EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011AE0061

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het verslag van de Commissie — Verslag over het mededingingsbeleid 2009 (COM(2010) 282 definitief)

PB C 84 van 17.3.2011, p. 7–12 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

17.3.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 84/7


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het verslag van de Commissie — Verslag over het mededingingsbeleid 2009

(COM(2010) 282 definitief)

2011/C 84/02

Rapporteur: de heer CHIRIACO

De Commissie heeft op 3 juni 2010 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te raadplegen over het

Verslag van de Commissie - Verslag over het Mededingingsbeleid 2009

COM(2010) 282 final.

De afdeling Interne markt, productie en consumptie, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 17 december 2010 goedgekeurd.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 19 en 20 januari gehouden 468e zitting (vergadering van 19 januari) onderstaand advies uitgebracht, dat met 154 stemmen vóór en 2 stemmen tegen, bij 4 onthoudingen, werd goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1   Het mededingingsbeleid stond in 2009 vooral in het teken van de economische crisis en de aanpak van de gevolgen daarvan.

1.2   Het EESC pleit voor zo veel mogelijk synergie tussen de Europa 2020-strategie en de strategie voor duurzame ontwikkeling (1), maar ook (zoals in het verleden al is voorgesteld (2) tussen deze strategieën en het mededingingsbeleid. Dit moet voorkomen dat maatregelen elkaar overlappen of – erger nog – elkaar tegenwerken.

1.3   In deze economisch gezien moeilijke tijden bestaat, zeker als het gaat om de financiële dienstverlening, het gevaar dat het economisch evenwicht structureel uit het lood wordt geslagen, hetgeen negatieve gevolgen kan hebben voor de concurrentie en tot schadelijk gedrag kan leiden. Ook al kan de Commissie, zoals reeds eerder is benadrukt (3), niet alle problemen in verband met de economische crisis op haar schouders nemen, ze zou met een gemeenschappelijk beleid van oriëntatie en toezicht toch steun moeten verlenen aan de maatregelen van de toezichthoudende instanties, zoals de Europese Centrale Bank en andere mededingingsautoriteiten.

1.4   Bovengenoemde kwestie is des te prangender nu het Bazel-akkoord  (4) wordt herzien. Als gevolg van deze herziening zullen van de banken meer garanties worden gevraagd om het gevaar van een nieuwe financiële crisis door gebrek aan liquiditeit in te dammen, en zullen bedrijven door de nieuwe regels moeilijker toegang krijgen tot kredieten, waardoor het gevaar bestaat dat het risico zich van de financiële markten naar de reële economie verplaatst. De herziening zou er bovendien toe kunnen leiden dat de Europese banken worden benadeeld ten opzichte van de banken in de VS, waardoor de winsten dalen en de concurrentie op het gebied van risico-investeringen toeneemt.

1.5   Het EESC steunt de Commissie bij haar verdere toezicht op de nationale herstelplannen, zodat er een overzicht kan worden gegeven van de stand van zaken m.b.t. de uitvoering van de afzonderlijke programma's, er kan worden geïnventariseerd welke instrumenten er beschikbaar zijn om sneller voortgang te boeken met die maatregelen en er kan worden gecontroleerd of de afstemming goed verloopt (5).

1.6   Gezien het risico van een obligatieschok als gevolg van de totale schuld van vooral landen als Portugal, Ierland, Griekenland en Spanje zijn speculaties ten koste van de grondstoffenmarkten niet uitgesloten. De Commissie zou aandacht moeten besteden aan de problemen die daardoor voor met name het mkb ontstaan op het gebied van prijzen en lonen, en daartoe ook oplossingen moeten formuleren.

1.7   Het EESC stelt voor om periodiek een controleverslag uit te brengen op het gebied van staatssteun, waarin uitgebreid wordt beschreven welke vorderingen er zijn gemaakt met de tenuitvoerlegging van de genomen maatregelen en de gevolgen daarvan voor de markten worden doorgerekend. Het uiteindelijke doel is een plan voor verbetering van de industriële sector via versterking van de concurrentiepositie van het bedrijfsleven (met name het mkb) en vergroting van de werkgelegenheid. Dit is noodzakelijk voor het herstel van de economie van de EU.

