeking van ERU's, CER's, AAU's en RMU's en de overbrenging van ERU's, CER's en AAU's;

    (12) "beleidsinitiatieven en maatregelen" zijn alle politieke, administratieve en juridische instrumenten voor het nakomen van verplichtingen krachtens artikel 4, lid 2, onder a) en b), van het UNFCCC, met inbegrip van degene die niet de beperking en vermindering van broeikasgasemissies als primaire doelstelling hebben;

    (13) "nationaal systeem voor beleidsinitiatieven en maatregelen en prognoses" is een systeem van institutionele, juridische en procedurele regelingen die zijn vastgelegd binnen een lidstaat voor het rapporteren van beleidsinitiatieven en maatregelen en voor het opstellen en rapporteren van prognoses over antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen, zoals bepaald in artikel 13 van deze verordening;

    (14) "beoordeling vooraf van beleidsinitiatieven en maatregelen" is een evaluatie van de voorspelde toekomstige effecten van een beleidsinitiatief of maatregel;

    (15) "beoordeling achteraf van beleidsinitiatieven en maatregelen" is een evaluatie van de voorbije effecten van een beleidsinitiatief of maatregel;

    (16) "prognoses zonder maatregelen" zijn prognoses van antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen die alle effecten uitsluiten van alle beleidsinitiatieven en maatregelen welke zijn gepland, vastgesteld of uitgevoerd na het jaar dat als beginjaar voor de desbetreffende prognose is gekozen;

    (17) "prognoses met bestaande maatregelen" zijn prognoses van antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen die de effecten op het gebied van de vermindering van broeikasgasemissies omvatten van beleidsinitiatieven en maatregelen die werden vastgesteld en uitgevoerd;

    (18) "prognoses met aanvullende maatregelen" zijn prognoses van antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen die de effecten op het gebied van de vermindering van broeikasgasemissies omvatten van beleidsinitiatieven en maatregelen die ter verzachting van de klimaatverandering en geplande beleidsinitiatieven en maatregelen zijn vastgesteld en uitgevoerd;

    (19) "gevoeligheidsanalyse" is een onderzoek van een modelalgoritme of een veronderstelling om te meten hoe gevoelig of stabiel de uitvoergegevens van het model zijn in verhouding tot variaties in de invoergegevens of onderliggende veronderstellingen. Deze wordt uitgevoerd door de invoerwaarden of modelvergelijkingen te variëren en te observeren hoe de modeluitvoer overeenkomstig varieert;

    (20) "steun ter verzachting van de klimaatverandering" is steun voor activiteiten in ontwikkelingslanden die bijdragen tot de doelstelling van het stabiliseren van de concentraties van broeikasgassen in de atmosfeer op een niveau waarbij een gevaarlijke antropogene verstoring van het klimaatsysteem wordt voorkomen;

    (21) "steun voor aanpassing aan de klimaatverandering" betekent steun voor activiteiten in ontwikkelingslanden die erop gericht zijn de kwetsbaarheid van menselijke of natuurlijke systemen voor de impact van klimaatverandering en klimaatgerelateerde risico's te verminderen, door het aanpassingsvermogen en het herstellingsvermogen van de ontwikkelingslanden te handhaven of te vergroten;

    (22) "technische correcties" zijn aanpassingen van de ramingen van nationale broeikasgasinventarissen die in de context van de controle overeenkomstig artikel 20 van deze verordening worden uitgevoerd, wanneer de ingediende inventarisgegevens onvolledig zijn of zijn opgesteld op een manier die niet overeenstemt met de internationale of Europese regels of richtlijnen en die de oorspronkelijk ingediende ramingen vervangen;

    (23) "herberekeningen", in overeenstemming met de richtlijnen van het UNFCCC inzake de rapportage van jaarlijkse inventarislijsten, vormen een procedure voor het opnieuw ramen van antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen van eerder ingediende inventarislijsten ten gevolge van gewijzigde methodieken, wijzigingen in de manier waarop emissiefactoren en activiteitsgegevens worden verzameld en gebruikt, of de toevoeging van nieuwe categorieën bronnen of putten.

    Hoofdstuk 2

    Koolstofarme ontwikkelingsstrategieën

    Artikel 4

    Koolstofarme ontwikkelingsstrategieën

    1. De lidstaten en de Commissie namens de Unie ontwerpen en implementeren elk een koolstofarme ontwikkelingsstrategie, met als doel bij te dragen tot:

    (a) de transparante en nauwgezette bewaking van de feitelijke en verwachte vorderingen van de lidstaten, met inbegrip van de door maatregelen van de Unie tot stand gebrachte bijdrage, bij het nakomen van de verplichtingen van de Unie en de lidstaten met betrekking tot de beperking of vermindering van de antropogene emissies van broeikasgassen uit hoofde van het UNFCCC;

    (b) het nakomen van de verplichtingen met betrekking tot de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen van de lidstaten in het kader van Beschikking nr. 406/2009/EG en het bereiken van een verminderde uitstoot en verbeterde verwijdering per put van broeikasgassen op lange termijn in alle sectoren, overeenkomstig de doelstelling van de Unie om de emissies tegen 2050 met 80 tot 95 % te verminderen in vergelijking met het niveau van 1990, in de context van de noodzakelijke verminderingen, volgens het IPCC, door ontwikkelde landen als groep.

    2. De lidstaten moeten hun koolstofarme ontwikkelingsstrategie één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening of in overeenstemming met een tijdschema dat internationaal werd overeengekomen in de context van de UNFCCC-procedure bij de Commissie indienen.

    3. De Commissie en de lidstaten stellen hun respectieve koolstofarme ontwikkelingsstrategieën en bijwerkingen ervan onmiddellijk ter beschikking aan het publiek.

    Hoofdstuk 3

    Rapportage over historische emissies en verwijderingen van broeikasgassen

    Artikel 5

    Nationale inventarisatiesystemen

    1. De lidstaten zorgen in voor het vaststellen, opzetten en voortdurend verbeteren van nationale inventarisatiesystemen om een raming te maken van antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen zoals vermeld in bijlage I bij deze verordening en te zorgen voor de tijdige voltooiing, transparantie, nauwkeurigheid, consistentie, vergelijkbaarheid en volledigheid van hun broeikasgasinventarissen.

    2. De lidstaten zorgen ervoor dat hun voor inventarisatie bevoegde autoriteiten toegang hebben tot, en dat hun nationale inventarisatiesysteem zo ontworpen is dat hun bevoegde autoriteiten toegang hebben tot:

    (a) gegevens en methoden gerapporteerd voor activiteiten en installaties in het kader van Richtlijn 2003/87/EG voor de opstelling van nationale broeikasgasinventarissen teneinde overeenstemming van de gerapporteerde broeikasgasemissies te garanderen in het kader van de EU-regeling voor de handel in emissierechten en in de nationale broeikasgasinventarissen;

    (b) gegevens verzameld via de rapportagesystemen over fluorgassen in de verschillende sectoren, als vastgelegd in artikel 6, lid 4, van Verordening (EG) nr. 842/2006 met als doel het opstellen van nationale broeikasgasinventarissen;

    (c) emissies, onderliggende gegevens en methodieken gerapporteerd door installaties overeenkomstig Verordening (EG) nr. 166/2006 met als doel het opstellen van nationale broeikasgasinventarissen;

    (d) gegevens gerapporteerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1099/2008.

    3. De lidstaten dragen er zorg voor dat hun voor inventarisatie bevoegde autoriteiten en hun nationale inventarisatiesysteem ervoor zorgt dat hun voor inventarisatie bevoegde autoriteiten:

    (a) gebruikmaken van de rapportagesystemen die zijn vastgelegd in artikel 6, lid 4, van Verordening (EG) nr. 842/2006 ter verbetering van de raming van fluorgassen in de broeikasgasinventarissen;

    (b) in staat zijn jaarlijkse overeenstemmingscontroles uit te voeren zoals vermeld in artikel 7, lid 1, onder l) en m) van van deze verordening;

    Artikel 6

    Inventarisatiesysteem van de Unie

    Er wordt een inventarisatiesysteem van de Unie opgesteld dat garant staat voor de tijdige voltooiing, transparantie, nauwkeurigheid, consistentie, vergelijkbaarheid en volledigheid van nationale inventarissen met betrekking tot de broeikasgasinventaris van de EU. De Commissie beheert en onderhoudt dit systeem en verbetert het voortdurend met de volgende aandachtspunten:

    (a) een kwaliteitsevaluatie- en kwaliteitsborgingsprogramma dat de vaststelling van kwaliteitsdoelstellingen alsook het opstellen van een plan voor de kwaliteitsevaluatie en kwaliteitsborging van de inventaris omvat. De Commissie ondersteunt de lidstaten bij de implementatie van hun kwaliteitsevaluatie- en kwaliteitsborgingsprogramma's;

    (b) een procedure voor de raming, in overleg met de betreffende lidstaat, van in de nationale inventaris ontbrekende gegevens;

    (c) een jaarlijkse beoordeling door deskundigen van de broeikasgasinventarissen van de lidstaten.