1.8   Het EESC (6) heeft reeds zijn bezorgdheid geuit over de mogelijke gevolgen van interactie tussen het systeem van industriële-eigendomsrechten en het mededingingsbeleid. Daarom zou in het Europese mededingingsbeleid in 2010 ook op dit terrein moeten worden uitgegaan van gelijke, niet-discriminerende voorwaarden en zouden met name kleine en middelgrote ondernemingen (die zich volgens het EESC en de Commissie in een moeilijke positie bevinden) moeten worden gestimuleerd om industriële-eigendomsrechten te verwerven. In het licht van het voorstel van de Europese Commissie voor een talenregeling voor het Europees octrooi en ook gezien de roep van sommige lidstaten om meer samenwerking raadt het EESC aan een formule te zoeken die het mogelijk maakt om de concurrentiepositie te verbeteren, innovatie te bevorderen en de interne markt te versterken op basis van gelijke voorwaarden. Het Europees octrooi mag dan ook op geen enkele wijze leiden tot discriminatie van economische subjecten en staten omdat zulks kan resulteren in oneerlijke concurrentie.

1.9   De landbouw moet in verregaande mate worden geïntegreerd in alle andere EU-beleidsterreinen, om te beginnen in dat van het mededingingsbeleid.

1.10   Wat de energiesector betreft, valt er onder consumenten in diverse lidstaten een grote mate van ontevredenheid te bespeuren over de elektriciteits- en gasmarkt. De hoge prijzen en de geringe kwaliteit van de dienstverlening leiden tot meer kosten voor consumenten en bedrijven en daarmee ook tot een regelrechte concurrentieverstoring.

1.11   Om de economische ontwikkeling een stimulans te geven moet, overeenkomstig het principe van technologische neutraliteit, het kennis- en competentieniveau van beheerders en eindgebruikers van elektronische communicatiediensten worden verbeterd. Daarmee wordt ook beter tegemoetgekomen aan de beginselen van de Digitale Agenda (7).

1.12   Het EESC onderschrijft de definitie van recht op informatie als een combinatie van vrijheid van informatie en het recht om informatie te verstrekken en te vergaren (8). Dit betekent dat veelzijdige informatie te allen tijde volledig, onpartijdig en onafhankelijk dient te zijn. De Commissie moet niet alleen ondernemingen die pluralisme aan banden proberen te leggen en daarmee de vrije concurrentie verstoren, bestraffen, maar ook zo proactief mogelijk de vrijheid van informatie bevorderen.

1.13   Sinds het besluit om de postmarkt per 1 januari 2011 volledig te liberaliseren, heeft de economische crisis de financiële stabiliteit van de traditionele en met diensten van algemeen belang belaste postbedrijven structureel in gevaar gebracht. Om ervoor te zorgen dat deze bedrijven de hun toegewezen taken volledig kunnen uitvoeren en dat het niveau en de kwaliteit van de banen in deze sector behouden blijven, zouden de Europese instellingen een steunregeling moeten invoeren die rekening houdt met deze nieuwe situatie. Op het moment van de goedkeuring van de derde postrichtlijn (2008/6/EG) van 20 februari 2008 was nog niet duidelijk wat de impact en de mogelijke gevolgen daarvan zouden zijn. In meer algemene zin pleit het EESC, gezien de huidige crisis, voor een verdere ondersteuning en ontwikkeling van de diensten van algemeen belang, teneinde de economische, sociale, territoriale en culturele cohesie in de Europese Unie te versterken.

1.14   Wat consumentenbescherming betreft, is het EESC verheugd over de ontwikkelingen die zich hebben voorgedaan in de meer gestructureerde betrekkingen tussen DG COMP en de overige DG's die zich bezighouden met consumentenzaken en consumentenorganisaties, maar betreurt het dat er al meer dan een jaar geen schot meer zit in de concrete tenuitvoerlegging van de 'particuliere' handhaving van de EU-antitrustregels.

1.14.1   Ondanks de steun van het Europees Parlement en het EESC is de Commissie er niet in geslaagd vaart te zetten achter haar in 2005 in het groenboek en in 2008 in het witboek gelanceerde initiatief om EU-schadevorderingen op antitrustgebied efficiënter te maken, met als gevolg dat de rechten van consumenten die schade ondervinden door schending van de antitrustregels, niet worden beschermd.

1.14.2   Het Hof van Justitie heeft lang geleden al bevestigd dat afbreuk wordt gedaan aan de antitrustregels als niet iedereen een beroep kan doen op vergoeding van de schade veroorzaakt door schending van die regels.

1.15   Het EESC roept ook op om goed te kijken naar concentraties in de verschillende sectoren van de economie, om te onderzoeken wat de maatschappelijke en culturele gevolgen daarvan zijn in de industrie, de handel, het ambachtswezen en de landbouw, en om passende aanbevelingen uit te werken voor een actief en duurzaam economisch beleid en voor evenwichtige economische structuren.

1.16   Net als in eerdere adviezen over het mededingingsbeleid zou het EESC de Commissie willen vragen om aandacht te besteden aan het vraagstuk sociale dumping. Hoewel de Commissie zich bijzonder actief opstelt op het gebied van het milieu, zoals ook blijkt uit de talloze anticrisismaatregelen, zou ze meer en ook heel concreet rekening moeten houden met de verschillen die er nog altijd bestaan tussen de nationale wetgevingen op het gebied van gelijke kansen en arbeidsbescherming. Deze aspecten dienen een essentieel onderdeel te vormen van niet alleen het werkgelegenheidsbeleid, maar ook het mededingingsbeleid. Het zijn namelijk factoren die in aanzienlijke mate een stempel kunnen drukken op de marktdynamiek.

1.17   Het EESC juicht het toe dat de Commissie ook in 2009 heeft getracht om meer duidelijkheid te verschaffen omtrent de relatie tussen de socialezekerheidsstelsels en zorgstelsels enerzijds en de economie anderzijds. Het steunt de Commissie bij haar streven naar een meer op basis van solidariteit gefinancierde sociale infrastructuur, naar een sterker maatschappelijk middenveld en naar meer algemeen welzijn in Europa. Het EESC is van oordeel dat de op de nationale sociale wetgeving gestoelde socialezekerheidsstelsels zodanig moeten zijn vormgegeven, dat aanbieders en rechthebbenden daar zonder aanzien des persoons toegang toe kunnen krijgen en dat grensoverschrijdende dienstverlening kan worden vereenvoudigd indien de staat of lokale en regionale overheden daar zelf niet in voorzien. De verhoudingen tussen juridisch en economisch zelfstandige aanbieders die het algemeen nut dienen, zouden in de eerste plaats bij nationale sociale wetgeving moeten worden geregeld.

2.   Inhoud van het verslag over het mededingingsbeleid 2009

2.1   In het verslag over het mededingingsbeleid van 2009 worden de ontwikkeling en toepassing van de instrumenten van het mededingingsbeleid, de maatregelen ten behoeve van de consumenten en de Europese, internationale en interinstitutionele samenwerking beschreven.

2.2   In het inleidende hoofdstuk van het verslag wordt dieper ingegaan op „het mededingingsbeleid en de economische en financiële crisis”.

2.3   Het mededingingsbeleid en de economische en financiële crisis

2.3.1   De rol van het mededingingsbeleid in verband met de crisis

2.3.1.1   Om de zware economische crisis het hoofd te bieden heeft de Commissie maatregelen geformuleerd die de interne markt moeten beschermen door de effecten van de crisis op de reële economie zo veel mogelijk te beperken, het financiële stelsel te stabiliseren en te voorkomen dat er in de toekomst nog eens zo'n crisis uitbreekt.

2.3.2   Beleidsantwoord van de Commissie

2.3.2.1   De Commissie is overladen met talloze verzoeken van lidstaten om noodhulp en heeft daar in zeer korte tijd op weten te reageren.

2.3.3   Herkapitalisatie van de banken

2.3.3.1   Al in 2008 heeft de Commissie een herkapitalisatiemededeling  (9) uitgebracht, waarin onderscheid wordt gemaakt tussen gezonde banken en banken in moeilijkheden en waarin richtsnoeren worden aangereikt voor de beoordeling van kapitaalinjecties als hulpmaatregel.

2.3.3.2   Voor twaalf lidstaten (10) werden garantieregels goedgekeurd. Zeven lidstaten hebben zuivere herkapitalisatieregelingen (11) ten uitvoer gelegd, terwijl zeven andere lidstaten gemengde of holistische regelingen hebben uitgewerkt (12). Daarnaast hebben Spanje, Slovenië, het Verenigd Koninkrijk, Hongarije en Duitsland ook andere vormen van steunregelingen doorgevoerd. Wat steun aan individuele entiteiten betreft, is er toestemming verleend voor herkapitalisatie en andere steunmaatregelen ten behoeve van 29 entiteiten (13).