    Artikel 7

    Broeikasgasinventarissen

    1. De lidstaten brengen jaarlijks voor 15 januari ("jaar X") bij de Commissie verslag uit over:

    (a) hun antropogene emissies van de in bijlage I bij deze verordening genoemde broeikasgassen en de antropogene emissies van broeikasgassen als bedoeld in artikel 2, lid 1, van Beschikking nr. 406/2009/EG voor het jaar X-2. Onverminderd de rapportage van de broeikasgassen als bedoeld in bijlage I bij deze verordening, worden de emissies van kooldioxide (CO2) van IPCC-broncategorie "1.A.3.A burgerluchtvaart" beschouwd als gelijk aan nul ten behoeve van artikel 3 en artikel 7, lid 1, van Beschikking nr. 406/2009/EG;

    (b) gegevens over hun antropogene emissies van koolmonoxide (CO), zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx) en vluchtige organische stoffen (VOS) zoals ook gerapporteerd overeenkomstig artikel 7 van Richtlijn 2001/81/EG, voor het jaar X-2;

    (c) hun antropogene emissies van broeikasgassen per bron en verwijderingen van CO2 per put als gevolg van LULUCF, voor het jaar X-2;

    (d) hun antropogene emissies van broeikasgassen per bron en verwijderingen van CO2 per put als gevolg van LULUCF-activiteiten overeenkomstig het Protocol van Kyoto en informatie over de boekhouding met betrekking tot deze emissies van broeikasgassen en verwijderingen als gevolg van landgebruik, veranderingen in landgebruik en bosbouw, in overeenstemming met artikel 3, lid 3, en, indien een lidstaat besluit er gebruik van te maken, artikel 3, lid 4, van het Protocol van Kyoto, alsmede de desbetreffende besluiten uit hoofde daarvan, voor de jaren tussen 2008 en X-2. Lidstaten die ervoor hebben gekozen om akkerlandbeheer, graaslandbeheer of revegetatie in aanmerking te nemen in de boekhouding volgens artikel 3, lid 4, van het Protocol van Kyoto, moeten bovendien de emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen voor elk van deze activiteiten rapporteren voor het jaar 1990;

    (e) eventuele wijzigingen in de onder a) tot en met d) genoemde informatie voor de jaren tussen 1990 en het jaar X-3, met opgave van de redenen voor deze wijzigingen;

    (f) informatie betreffende de indicatoren, voor het jaar X-2;

    (g) informatie uit haar nationaal register betreffende de verlening, de verwerving, het bezit, de overdracht, de annulering, de afboeking en de overbrenging van AAU's, RMU's, ERU's en CER's, voor het jaar X-1;

    (h) beknopte informatie over uitgevoerde overdrachten overeenkomstig artikel 3, lid 4 en 5, van Beschikking nr. 406/2009/EG, voor het jaar X-1;

    (i) informatie over het gebruik van gemeenschappelijke uitvoering, het mechanisme voor schone ontwikkeling en het internationaal emissiehandelssysteem overeenkomstig artikel 6, 12 en 17 van het Protocol van Kyoto, of enig ander flexibel mechanisme als vastgelegd in andere instrumenten die zijn aangenomen door de Conferentie der Partijen of de Conferentie der partijen bij het UNFCCC waarin de partijen bij het Protocol van Kyoto bijeenkomen ten behoeve van hun verplichtingen betreffende de beperking of vermindering van de hoeveelheid emissies overeenkomstig artikel 2 van Beschikking nr. 2002/358/EG[21] en het Protocol van Kyoto of eventuele toekomstige inspanningen in het kader van het UNFCCC of het Protocol van Kyoto, voor het jaar X-2;

    (j) informatie over de stappen die werden ondernomen om de ramingen van de inventarislijsten te verbeteren, in het bijzonder op gebieden van de inventaris waar bijstellingen of aanbevelingen naar aanleiding van beoordelingen door deskundigen werden doorgevoerd;

    (k) de werkelijke of geschatte toewijzing van de geverifieerde emissies die zijn gerapporteerd door installaties en exploitanten krachtens Richtlijn 2003/87/EG aan de broncategorieën van de nationale broeikasgasinventaris en de verhouding van die geverifieerde emissies tot de totale gerapporteerde broeikasgasemissies in die broncategorieën, voor het jaar X-2;

    (l) de resultaten van de controles die zijn uitgevoerd met betrekking tot de overeenstemming van de in de broeikasgasinventarissen gerapporteerde emissies, voor het jaar X-2, met:

    i)          de geverifieerde emissies die zijn gerapporteerd krachtens Richtlijn 2003/87/EG;

    ii)         de emissies op het niveau van de installatie krachtens Verordening (EG) nr. 166/2006;

    (m) de resultaten van de controles die zijn uitgevoerd met betrekking tot de overeenstemming van de activiteit, achtergrondgegevens en aannames voor de raming van emissies ter voorbereiding van de broeikasgasinventarissen, voor het jaar X-2, met:

    i)          de gegevens en aannames die zijn gebruikt voor het opstellen van inventarissen van luchtverontreinigende stoffen krachtens Richtlijn 2001/81/EG;

    ii)         de gegevens die zijn gerapporteerd conform artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 842/2006;

    iii)         de energiegegevens die zijn gerapporteerd conform artikel 4 en bijlage B van Verordening (EG) nr. 1099/2008;

    (n) een beschrijving van eventuele veranderingen in het nationale inventarisatiesysteem;

    (o) een beschrijving van eventuele veranderingen in het nationale register;

    (p) eventuele andere elementen van het verslag betreffende de nationale inventarisatie van broeikasgassen, noodzakelijk voor het opstellen van het verslag betreffende de inventarisatie van broeikasgassen van de Unie, zoals gegevens over het kwaliteitsevaluatie- en kwaliteitsbeheersingsplan van de lidstaten, een algemene onzekerheidsevaluatie en een algemene volledigheidsbeoordeling.

    De lidstaten brengen in het eerste rapportagejaar op grond van deze verordening de Commissie op de hoogte van hun bedoeling om gebruik te maken van het bepaalde in artikel 3, lid 4 en 5, van Beschikking nr. 406/2009/EG.

    2. De lidstaten dienen bij de Commissie uiterlijk op 15 maart van elk jaar een volledige en up-to-date nationaal verslag betreffende de inventarisatie in. Een dergelijk verslag bevat alle in lid 1 van het onderhavige artikel genoemde informatie en alle verdere bijwerkingen van die informatie;

    3. De lidstaten dienen uiterlijk op 15 april van elk jaar bij het secretariaat van het UNFCCC een nationale inventaris in die identieke informatie bevat als die welke overeenkomstig lid 2 van dit artikel bij de Commissie werd ingediend.

    4. De Commissie stelt in samenwerking met de lidstaten jaarlijks een broeikasgasinventaris van de Unie en een verslag betreffende de broeikasgasinventarisatie van de Unie op en dient deze uiterlijk op 15 april van elk jaar in bij het secretariaat van het UNFCCC.

    5. De Commissie krijgt de bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 29 van deze verordening om:

    (a) stoffen toe te voegen aan of te verwijderen uit de lijst met broeikasgassen in bijlage I bij deze verordening;

    (b) bewakings- en rapportageverplichtingen voor LULUCF vast te stellen, in overeenstemming met eventuele nieuwe internationale overeenkomsten of een wetgevingshandeling die is vastgesteld overeenkomstig artikel 9 van Beschikking nr. 406/2009/EG.

    Artikel 8

    Geschatte broeikasgasinventarissen

    De lidstaten dienen voor 31 juli van elk jaar ("jaar X") de geschatte broeikasgasinventarissen voor het jaar X-1 in bij de Commissie. De Commissie stelt jaarlijks, op basis van de geschatte broeikasgasinventarissen van de lidstaten, of indien nodig op basis van haar eigen ramingen, een geschatte broeikasgasinventaris van de Unie op. De Commissie stelt deze informatie jaarlijks voor 30 september voor het publiek toegankelijk.

    Artikel 9

    Procedures voor het uitvoeren van emissieramingen

    1. De Commissie voert een initiële controle uit van de gegevens die zijn ingediend door de lidstaten krachtens artikel 7, lid 1, van deze verordening, op volledigheid en potentiële problemen. Ze verzendt de resultaten binnen 6 weken na de termijn voor indiening van de gegevens naar de lidstaten. De lidstaten reageren voor 15 maart op eventuele vragen in het kader van de initiële controle, samen met de indiening van de finale inventaris voor het jaar X-2.

    2. In het geval dat een lidstaat de vragen van de Commissie niet beantwoordt of geen volledige inventarisramingen indient die vereist zijn voor het opstellen van de inventaris van de Unie voor 15 maart, voert de Commissie ramingen uit die in plaats van de desbetreffende ramingen moeten worden gebruikt in de inventaris van de lidstaat. De Commissie hanteert hiervoor methoden die overeenstemmen met de richtsnoeren voor het opstellen van nationale broeikasgasinventarissen.

    Artikel 10

    Rapportage van CO2-emissies afkomstig van zeevervoer

    1. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 29 van deze verordening gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de vaststelling van de verplichtingen voor de bewaking en rapportage van CO2-emissies afkomstig van zeevervoer met betrekking tot zeeschepen die aanmeren in zeehavens van de lidstaten. De vastgestelde bewakings- en rapportageverplichtingen stemmen overeen met de verplichtingen overeengekomen bij het UNFCCC en, in de mate van het mogelijke, met de verplichtingen van toepassing op schepen in de context van de IMO of via EU-wetgeving betreffende de uitstoot van broeikasgassen afkomstig van zeevervoer. In de mate van het mogelijke blijven de bewakings- en rapportageverplichtingen de werkbelasting van de lidstaten tot een minimum beperkt, onder meer door het centraal verzamelen en beheren van gegevens.

    2. In het geval dat een handeling is vastgesteld overeenkomstig lid 1, bepalen de lidstaten de CO2-emissies afkomstig van zeevervoer overeenkomstig die handeling en brengen hier verslag over uit aan de Commissie voor 15 januari van elk jaar ("jaar X") voor het jaar X-2.

    Hoofdstuk 4

    Registers

    Artikel 11

    Opstelling en werking van registers

    1. De Unie en de lidstaten zorgen voor het opstellen en onderhouden van registers om nauwkeurig verslag uit te brengen over de verlening, het bezit, de overdracht, de verwerving, de annulering en de afboeking van AAU's, RMU's, ERU's en CER's en de overbrenging van AAU's, RMU's, ERU's en CER's. De lidstaten kunnen deze registers ook gebruiken om nauwkeurig verslag uit te brengen over de eenheden als genoemd in artikel 11 bis, lid 5, van Richtlijn 2003/87/EG.