2.3.4   Besmette activa

2.3.4.1   In februari heeft de Commissie een mededeling over besmette activa  (14) uitgebracht, waarin de criteria worden uiteengezet voor de beoordeling van de maatregelen voor activaondersteuning ten behoeve van financiële instellingen in het licht van de staatssteunregels.

2.3.5   Herstructurering

2.3.5.1   In een mededeling over herstructurering  (15) behandelt de Commissie het vraagstuk moreel risico en stelt ze duidelijke voorwaarden waaraan begunstigden moeten voldoen, om te voorkomen dat het in het verleden vertoonde risicogedrag niet meer wordt beloond.

2.3.6   Andere vormen van hulp buiten staatssteun

2.3.6.1   De Commissie heeft opnieuw gekeken naar de insolventievoorwaarden in verband met boetes die ze op basis van de antitrustregels heeft opgelegd, en daarbij elk afzonderlijk geval apart onderzocht.

2.3.7   Effecten van de crisis op de reële economie

2.3.7.1   De tijdelijke kaderregeling  (16), die tot eind 2010 van kracht is, heeft twee doelstellingen. Ze moet ervoor zorgen dat ondernemingen blijvend toegang krijgen tot financiering en hen ertoe aanzetten om te investeren in een „duurzame toekomst”.

2.3.8   Behaalde resultaten vs. gemaakte kosten

2.3.8.1   In totaal is de staatssteun in 2008 als gevolg van de financieel-economische crisis toegenomen van rond 0,5 % tot 2,2 % van het bbp. Dit komt neer op een bedrag van 279,6 miljard euro. Crisismaatregelen beliepen circa 1,7 % van het bbp.

2.4   Instrumenten

2.4.1   Staatssteuntoezicht

2.4.1.1   In 2009 werd het Actieplan Staatssteun verder ten uitvoer gelegd (17), met de goedkeuring van richtsnoeren voor opleidingssteun (18) en voor steun aan gehandicapte en kwetsbare werknemers (19). Ook voor een diepgaande beoordeling van regionale steun voor grote investeringsprojecten zijn er richtsnoeren goedgekeurd (20).

2.4.1.2   De geldigheidsduur van de bestaande communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (21) is verlengd tot oktober 2012.

2.4.1.3   Per 1 september 2009 is het vereenvoudigingspakket van kracht geworden, dat staatssteunprocedures van de Commissie nog doelmatiger, transparanter en beter voorspelbaar moet maken (22).

2.4.2   Antitrustbeleid

2.4.2.1   De Commissie heeft zes kartelbeschikkingen gegeven (23), waarbij aan 43 ondernemingen voor in totaal 1,62 miljard euro aan geldboetes is opgelegd.

2.4.2.2   De Commissie heeft eindbeschikkingen gegeven in de energiesector (RWE en GdF) en de IT-sector (Intel, Microsoft en Rambus) en besloten om een procedure in te leiden in de sector van de elektronische communicatie (Poolse en Slowaakse gevestigde operatoren op de breedbandmarkt) en de financiële diensten (Standard & Poor's en Thomson Reuters).

2.4.3   Concentratiecontrole

2.4.3.1   Het aantal aangemelde concentraties lag onder de recordniveaus van de voorgaande jaren. In totaal werden 259 transacties bij de Commissie aangemeld en zijn 243 eindbeschikkingen gegeven. Er zijn geen verbodsbeschikkingen gegeven en er zijn geen nieuwe procedures ingeleid op basis van art. 21 van de EG-concentratieverordening.

2.5   Sectorale ontwikkelingen

2.5.1   Financiële diensten

2.5.1.1   De Commissie blijft de multilaterale interbancaire vergoedingen (MIF's), met name van VISA Europe en MasterCard, in de gaten houden.

2.5.1.2   Er is een doorlichting uitgevoerd van het functioneren van de huidige groepsvrijstellingsverordening voor de verzekeringssector, die op 31 maart 2010 afliep. De nieuwe ontwerpgroepsvrijstellingsverordening, die in oktober is gepubliceerd, voorziet in verlenging van de vrijstelling voor twee categorieën overeenkomsten: gemeenschappelijke compilaties, tabellen en onderzoeken, en overeenkomsten betreffende medeverzekerings- of medeherverzekeringspools.

2.5.2   Energie en milieu

2.5.2.1   Het in april goedgekeurde wetgevingspakket klimaat-energie bevat een richtlijn inzake hernieuwbare energie waarmee duurzaamheidscriteria worden vastgelegd voor biobrandstoffen en vloeibare biomassa (24) die eveneens relevant zijn voor de beoordeling van staatssteun op dat gebied. Voorts hebben het Europees Parlement en de Raad een richtlijn vastgesteld tot herziening van de EU-regeling inzake emissiehandel in broeikasgassen (25).

2.5.2.2   In juli hebben het Europees Parlement en de Raad het Energiepakket voor de interne markt  (26) goedgekeurd en heeft de Commissie een voorstel aangenomen voor een verordening betreffende maatregelen tot veiligstelling van de aardgasvoorziening.

2.5.2.3   Voor het eerst heeft de Commissie een boete opgelegd voor een antitrustinbreuk binnen de energiesector. Aan E.ON en GdF Suez werd een boete van in totaal 1 106 miljoen euro opgelegd voor marktverdeling (27).

2.5.3   Elektronische communicatie

2.5.3.1   Tot 2009 heeft de Commissie het gebruik van staatssteun en andere vormen van overheidsfinanciering in Europa voor de bevordering van de toegang van alle Europese burgers tot breedband ten belope van ongeveer 2 miljard euro (28) beoordeeld en goedgekeurd.

2.5.4   Informatietechnologie

2.5.4.1   In 2009 heeft de Commissie twee besluiten vastgesteld die de toezeggingen van Microsoft en Rambus inzake de door hen aangevochten inbreuken juridisch bindend verklaren. Daarnaast heeft ze nog een besluit vastgesteld inzake een boete van 1,06 miljard euro voor Intel, de hoogste die ze ooit aan één onderneming heeft opgelegd (29).

2.5.5   Media

2.5.5.1   Ook in 2009 heeft de Commissie nauw toezicht gehouden op de overgang van analoge naar digitale terrestrische omroep in de lidstaten, met name in Italië en Duitsland.

2.5.6   Farmaceutische industrie en gezondheid

2.5.6.1   Naar aanleiding van een onderzoek naar de farmaceutische sector heeft de Commissie verklaard dat er dringend een gemeenschapsoctrooi moet komen en dat er één speciale Europese procedure moet worden ingevoerd voor de beslechting van geschillen op het gebied van octrooien.

2.5.6.2   De initiatieven van de Commissie op het gebied van gezondheidsdiensten richtten zich vooral op staatssteun. De Commissie heeft uit meerdere lidstaten klachten ontvangen van privéziekenhuizen over oneerlijke behandeling of buitensporige compensaties voor openbare ziekenhuizen (30).

2.5.7   Vervoer

2.5.7.1   Op het gebied van het spoorvervoer heeft de Commissie de overname van de Poolse spoorwegmaatschappij PCC Logistics door Deutsche Bahn AG goedgekeurd (31) en het onderzoek naar een concentratieoperatie, waarbij SNCF gezamenlijke zeggenschap zou verwerven over Keolis, een onderneming voor openbaar personenvervoer, naar Frankrijk verwezen (32).

2.5.7.2   Op het gebied van het zeevervoer heeft de Commissie een mededeling vastgesteld inzake staatssteun voor scheepsmanagementbedrijven (33). Voorts zijn er positieve besluiten goedgekeurd betreffende staatssteun ten behoeve van zeevarenden in Italië (34) en Finland (35), en is de formele onderzoekprocedure die in 2007 was ingeleid ten aanzien van de DIS-regeling in Denemarken, afgesloten. Ook de onderzoekprocedures met betrekking tot de tonnageregelingen in Ierland (36), Denemarken (37), Nederland (38), Slovenië (39) en Polen (40) zijn afgerond.

2.5.7.3   De Commissie houdt toezicht op de luchtvaartsector, die een proces van consolidatie doormaakt met joint-ventureovereenkomsten voor trans-Atlantische routes (41), met fusies van zowel traditionele luchtvaartmaatschappijen als lowcostmaatschappijen (42) en overnames van kleinere regionale spelers door grote traditionele luchtvaartmaatschappijen (43).

2.5.8   Postdiensten

2.5.8.1   Wat betreft de toepassing van staatssteunregels op de postsector heeft de Commissie diverse beschikkingen gegeven die ervoor moeten zorgen dat met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste postbedrijven en hun dochterondernemingen geen onterechte voordelen verleend krijgen.