    2. De Unie en de lidstaten mogen hun registers samen met een of meer andere lidstaten in een geconsolideerd systeem bijhouden.

    3. De in lid 1 van dit artikel genoemde elementen worden medegedeeld aan de krachtens artikel 20 van Richtlijn 2003/87/EG aangewezen centrale administrateur.

    4. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 29 van deze verordening gedelegeerde handelingen vast te stellen om het in lid 1 van dit artikel genoemde register van de Unie op te stellen.

    Artikel 12

    Afboeking van eenheden in het kader van het Protocol van Kyoto

    1. Nadat de toetsing van hun nationale inventaris in het kader van het Protocol van Kyoto voor ieder jaar van de eerste verplichtingsperiode van het Protocol van Kyoto is voltooid en eventuele vragen met betrekking tot de uitvoering zijn opgelost, boeken lidstaten van het register de AAU's, RMU's, ERU's en CER's af die overeenstemmen met hun netto-emissies in de loop van dat jaar.

    2. Met betrekking tot het laatste jaar van de verplichtingsperiode van het Protocol van Kyoto, boeken lidstaten eenheden van het register af voor het einde van de aanvullende periode voor het nakomen van hun verplichtingen die zijn vastgesteld in Besluit 11/CMP.1 van de Conferentie der Partijen bij het UNFCCC waarin de partijen bij het Protocol van Kyoto bijeenkomen.

    Hoofdstuk 5

    Rapportage over beleidsinitiatieven en maatregelen en over prognoses van antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen

    Artikel 13

    Nationale systemen voor beleidsinitiatieven, maatregelen en prognoses

    1. De lidstaten en de Commissie zetten één jaar na de inwerkingtreding van deze Verordening nationale systemen op voor rapportage van beleidsinitiatieven en maatregelen en voor de opstelling en rapportage van prognoses van antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen en zorgen voor het beheer en de voortdurende verbetering hiervan. Deze nationale systemen omvatten alle institutionele, juridische en procedurele regelingen die zijn vastgelegd binnen een lidstaat en de Unie voor het evalueren van het beleid en het opstellen van prognoses van antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen.

    2. Zij dienen de tijdige voltooiing, transparantie, nauwkeurigheid, consistentie, vergelijkbaarheid en volledigheid te garanderen van de informatie die is gerapporteerd over beleidsinitiatieven en maatregelen en prognoses van antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen, als bedoeld in artikel 14 en 15 van deze verordening, met inbegrip van het gebruik en de toepassing van gegevens, methoden en modellen, en de uitvoering van activiteiten op het gebied van kwaliteitsevaluatie en kwaliteitsborging en gevoeligheidsanalyse.

    Artikel 14

    Rapportage van beleidsinitiatieven en maatregelen

    1. De lidstaten dienen uiterlijk op 15 maart van elk jaar ("jaar X") het volgende in:

    (a) een beschrijving van hun nationale systeem voor de rapportage van beleidsinitiatieven en maatregelen en voor de opstelling en rapportage van prognoses van antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen overeenkomstig artikel 13, lid 1, van deze verordening, of informatie over eventuele wijzigingen in dat systeem ingeval een dergelijke beschrijving al werd ingediend;

    (b) eventuele aanvullende informatie of bijwerkingen met betrekking tot hun koolstofarme ontwikkelingsstrategieën als bedoeld in artikel 4 van deze verordening en vooruitgang bij de uitvoering van deze strategieën;

    (c) informatie over de nationale beleidsinitiatieven en maatregelen en over de uitvoering van de beleidsinitiatieven en maatregelen van de Unie ter beperking of vermindering van de emissies van broeikasgassen per bron of ter intensivering van de verwijdering door putten, voor ieder broeikasgas per sector in bijlage I bij deze verordening opgenomen. Deze informatie bevat verwijzingen naar toepasselijke nationale beleidsinitiatieven of beleidsinitiatieven van de Unie, in het bijzonder beleidsinitiatieven betreffende luchtkwaliteit, en omvat:

    i)          de doelstelling van het beleidsinitiatief of de maatregel en een korte beschrijving van het beleidsinitiatief of de maatregel;

    ii)         het type beleidsinstrument;

    iii)         het stadium van uitvoering;

    iv)        indicatoren voor bewaking en evaluatie van de geboekte vooruitgang;

    v)         kwantitatieve ramingen met betrekking tot de effecten op emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen bestaande uit:

    – de resultaten van een beoordeling vooraf van de effecten van elk beleidsinitiatief en elke maatregel. Ramingen worden verstrekt voor een reeks van vier komende jaren eindigend op 0 of 5 onmiddellijk volgend op het jaar X, met een onderscheid tussen de emissies van broeikasgassen die onder Richtlijn 2003/87/EG vallen en de emissies die onder Richtlijn nr. 406/2009/EG vallen;

    – de resultaten van een beoordeling achteraf van de effecten van elk beleidsinitiatief en elke maatregel betreffende de verzachting van de klimaatverandering, waar van toepassing, met een onderscheid tussen de emissies van broeikasgassen die onder Richtlijn 2003/87/EG vallen en de emissies die onder Beschikking nr. 406/2009/EG vallen.

    vi)        ramingen van de geschatte kosten van beleidsinitiatieven en maatregelen, en indien nodig ramingen van de gerealiseerde kosten van beleidsinitiatieven en maatregelen;

    vii)        alle verwijzingen naar de beoordeling en de ondersteunende technische verslagen als genoemd in lid 2 van dit artikel;

    (d) informatie over uitgevoerde of geplande beleidsinitiatieven en maatregelen bedoeld voor de tenuitvoerlegging van toepasselijke wetgeving van de Unie en informatie over nationale nalevings- en handhavingsprocedures;

    (e) de informatie vermeld in punt d) van artikel 6, lid 1, van Beschikking nr. 406/2009/EG;

    (f) informatie over de mate waarin de maatregelen van de lidstaat een belangrijk onderdeel vormen van de op nationaal niveau geleverde inspanningen alsmede de mate waarin het gebruik van gemeenschappelijke uitvoering, het mechanisme voor schone ontwikkeling en internationaal emissiehandelssysteem aanvullend is ten opzichte van de interne maatregelen overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het Protocol van Kyoto en de uit hoofde daarvan vastgestelde besluiten.

    2. De Commissie stelt elke raming van de kosten en effecten van nationale beleidsinitiatieven en maatregelen en alle informatie over de uitvoering van beleidsinitiatieven of maatregelen van de Unie ter beperking of vermindering van de emissies van broeikasgassen per bron of ter intensivering van de verwijderingen per put, samen met eventuele technische verslagen die aan de basis liggen van deze ramingen, in elektronische vorm ter beschikking van het publiek. Deze omvatten beschrijvingen van de gebruikte modellen en methodologische benaderingen, definities en onderliggende veronderstellingen.

    Artikel 15

    Rapportage over prognoses

    1. De lidstaten rapporteren ten laatste op 15 maart van elk jaar ("jaar X") nationale prognoses van antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen, ingedeeld per gas en per sector aan de Commissie. Die prognoses omvatten kwantitatieve ramingen voor een reeks van vier komende jaren eindigend op 0 of 5 onmiddellijk na jaar X. Nationale prognoses houden rekening met eventuele beleidsinitiatieven en maatregelen vastgesteld op het niveau van de Unie en omvatten:

    (a) prognoses zonder maatregelen, prognoses met bestaande maatregelen en prognoses met aanvullende maatregelen;

    (b) totale prognoses van broeikasgassen en afzonderlijke ramingen voor de geschatte broeikasgasemissies voor de emissiebronnen die onder Richtlijn 2003/87/EG en Beschikking nr. 406/2009/EG vallen;

    (c) een duidelijke identificatie van de nationale, regionale en EU-beleidsinitiatieven en maatregelen die in de prognoses van antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen zijn opgenomen. Wanneer dergelijke beleidsinitiatieven en maatregelen niet zijn opgenomen, wordt dit duidelijk vermeld en uitgelegd;

    (d) de resultaten van de gevoeligheidsanalyse met betrekking tot de prognoses;

    (e) alle relevante verwijzingen naar de beoordeling en de technische verslagen die aan de basis liggen van deze ramingen als bepaald in lid 3 van dit artikel.

    2. Wanneer een lidstaat geen volledige prognoses indient voor 15 maart van elk jaar, kan de Commissie ramingen opstellen zoals vereist voor het opstellen van prognoses voor de Unie.

    3. De lidstaten stellen hun nationale prognoses van emissies per bron en verwijderingen per put van broeikasgassen, samen met hun technische verslagen die aan de basis liggen van deze prognoses, in elektronische vorm ter beschikking van het publiek. Deze omvatten beschrijvingen van de gebruikte modellen en methodologische benaderingen, definities en onderliggende veronderstellingen.

    Hoofdstuk 6

    Rapportage over andere informatie relevant voor de klimaatverandering

    Artikel 16

    Rapportage over nationale maatregelen voor aanpassing aan de klimaatverandering

    De lidstaten rapporteren vóór 15 maart van elk jaar informatie over hun uitgevoerde of geplande maatregelen voor aanpassing aan de klimaatverandering, in het bijzonder over nationale of regionale aanpassingsstrategieën en aanpassingsmaatregelen aan de Commissie. Deze informatie omvat de begrotingstoewijzing per beleidssector en, voor elke aanpassingsmaatregel, de hoofddoelstelling, het type instrument, de status van de tenuitvoerlegging en de categorie van het effect op de klimaatverandering (zoals overstroming, stijging van de zeespiegel, extreme temperaturen, droogtes en extreme weersomstandigheden).