2.5.9   Automobielindustrie

2.5.9.1   De Commissie heeft een positief oordeel geveld over de impact die de schrootregelingen op diverse nationale markten hadden op de verkoop. Doordat het informatiemechanisme dat door Richtlijn 98/34/EG is gecreëerd, goed functioneerde, kon er worden gezorgd voor transparantie en informatie-uitwisseling en konden belemmeringen voor de interne markt worden voorkomen.

2.5.9.2   Voorts is er toestemming verleend voor verscheidende regelingen voor staatssteun voor de ontwikkeling van voertuigen die beantwoorden aan de groeiende vraag naar schonere auto's en de strenger wordende regelgeving op milieugebied.

2.5.9.3   Op antitrustgebied is een ontwerp voor een groepsvrijstellingsverordening voor motorvoertuigen voor publieke raadpleging gepubliceerd.

2.5.10   Voedingssector

2.5.10.1   In oktober heeft de Commissie in de mededeling over „Een beter werkende voedselvoorzieningsketen” (44) de uitkomsten van een feitenonderzoek naar de voedselsector bekendgemaakt.

2.5.10.2   Er is een rapport vastgesteld over de situatie op de zuivelmarkt  (45), die het in 2009 naar verhouding bijzonder zwaar had. Ook is er nauwer overleg gevoerd met de nationale mededingingsautoriteiten voor de sector.

2.6   Consumentenactiviteiten

2.6.1   De Commissie heeft gedurende het jaar haar activiteiten op dit terrein voortgezet via het contactpunt consumenten, dat in 2008 door DG Concurrentie in het leven is geroepen, en via de Subgroep voor concurrentie, die in 2003 als onderdeel van de Europese Consumentenadviesgroep (ECCG) is opgericht.

2.7   Het Europese concurrentienetwerk (ECN) en samenwerking met nationale rechters

2.7.1   Tijdens een bijeenkomst van DG Concurrentie en de leiding van alle nationale mededingingsautoriteiten is het rapport over convergentie in het clementiebeleid in het kader van de ECN-modelclementieregeling unaniem goedgekeurd (46).

2.7.2   De Commissie werd geïnformeerd over 129 nieuwe onderzoeken van nationale mededingingsautoriteiten en over 69 beschikkingen (47), hetgeen een stijging van 15 % betekent in vergelijking met 2008.

2.8   Internationale activiteiten

2.8.1   DG Concurrentie heeft de samenwerking met andere internationale organisaties die zich bezighouden met mededinging (het International Competition Network, de Competition Committee van de OESO, en de Intergovernmental Group of Experts (IGE) on Competition Law and Policy van de Conferentie van de Verenigde Naties voor handel en ontwikkeling (UNCTAD)), voortgezet.

2.8.2   De Commissie heeft wederom nauw samengewerkt met de Verenigde Staten, Canada, Japan, China en India en nieuwe samenwerkingsovereenkomsten gesloten met Zuid-Korea (48) en Brazilië. Speciale aandacht ging uit naar de samenwerking met Kroatië en Turkije, die aan bepaalde criteria moeten voldoen vooraleer toetredingsonderhandelingen over het hoofdstuk concurrentie kunnen starten, en met de landen van de westelijke Balkan en IJsland, in verband met hun eventuele toekomstige EU-lidmaatschap.

2.9   Interinstitutionele samenwerking

2.9.1   Het Europees Parlement heeft een resolutie goedgekeurd over het witboek schadevergoedingsacties wegens schending van de communautaire mededingingsregels en over het Verslag over het mededingingsbeleid voor 2006 en dat voor 2007.

2.9.2   De Raad heeft van de Commissie diverse bijdragen ontvangen over het concurrentiebeleid ten behoeve van de conclusies die werden goedgekeurd in verschillende Raadsformaties (zoals ECOFIN, Concurrentievermogen, Vervoer, Telecommunicatie en Energie) en van de Europese Raad zelf.

2.9.3   DG Concurrentie heeft op versschillende terreinen, zoals de aanpassing van het mkb aan veranderingen op de wereldmarkt, scheepsbouw en staatssteun, nauw samengewerkt met het EESC.

Brussel, 19 januari 2011

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Staffan NILSSON


(1)  COM(2001) 264 final.

(2)  PB C 128 van 18.5.2010, blz. 18.

(3)  PB C 228 van 22.9.2009, blz. 47.