    Artikel 17

    Rapportage over financiële en technologische ondersteuning voor ontwikkelingslanden

    De lidstaten rapporteren, op basis van de beste beschikbare gegevens, uiterlijk op 15 maart van elk jaar ("jaar X") aan de Commissie over:

    (a) informatie over financiële ondersteuning die is vastgelegd en vrijgegeven aan ontwikkelingslanden in het kader van het UNFCCC voor het jaar X-1, over financiële ondersteuning die is vastgelegd voor het jaar X en over geplande ondersteuning. De ingediende informatie omvat:

    i)          de mededeling of de financiële middelen die de lidstaat aan ontwikkelingslanden ter beschikking heeft gesteld nieuw zijn en een aanvulling vormen in de context van het UNFCCC en hoe dit werd berekend;

    ii)         informatie over eventuele financiële middelen die zijn toegekend door de lidstaat met betrekking tot de uitvoering van het UNFCCC per type kanaal zoals bilaterale, regionale of andere multilaterale kanalen;

    iii)         kwantitatieve informatie over geldstromen op basis van de zogenaamde "Rio-indicatoren voor steun ter verzachting van de klimaatverandering en steun voor aanpassing aan de klimaatverandering" (de "Rio-indicatoren") die zijn geïntroduceerd door de OESO-commissie voor ontwikkelingsbijstand en methodologische informatie met betrekking tot de uitvoering van de methodiek met Rio-indicatoren voor klimaatverandering;

    iv)        gedetailleerde informatie over ondersteuning door de particuliere en overheidssector, in voorkomend geval, voor ontwikkelingslanden die bijzonder kwetsbaar zijn voor de effecten van klimaatverandering bij het aanpassen aan die effecten van klimaatverandering;

    v)         gedetailleerde informatie over ondersteuning door de particuliere en overheidssector, in voorkomend geval, aan ontwikkelingslanden ter bestrijding van broeikasgasemissies;

    (b) informatie over activiteiten van de lidstaat met betrekking tot de overdracht van technologie aan ontwikkelingslanden in het kader van het UNFCCC en over technologieën die worden overgedragen voor het jaar X-1, informatie over geplande activiteiten met betrekking tot de overdracht van technologie aan ontwikkelingslanden in het kader van het UNFCCC en over technologieën die worden overgedragen voor het jaar X en daaropvolgende jaren. Dit moet informatie bevatten over de vraag of de overgedragen technologie werd gebruikt voor het verzachten van of aanpassen aan de effecten van de klimaatverandering, het ontvangende land, de hoeveelheid verstrekte ondersteuning en het type overgedragen technologie.

    Artikel 18

    Rapportage over het gebruik van inkomsten uit veilingen en projectkredieten

    1. De lidstaten dienen uiterlijk op 15 maart van elk jaar ("jaar X") voor het jaar X-1 het volgende in bij de Commissie:

    (a) een gedetailleerde verantwoording zoals genoemd in artikel 6, lid 2, van Beschikking nr. 406/2009/EG;

    (b) informatie over het gebruik van inkomsten tijdens het jaar X-1 van de lidstaat uit de veiling van emissierechten overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Richtlijn 2003/87/EG. Deze informatie omvat ook specifieke en gedetailleerde informatie over het gebruik van 50 % van de inkomsten, en resulterende genomen maatregelen, met vermelding van de categorie van dergelijke genomen maatregelen overeenkomstig artikel 10, lid 3, van Richtlijn 2003/87/EG en opgave van het begunstigde land of de begunstigde regio;

    (c) informatie over het gebruik van alle inkomsten van de lidstaat uit de veiling van luchtvaartemissierechten overeenkomstig artikel 3 quater, lid 1 of 2, van Richtlijn 2003/87/EG;

    (d) informatie als genoemd in artikel 6, lid 1, onder b), van Beschikking nr. 406/2009/EG en informatie over hoe hun aankoopbeleid de tenuitvoerlegging van een internationale overeenkomst inzake klimaatverandering verbetert.

    2. Voor lidstaten die een bedrag gelijk aan de inkomsten uit veilingen in de zin van artikel 3 quater, lid 4, en artikel 10, lid 3, van Richtlijn 2003/87/EG gebruiken, zijn de verplichtingen onder b) en c) van lid 1 van dit artikel van toepassing op dit bedrag.

    3. Inkomsten uit veilingen die niet zijn vrijgegeven op het moment dat een lidstaat een rapport indient bij de Commissie krachtens dit artikel worden gekwantificeerd en vermeld in rapporten voor volgende jaren.

    4. De lidstaten stellen de rapporten die zijn ingediend bij de Commissie op grond van dit artikel ter beschikking van het publiek.

    Artikel 19

    Tweejaarlijkse rapporten en nationale verslagen

    1. De Unie en de lidstaten dienen in overeenstemming met Besluit 1/CP.16 tweejaarlijkse rapporten in en overeenkomstig artikel 12 van het UNFCCC nationale verslagen in bij het secretariaat van het UNFCCC.

    2. De lidstaten dienen ook nationale verslagen en tweejaarlijkse rapporten in bij de Commissie.

    Hoofdstuk 7

    Beoordeling door deskundigen van broeikasgasemissies van de Unie

    Artikel 20

    Beoordeling van de inventaris door deskundigen

    1. De Commissie voert een initiële beoordeling uit van de nationale inventarisgegevens die zijn ingediend door de lidstaten overeenkomstig artikel 7, lid 2, van deze verordening ter bepaling van de jaarlijkse emissierechten als bedoeld in artikel 3, lid 2, vierde alinea, van Beschikking nr. 406/2009/EG.

    2. De Commissie voert vanaf de gegevens die zijn ingediend voor het jaar 2013 jaarlijks een beoordeling door deskundigen uit van de nationale inventarisgegevens die zijn ingediend door de lidstaten overeenkomstig artikel 7, lid 2, van deze verordening met de bedoeling na te gaan of de lidstaten hun broeikasgasemissies verminderen of beperken overeenkomstig artikel 3 van Beschikking nr. 406/2009/EG en eventuele andere doelstellingen ter vermindering of beperking van broeikasgassen als vastgesteld in de wetgeving van de Unie nakomen.

    3. De initiële en jaarlijkse beoordelingen door deskundigen omvatten:

    (a) controles om de transparantie, nauwkeurigheid, consistentie, vergelijkbaarheid en volledigheid van de ingediende informatie na te gaan;

    (b) controles om gevallen te identificeren waarin inventarisgegevens worden verzameld op een manier die niet overeenstemt met de richtsnoeren van het UNFCCC of voorschriften van de Unie; en

    (c) indien van toepassing, berekening van de resulterende noodzakelijke technische correcties.

    4. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 29 van deze verordening gedelegeerde handelingen vast te nemen om bepalingen op te stellen voor de uitvoering van de beoordelingen door deskundigen als bedoeld in lid 1 en 2 van dit artikel, met inbegrip van de in lid 3 van dit artikel vastgestelde taken.

    5. De Commissie stelt een uitvoeringsbesluit vast om de totale som van emissies voor het desbetreffende jaar te bepalen voortvloeiend uit de gecorrigeerde inventarisgegevens van elke lidstaat bij voltooiing van de desbetreffende jaarlijkse beoordeling.

    6. De gegevens die voor elke lidstaat zijn ingeschreven in de registers welke zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 11 van Beschikking nr. 406/2009/EG en artikel 19 van Richtlijn 2003/87/EG, één maand na de datum van publicatie van een uitvoeringsbesluit overeenkomstig lid 5 van dit artikel, met inbegrip van wijzigingen van dergelijke gegevens wegens het feit dat die lidstaat gebruikmaakt van de flexibiliteit door die lidstaat overeenkomstig artikel 3 en 5 van Beschikking nr. 406/2009/EG, zijn relevant voor de toepassing van artikel 7, lid 1, van Beschikking nr. 406/2009/EG.

    Artikel 21

    Aanpak van de effecten van herberekeningen

    1. Wanneer de jaarlijkse beoordeling door deskundigen van inventarisgegevens met betrekking tot het jaar 2020 is voltooid overeenkomstig artikel 20 van deze verordening, berekent de Commissie in overeenstemming met de formules in bijlage II bij deze verordening de herberekende som van broeikasgasemissies voor iedere lidstaat.

    2. Onverminderd artikel 31, lid 2, van deze verordening, gebruikt de Commissie onder andere de herberekende som in lid 1 van dit artikel bij het voorstellen van doelstellingen voor de vermindering of beperking van emissies voor elke lidstaat voor de periode na 2020 overeenkomstig artikel 14 van Beschikking nr. 406/2009/EG.

    3. De Commissie publiceert onverwijld de resultaten van de berekeningen die zijn uitgevoerd overeenkomstig lid 1 van dit artikel.

    Hoofdstuk 8

    Evaluatie van de vorderingen inzake Europese en internationale verbintenissen

    Artikel 22

    Evaluatie van de vorderingen

    1. De Commissie beoordeelt jaarlijks, op basis van de informatie in artikel 7, 8, 11 en 15 tot 18 van deze verordening, en in overleg met de lidstaten, de vorderingen die zijn gemaakt door de Unie en haar lidstaten bij het nakomen van het volgende, teneinde te bepalen of voldoende vooruitgang werd geboekt:

    (a) verbintenissen in het kader van artikel 4 van het UNFCCC en artikel 3 van het Protocol van Kyoto zoals uiteengezet in besluiten vastgesteld door de Conferentie der Partijen bij het UNFCCC of door de Conferentie der Partijen waarin de partijen bij het Protocol van Kyoto bijeenkomen;

    (b) verplichtingen als bedoeld in artikel 3 van Beschikking nr. 406/2009/EG.

    2. De Commissie beoordeelt tweejaarlijks de algemene impact van de luchtvaart op het mondiale klimaat met inbegrip van niet-CO2-emissies, zoals van stikstofoxiden en effecten, zoals de bevordering van cirruswolken, op basis van de emissiegegevens die zijn ingediend door de lidstaten overeenkomstig artikel 7 van deze verordening, en verbetert deze kwantificatie met verwijzing naar de ontwikkeling van de wetenschap en luchtverkeersgegevens, indien van toepassing.

    3. De Commissie dient uiterlijk op 31 oktober van elk jaar een verslag in met een samenvatting van de conclusies van de beoordelingen als bedoeld in lid 1 en 2 van dit artikel bij het Europees Parlement en de Raad.

    Artikel 23

    Rapportage over de extra periode voor het nakomen van de in het kader van het Protocol van Kyoto aangegane verplichtingen

    De Unie en elke lidstaat dienen bij het secretariaat van het UNFCCC een rapport in over de extra periode voor het nakomen van de verplichtingen als genoemd in lid 3 van Besluit 13/CMP.1, en wel direct na het verstrijken van die periode.

    Hoofdstuk 9

    Samenwerking en steun

    Artikel 24

    Samenwerking tussen de lidstaten en de Unie

    De lidstaten en de Unie werken met elkaar samen en houden elkaar voortdurend op de hoogte inzake verplichtingen uit hoofde van deze verordening betreffende:

    (a) het opstellen van de broeikasgasinventaris van de Unie en het verslag betreffende de broeikasgasinventarisatie van de Unie, overeenkomstig artikel 7, lid 4, van deze verordening;

    (b) het opstellen van de nationale verslagen van de Unie overeenkomstig artikel 12 van het UNFCCC en het tweejaarlijkse rapport overeenkomstig Besluit 1/CP.16;

    (c) de controle- en nalevingsprocedures in het kader van het UNFCCC en het Protocol van Kyoto in overeenstemming met elke toepasselijke beslissing in het kader van het UNFCCC of het Protocol van Kyoto en de procedure van de Unie ter controle van de broeikasgasinventarissen van de lidstaten als genoemd in artikel 20 van deze verordening;

    (d) eventuele aanpassingen overeenkomstig artikel 5, lid 2, van het Protocol van Kyoto of volgend op de controleprocedure van de Unie als genoemd in artikel 20 van deze verordening, of andere wijzigingen in ingediende of in te dienen inventarissen en inventarisverslagen bij het secretariaat van het UNFCCC;

    (e) het opstellen van een geschatte broeikasgasinventarisatie van de Unie overeenkomstig artikel 8 van deze verordening;

    (f) rapportage met betrekking tot de afboeking van AAU's, CER's, ERU's of RMU's na de extra periode in lid 14 van Besluit 13/CMP.1 voor het nakomen van de verplichtingen overeenkomstig artikel 3, lid 1, van het Protocol van Kyoto.

    Artikel 25

    Rol van het Europees Milieuagentschap

    Het Europees Milieuagentschap verleent in overeenstemming met zijn jaarlijkse werkprogramma de Commissie assistentie bij het voldoen aan artikel 6 tot 10, 13 tot 20, 22 en 23 van deze verordening. Dit omvat assistentie bij:

    (a) het opstellen van de broeikasgasinventaris van de Unie en het verslag betreffende de broeikasgasinventarisatie van de Unie;

    (b) het uitvoeren van kwaliteitsborgings- en kwaliteitsbeheersingsprocedures voor het opstellen van de broeikasgasinventaris van de Unie;

    (c) het maken van ramingen voor gegevens die niet werden gerapporteerd in de nationale broeikasgasinventarissen;

    (d) het uitvoeren van de jaarlijkse beoordeling door deskundigen;

    (e) het opstellen van de geschatte broeikasgasinventaris van de Unie;

    (f) het verzamelen van de door de lidstaten gerapporteerde informatie over prognoses en beleidsinitiatieven en maatregelen;

    (g) het uitvoeren van kwaliteitsborgings- en kwaliteitsbeheersingsprocedures met betrekking tot de door de lidstaten gerapporteerde informatie over prognoses en beleidsinitiatieven en maatregelen;

    (h) het maken van ramingen voor gegevens over prognoses die niet werden ingediend door de lidstaten;

    (i) het verzamelen van gegevens zoals vereist voor het jaarlijkse verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad;

    (j) het verspreiden van in het kader van deze verordening verzamelde informatie, met inbegrip van het onderhouden en bijwerken van een database over de beleidsinitiatieven en maatregelen van de lidstaten ter verzachting van de klimaatverandering, en een uitwisselingsplaats voor effecten, kwetsbaarheden en aanpassing aan de klimaatverandering.

    Hoofdstuk 10

    Delegatie

    Artikel 26

    Gedetailleerde rapportageverplichtingen

    De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 29 van deze verordening gedelegeerde handelingen vast te stellen om gedetailleerde rapportageregels op te stellen, met inbegrip van regels betreffende de inhoud, de structuur, de vormvereisten en de indieningsprocedures voor de verslagen van de lidstaten overeenkomstig artikel 4, 5, 7, 8 en 13 tot 19 van deze verordening.

    Artikel 27

    Verplichtingen voor nationale systemen

    De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 29 van deze verordening gedelegeerde handelingen vast te stellen om vereisten op te stellen met betrekking tot de instelling en werking van de nationale systemen van de lidstaten overeenkomstig artikel 5 en 13 van deze verordening.

    Artikel 28

    Intrekking of wijziging van verplichtingen

    De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 29 van deze verordening gedelegeerde handelingen vast te stellen tot intrekking van de artikelen 4 tot 7, 10 tot 12, 14, 15, 17 en 19 van deze verordening, of een gedeelte daarvan, of tot wijziging van die artikelen, als blijkt dat internationale of andere ontwikkelingen aanleiding geven tot een situatie waarin de verplichtingen overeenkomstig die artikelen niet langer nodig zijn, niet in verhouding zijn tot de bijbehorende voordelen of niet overeenstemmen of overlappen met rapportageverplichtingen in het kader van het UNFCCC. Overeenkomstig dit artikel vastgestelde handelingen maken Europese en internationale rapportageverplichtingen in hun geheel niet méér verplichtend voor lidstaten.

    Artikel 29

    Uitoefening van de delegatie

    1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt volgens de voorwaarden van dit artikel aan de Commissie toegekend.

    2. Aan de Commissie wordt voor een onbepaalde periode vanaf de datum waarop deze verordening in werking treedt de in de artikelen 7, 10, 11, 20 en 26 tot 28 genoemde bevoegdheidsdelegatie verleend.

    3. Het Europees Parlement en de Raad kunnen de in de artikelen 7, 10, 11, 20 en 26 tot 28 van deze verordening bedoelde bevoegdheidsdelegatie op elk moment intrekken. Een besluit tot intrekking maakt een einde aan de bevoegdheidsdelegatie die in het besluit wordt vermeld. Dit treedt in werking op de dag na de publicatie van de beschikking in het Publicatieblad van de Europese Unie of een latere datum die daarin nader wordt bepaald. Het laat de geldigheid van alle reeds in werking zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

    4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daar op hetzelfde moment van in kennis.

    5. Een gedelegeerde handeling uit hoofde van de artikelen 7, 10, 11, 20 of 26 tot 28 van deze verordening treedt uitsluitend in werking als geen bezwaar is geuit door het Europees Parlement of door de Raad binnen een periode van 2 maanden na de mededeling van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad of wanneer het Europees Parlement en de Raad de Commissie, vóór het verstrijken van die periode, ervan in kennis hebben gesteld dat zij geen bezwaar zullen uiten. Deze periode kan worden verlengd met 2 maanden op initiatief van het Europees Parlement of de Raad.

    Hoofdstuk 11

    Slotbepalingen

    Artikel 30

    Comité

    De Commissie wordt bijgestaan door een Comité klimaatverandering. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011[22].

    Artikel 31

    Evaluatie

    1. De Commissie evalueert regelmatig de overeenstemming van de bepalingen inzake bewaking en rapportage uit hoofde van deze verordening met toekomstige beslissingen met betrekking tot het UNFCCC en het Protocol van Kyoto of andere wetgeving van de Unie.

    2. Als zich tijdens de verplichtingsperiode in het kader van Beschikking nr. 406/2009/EG een wijziging voordoet in de internationale regels met betrekking tot de raming van broeikasgasemissies voor de opstelling van broeikasgasinventarissen, oordeelt de Commissie in welke mate de nieuwe regels gelden voor de doelstellingen van Beschikking nr. 406/2009/EG.

    Artikel 32

    Intrekking

    Beschikking nr. 280/2004/EG wordt ingetrokken.

    Verwijzingen naar de ingetrokken beschikking gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen overeenkomstig de in bijlage III opgenomen concordantietabel.