(4)  Zie het persbericht van het Bazel-comité over de aanscherping van de minimumkapitaalvereisten op

http://www.bis.org/press/p100912.pdf.

(5)  PB C 228 van 22.9.2009, blz. 149.

(6)  PB C 306 van 16.12.2009, blz. 7.

(7)  COM(2010) 245 final.

(8)  PB C 44 van 11.2.2011, blz. 62.

(9)  PB C 10 van 15.1.2009, blz. 2.

(10)  Cyprus, Denemarken, Finland, Ierland, Italië, Letland, Nederland, Polen, Portugal, Slovenië, Spanje, Zweden.

(11)  Denemarken, Finland, Frankrijk, Italië, Polen, Portugal, Zweden.

(12)  Duitsland, Griekenland, Hongarije, Oostenrijk, Polen, Slowakije, Verenigd Koninkrijk.

(13)  ING, KBC, Parex Banka, Anglo Irish Bank, Bank of Ireland, Allied Irish BankFortis, Dexia, Nord LB, IKB, Kaupthing Bank Finland, Ethias, SdB, Banco Privado Portugues, Hypo Real Estate, WestLB, Fionia, HSH Nordbank, Hypo Tirol, LBBW, Kaupthing Luxemburg, Caisse d'Epargne/Banque Populaire, Mortgage Bank of Latvia, Northern Rock, Commerzbank, Lloyds Banking Group, BAWAG, Hypo Group Alpe Adria en RBS.

(14)  PB C 72 van 26.3.2009, blz. 1.

(15)  PB C 195 van 19.8.2009, blz. 9.

(16)  PB C 83 van 7.4.2009, blz. 1.

(17)  COM(2005) 107 final.

(18)  PB C 188 van 11.8.2009, blz. 1.

(19)  PB C 188 van 11.8.2009, blz. 6.

(20)  PB C 223 van 16.9.2009, blz. 3.

(21)  PB C 156 van 9.7.2009, blz. 3.

(22)  PB C 136 van 16.6.2009, blz. 3 (3-12 en 13-20).

(23)  Zaak COMP/39406 - Olieslangen voor maritieme toepassingen; zaak COMP/39401 - E.On/GdF; zaak COMP/39396 - Calciumcarbide; zaak COMP/37956 - Betonstaal (nieuwe goedkeuring); zaak COMP/39129 - Vermogenstransformatoren, en COMP/38589 - Hittestabilisatoren.

(24)  PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16.

(25)  PB L 140 van 5.6.2009, blz. 63.

(26)  PB L 211 van 14.8.2009, blz. 1.

(27)  Zaak COMP/39401. Zie IP/09/1099 van 8.7.2009.

(28)  Daarvan vormde 1,5 miljard euro staatssteun in de zin van artikel 107 VWEU.

(29)  PB C 220 van 12.9.2009, blz. 41.

(30)  Zaak NN54/2009.

(31)  Zaak COMP/M 5480.

(32)  Zaak COMP/M.5557, SNCF/CDPQ/Keolis/Effia.

(33)  PB C 132 van 11.6.2009, blz. 6.

(34)  Zaak N219/2009 – PB C 196 van 20.8.2009.

(35)  Zaken N120/2009 – PB C 232 van 26.9.2009, N67/2009 – PB C 232 van 26.9.2009 en N300/2009 – PB C 299 van 9.12.2009.

(36)  Zaak C2/2008 – PB L 228 van 1.9.2009.

(37)  Zaak C5/2007 – PB L 315 van 2.12.2009.

(38)  Zaak N457/2008 – PB C 106 van 8.5.2009.

(39)  Zaak N325/2007 – PB C 53 van 6.3.2009.

(40)  Zaak C34/2007.

(41)  MEMO/09/168 van 20.4.2009.

(42)  COMP/M.5364, Iberia/Vueling/Clickair.

(43)  COMP/M.5335, Lufthansa/Brussels Airlines; COMP/M.5403, Lufthansa/Bmi; COMP/M.5440, Lufthansa/Austrian Airlines.

(44)  http://ec.europa.eu/economy_finance/publications/publication12926_en.pdf.

(45)  http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2009:0385:FIN:EN:PDF.

(46)  http://ec.europa.eu/competition/ecn/documents.html.

(47)  Beschikkingen op grond van artikel 11, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1/2003.

(48)  PB L 202 van 4.8.2009, blz. 36.


Top