    Artikel 33

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel,

    Voor het Europees Parlement                       Voor de Raad

    De voorzitter                                                  De voorzitter

    BIJLAGE I

    Broeikasgassen

    Kooldioxide (CO2)

    Methaan (CH4)

    Distikstofoxide (N2O)

    Zwavelhexafluoride (SF6)

    Stikstoftrifluoride (NF3)

    Fluorkoolwaterstoffen (HFK's):

    HFK-23        CHF3

    HFK-32        CH2F2

    HFK-41        CH3F

    HFK-125      CHF2CF3

    HFK-134      CHF2CHF2

    HFK-134a     CH2FCF3

    HFK-143      CH2FCHF2

    HFK-143a     CH3CF3

    HFK-152      CH2FCH2F

    HFK-152a     CH3CHF2

    HFK-161      CH3CH2F

    HFK-227ea   CF3CHFCF3

    HFK-236cb   CF3CF2CH2F

    HFK-236ea   CF3CHFCHF2

    HFK-236fa    CF3CH2CF3

    HFK-245fa    CHF2CH2CF3

    HFK-245ca   CH2FCF2CHF2

    HFK-365mfc CH3CF2CH2CF3

    HFK-43-10mee CF3CHFCHFCF2CF3 of (C5H2F10)

    Perfluorkoolwaterstoffen (PFK's):

    PFK-14, Perfluormethaan, CF4

    PFK-116, Perfluorethaan, C2F6

    PFK-218, Perfluorpropaan, C3F8

    PFK-318, Perfluorcyclobutaan, c-C4F8

    Perfluorcyclopropaan c-C3F6

    PFK-3-1-10, Perfluorbutaan, C4F10

    PFK-4-1-12, Perfluorpentaan, C5F12

    PFK-5-1-14, Perfluorhexaan, C6F14

    PFK-9-1-18, C10F18

    BIJLAGE II

    De herberekende som van broeikasgasemissies door de lidstaten als bedoeld in artikel 21, lid 1

    De herberekende som van broeikasgasemissies door de lidstaten wordt berekend aan de hand van de volgende formule:

    Waarbij:

    – ti,2012 = de jaarlijkse emissierechten van de lidstaat als bepaald overeenkomstig artikel 3, lid 2, vierde alinea, en artikel 10 van Beschikking nr. 406/2009/EG;

    – ti,2022 = de jaarlijkse emissierechten van de lidstaat voor het jaar i overeenkomstig artikel 3, lid 2, vierde alinea, en artikel 10 van Beschikking nr. 406/2009/EG zoals deze berekend zou zijn als de berekening gebaseerd was op de geëvalueerde inventarisgegevens die in 2022 zijn ingediend;

    – ei,j = de broeikasgasemissies van de lidstaat voor het jaar i zoals bepaald conform handelingen vastgesteld door de Commissie overeenkomstig artikel 20, lid 5, na de beoordeling van de inventaris door deskundigen in het jaar j.

    BIJLAGE III

    Concordantietabel

    Beschikking nr. 280/2004/EG || Deze verordening

    Artikel 1 || Artikel 1

    Artikel 2, lid 1 || Artikel 4, lid 1

    Artikel 2, lid 2 || -

    Artikel 2, lid 3 || Artikel 4, lid 3

    Artikel 3, lid 1 || Artikel 7, lid 1, en artikel 7, lid 2

    Artikel 3, lid 2 || Artikel 14, lid 1, en artikel 15, lid 1

    Artikel 3, lid 3 || Artikel 26, artikel 27, artikel 28, artikel 29

    Artikel 4, lid 1 || Artikel 6

    Artikel 4, lid 2 || Artikel 6

    Artikel 4, lid 3 || Artikel 25

    Artikel 4, lid 4 || Artikel 5, lid 1

    Artikel 5, lid 1 || Artikel 22, lid 1

    Artikel 5, lid 2 || Artikel 22, lid 3

    Artikel 5, lid 3 || -

    Artikel 5, lid 4 || -

    Artikel 5, lid 5 || Artikel 23

    Artikel 5, lid 6 || -

    Artikel 5, lid 7 || Artikel 25

    Artikel 6, lid 1 || Artikel 11, lid 1

    Artikel 6, lid 2 || Artikel 11, lid 3

    Artikel 7, lid 1 || -

    Artikel 7, lid 2 || Artikel 12, lid 1, en artikel 12, lid 2

    Artikel 7, lid 3 || -

    Artikel 8, lid 1 || Artikel 24

    Artikel 8, lid 2 || Artikel 7, lid 3

    Artikel 8, lid 3 || -

    Artikel 9, lid 1 || Artikel 30

    Artikel 9, lid 2 || -

    Artikel 9, lid 3 || -

    Artikel 10 ||

    Artikel 11 || Artikel 32

    Artikel 12 || Artikel 33

    FINANCIEEL MEMORANDUM VOOR VOORSTELLEN

    1.           KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

    1.1.        Benaming van het voorstel/initiatief

    Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en een rapportagemechanisme voor overige informatie op nationaal niveau en op het niveau van de Unie met betrekking tot klimaatverandering

    1.2.        Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur[23]

    MILIEU EN KLIMAAT [07]

    1.3.        Aard van het voorstel/initiatief

    ¨ Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie

    ¨ Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie[24]

    ¨ Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie

    x Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie

    1.4.        Doelstellingen

    1.4.1.     De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie

    Dit voorstel kadert in de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei. Het draagt rechtstreeks bij aan de vijf centrale doelstellingen die door de strategie zijn vastgesteld, teneinde de doelstelling om de uitstoot met 20 % te verlagen tegen 2020 te behalen.

    1.4.2.     Specifieke doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteit(en)

    Specifieke doelstelling:

    Uitvoering van EU-beleid en -wetgeving betreffende klimaatactie (ABB-code 07 12)

    Betrokken ABM/ABB-activiteiten:

    07 12 01 (Uitvoering van EU-beleid en -wetgeving betreffende klimaatactie)

    1.4.3.     Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)

    Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen.

    Het bestaande bewakingssysteem moet worden gewijzigd om bepaalde beleidsinitiatieven inzake klimaatverandering uit te voeren en voordelen te verstrekken aan alle burgers en bedrijven, in het bijzonder met betrekking tot de verbetering van de luchtkwaliteit, verzekering van de energiebevoorrading, bevordering van de groei van een groene economie en innovatie. Dit voorstel komt ook de internationale geloofwaardigheid van de EU ten goede door de verstrekking van kwalitatieve informatie over de genomen maatregelen ter bestrijding van de klimaatverandering. Door deze informatie te verzamelen, zorgt dit voorstel er ook voor dat de EU beter voorbereid is op toekomstige uitdagingen op het vlak van klimaatverandering.

    1.4.4.     Resultaat- en effectindicatoren

    Vermeld de indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is uitgevoerd.

    De volgende indicatoren hebben betrekking op de algemene, specifieke en operationele doelstellingen van het voorstel:

    - Aantal overtredingen die zijn vastgesteld op het niveau van de EU of in het kader van het UNFCCC;

    - Aantal tijdig bij de Commissie en/of het UNFCCC ingediende rapporten;

    - De consistentie van de rapporten op EU-niveau met de door de lidstaten ingediende rapporten zoals blijkt uit de controles door de EU en het UNFCCC;

    - De consistentie van de emissiegegevens die zijn gerapporteerd door de lidstaten in het kader van de beschikking betreffende het bewakingssysteem en overige rapportage-instrumenten zoals blijkt uit de controles door de EU en het UNFCCC;

    - De volledigheid van de rapporten van de lidstaten die zijn ingediend bij de Commissie en in het kader van het UNFCCC, vergeleken met bestaande verplichtingen;

    - Gebruik door de lidstaten van gemeenschappelijke rapportagemethodieken en -formaten voor rapporten betreffende financiële en technologische ondersteuning;

    - Gebruik door de lidstaten van nationale en internationale methodologische en rapportagerichtlijnen;

    - De volledigheid van de rapporten van de lidstaten die zijn ingediend bij de Commissie en het UNFCCC, vergeleken met bestaande verplichtingen;

    - Gebruik door de lidstaten van algemene rapportagemethoden en –vormen voor prognoses, beleidsinitiatieven, maatregelen en werkelijke emissies;

    - De beschikbaarheid van gegevens en informatie en de creatie van nieuwe informatiestromen in de door het voorstel beoogde gebieden.

    1.5.        Motivering van het voorstel/initiatief

    1.5.1.     Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

    De doelstelling op korte termijn van dit voorstel is substantieel bij te dragen aan de emissiereductiedoelstelling van de EU voor 2020 en het behalen van de EU 2020-strategie. Het voorstel heeft ook een doelstelling op lange termijn, namelijk de verwezenlijking van emissiereducties in de EU na 2020.

    Op korte termijn moet de Commissie procedures voor het plaatsen van opdrachten opstarten voor de nodige technische ondersteuning bij de tenuitvoerlegging van het voorstel, in het bijzonder voor de beoordeling van de inventarissen door deskundigen zoals bedoeld in artikel 20 van het voorstel.

    1.5.2.     Toegevoegde waarde van de deelname van de EU

    Bepaalde bepalingen van het voorstel moeten worden uitgevoerd op EU-niveau, omdat dit vereist is volgens de EU-wetgeving, namelijk Beschikking nr. 406/2009/EG en gewijzigde Richtlijn 2003/87/EG.

    Omdat de overkoepelende klimaatverbintenissen worden aangegaan op EU-niveau, is het ook doeltreffender de vereiste rapportage-instrumenten uit te werken op EU-niveau. Bovendien is voor het oplossen van de geïdentificeerde problemen, zoals de consistentie en tijdige voltooiing van de rapportage van de EU en lidstaten onder het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering, coördinatie van gegevens en methoden in alle 27 lidstaten noodzakelijk, hetgeen op een meer doeltreffende manier kan worden uitgevoerd op EU-niveau.

    1.5.3.     Belangrijkste uit soortgelijke activiteiten getrokken lering

    Het voorstel houdt rekening met de lering getrokken uit de tenuitvoerlegging van Beschikking nr. 280/2004/EG en de van belanghebbenden ontvangen feedback. Het voorstel heeft tot doel de geïdentificeerde zwakke punten en problemen aan te pakken en de rapportageverplichtingen te vereenvoudigen, waar van toepassing. Uit ervaring bij de uitvoering van de beschikking betreffende het bewakingssysteem is in het bijzonder gebleken dat bepaalde rapportageverplichtingen niet de verwachte resultaten (bv. gevraagde indicatoren) opleverden of dat de informatie niet werd gebruikt zoals verwacht. Deze verplichtingen worden daarom gewijzigd, zodat de rapportage zinvol en betekenisvol is. Nieuwe verplichtingen worden afgestemd op bestaande rapportagestromen en informatiebehoeften.

    1.5.4.     Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere instrumenten

    Het voorstel houdt nauw verband met de Europa 2020-strategie en het Europa 2020-vlaggenschipinitiatief voor een hulpbronnenefficiënt Europa. Het is consistent en complementair met het EU-beleid inzake klimaat, energie en sociale zaken.

    1.6.        Duur van de actie en van de financiële gevolgen

    ¨ Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur

    – ¨  Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

    – ¨  Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ

    x Voorstel/initiatief met een onbeperkte geldigheidsduur

    – De uitvoering start waarschijnlijk in 2013, afhankelijk van de vooruitgang van het wetgevingsproces

    1.7.        Beheersvorm(en)[25]

    x Direct gecentraliseerd beheer door de Commissie

    ¨ Indirect gecentraliseerd beheer door delegatie van uitvoeringstaken aan:

    – ¨  uitvoerende agentschappen

    – ¨  door de Unie opgerichte organen[26]

    – ¨  nationale publiekrechtelijke organen of organen met een openbaredienstverleningstaak

    – ¨  personen aan wie de uitvoering van specifieke acties in het kader van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie is toevertrouwd en die worden genoemd in het betrokken basisbesluit in de zin van artikel 49 van het Financieel Reglement

    ¨ Gedeeld beheer met lidstaten

    ¨ Gedecentraliseerd beheer met derde landen

    ¨ Gezamenlijk beheer met internationale organisaties (geef aan welke)

    Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder "Opmerkingen".

    Opmerkingen

    De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van het grootste deel van dit voorstel. De Commissie geeft advies aan de lidstaten en beoordeelt de rapporten die door hen worden ingediend. Zij controleert, evalueert en verzamelt een gedeelte van de in deze rapporten opgenomen informatie.

    2.           BEHEERSMAATREGELEN

    2.1.        Regels inzake het toezicht en de verslagen

    Vermeld frequentie en voorwaarden.

    Uit het feit of de in het kader van het voorstel vereiste rapporten aan de nationale en internationale vereisten voldoen, zal blijken of het voorstel zijn doelstellingen haalt.

    De in het kader van het voorstel opgestelde rapporten worden jaarlijks, om de twee jaar en/of om de vier jaar beoordeeld op EU-niveau en/of internationaal niveau. De beoordeling van de werkelijke emissies blijft algemeen en wordt verder uitgevoerd door deskundigen op zowel EU-niveau als internationaal niveau. De doelstelling van de beoordeling is het verbeteren van de rapportage en de naleving van doelstellingen en verbintenissen. Voorgesteld wordt dat de beoordeling van alle andere klimaatgegevens en informatie nu ook jaarlijks op EU-niveau wordt uitgevoerd met de focus op de volledigheid en naleving van richtsnoeren, terwijl deze beoordeling om de twee jaar en/of om de vier jaar op internationaal niveau wordt uitgevoerd. De beoordeling wordt opnieuw uitgevoerd door deskundigen en het doel is de naleving te beoordelen en punten die voor verbetering vatbaar zijn te identificeren.

    2.2.        Beheers- en controlesysteem

    2.2.1.     Geconstateerde risico's

    Omdat het voorstel een verordening is, is geen omzetting in nationaal recht nodig. De risico's met betrekking tot de uitvoering van deze verordening zijn beperkt, omdat het voorgestelde systeem een voortzetting en verbetering van het huidige systeem is.

    2.2.2.     Controlemiddel(en)

    De maatregelen die zijn genomen om deze risico's aan te pakken zijn dezelfde als nu: betere dialoog en samenwerking met de lidstaten, met name via het Comité klimaatverandering en zijn werkgroepen, het gebruik van comitéprocedures en technische ondersteuning van het Europees Milieuagentschap.

    2.3.        Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

    Vermeld de bestaande of geplande preventie- en beschermingsmaatregelen.

    Gezien de bedragen en het type aanbesteding zijn aan dit initiatief geen bijzondere risico's op fraude verbonden. De Commissie beheert en controleert het werk met behulp van haar gewone instrumenten, zoals het jaarlijkse beheersplan van het DG CLIMA.

    Interne controlenormen nr. 2, 7, 8, 9, 11, 12, 13, 15 en 16 zijn vooral van belang. Bovendien zullen de beginselen die zijn vastgelegd in Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/202 van de Raad (het "Financieel Reglement") en de uitvoeringsbepalingen daarvan ten volle worden uitgevoerd.

    De procedures voor het plaatsen van een opdracht vallen onder de financiële procedures van het DG CLIMA: gedeeltelijk gedecentraliseerde procedures die hiërarchisch onafhankelijk zijn van de AO(s)D van personen die verantwoordelijk zijn voor financiële initiatie en verificatie.

    Een intern controlecomité (ENVAC) onderzoekt ook de procedure voor het selecteren van een aannemer en controleert de overeenstemming van de procedures die zijn vastgelegd door de ordonnateurs met de voorschriften van het Financieel Reglement en de uitvoeringsbepalingen voor een combinatie van een willekeurig monster en een risicogebaseerd monster van overheidsopdrachten.

    Naast deze maatregelen stellen gedelegeerde handelingen ook technische richtsnoeren vast voor de beoordeling door deskundigen zoals genoemd in artikel 20. Deze richtsnoeren zorgen ervoor dat de personen die de beoordeling door deskundigen uitvoeren, onafhankelijk en voldoende gekwalificeerd zijn.       

    3.           GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

    3.1.        Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonder(e)l(en) van de uitgaven

    · Bestaande begrotingsonderdelen van de uitgaven

    In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

    Rubriek van het meerjarig financieel kader || Begrotingsonderdeel || Type uitgaven || Bijdrage

    Nummer [Omschrijving……………………...……..…] || GK/ NGK ([27]) || van EVA[28]-landen || van kandidaat-lidstaten[29] || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement

    2 || 07.12.01 [Uitvoering van EU-beleid en -wetgeving betreffende klimaatactie] || GK || NO || NO || NO || NO

    5 || 07.01.02.11 [Overige beheerskosten] || NGK || NO || NO || NO || NO

    · Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen – NO

    In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

    Rubriek van het meerjarig financieel kader || Begrotingsonderdeel || Type uitgaven || Bijdrage

    Nummer [Omschrijving………………….…………..] || GK/ NGK || van EVA-landen || van kandidaat-lidstaten || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement

    || [XX.YY.YY.YY] || || JA/NEE || JA/NEE || JA/NEE || JA/NEE

    3.2.        Geraamde gevolgen voor de uitgaven

    3.2.1.     Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

    HET VOORSTEL WORDT UITGEVOERD AAN DE HAND VAN DE BESTAANDE BEGROTING EN ZAL GEEN GEVOLGEN HEBBEN VOOR HET MEERJARIG FINANCIEEL KADER.

    in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

    Rubriek van het meerjarig financieel kader: || Nummer || [Rubriek 2]

    DG: <CLIMA> || || || Jaar N[30] || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || TOTAAL

    Ÿ Beleidskredieten || || || || || || || ||

    Nummer begrotingsonderdeel 07.12.01 || Vastleggingen || (1) || 0,2540 || 1,6310 || 1,631 || 1,631 || 1,631 || 1,631 || 1,631 || 10,04

    Betalingen || (2) || 0,2540 || 1,256 || 1,631 || 1,631 || 1,631 || 1,631 || 1,631 || 9,665

    Uit de middelen van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten[31] || || || || || || || ||

    Nummer begrotingsonderdeel || || (3) || || || || || || || ||

    TOTAAL kredieten voor DG <CLIMA> || Vastleggingen || =1+1a+3 || 0,2540 || 1,6310 || 1,631 || 1,631 || 1,631 || 1,631 || 1,631 || 10,04

    Betalingen || =2+2a +3 || 0,2540 || 1,256 || 1,631 || 1,631 || 1,631 || 1,631 || 1,631 || 9,665

    Ÿ TOTAAL beleidskredieten || Vastleggingen || (4) || 0,2540 || 1,6310 || 1,631 || 1,631 || 1,631 || 1,631 || 1,631 || 10,04

    Betalingen || (5) || 0,2540 || 1,256 || 1,631 || 1,631 || 1,631 || 1,631 || 1,631 || 9,665

    Ÿ TOTAAL uit de middelen van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten || (6) || || || || || || || ||

    TOTAAL kredieten voor RUBRIEK <2> van het meerjarig financieel kader || Vastleggingen || =4+6 || 0,2540 || 1,631 || 1,631 || 1,631 || 1,631 || 1,631 || 1,631 || 10,04

    Betalingen || =5+6 || 0,2540 || 1,256 || 1,631 || 1,631 || 1,631 || 1,631 || 1,631 || 9,665

    Wanneer het voorstel/initiatief gevolgen heeft voor meerdere rubrieken:

    Ÿ TOTAAL beleidskredieten || Vastleggingen || (4) || 0,2540 || 1,631 || 1,631 || 1,631 || 1,631 || 1,631 || 1,631 || 10,04

    Betalingen || (5) || 0,2540 || 1,256 || 1,631 || 1,631 || 1,631 || 1,631 || 1,631 || 9,665

    Ÿ TOTAAL uit de middelen van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten || (6) || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0

    TOTAAL kredieten voor RUBRIEKEN 1 tot en met 4 van het meerjarig financieel kader (Referentiebedrag) || Vastleggingen || =4+6 || 0,2540 || 1,631 || 1,631 || 1,631 || 1,631 || 1,631 || 1,631 || 10,04

    Betalingen || =5+6 || 0,2540 || 1,256 || 1,631 || 1,631 || 1,631 || 1,631 || 1,631 || 9,665

    Rubriek van het meerjarig financieel kader: || 5 ||  Administratieve uitgaven '

    in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

    || || || Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || TOTAAL

    DG: <CLIMA> ||

    Ÿ Personele middelen || 0,254 || 0,508 || 0,508 || 0,508 || 0,508 || 0,508 || 0,508 || 3,302

    Ÿ Andere administratieve uitgaven || 0,275 || 0,275 || 0,275 || 0,275 || 0,275 || 0,275 || 0,275 || 1,925

    TOTAAL DG <CLIMA> || Kredieten || 0,529 || 0,783 || 0,783 || 0,783 || 0,783 || 0,783 || 0,783 || 5,227

    TOTAAL kredieten voor RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || (totaal vastleggingen = totaal betalingen) || 0,529 || 0,783 || 0,783 || 0,783 || 0,783 || 0,783 || 0,783 || 5,227

    in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

    || || || Jaar N[32] || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || TOTAAL

    TOTAAL kredieten voor RUBRIEK 1 tot en met 5 van het meerjarig financieel kader || Vastleggingen || 0,783 || 2,414 || 2,414 || 2,414 || 2,414 || 2,414 || 2,414 || 15,267

    Betalingen || 0,783 || 2,039 || 2,414 || 2,414 || 2,414 || 2,414 || 2,414 || 14,892

    3.2.2.     Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

    – ¨  Voor het voorstel/initiatief zijn geen nieuwe beleidskredieten nodig (het initiatief maakt deel uit van het huidige financieel kader)

    – x Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

    Vastleggingskredieten, in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

    Vermeld doelstellingen en outputs ò || || || Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || TOTAAL

    OUTPUTS

    Soort output[33] || Gemiddelde kostprijs van de output || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Totaal aantal outputs || Totale kosten

    SPECIFIEKE DOELSTELLING Uitvoering van EU-beleid en -wetgeving betreffende klimaat (ABB-code 07 12)

    - Output || Technische bijstand || 0,717 || 2 || 0,254 || 2 || 1,631 || 2 || 1,631 || 2 || 1,631 || 2 || 1,631 || 2 || 1,631 || 2 || 1,631 || 14 || 10,04

    Subtotaal voor specifieke doelstelling || 1 || 0,254 || 1 || 1,631 || 1 || 1,631 || 1 || 1,631 || 1 || 1,631 || 1 || 1,631 || 1 || 1,631 || 7 || 10,04

    TOTALE KOSTEN || 1 || 0,254 || 1 || 1,631 || 1 || 1,631 || 1 || 1,631 || 1 || 1,631 || 1 || 1,631 || 1 || 1,631 || 7 || 10,04

    3.2.3.     Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

    3.2.3.1.  Samenvatting

    – ¨  Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

    – x Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven: (het voorstel/initiatief maakt deel uit van het huidige financieel kader)

    De benodigde huishoudelijke kredieten worden gefinancierd met de middelen die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

    in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

    || Jaar N [34] || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || TOTAAL

    RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || || || || || || || ||

    Personele middelen || 0,254[35] || 0,508 || 0,508 || 0,508 || 0,508 || 0,508 || 0,508 || 3,302

    Andere administratieve uitgaven || 0,275[36] || 0,275 || 0,275 || 0,275 || 0,275 || 0,275 || 0,275 || 1,925

    Subtotaal RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || 0,529 || 0,783 || 0,783 || 0,783 || 0,783 || 0,783 || 0,783 || 5,227

    Buiten RUBRIEK 5[37] van het meerjarig financieel kader || || || || || || || ||

    Personele middelen || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0

    Andere administratieve uitgaven || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0

    Subtotaal buiten RUBRIEK 5 van het meerjarig financieel kader || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0 || 0

    TOTAAL || 0,529 || 0,783 || 0,783 || 0,783 || 0,783 || 0,783 || 0,783 || 5,227

    3.2.3.2.  Geraamde personeelsbehoeften

    – ¨  Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig

    – x Voor het voorstel/initiatief zijn de reeds toegewezen personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

    Raming in een geheel getal (of met hoogstens 1 decimaal)

    || Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

    Ÿ Formatieplaatsen (ambtenaren en tijdelijke functionarissen) ||

    07 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie) || 254000[38] || 508000 || 508000 || 508000 || 508000 || 508000 || 508000

    XX 01 01 02 (delegaties) || || || || || || ||

    XX 01 05 01 (werkzaamheden onder contract) || || || || || || ||

    10 01 05 01 (eigen werkzaamheden) || || || || || || ||

    Ÿ Extern personeel (in voltijds equivalent: VTE)[39] ||

    XX 01 02 01 (AC, END, INT van de "totale financiële middelen") || || || || || || ||

    XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties) || || || || || || ||

    XX 01 04 jj [40] || - zetel[41] || || || || || || ||

    - delegaties || || || || || || ||

    XX 01 05 02 (AC, END, INT – werkzaamheden onder contract) || || || || || || ||

    10 01 05 02 (AC, END, INT - eigen werkzaamheden) || || || || || || ||

    Ander begrotingsonderdeel (te vermelden) || || || || || || ||

    TOTAAL || 254000 || 508000 || 508000 || 508000 || 508000 || 508000 || 508000

    XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel

    De benodigde personele middelen zullen worden gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG worden toegewezen.

    Beschrijving van de uit te voeren taken

    Ambtenaren en tijdelijke functionarissen || Onderneem actie om de verplichtingen van de Commissie uit te voeren (bv. rapporten van lidstaten controleren, analyse uitvoeren, uitvoering controleren).

    Extern personeel ||

    3.2.4.     Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader

    – x Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarig financieel kader.

    – ¨  Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarig financieel kader.

    Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

    ….

    – ¨  Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarig financieel kader[42].

    Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

    ……..

    3.2.5.     Bijdragen van derden aan de financiering

    – x Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden.

    – Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:

    Kredieten in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

    || Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || Totaal

    De cofinancieringsbron vermelden || || || || || || || ||

    TOTAAL medegefinancierde kredieten || || || || || || || ||

    3.3.        Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

    – x Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

    – ¨  Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

    ¨         voor de eigen middelen

    ¨         voor de diverse ontvangsten

    in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

    Begrotingsonderdeel voor ontvangsten: || Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten || Gevolgen van het voorstel/initiatief[43]

    Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … invullen: zoveel kolommen als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

    Artikel …………. || || || || || || || ||

    Voor de diverse ontvangsten die worden "toegewezen", vermeld het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

    ….

    Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.

    ….

    [1]               PB L 49 van 19.2.2004, blz. 1.

    [2]               PB L 33 van 7.2.1994, blz. 11.

    [3]               PB L 130 van 15.5.2002, blz. 1.

    [4]               PB L 55 van 1.3.2005, blz. 57.

    [5]               http://ec.europa.eu/clima/consultations/0008/index_en.htm

    [6]               PB C van , blz. .                                                                                                    

    [7]               PB C van , blz.

    [8]               PB L 49 van 19.2.2004, blz. 1.

    [9]               PB L 33 van 7.2.1994, blz. 13.

    [10]             PB L 130 van 15.5.2002, blz. 4.

    [11]             PB L 140 van 5.6.2009, blz.136.

    [12]             PB L 140 van 5.6.2009, blz. 63.

    [13]             PB L 297 van 31.10.1988, blz. 21.

    [14]             PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32.

    [15]             PB L 33 van 4.2.2006, blz. 1.

    [16]             PB L 309 van 27.11.2001, blz. 22.

    [17]             PB L 161 van 14.6.2006, blz. 1.

    [18]             PB L 304 van 4.11.2008, blz. 1.

    [19]             COM(2009) 147 definitief.

    [20]             PB L 8 van 13.1.2009, blz. 3.

    [21]             PB L 130 van 15.5.2002, blz. 1.

    [22]             PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.

    [23]             ABM: activiteitengestuurd management (Activity-Based Management), ABB: activiteitengestuurde begroting (Activity-Based Budgeting).

    [24]             Als bedoeld in artikel 49, lid 6, onder a) of b), van het Financieel Reglement.

    [25]             Nadere informatie over beheerswijzen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn te vinden op de BudgWeb-site:           http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html

    [26]             In de zin van artikel 185 van het Financieel Reglement.

    [27]             GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.

    [28]             EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.

    [29]             Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten uit de Westelijke Balkan.

    [30]             Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen. De huidige beste schatting voor N is 2013.

    [31]             Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), werkzaamheden onder contract, eigen werkzaamheden.

    [32]             Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.

    [33]             Outputs zijn de te verrichten diensten of de te leveren producten (bv.: aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen, enz.).

    [34]             Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.

    [35]             Elk jaarlijks bedrag op dit begrotingsonderdeel omvat € 0,127 miljoen voor personeel dat belast is met de uitvoering van Beschikking nr. 280/2004/EG (die wordt ingetrokken uit hoofde van het voorstel).

    [36]             De jaarlijkse bedragen op dit begrotingsonderdeel komen overeen met de bestaande kosten met betrekking tot de uitvoering van Beschikking nr. 280/2004/EG (die wordt ingetrokken uit hoofde van het voorstel).

    [37]             Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), werkzaamheden onder contract, eigen werkzaamheden.

    [38]             Elk jaarlijks bedrag op dit begrotingsonderdeel omvat € 0,127 miljoen voor personeel dat belast is met de uitvoering van Beschikking nr. 280/2004/EG (die wordt ingetrokken uit hoofde van het voorstel).

    [39]             AC = arbeidscontractant; INT = uitzendkracht; JED= ‘Jeune Expert en Délégation’ (jonge deskundige in een delegatie); LA= plaatselijke functionaris; END = gedetacheerd nationaal deskundige.

    [40]             Onder het maximum voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen).

    [41]             Vooral voor structuurfondsen, Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en Europees Visserijfonds (EVF).

    [42]             Zie de punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel Akkoord.

    [43]             Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 25 % aan inningskosten.

    Top